i na e L. Paul Bremer III: „Verbijsterd door de ingewikkeldheid van dat platte landje" ZATERDAG 23 AUGUSTUS 1986 L. Paul Bremer III, ambassadeur van de Verenigde Staten in het Koninkrijk der Nederlanden, maakt de balans op van een driejarig verblijf in Den Haag. Vol gende week keert hij met vrouw en twee kinderen terug naar Washington om, als de Senaat met zijn benoeming instemt, leiding te gaan geven aan het anti-terro- rismebureau van de Amerikaanse rege ring. Ook al schiet het dagelijkse uurtje joggen er tegenwoordig vaak bij in, am bassadeur Bremer oogt aanmerkelijk jonger dan de 43 jaren die hij oud is. Gebruind gezicht, donkere haardos en een perfect passend pak. Op de man chetknopen prijkt het wapenschild met de adelaar, het symbool van de Ameri kaanse macht. Wanneer wij de riante ambassadeurska mer met uitzicht op het statige Lange Voorhout binnengeleid worden, staat Bremer te lezen in één -van de her en der verspreid liggende Nederlandse kranten. Op zijn bureau bevindt zich een compu ter en even verderop een tv-toestel, dat hem via Teletekst op de hoogte houdt van het laatste nieuws. De boodschap is duidelijk: Paul Bremer weet inmiddels heel wat meer van ons land dan dat het tulpen en klompen voortbrengt. Dat moge ook blijken uit het feit dat de am bassadeur perfect Nederlands verstaat en ook een heel aardig mondje terugpraat. Alleen als er zeer precies geformuleerd moet worden, schakelt hij over op zijn moedertaal". Voorganger Die spreekvaardigheid is één van de vele verschillen tussen Bremer en zijn voor ganger, William Dyess. Deze laatste, hoewel voormalig woordvoerder van het Amerikaanse ministerie van buitenland- se zaken, kon slecht opschieten met de aan „Hollanditis" (afkeer van atoomwa pens) lijdende Nederlanders. Dat kwam zijn superieuren in Washington niet zo van pas in een tijd, dat nog besluiten moesten worden genomen over de plaat sing van 48 kruisraketten in Nederland. Dyess werd dan ook ruim voor het einde van zijn officiële ambtstermijn naar Washington teruggeroepen. Opvolger L. Paul Bremer III (de III in zijn naam betekent dat hij de derde L. 1 Paul binnen zijn familie is) geldt als één van de „zware jongens" van het Ameri kaanse diplomatenkorps. Hij studeerde aan de universiteiten van Harvard en Yale en doorliep vervolgens de diploma ten-opleiding van het State Department. Hij werkte in Malawi, Afghanistan en Noorwegen en was assistent van onder anderen minister Kissinger. Voor zijn benoeming in Den Haag was hij in Was hington een soort kabinetschef van de ministers Haig en Shultz. In 1983 werd Bremer naar dat lastige Holland gedirigeerd, volgens velen om te slagen waar Dyess faalde: de Neder landse regering of beter nog de Tweede Kapier ervan te overtuigen dat de kruis raketten een noodzakelijk kwaad zijn. Zoals bekend slaagde hij met vlag en wimpel. De lucht boven Den Haag is opgeklaard en Bremer kan weer terug. Er is in Washington belangrijker werk voor hem te doen. Dit laatste laat de ambassadeur geheel voor rekening van de interviewers. Hij wil geen commentaar geven op zijn voorganger; en wat zijn eigen vertrek be treft: „Amerikaanse ambassadeurs wor den voor drie jaar benoemd, het was ge woon tijd om te gaan". Over zijn rol in de Haagse besluitvor ming rond de kruisraketten zegt Bremer wel iets maar blijft hij uiterst beschei den. „Dat moet een diplomaat ook zijn. Landen nemen beslissingen aan de hand van eigen analyses. De Nederlandse re gering is tot de conclusie gekomen dat de bereidheid tot plaatsing in haar eigen belang is. Daar ben ik het natuurlijk ge heel mee eens". Over de situatie die zou zijn ontstaan als de PvdA na de verkiezingen van mei in de regering was gekomen, laat Bremer zich niet uit de tent lokken. „Als ambas sadeur moet je nooit over hypothetische kwesties filosoferen. Communiceren en proberen te overtuigen, dat is het werk van een diplomaat". V ertekend beeld Bremer praat dan ook veel liever in wat algemenere termen over ons land. Hij erkent met graagte dat Nederland veel meer is dan een producent van „tulpen en klomps". En ook verzet hij zich tegen de opvatting dat wij een volk vormen van drugsgebruikers, misbruikers van sociale uitkeringen, nietsnutten en pro ducenten van kinderporno, zoals een aantal Amerikaanse tv-reportages de af gelopen jaren heeft willen doen geloven. Die reportages gaven volgens Bremer „een vertekend beeld". Waarbij hij on middellijk aantekent dat veel Nederlan ders op hun beurt een te eenvoudig beeld hebben van de Verenigde Staten. „Ze denken dat Amerika is zoals in de tv-series". Bremer heeft in de afgelopen 36 maan den veel van ons land gezien, maar vindt dat toch te kort om een echt oor deel te durven vellen. „Het is wat wij „een ui pellen" noemen. Als door je één laagje heen bent, stuit je op de volgende. Daarom ook: hoe langer je ergens bent, des te meer begrijp je, maar tegelijkertijd wordt het totaalbeeld steeds gecompli ceerder". Wat Bremer het meest opval lende vindt aan ons land is de volgende schijnbare tegenstelling: „Enerzijds mag iedere Nederlander overal van zeggen wat hij wil en wordt het individualisme aangemoedigd. Maar als er knopen moe ten worden doorgehakt keert men toch altijd terug naar de consensus, neemt men een besluit dat voor iedereen aan vaardbaar is". De ambassadeur lijkt toe te werken naar de wijze waarop ons land tenslotte de eventuele plaatsing van kruisraketten in Woensdrecht heeft aanvaard. Veel Ne derlanders hebben echter de indruk dat uitgerekend bij de kruisraketten een be slissing is genomen, waar een meerder heid van de bevolking het niet mee eens was. Bremer ontkent dit met klem: „In de eerste plaats werd het besluit genomen volgens Nederlandse democratische pro cedures. Het was een besluit van de Ne derlandse regering, aanvaard door het Nederlandse parlement, volgens uw con stitutionele regels. Het is een belangrijke beslissing, mede omdat het een voor beeld is van de Nederlandse steun aan de NAVO. U moet bedenken dat de kruisraketten gekomen zijn op verzoek van Europese overheden. Wij hebben ze niet opgedrongen. Bovendien is het Ne derlandse besluit een belangrijke bood schap voor de Sovjets. Dezen kunnen niet verwachten dat wij met plaatsen zullen stoppen zonder dat er serieus met ons wordt onderhandeld. Zelf heb ik er overigens nooit aangetwijfeld dat Neder land de juiste beslissing zou nemen". Loyaal Ook al heeft er volgens Bremer nooit twijfel bestaan over de loyaliteit van Ne derland aan de NAVO, het besluit tot plaatsing in Woensdrecht heeft de ver houdingen binnen het bondgenootschap verbeterd. Maar de problemen zijn daar mee nog lang niet de wereld uit. De opperbevelhebber van de NAVO- troepen in Europa, de Amerikaanse ge neraal Bernard Rogers, laat zich herhaal delijk uiterst zorgelijk uit over de staat van het bondgenootschap. Bovendien verklaarde onlangs een Amerikaanse on derzoekscommissie, dat de NAVO bin nen vijftien jaar zijn nut kan hebben verloren. Volgens ambassadeur Bremer is de situ atie niet zo alarmerend. „Als je terug kijkt in de veertigjarige geschiedenis van de NAVO, zul je zien dat er altijd span ningen en crises zijn geweest. Er zijn al tijd mensen geweest die nepen dat Ame rika zijn troepen uit Europa zou (moe ten) terugtrekken. Maar achteraf blijkt het met die problemen allemaal mee te vallen". „Vergeet niet: de lidstaten van de NAVO zijn open democratieën. Wij zijn vrij om te zeggen wat wij willen over onszelf én over anderen. Het moet niet worden voorgesteld of het NAVO-lid- maatschap een gunst is aan de Verenigde Staten. De Europese landen zijn omwille van hun eigen veiligheid lid geworden van de NAVO en zo'n lidmaatschap brengt nu eenmaal verplichtingen met zich mee. We worden immers bedreigd door het Oostblok dat, gelet op de erva ringen in Polen, Tsjechoslowakije en Af ghanistan, bereid is geweld te gebruiken. Je kunt die feiten ontkennen of wegmof felen, zoals de vredesbeweging doet. Maar daarmee is die bedreiging niet weggenomen. Niemand wil oorlog, ie dereen wil vrede, maar je moet je wel kunnen blijven verdedigen", aldus de Amerikaanse ambassadeur. Terrorisme Wanneer de Amerikaanse Senaat medio september terugkomt van haar zomerre ces, moeten de leden zich onder meer buigen over de benoeming van L. Paul Bremer III tot hoofd van het anti-terro- rismebureau van de; Amerikaanse rege ring. Een belangrijke positie, gelet op het belang dat de Verenigde Staten momen teel hechten aan de strijd tegen het terro risme. Omdat zijn benoeming nog niet is goed gekeurd, kan en wil Bremer niet al te veel vertellen over zijn nieuwe werk. „Het valt in drieën uiteen. Op de eerste plaats moet het anti-terrorismebeleid van de Amerikaanse overheid worden gecoördineerd. Daarnaast moeten met andere landen akkoorden worden geslo ten tegen het terrorisme of moet worden afgesproken dat bestaande verdragen be ter worden nageleefd. Tenslotte moet ik de Amerikaanse politiek en het publiek uitleg geven over de strijd tegen het ter rorisme". Terreurgroepen krijgen, gelet op zijn uit spraken, in Paul Bremer een krachtige tegenstander, die niet terugschrikt voor hard optreden. Er bestaat bij hem geen enkële twijfel aan de juistheid van de Amerikaanse actie tegen Libië, eerder dit jaar. Bremer: ,-,Militair ingrijpen heeft natuur lijk niet onze vborkeur. Maar op een ge geven moment kan het gewoon nodig zijn. Libië is al jarenlang een bron van terrorisme. We hadden van alles gepro beerd daar een eind aan te maken, tot en met militaire oefeningen voor de Libi sche kust bij wijze van laatste waarschu wing. Na de aanslag op de Berlijnse dis cotheek hadden we waterdichte bewijzen van de Libische betrokkenheid én van plannen om in april en mei nog eens 35 aanslagen te plegen tegen Amerikaanse doelen. Op dat moment was er geen an dere mogelijkheid meer dan militair in grijpen. Die geplande aanslagen zijn tot op heden niet gepleegd. In die zin kun je dus inderdaad zeggen dat de aanval ef fect heeft gehad. Maar aan de andere kant: Libië is nog steeds met terrorisme bezig". V erbolgen In de Verenigde Staten werd nogal ver bolgen gereageerd, toen de meeste Euro pese landen zich kritisch uitten over de aanval op Libië. Ook de Nederlandse re gering keurde de actie af. Toch is ambas sadeur Bremer tevreden over de Neder landse inspanningen tegen het terroris me. „Minister Van den Broek heeft een be langrijke rol gespeeld bij het op één lijn brengen van de Europese landen in de strijd tegen het terrorisme". Gewezen op de tegenstelling tussen woorden en da den van Van den Broek antwoordt am bassadeur Bremer schouderophalend: „Wat heeft meer effect, de woorden of de gemaakte afspraken?" In de strijd tegen het terrorisme is echter meer nodig dan afspraken. Als het aan Bremer ligt zal er een strategie worden ontwikkeld tegen terroristische acties. Veiligheidsmaatregelen alleen zijn im mers niet meer voldoende, verklaarde hij in eerdere interviews. „Terroristen", zo zegt Bremer met na druk, „zijn niets meer dan gewone mis dadigers. Ze moeten dan ook als misda digers vervolgd worden. Je kunt sympa thiseren met de doelstellingen van een bepaalde beweging, maar dat houdt op zodra onschuldigen het slachtoffer wor den van hun acties. Het doel heiligt niet de middelen. .Geen enkele maatschappij kan dergelijk misdadig gedrag accepte ren". Op de vraag of deze redenering ook van toepassing is op de „Contra's", die gewa penderhand proberen de regering in Ni caragua omver te werpen en die hevig gesteund worden door president Reagan, volgt een volmondig: „Ja, dat geldt ook voor de Contra's. Het is voor u mis schien aardig te weten dat de leiding van de Ctpntra's is opgetreden tegen soldaten, die zich aan dergelijke vergrijpen te bui ten waren gegaan". Het moge duidelijk zijn dat Paul Bremer zich niet gemakkelijk uit het veld laat slaan. Ook niet door de vraag waarom Daniel Ortega van Nicaragua wel weg moet en dictator Desi Bouterse van Su riname mag blijven zitten. „Het grote verschil tussen probleemlanden als ener zijds Chili, Paraguay en Suriname en an derzijds Nicaragua is dat laatstgenoemd land probeert zijn revolutie te exporte ren en daar ook geen geheim van maakt. Daarom bemoeien wij ons wel met Orte ga en niet met Bouterse. En ook is het niet zo, al vinden sommigen dat moei lijk te geloven, dat Amerika er een ge woonte van maakt haar onwelgevallige regeringen omver te werpen". JOS TIMMERS RIK IN 'T HOUT DEN HAAG - ..Ja. ik denk dat ik waarschijnlijk naar Den Haag kwant met sommige van dezelfde eenvoudige denkbeelden die veel Amerikanen omtrent Nederland hebben. Veel van mijn landgenoten denken aan uw land als een land van tulpen en klompen. Ik wasdus niet voorbereid op de gecompliceerdheid van het land". ..Als je Nederland bekijkt vanuit de Verenigde Staten zie je een klein land - met weliswaar veel mensen - dat is weggestopt in een hoekje van Europa, waar geen grote geografische verschillen zijn. Normaliter associeer je dat laatste met gecompliceerdheid van een samenleving. Nederland is voor het merendeel plat. Als je hier woont en na een paar jaar terugkijkt ben je verbijsterd door de ingewikkeldheid van de samenleving".

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1986 | | pagina 21