Charles
Urbanus
wil een
voorbeeld
zijn
„Italia
kaputt"
£eidóe(2ouaa*it
AMSTERDAM - Charles Urbanus is
aan zijn laatste toernooi om de wereldti
tel bezig, zijn vijfde. Tussen zijn entree
in en zijn aanstaande vertrek uit het Ne
derlandse negental zit dus een periode
van meer dan tien jaar. En die zijn hem
aan te zien. Het jongensachtige, dat een
van Nederlands meest getalenteerde
honkballers met de zo met deze sport
verbonden familienaam een jaar of zes
geleden nog kenmerkte, is verdwenen.
Zijn gezicht onder het kort geknipte en
aan de voorkant al wat wijkende haar
toont alle kenmerken van een gelouterde
kerel. Waarbij het bijna logisch en van
zelfsprekend is dat ook zijn verhaal een
stuk volwasscner klinkt dan bij een eer
dere ontmoeting.
Bijna ongemerkt is Charles Urbanus van
talent veranderd in routinier, een rol die
hij met verve vervult. Maar dan wel een
van waaruit hij niet de inspiratie put om
jongere ploeggenoten ongevraagd ook
met raad terzijde te staan. „Ik ben best
bereid om beginnende internationals ad-
wiezen te geven, met ze te praten over de
sport. Maar dan moeten ze wel zelf het
initiatief daartoe nemen, er blijk van ge
ven dat ze daar prijs op stellen. In die
gevallen doe ik het graag. Ik heb er ech
ter niet zo de behoefte aan ook in het
honkbal de schoolmeester te spelen. Dat
geeft alleen maar irritatie. Je moet door
je spel een voorbeeld geven. En dat
voorbeeld heb ik altijd willen zijn. En
nog".
Er wordt, zo vertelt Charles Urbanus,
slechts sporadisch door jongere collega's
bij hem aan de bel getrokken. Hetgeen
wellicht iets heeft te maken met het ka
rakter van een honkballer, een wat indi
vidualistisch ingestelde sportman die
een teamactiviteit beoefent. „Dat is nou
juist het aantrekkelijke van honkbal
vind ik", zegt de als tweede-honkman
verdedigend knappe dingen presterende
Uithoorner (31). „Honkbal is waar
schijnlijk de meest individuele team
sport die er bestaat. Je bent zelf bezig en
tegelijkertijd voor de ploeg. Dat heeft
mij altijd zo geboeid. Honkbal vertoont
grote overeenkomsten met tennis, de
echt individuele sport die me ook gewel
dig boeit. Als ik nog eens zou kunnen
kiezen zou ik misschien gaan tennissen.
Maar honkbal was in mijn familie de
sport en daar rolde ik als vanzelfspre
kend in. Maar als ik straks een punt zet
achter mijn carrière ga ik zeker intensie
ver tennissen. Ik doe het nu al en het be
valt me uitstekend, hoewel ik er nauwe
lijks de tijd voor heb. Straks kom ik
misschien tot het besef dat tennis me be
ter ligt dan honkbal. Maar de top daarin
zal ik natuurlijk nooit meer kunnen ha
len. Maar spijt dat ik in honkbal ben
doorgegaan zal ik nooit hebben. Daar
voor ben ik er te zeer aan verknocht ge
raakt. Ook de gedachte dat ik eventueel
met tennis financieel beter tot mijn recht
had kunnen komen zal me niets doen.
Fysiek ongemak
Van* jongsafaan ben ik gewend aan het
idee dat je sport recreatief en op ama
teurbasis moet bedrijven. Dat zit er ge
woon ingebakken. Maar misschien dat
ik in mijn tweede leven voor tennis
kies".
Charles
Urbanus als
tverper in
actie voor het
Nederlandse
team, een rol
die hij als
gevolg van
een lichtelijk
fysiek
ongemak al
enige jaren
niet meer op
zich neemt.
Toch heeft Charles Urbanus ooit gero
ken aan het Amerikaanse beroepshonk
bal, dat tot dusver slechts door de Was
senaarder Win Remmerswaal daadwer
kelijk aan den lijve werd ondervonden.
Net als de tegenwoordig nog in Italië ac
tieve Remmerswaal leek Urbanus als
werper een grote toekomst tegemoet te
gaan. Tot lichtelijk fysiek ongemak hem
moest doen besluiten het grote werk op
de heuvel aan anderen over te laten.
Waarop zijn veelzijdigheid bleek als vel-
der, in welke hoedanigheid hij de fraai
ste verdedigende acties op zijn naam
brengt en met aangooien op het eerste
honk zijn afkomst als pitcher niet ver
loochende.
Charles Urbanus heeft.zich zonder mor
ren neergelegd bij zijn wat minder domi
nerende rol in het nationale team en zijn
daarmee verdwenen kansen op een
eventueel profcontract(je) in Amerika.
Hij wierp zich op zijn studie aan een
academie voor lichamelijke opvoeding
en sinds zes jaar is hij „gymleraar" aan
een LTS in Mijdrecht.
Maar zo veel genoegen als hij nog steeds
put uit zijn honkbalactiviteiten, zo veel
onvrede heeft Urbanus met de ontwik
kelingen in het onderwijs. „De overheid
is verkeerd bezig met de bezuinigingen,
die leiden tot te grote klassen en het af
schaffen van allerlei extraatjes. Dat is
slecht voor de leerlingen die niet meer
voldoende aandacht kunnen krijgen, en
voor de leerkrachten voor wie de toe
komst er ook niet rooskleurig uitziet en
er nauwelijks nog perspectief is. Ik heb
nu 22 lesuren en dat aantal zal ik mis
schien nog een jaar of vier, vijf kunnen
houden. Maar de mogelijkheden lopen
terug. En als jongste leerkracht kom je
dan het eerst in aanmerking om daarvan
de consequenties te ondervinden. En ik
heb er geen zin in om als invaller te
gaan fungeren. Daarvoor ben ik veel te
idealistisch en gedreven bezig. Vandaar
dat ik me aan het oriënteren ben om wat
anders te gaan doen. Maar ik heb nog
eeen flauw idee wat dat moet worden".
Over één ding is Charles Urbanus het al
wel met zichzelf eens. Hij zal zich nim
mer laten „exploiteren". Het is tenslotte
voor welke onderneming dan ook - de
Ook dun bier bij het wielrennen. In
1982 hadden de Italianen hun laatste
wereldkampioen met Giuseppe (Beppe)
Saronni. Toch is Italiè's grootste sport
man van de jaren tachtig een wielrenner:
Francesco Moser. In 1984 won hij niet
alleen de klassieker Milaan-San Remo
en de Giro, maar zorgde hij ook voor
een fantastisch werelduurrecord. De wij
ze waarop Moser zich op dat record
voorbereidde, maakte school. Maar bij
Moser is de scherpte weg en ook Saronni
heeft zijn beste tijd achter de rug.
In de Tour de France die bijna is afgelo
pen, zijn de Italianen figuranten. Met
het algemeen klassement hebben de Az-
zurri niets van doen. De belangstelling
voor de Tour de France is navenant.
Kleine stukjes in de kranten, geen recht
streekse uitzendingen en de uitslag van
sportartikelenfabrikanten niet in de laat
ste plaats - niet onaantrekkelijk om p.r.
te bedrijven met een ex-tophonkballer.
Zeker als die ook nog eens een in de
sportwereld wel zeer bekende naam
draagt.
„Oh", zegt de rap pratende en goed for
mulerende Urbanus, „ik zou best wat op
p.r.-gebied willen doen. Maar alleen
door een bepaalde zaak gebruikt worden
omdat ik Charles Urbanus heet hoeft
voor mij per se niet. Daar heb ik altijd
al voor gewaakt. Een creatieve baan in
die sector of iets in de journalistiek trekt
me wel. Maar nogmaals, ik heb geen
flauw idee wat ik moet gaan doen".
„Eén ding", vervolgt Charles Urbanus,
„weet ik wel zeker: als ik ben gestopt
met honkballen doe ik drie a vier jaar
niets in deze sport. Na zestien jaar inten
sief honkbal even een beetje afstand ne
men lijkt me verstandig. Tenslotte heeft
m'n gezin, waaronder een dochtertje van
een half jaar oud, ook wel eens recht op
mijn aandacht. Daarna wil ik zeker in
het honkbal weer iets gaan doen, coa
ching of zo. Want daarvoor ben ik te
veel aan deze sport gebakken".
Gerichte aanpak
Even terug naar het Nederlandse honk
balteam, dat zo verrassend opende in
het toernooi om de wereldtitel. Het na
tionale negental heeft zich vooral verde
digend sterk gemanifesteerd, hetgeen
grotendeels is toe te schrijven aan de ge
richte aanpak van de Amerikaanse
bondscoach Harvey Shapiro.
„Op de vijf a zes centrale trainingen die
we hebben gehad vóór dit toernooi is
vooral aan de defensie gewerkt", vertelt
Charles Urbanus. „Als je iedereen bij el
kaar hebt doe je meer aan teamwork
tenslotte en dat is het verdedigende ele
ment in het spel. Het slaan is een onder
deel dat dg spelers bij hun clubs in vol
doende mate kunnen oefenen".
Charles Urbanus is het niet eens met de
stelling dat Nederland dan weliswaar
verdedigend sterk opereert, maar aanval
lend enigszins te kort schiet. „Je moet
bij zo'n theorie natuurlijk niet Hamilton
de etappe wordt niet eens genoemd in de
belangrijke nieuwsuitzendingen zo rond
de klok van acht uur.
Treurnis
De treurnis verdween ook niet door het
wereldkampioenschap basketbal in
Spanje. De Italianen, drie jaar geleden
nog Europees kampioen, kwamen er niet
aan te pas. Bij het skiën is het wachten
op een nieuwe Gustavo Thoeni. In het
tennis is ook niemand te bespeuren die
Italië snel aan nieuwe sportroem kan
helpen. Panatta, een goede tennisser die
echter nooit de absolute top bereikte,
heeft nog geen opvolger. Bij de top vijf
tig in het wereldtennis bevindt zich nog
net de jeugdige Cane als enige Italiaan,
Richardson (het vroegere Antilliaanse
slagkanon: red.) als maatstaf nemen. Hij
bepaalde tot tien jaar geleden het gezicht
van de Nederlandse aanval. Maar Ham-
my was een uitzondering. Met Simon
Arrindell en Hudson John vormde hij
tien a twaalf jaar geleden een super-aan
val. Zo'n stel krijg je nooit meer bij el
kaar. Maar ook het spel is anders gewor
den, het niveau is omhoog gegaan. De
pitching is verbeterd en een enkeling kan
niet meer zo'n rol spelen als Richardson
vroeger deed".
niet geschitterd
Zelf heeft Charles Urbanus in de begin
fase van het WK-toernooi in het slag-
perk ook bepaald niet geschitterd. Pas in
de vierde wedstrijd tegen Zuid-Korea le
verde hij zijn vierde honkslag af. Maar
hoe groot de tevredenheid over die met
een tot home-run gepromoveerde klap
ook was, het plezier werd later danig
vergald door het feit dat de twee punten
die de tik over de hekken opleverde ver
volgens in een chaotische voortzetting
werden weggepoetst door twaalf runs
van de Aziaten. Zijn verder matige slaan
betekende ook voor Urbanus zelf een
danige teleurstelling. Die slechts gedeel
telijk werd goedgemaakt door de voldoe
ning die werd veroorzaakt door knappe
veldersacties.
„Misschien kwam dat doordat je je naar
mate die honkslag langer uitblijft een
beetje gaat forceren. En dat is niet goed.
maar onbewust gaat het toch zo. Maar
als je naar dQ laatste WK's kijkt doen we
het aan slag zeker niet minder dan de
meeste andere landen, met uitzondering
natuurlijk van Cuba. In de competitie
ben ik zelf de laatste jaren zeer constant
geweest met een gemiddelde van zo
rond de 0.400. Maar mijn slagprestaties
moeten ook niet worden vergeleken met
het toernooi in Japan van zes jaar gele
den. Toen sloeg ik uitzonderlijk goed.
Ook dat kan een keer gebeuren. Als je
met slaan in een dal zit moet je probe
ren die ommekeer te bewerkstelligen.
Die moet een keer komen. Een pro
bleem is dat je in honkbal niet kunt la
maar hij is beslist geen Bons Becker.
In de atletiek kunnen de Italianen ook
geen potten meer breken nu de twee gro
te atleten Mennea en Simeoni zijn ge
stopt. Alberto Cova, de slimme lange-af-
standsloper die bij de Olympische Spe
len van Los Angeles in 1984 nog goed
was voor een gouden medaille, lijkt over
zijn hoogtepunt heen. Voor de enige
lichtstraal heeft de afgelopen jaren Or
lando Pizzolato gezorgd. Hoewel hij ze
ker niet tot de absolute top van de mara
thonlopers behoort, wist hij twee keer
achter elkaar de meest begeerde mara
thon ter wereld te winnen, die van New
York.
Het Italiaanse volleybal zit in de put en
het enige positieve dat er over het
zwemmen te zeggen valt is dat er nog
niemand is verdronken. Bij het boksen
ten zien dat je meer je best doet. Bij bas
ketbal bijvoorbeeld kun je gewoon har
der gaan lopen. Om iets af te dwingen.
Dat gaat bij ons niet. Dat is wel eens
frustrerend. Het enige dat een honkbal
ler overkomt is dat hij juist fouten gaat
maken, omdat hij onder druk staat. Dan
wordt het een mentale kwestie".
Nooit spijt
Charles Urbanus zal na het voor het
eerst in Nederland afgewerkte mondiale
toernooi met tevredenheid terugkijken
op zijn carrière. „Ik heb door deze sport
veel meegemaakt. Veel van de wereld
gezien. Van Taiwan, Zuid-Korea tot de
Verenigde Staten en Cuba. Veel mensen
ontmoet ook. Dat zijn toch dingen die
ze je nooit meer kunnen afnemen, die
vormend zijn voor je ontwikkeling als
mens. Nee, ik heb nooit spijt gehad voor
honkbal te hebben gekozen. Soms is het
wel eens leuk om te filosoferen over wat
je in een andere sport misschien had
kunnen bereiken. Maar ach ook niet
meer dan voor een dagdroom. Nu speel
ik nog even tophonkbal. Tot nu toe met
veel plezier".
„Twee jaar geleden besloot ik al dat dit
WK mijn laatste optreden in het Neder
landse team zou zijn. Ik wil stoppen op
een moment dat ik er nog plezier in heb.
Als je te lang wacht met zo'n beslissing
is het genoegen misschien weg en dat be
derft dan al het goede voorafgaande.
Waarbij ik moet toegeven dat de keus
voor mij als amateur natuurlijk wat ge
makkelijker is dan voor bijvoorbeeld
een beroepsvoetballer. Die is tenslotte
afhankelijk van de inkomsten uit zijn
sport bedrijven".
Hoewel het uit zijn geconcentreerde op
treden in het veld niet blijkt is Charles
Urbanus in de loop der jaren beter gaan
relativeren. „Je stapt tegenwoordig ge
makkelijker over bepaalde tegenslagen
heen", zegt hij. „Vroeger lag je nog wel
eens 's nachts wakker van een bepaalde
fout die je had gemaakt. Nu kan ik ook
plezierige wedstrijden spelen waarin er
iets is misgegaan".
FRANK WERKMAN
gaapt achter wereldkampioen Oliva een
groot gat. Hard is de klap aangekomen
bij de autoraces van de Formule 1. Fer
rari beleefde zijn laatste grote jaar in
1982. De coureurs Patrese, De Cesaris
en in mindere mate Alboreto hebben de
hoge verwachtingen niet waargemaakt.
Ook de honkballers, aan slag in het in
Nederland aan de gang zijnde WK-toer
nooi, vormen geen uitzondering.
Wat zijn de oorzaken van de malaise?
Repubblica vroeg het de socioloog prof.
dr. Lucio Colletti. Uit diens woorden
kunnen de Italianen echter niet veel
troost putten. Colletti: „Ik weet het ook
niet, misschien excelleren we wel op an
dere gebieden. Maar begrijp me goed: in
bed zijn we evenmin kampioen".
GERARD KESSELS
Charles Urbanus in een geleende outfit vlak voor het toernooi om de amateurwereldtitel
dat vandaag halverwege is.
ROME - Sportief Italië is ten prooi
aan somberheid, omdat grote suc
cessen uitblijven en nieuwe kampi
oenen in geen velden of wegen te
bekennen zijn. „Zelfs de Ferrari's
rijden langzaam", moppert de gere
nommeerde krant Repubblica.
Dc kop boven het artikel laat aan duide
lijkheid niets te wensen oven „Italia Ka
putt?" Een rondgang langs diverse spor
ten maakt al snel duidelijk dat Italië dan
wellicht niet „kaputt" is, maar dat de
zieke toch nauwelijks meer ademt. Het
is overal kommer en kwel. In grote jam-
merverhalen in de Italiaanse kranten
wordt dezer dagen een treurige balans
opgemaakt.
Wat het voetballen betreft, voor de Ita
lianen verreweg het belangrijkste, was
het wereldkampioenschap in Mexico een
catastrofe. Tegen Frankrijk speelden de
Azzurri alsof ze klei in de knieën had
den. Op de nederlaag van 2-0 was niets
af te dingen. Eerder waren Juventus en
Inter al vroegtijdig onderuitgehaald in
de wedstrijden om de Europa Cup. „Dat
is alles", schreef de Repubblica droogjes,
„wij zijn weer klein geworden".