Nederlandse inal CcidócCoirtcmt' ZATERDAG 23 AUGUSTUS 1986 In het Singer Museum in Laren wordt vandaag de expositie „Hedendaagse portretkunst in Nederland" geopend. Een staalkaart van wat hedendaagse, nog levende kunstenaars, in dit door de eeuwen heen misschien wat verbleekte genre te bieden hebben. Honderdvijftig (zelfportretten van evenzo vele kunstenaars sieren tot en met 28 september de witte muren van het museum. Tegelijkertijd verschijnt bij uitgeverij J.H. Gottmer in Haarlem een boek onder dezelfde titel als de expositie, waarin wat uitgebreider wordt ingegaan op de stijl en de achtergrond van de betreffende kunstenaars. Op deze pagina een kleine selectie uit „Hedendaagse portretkunst". Jan Asselbergs, „Rire", 1982, olieverf. Piet Klaasse, „Miles", 1985, pastelpotlood. Teunn Nijkamp, portret van Miep Brons, 1981, olieverf. Mag in een overzicht over de he dendaagse portretkunst het werk van mensen als Sierk Schroder, Kees Verwey en, hoewel inmiddels overleden, A.C. Willink ontbreken? De samenstellers van het boek en de expositie „Hedendaagse portret kunst in Nederland" menen van wel. „Dat juist zij in dit boek niet voorkomen, mag allerminst wor den geweten aan een gebrek aan eerbied, erkenning en waardering", zo schrijft kunstpublicist drs. Hans Redeker in zijn inleiding. Het boek beoogt, zoals Redeker schrijft, „een overzicht te geven van wat onze le vende beeldende kunst van nu aan makers van portretten bezit, met genoeg kwaliteit en de juiste instel ling om voor een portretopdracht in aanmerking te komen". Schro der en Verwey behoren misschien niet ipeer tot de groep die zich ac tief met de portretschilderkunst be zig houdt, het lijkt welhaast heilig schennis aan deze twee grote verte genwoordigers van dit genre voor bij te gaan. Het is een gemis in een boek dat verder elke stijl in het portretteren van mensen heeft opgenomen. Waarbij de commissie die de hon derdvijftig werken selecteerde zich niet alleen beperkte tot het tweedi mensionale: ook beelden kregen hun plaats met foto's van werk stukken van Charlotte van Pal- landt, Pieter d'Hont, Thea Houben en anderen. Wat het boek waardevol maakt, is die enorme verscheidenheid aan stijlen, invalshoeken en - niet minder belangrijk - modellen. He dendaagse portretkunst is niet al leen meer het strakke, „in de lens" kijkende model, de geposeerde mo mentopname, het glimlachende ge zicht tegen een effen achtergrond, gevat in precieus neergezette lijnen. Ook die benadering is veelvuldig te vinden in het boek, maar waar het oog op valt zijn de kleurrijke, met wilde penseel- en potloodstreken neergezette impressies van een ge- Wim van Aken, zelfportret, 1985, olieverf. Gertie Bierenbroodspot, „Hatsjepsut", 1980, tempera op handgeschept papier. laat of figuur, onherkenbaar bijna, maar boeiend door de compositie, de frisheid, en misschien het meest, de originaliteit. Of daarbij nog sprake is van „por tretten", wie zal het zeggen. Het woordenboek (Van Dale) meldt bij portret: „afbeelding van een per soon, waarbij het gezicht als hoofd zaak wordt beschouwd". Gemeten naar de laatste kwalificatie vallen er nogal wat werken in het boek uit de boot, maar slechts weinigen zul len het de samenstellers euvel dui den dat ze toch zijn opgenomen. Ze vormen het bewijs dat portret kunst leeft, geen doodlopende weg is ingeslagen, maar nog steeds door tal van (jonge) kunstenaars wordt beoefend, ook buiten de beperkin gen die de betekenis van het begrip „portret" hen oplegt. Het maakt „Hedendaagse portret kunst in Nederland" tot een fasci nerende zoektocht door beeldend Nederland. Er is geen echte lijn in te ontdekken: de pasteltekening die Piet Klaasse maakte van Miles Da- vis is niet te vergelijken met het ge stileerde naakt van Jan Asselbergs, de statige kop „Hatsjepsut" van Gerti Bierenbroodspot met met het Philip Kerckhoff, „Jurriaan", 1982, aquarel. „staatsieportret" dat Teunn Nij kamp maakte van Miep Brons. Zoveel mensen, zoveel stijlen. Er zijn er die teruggrijpen naar de schilderwijze van de zeventiende eeuw (Cornelis le Mair), nauwge zet, glad, er zijn er ook die het te genovergestelde doen, zoals Pieter Engels met zijn controversiële, met een gouden blinddoek voor zijn ogen geschilderd „Blindgolded portrait". Twee uitersten, waartus sen de Nederlandse portretkunst zich beweegt. Fascinerend, vooral daar waar een model door verschil lende kunstenaars is geportretteerd. De markante kop van Willem Sandberg, oud-directeur van het Stedelijk Museum in Amsterdam, blijkt een bron van inspiratie voor meerdere kunstenaars, evenals het doorgroefde gelaat van schrijfster Clara Eggink. Wat verder opvalt is dat kunstenaars ook zelf veelvuldig model staan voor hun collega's: Charlotte van Pallandt werd ge schilderd door Agnes van den Brandeler, Willy Riesier schilderde zijn collega Kurt Löb, Dick Stapel maakte een portret van Pat Andrea en Frits Stapel een sculptuur van beeldhouwer Hans van der Pen nen. Een „ons kent ons" van het Nederlandse leger beeldend kunste naars. Uiteraard is een dergelijk overzicht nooit volledig. Maar het lijkt er op dat de samenstellers iedereen die iets te betekenen heeft op dit ge bied aan bod laat komen. Met als enige omissie het in het begin van dit verhaal genoemde tweetal. KOOS VAN WEES Hans Redeker: „Hedendaagse portretkunst in Nederland". Uitge verij Gottmer Haarlem. Prijs geb. 79,50, paperback 55,-. Expositie tot en met 28 september in Singer Museum, Oude Drift 1 in Laren. Dag. geopend van 11.00 tot 17.00, zondag van 12.00 *ot 17.00 uur. Maandag gesloten.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1986 | | pagina 23