Nieuwe zoutplannen
vriendschapsdaad'
voor Nederlanders
„Nederland is
veel te braaf'
Van der
Klaauw
verlaat
Brussel
finale
MENEER
PEKEL
UIT
DEELZAS:
BRUSSEL - De beminnelijkste
minister van buitenlandse zaken
die we ooit hadden en de aardigste
ambassadeur die Brussel ooit bin
nen zijn stadsgrenzen had gaat in
september ons land vertegenwoor
digen in Lissabon: Chris van der
Klaauw. België zal hem missen,
want op geen van de partijen die er
zo overvloediglijk gegeven worden,
ontbrak hij. Met maar een doel: de
banden tussen de zuiderburen en
ons land zo sterk mogelijk aantrek
ken.
„Ik denk dat ik maar een biertje neem",
zegt hij, „en laten we de jasjes maar uit
trekken", alvorens in de smoorhete am
bassade in Brussel zijn gedachten te or
denen over de vraag of de post Brussel
niet wat overgewaardeerd is. Brussel
kent immers naast de „gewone" ambas
sadeur ook nog eens twee ambassadeurs
van topniveau die ons land vertegen
woordigen bij de EG en de NAVO.
„Het ligt er maar aan wat je van de post
maakt", zegt Van der Klaauw. „Natuur
lijk gaat er bij de collega's bij NAVO en
EG meer om. Dat ik hier, als oud-minis
ter ben, is dan ook puur toeval. De post
kwam vrij en je doet er de Belgen een
plezier mee hier een oud-minister te zet
ten, want voor hen geldt: eens minister,
altijd minister. Toen ik kwam was de re
actie dan ook dat Nederland de Belgen
serieus neemt".
Hij bekent dat zijn functioneren lopen
op eieren betekende: „Je hebt te maken
met het politiek gewoel hiér tussen Vla
mingen, Walen en Brusselaars, Ik' heb
daarom altijd wat veel aandacht ge
schonken aan de Walen, waardoor uit
eindelijk de weegschaal in evenwicht
kwam. Het aardige daarvan is dat het
cultureel verdrag met de Walen nu func
tioneert. Vroeger zouden, ze naar de
Fransen zijn gelopen".
„Ja", zegt hij op de vraag of hij zijn
meeste tijd besteed heeft aan het bijwo
nen van banketten, het doorknippen van
linten en het sociaal nippen aan de bor
rel, „de ambassadeur was er altijd bij
want dat gaf de indruk dat Nederland er
altijd bij was".
Zijn dagtaak was geen kwestie van
reauwerk. „Daar was ik altijd zo
klaar. Maar ik ging het lan<l in. Niet
een politieke boodschap uit te dragen,
maar bijvoorbeeld om commerciële con
tacten te leggen".
De bijzondere relatie tussen Nederland
en België vindt hij een gegeven. „Al was
het alleen maar vanwege de taal. Maar
sinds ik hier gekomen ben is er wat ver
anderd in die relatie en dat kwam door
de Willem-van-Oranjeherdenking. De V
Vlamingen hebben zich to<5& gerealiseerd
dat hun invloed op de Nederlandse han
del, de cultuur en het verzet tegen de
Spanjaarden niet gering was door de gró
te aantallen vluchtelingen die vanuit
Antwerpen naar het noorden trekken.
Dat bij de officiële herdenking in Dfclft
drie vorsten van de Benelux waren, is te
kenend. Dat zou vijftig jaar geleden niet
Ambassadeur Van der Klaauw in zijn werkkamer in Brussel.
gebeurd zijn".
Het ertige echte politieke probleem tus
sen België en Nederland heeft ook Van
der Klaauw niet kunnen oplossen. Het
wordt gevormd door de waterverdragen
uit l"975 waarbij wij de Westerschelde
zouden verdiepen van 43 tot 48 voet,
opdat Antwerpen beter bereikbaar zou
zijn. Als tegenprestatie zou België ervoor
zorgen dat het voor ons drinkwater be
doelde Maaswater schoon en in vol
doende hoeveelheid ons land zou berei
ken. De Belgen hebben die verdragen
parlementair nog niet goedgekeurd. „Het
is een nationaal probleem", aldus Van
der Klaauw. „Het gaat om de vraag wie
betaalt, de Walen of de Vlamingen. Tin-
demans heeft beloofd het nationaal op te
'ëeidóe&hi'umit'
lossen, maar zover is het nog lang niel
De Walen zeggen: Wat hebben wij t
maken met Antweipen? Maar ik zeg dai
altijd: Antwerpen is toch ook jullie ha
ven?".
Of de Benelux functioneert: „Men heel
indertijd niet de consequenties overziel
dat je een gelijkvormig fiscaal en econo
misch beleid moet hebben. Bij ons gaa
de btw nu weer een procent omhoog
maar dat kan niet binnen de Benelux
De weg is nog lang voor we een econo
mische eenheid zijn".
Over het neerkijken van Nederlander
op Belgen zegt hij: „Dat hebben we on
langs weer gezien met de kritiek op di
voetbalverslagen van Rik de Saedeleer
Hij heeft een benadering die wat zuide
lijker is, maar toch niet slechter? Ik hel
me altijd verzet tegen dat neerkijken. Dl
Belgen doen het zo gek nog niet. Wij
doen het economisch bijvoorbeeld nie'
veel beter. Als je bij ons het aardgas era!
trekt dan zijn we niet veel beter af. Et
cultureel gezien kunnen we een voori
beeld aan de Belgen nemen".
In Portugal wacht hem een heel andertj
taak. „Dat is een meer traditionele post|
Belangrijk is de toetreding van Portuga'
tot de EG. Het armste land van de EG
moet zich nu gaan aanpassen. Ik ga dt
ontwikkeling bekijken of Portugal alleet
maar een ontvangend land wil worder
of ook daadwerkelijk met de EG wi
meegroeien. Het Nederlandse bedrijfs
leven heeft interesse in Portugal. We zij*
nu al - maar daar moet je je niet al ti
veel van voorstellen - de tweede inves
teerder na de VS".
ZATERDAG 12 JULI IS
Jesserun d'Oliveira:
„Een afschrikwekkei
voorbeeld hoe een Ei
land met
internationale
verdragen en
schadelijke stoffen k
omgaan
voorzitte]
re1nwater
over
franse
zout-
lozingen:
AMSTERDAM - „Het zal wel
weer pappen en nathouden zijn",
sneert prof. mr. Ulli Jessurun d'O
liveira, voorzitter van de Stichting
Reinwater, als hij verneemt dat de
Franse premier Jacques Chirac ge
zegd heeft dat zijn land zich nu
dan toch zal houden aan het Rijn-
zout-verdrag.
Dat verdrag houdt in dat Frankrijk de
zoutlozingen van de kalimijnen in de
Rijn beperkt. Zoutlozingen die Neder
land, de belangrijkste afnemer van het
Rijnwater, veel schade bezorgen. En dan
met name de Westlandse tuinders, die
het water gebruiken voor het besproeien
van hun gewassen.
„Ik geef niks voor al die mooie Franse
verzekeringen", zegt Jessurun d'Oliveira.
„Mitterrand heeft in '84 al aan koningin
Beatrix beloofd dat het dik voor elkaar
zou komen. Op zijn erewoord als Frans
man. En nu, bij de wisseling van de
wacht in Frankrijk, gaat alles weer met
volle kracht achteruit. En daar gaat je
zoutverdragje".
Jessurun d'Oliveira („Jazeker, ik word er
echt wel een beetje moedeloos van")
heeft reden om sceptisch te zijn. In 1976
werd het zoutverdrag na moeizame on
derhandelingen geboren. Daarin stond
dat Frankrijk in 1980 de lozingen in de
Rijn, om te beginnen met twintig kilo
per seconde moest beperken
„De uitvoering van het verdrag is door
de Fransen eindeloos op de lange baan
geschoven; in '79 riep Nederland uit
protest tegen het Franse tijdrekken z'n
ambassadeur terug. Het hielp niet. En
nu heeft Frankrijk dan beloofd per 1 ja
nuari '87 de lozingen met twintig kilo
per seconde te reduceren. Maar Frank
rijk heeft niet aangegeven hoe het z'n be
lofte zou kunnen nakomen. De afspraak
is dat het zout in de bodem van de Elzas
geïnjecteerd wordt, maar dat weigeren ze
nu dus te doen. Het schijnt, ondanks al
lerlei rechtszaken en ondanks het ver
drag, voorlopig allemaal zomaar te kun
nen".
„Het Rijnzout-verdrag is trouwens nog
slecht ook; het staat feitelijke oplossin
gen in de weg. Zelfs bij uitvoering van
het verdrag is de beperking nog maar
een schijntje in vergelijking met wat er
geloosd wordt (vierhonderd kilo zout
stroomt per seconde door de Rijn). Bo
vendien is het verdrag in strijd met het
beginsel dat de vervuiler moet betalen".
Frankrijk heeft van Nederland, West-
Duitsland en Zwitserland (drie landen
die door de zoutlozingen gedupeerd wor
den) geld gekregen om een installatie te
bouwen die als alternatief kan dienen
voor het lozen van zout in de Rijn. Vol
gens Jessurun d'Oliveira staat het echter
vast dat de Fransen niet van plan zijn
zo'n installatie neer te zetten. De voor
zitter van de Stichting Reinwater vindt
dan ook dat Nederland het geld (45 mil
joen Franse francs) moet terugeisen, om
dat er niets mee gedaan is. „Zwitserland
heeft dat, met succes, al gedaan. Neder
land heeft het indienen van een claim
nagelaten om de kalimijnen onder druk
te kunnen blijven zetten. Dat heeft d
niet gewerkt. Ik denk dat Nederland
ook het geld terug gaal vorderen".
Macht
Hoe is het mogelijk dat Frankrijk de c
lossing van z'n zoutproblemen jarenla
heeft kunnen vertragen? De hooglera;
„Omdat de Nederlandse staat ge
macht heeft. We kunnen geen vuist rr
ken. Nederland is veel te braaf. H
moet harder gaan optreden", klinkt hi
Jessurun d'Oliveira ziet bijvoorbeeld w
brood in het inschakelen van het Int*
nationaal Gerechtshof in Den Haag.
leen als drukmiddel overigens, wa
Frankrijk heeft al eens eerder een u
spraak van het Hof naast zich neer§
legd. „Je kunt ook nog denken aan f
terugroepen van "3e Nederlandse ambt
sadeur en onze douane kan „vervelen»
zijn voor Franse importeurs. En d;
blijven de mariniers nog over", roept 1
plots. „Een vrachtwagen met beton, i
dan de zoutmijn dichtgooien. Ja, natui
lijk, dat is slechts een symbolische acti
maar toch
Tuinders
Jessurun d'Oliveira heeft zijn hoop g
vestigd op de rechtszaken die drie We;
landse tuinders hebben aangespannen t
gen de kalimijnen. „In september kor
de langverwachte uitspraak en als
drie tuinders winnen, krijgen de kalim
nen meteen vijfduizend andere tuinde
op hun dak. Dat zal de Fransen wel t<
andere gedachten brengen. Een simpe
rekensom leert dan dat het beter vo<
hen zal zijn een échte oplossing voor h
zout te kiezen". Hoeveel schade Nede
land als gevolg van de zoutlozingc
heeft geleden is volgens hem overigei
moeilijk te schatten, maar in elk gev,
gaat het om honderden miljoenen gu
dens. „Frankrijk zal dat straks moete
betalen. Met terugwerkende kracht ti
1974. De meter blijft lopen".
De Stichting Reinwater overweegt c
Franse staat (eigenaar van de kalimi
nen) aan te klagen wegens het plege
van een onrechtmatige daad. Overigei
zou dat dan een van de vele zijn. Er li
pen tal van procedures tegen de kalimi
nen. inclusief een aantal hoger-beroep!
zaken.
„Maar het gaat hoe dan ook nog ee
hele tijd duren", voorspelt een realist
sche Jessurun d'Oliveira, „misschie
nog wel tien jaar, ja. En het is een a
schrikwekkend voorbeeld hoe een EC
land kennelijk met internationale vei
dragen en schadelijke stoffen kan ont
gaan".
Met instemming, maar tegelijkertijd m(
een licht afgrijzen citeert Jessurun d'Oli
veira tenslotte een cynische stelling ui
het proefschrift van J.G. Lamers u:
1982: „De hoop is gerechtvaardigd
de Europese Raad in 2025 voor veertie
van de 129 gevaarlijke stoffen een richl
lijn voor oppervlaktewateren heeft gefoi
muleerd".
MARTIN VOORI
Elke seconde worden talloze liters
PARIJS - Er moet nog heel wat ge
beuren willen de Franse kalimijnen
in de Elzas begin januari 1987
minder afvalzout in de Rijn lozen.
Zeker nu Frankrijk eenzijdig heeft
besloten het Rijnzout-verdrag van
tien jaar geleden te wijzigen. In die
zin dat de Franse regering de af
spraak heeft geschrapt om het af
valzout te injecteren in de bodem
van de Elzas.
Veertig procent van de verzilting van de
Rijn wordt veroorzaakt door de kalimij
nen in de Elzas. De affaire is al jaren een
bron van ergernis tussen Nederland en
Frankrijk. Zowel rechtse als linkse rege
ringen in Parijs hebben het probleem op
de lange baan geschoven omdat de be
volking in de Elzas niets wil weten van
de zoutinjecties in de eigen bodem. De
Elzassers. met voorop het neo-gaullisti-
sche parlementslid Pierre Weisenhorn,
zijn bang dat het zout hun grondwater
zal aantasten. In plaats van injecties wil
men het liefst een zoutfabriek die het pe-
kelwater tot strooi- en keukenzout moet
verwerken. Probleem is echter dat de in
ternationale zoutmarkt verzadigd lijkt
en de zoutfabrieken in het nabij gelegen
Lotharingen de Franse consumptie voor
het overgrote deel dekken. Maar deson-
op de Rijn geloosd.
danks heeft de Franse regering dus het
idee van de zoutinjecties laten varen.
„Chirac heeft een moedig besluit geno
men", vindt Pierre Weisenhorn. „De
burgemeesters, de bonden, de milieube
wegingen, kortom iedereen in de Elzas is
altijd tegen injecteren van het zout ge
weest. Twee regimenten gendarmes zou
den eraan te pas hebben moeten komen
om dat plan door te zetten en waar
schijnlijk zouden de installaties dan nog
met explosieven zijn opgeblazen. We
hadden Baskische toestanden in de Elzas
gekregen". Kortom: zoutinjecties zouden
volgens Weisenhorn nooit zijn doorge
gaan.
Meneer pekel
Behalve kamerlid is Weisenhorn ook
burgemeester van het tweeduizend zie
len tellende Illfurth. In zijn eigen regio
staat hij bekend als „Monsieur Saumu-
re" (meneer Pekel), niet in de laatste
plaats vanwege de ontelbare publikaties
en rapporten die hij aan het zout heeft
gewijd. Weisenhorn: „Ik weet dat ik in
Nederland een slechte naam heb. Dat is
niet terecht. Ik houd veel van Holland.
Maar ook van de Elzas. Vanaf het mo
ment dat niet het onherstelbare gebeurt,
dat wil zeggen het doden van de Elzasser
grond, sta ik aan de kant van de regering
om het probleem op te lossen". Vandaar
dat hij het besluit om af te zien van de
zoutinjecties als een „vriendschapsge
baar" aan Nederland ziet, aangezien nu
gepraat kan worden over een echte op
lossing.
„Want laten we er eens van uitgaan dat
er wel was geïnjecteerd.' Met die drie
miljoen ton zout jaag je ook zes miljofen
ton water de bodem in. In een zóne
waar regelmatig aardschokken worden
gemeten. De breuklijn van de Rijn is te
riskant. De Elzas is zo ongeveer net eni
ge gebied in Europa waar ik niet zou
durven injecteren".
Weisenhorn houdt vast aan een zoutfa
briek als oplossing van het probleem.
Daarin zou de helft van de een miljoen
ton achter te houden afvalzouten tot
keukenzout kunnen worden verwerkt.
De andere helft wil hij eventueel boven
gronds opslaan. „Maar als je een zoutfa
briek in de Elzas wil neerzetten dan kom
je aan de maffia-achtige monopolieposi
ties van de zoutproducenten, inclusief de
Nederlandse AKZO. Behalve de vervui
ling van de Rijn is er ook een mentale
vervuiling. Ik heb de cijfers gezien en ik
kan u zeggen dat de winsten van de
zoutfabrieken fors zijn gestegen. Waar
om dan niet meer produceren als je
meer kunt verkopen".
Pekeloorlog
Behalve met het internationale zoutkar-
tel lijkt Weisenhorn een oorlog voor te
bereiden met de fabrieken in het aan
grenzende Lotharingen. „Waarom zou je
de produktie in de Elzas niet een Idem
beetje verhogen en die in Lotharingen
verminderen. Ons zout is een afvalpro-
dukt en wordt dus voor weinig geprodu
ceerd. De kalimijnen zijn in 2005 sowie
so uitgeput. Laat Lotharingen zijn zout
in reserve houden zodat het de Franse
produktie na 2005 kan verzekeren".
De tuinders in het Westiand en de direc
teuren van de Nederlandse drinkwater
bedrijven kopen vooralsnog niets voor
zo'n pekeloorlog tussen de Elzas en Lot
haringen. De fabriek, zo die er ooit
komt, moet nog worden gebouwd. Het
lijkt dus onwaarschijnlijk dat de zout-
massa die in de Rijn geloosd wordt per
januari aanstaande zal afnemen, zoals
Chirac beloofde. „Ik begrijp het scepti
cisme in Nederland", zegt Weisenhorn.
„Vele Nederlandse vrienden hebben me
gezegd dat we nooit iets aan de vervui
ling zouden doen. Maar nu zullen we
echt iets doen. Een oplossing is mogelijk
en dat is nieuw in deze zaak. Maar je
moet de metselaars de tijd laten iets te
bouwen. Als we het bewijs leveren dat
we deze herfst of winter aan een oplos
sing werken, denk ik niet dat Nederland
ons misère aandoet. We zouden in de
lente operationeel kunnen zijn".
BOB VAN HUET