Jan Eijs jaagt en schildert onheil; Jan Blom houdt het op helder en licht Glitter, fluoriserende kledingstukjes en make-up HET POLDERMUSEUM IN NOORDEN BESTAAT EEN JAAR Met de waterfiets de Veense poelen op -.EIDEN OMGEVING £eidóc 6ou/iont VRIJDAG 4 JULI 1986 PAGINA 11 Het is alweer een jaar ge leden, dat in Noorden, in een perfect opgekalefa terde hooimijt achter het erf van het schildersbe drijf van Gerrit Brouwer aan de Simon van Capel- weg 123, Nederlands eer ste en tot nog toe enige Poldermuseum de deur opende. Sindsdien is er heel wat omgegaan in dat frisse uithoekje van Hol lands groene hart. Men komt erop af, van heinde en ver, tot uit Duitsland en België en je ziet er soms ook Oostenrijkers die wel wat anders ge wend zijn dan een polder in het lage land. - Het op zetten van een particulie re „schrijn", zonder enige subsidie (ook de toegang is er gratis) gewijd aan een drassig en moeizaam polderverleden, heeft succes gehad. De televi sie-rubriek Van gewest tot gewest kwam erop af en ging zowat van louter geestdrift spelevaren op dëNieuwkoopse en Noor- dense plassen, dat bijna onvoorstelbaar paradijse lijke watergebied van bij na 10 km. lang, waar de eeuwen tot rust zijn geko men. In dat jaar is er inmiddels weer heel wat veranderd. De drie van de polder bezeten initiatiefnemers zijn tevreden mensen: Gerrit Brouwer (43), Jan Eijs (56) en Jan Blom (65). Als je na een rondgang langs al die kostelijke en eerbied waardige attributen, dieren en foto's, afscheid neemt, kun je het kaartje met dat tekstje erop niet ontlopen: „Vindt u het mooi? Dan hier uw fooi". En dan gooi je natuurlijk een bijdrage in de houten lo keend, symbool van de jacht die op de plassen nooit ver stomd is. Sommige bezoekers zijn zo enthousiast over het geen ze gezien hebben, dat de eend zelfs briefies van 25 in z'n rug geduwti Krijgt. En dan kijkt men ook weer even naar de spreuk boven de deur: „De armoe van het verleden, is 't genot van heden!" „Zo is het toch zeker?", zegt Gerrit Brouwer, „anders waren we niet met dit museum begon- Roerdomp en visotter Midden in de voormalige hooiberg die je nu een „poldermijt" zou kunnen noe men staat een grote tafel, waar je omheen kunt zitten, vol opgezette vogels, wier le vende nazaten nog volop in het natuurgebied aan te tref fen zijn. Ik schrijf dit. terwijl een zwarte kraai me bijna in m'n vingers pikt. Maar daar zijn ook fazanten, verscheide ne uilen, allerhande eenden, zoals de smient, die volgens Jan Eijs nog bij duizenden op Noorden voorkomen: „het ziet er helemaal zwart van". Een roerdomp staat er in schut- houding. Eijs: „Die vogel komt hier ook nog steeds voor; in de afgelopen strenge winter zijn er vijf doodgevro ren". Ook de buizerd, waters nip, fuut, sperwer en het to- renvalkje huizen op tafel, en het vertederende wouwaapje. Achter mijn rug sluipt schie lijk een slinkse bunzing, die doorgaans in de riethopen zijn vertier zoekt. En de visotter komt terug van weggeweest, althans dat schijnt zo, want hij is onlangs weer gesignaleerd in het Noordense. In een kaar zwemmen „levendige" palin gen, de enige levende mu seumstukken. Het Poldermuseum met zijn verhaal over het hele turfpro- ces, het „turfgebeuren" in ruim 700 jaar Nieuwkoop. Zo is het. Het lijkt of Gerrit Brouwer het zelf nog heeft meegemaakt: „In 1200 begon nen we hier met baggeren, omdat het achterland door de golven van de woeste plas be dreigd werd". Ja, vroeger werd hier hard gewerkt in de polder, met ieder in z'n eigen rayon. Honderden mensen die alles goed en netjes bijhielden, zoals de opa en de vader van Jan Eijs, die ook bramenran- ken met een bramentrekker weghaalden: Die troep, daar hadden ze niets aan, aan die bramen". Er was altijd werk; driekwart van Noorden en de Jan Eijs (links) en Jan Blom hebben weer wat op stapel staan in het Noordense Polder museum: de donkere luchten zijn van Eijs, artiest Blom houdt nu eenmaal meer van helder en licht. helft van Nieuwkoop bestond ervan. En zo hanteerde men de bag- gerbeugel, de hengst en de leuter en de boezemschop. Men liep op stikijzers en stik- klompen, nog voordat de laar zen er waren, en werkte met leren handschoentjes om de turf te kantelen en te keren. Dat gebeurde tijdens de laat ste wereldoorlog nog. De pol dermensen deden aan ruigts- nijden (het ruige, vuile riet) en het schone riet ging naar de bollenvelden als „vloerbe dekking". De mosplukkers le verden en doen dat nog aan de boomkwekers en je ziet dat mos ook als verpak king van glas en aardewerk. Op het ijs vond je de ijsvissers die met een enorme ijszaag hele stukken uit het ijs sne den die daarna naar de „ech te" ijskasten, de ijskelders of de ijsschuren gingen. De snoek, de zeelt en de snoek baars waren hun leven niet meer zeker. Boeiend, boeiend, boeiend; je ziet het er zo'n beetje allemaal in het Polder museum achter Brouwers huis. Op mijn omwegen door stad en land kom ik graag mensen tegen. U kunt mij telefonisch of schriftelijk vertellen wie u graag in deze rubriek zou willen tegenkomen. Ik ben bereikbaar via 071 - 12 22 44 op toestel 10. Kunstschilders Maar er is nog meer te zien in het ronde onderkomen: kunstschilders en hun gevoe lige schilderstukken. In een gemeente die vrijwel uit wa ter, vis, blauwe luchten en in drukwekkende kunstschilders lijkt te bestaan. Jan Blom be gon, toen hij met VUT ging, te schilderen en volgde een cursus. Daar leerde hij Jan Eijs, jager en visser, kennen, die enkele jaren eerder met schilderen was begonnen, maar wel bleef jagen en vis sen. Samen zijn ze, als gelijk matige zielen, met schilderen doorgegaan. In het nu bijna complete museum onder het rieten dak. Daar zitten de twee Jannen nu een paar keer in de week zij aan zij hun streken op het doek te penselen. Uit hun blote kop- pie, en soms schilderen ze bei den naar de natuur. Als vin geroefening maakte Jan Eijs, de jagende en vissende artiest, voor het museum een groots panorama met gezicht op Nieuwkoop en Noorden van over de plas; z'n eigen „Pano rama Mesdag", met een lengte van een meter of 5, 6. Jan de palingvisser, de eendejager, staat voor niets als hij z'n ge voelens op doek moet over brengen. Jan en Jan schilderen hun plassen- en poldergebied met verve. Met Pasen hebben ze nog met tientallen doeken ge ëxposeerd. Ze zijn nu met een groepje van vier Gerrit Brouwer doet daaraan niet mee, hij verft weer heel ande re dingen, maar verlustigt zich in de kunst van zijn vrienden Eijs en Blom. Jan Eijs: „Het zou een vaste groep van een man of 7, 8 moeten zijn, om een traditie vast te kunnen houden. De traditie van de oude beroemde Nieuwkoopse kunstschilders van weleer. Er zijn hier ge noeg amateur-schilders. Maar ze moeten even durven, ze moeten even een zetje hebben om over de drempel te ko men. Dat is ons streven". Noem het een nieuwe Noor dense (het mogen ook Nieuw- kopers zijn natuurlijk) kunst kring. Wat dat betreft funge ren Eijs en Blom als „lokeen den", levende lokkers in hun eigen illustratieve jachtgebied. Milieuboot Jan Eijs, ook artiest in z'n ui terlijk, onderhoudt tevens schoonmaakdiensten. „In deze tijd vaar ik met een milieu boot voor de gemeente de plassen op om ongerechtighe den te verwijderen, plastic zakken weghalen, w.c.'s schoonmaken, kijken of er niet te veel neergeslingerd wordt. Het stikt hier op het ogenblik ook van de zeever kenners, daar moet ik dan ook enig toezicht op houden, een keer of drie in de week. Het is nu wel erg druk op de plassen, iedereen gaat het wa ter op. Dan zie je ook weinig publiek in ons museum. Als het zo heet is valt het niet mee. Maar slechtachtig weer levert behoorlijk wat bezoe kers op; we hebben er wel 400 op een dag gehad". Jan Eijs is dus van alles tege lijk: visser, jager, opziener, schoonmaker en kunstschil der met een artiestenhoofd. Hij kent de plassen al sinds hij een Eijs-knaapje was. Daarom schildert hij z n plassenwereld uit het hoofd. Hij komt er im mers zowat elke dag mee in aanraking en kent nagenoeg elke drijvende veenklomp, waar je zelfs een mensenge zicht aan kunt geven, een veenkop, die wel snel slinkt, zoals bij de oeroude menselij ke wezens die in het veen ge vonden zijn. Ik heb zelfs even gedacht: Jan Eijs heeft een veenkop, maar dan niet ge krompen en goed geconser- door Ton Pielers veerd en nog veelbelovend voor de toekomst. Alles hangt van veen aan elkaar in deze oer-Hollandse waterrijkdom. Zo zitten Blom en Eijs dus vaak naast elkaar op niveau te schilderen in het Polder- museum. Wachtend op vakge noten die hetzelfde in de vin gers en de fantasie hebben. Een leuke verkoop ook, want de conterfeitsels mogen er zijn; de twee Jannen zijn geen zondagschilders. Daarenboven zit bij Eijs het jagen in het bloed. Hij schiet beroepshalve en zonder pardon eenden bij de vleet en slijt die aan ver lekkerden en, als het er veel zijn, aan de poelier. Neem de kleine watersnip. Als het diertje op het menu staat, eet men waarlijk in een speciali teitenrestaurant. Al schilderend zitten Jan en Jan elkander niet artistiek op te jutten. Ze hebben hun ei gen stijl en opvatting en excu ses. Artiest Eijs houdt niet van mooi weer, leeft op bij dreiging. Hoe harder het waait en te keer gaat, hoe on heilspellender, des te mooier vindt-ie het. Jan Blom, daar entegen, is de man van de mooie, heldere luchten, „niet dat zwarte en donkere, maar wel bewolking hoor, ja zeker, dat wel". Je haalt de twee baasjes wanneer komen er anderen bij? zö uit elkaar, die naturalisten. Jan Eijs: „Bij ons zie je hoe het echt is. Geen figuratief gedoe en zo. Bij mij zie je het onweer aan komen. Dan gaat de plas eventueel gebukt onder de aankondiging van hemels ge weld. Bij Jan Blom lijkt het of hij z'n schaapjes op het droge heeft voordat de bui losbarst. Mooi toch? En ik weet ook wel hoe ik riet moet schilde ren. Dat hoeft een tekenleraar mij niet te vertellen. Zo'n man heeft nog nooit riet in z'n handen gehouden. Maar het is wel leerzaam hoor, zo'n cursus. Daar niet van". Bijdragen: Jeannette Schreuder en Frans Bo thof Foto's: Wim van Noort en Milan Konvalinka Tips: 071-122244, toestel 23 Wat is tijdens een snikhe te dag lekkerder dan op je gemakkie te dobberen op de Hollandse polders lootjes. Geen drukke mensenmassa's, geen mo torengeronk, maar alleen het gezelschap van freew heelende futen, keuve lende koeten, zwierige zwanen en energieke eenden, het geruis van het statige riet en het ge klots van het kabbelende water tegen de boeg. Met een combinatie van glitter, fluoriserende kle dingstukjes en make-up en een variatie van Brazi liaanse en Amerikaanse showelementen bracht gistermiddag het Holland Showballet van Penney de Jager in het attractie park Duinrell een werve lende show. De Ameri kaanse zanger Joe Bour ne zong het geheel aan elkaar en daarmee is het Wassenaarse pretpark deze zomer een nieuwe, gegarandeerd succesvolle, attractie rijker geworden. De Zomershow bevatte zoveel onderdelen dat voor alle ge neraties wel wat leuks te zien is. Een pikant ballet-nummer tje over een man die niet van de meisjes af kan blijven, een mooie versie van het ballet van „Chorus Line" en een schitterende door Joe Bourne gezongen Sam Cooke medley, met liedjes als „She was only sixtheen en „We're having a party". De Amerikaanse, in Wassenaar wonende zanger, bleek trouwens zijn veelal kleine en jonge toehoorders niet te vergeten. Op een spon tane wijze wist hij keer op keer het veelal jonge publiek tot meezingen te bewegen. Zo ontstond in de ietwat te war me feesttent ook nog een leu ke sfeer. Afgewisseld door soms snelle en vaak met uiterste concen tratie gepaard gaande ballet- nummers was de Zomershow een lust voor oog en oor. De show is meer een schouw burgzaal dan een theatertent waardig. Dat. zoals Penney de Jager na afloop vertelde al deze nummers in maar zes weken tijd ingestudeerd wa ren, was aan de kwaliteit van het optreden zeker niet te merken. Wel lijkt een serie van vier optredens per dag in Duinrell wat aan de hoge kant. Het Showballet treedt tot en met 3 augustus in de theatertent in Duinrell op. Ie dere show duurt 35 minuten en is gratis toegankelijk voor bezoekers van zowel attractie park als camping. De 30 dans meisjes wisselen elkaar af. Penney's showballet bestaat totaal uit een club van 30 maar voor iedere zomershow treden er 15 op. Zo is het zelfs mogelijk dat Penney de Jager met een groep van haar Showballet tussen de optre dens in Duinrell door volgen de week nog een dansdemon- stratie in Straatsburg geeft Voor Joe Bourne is geen ver vanger mogelijk. Hij zingt ie dere dag. Behalve op zater dag, want dan is er geen zo mershow. Na de première van de Zo mershow was het nog niet ge daan met de spektakels op Duinrell. De Evangelische Omroep had de ligweide van het Tiki-zwembad in bezit ge nomen voor een directe tele visie-uitzending van Cam ping '86". Prsentator Bert van Leeuwen en zijn maatje, de reusachtige, maar o zo schati- ge „Bontje Blauw" wisten de kinderen een uur lang te amuseren met sketches en vrome liedjes. Een trotse graaf Van Zuylen, eigenaar van pretpark Duinrell, tussen zijn nieuwste attractie: de dames van het Holand Showballét van Penney de Jager, samen met de dansleidster en zanger Joe Bourne. „Ons idee", dachten Jip (44) en Lucienne (36) Hoogenboom van café-bar 't Veen aan de Langeweg 16 in Roelofarends- veen. Zij breidden het terras achter hun café flink uit en schaften zich een tweetal wa terfietsen en zes roeibootjes aan. Een gouden greep, zo bleek, want de belangstellen den staan dagelijks te trappe len van ongeduld om zich voor een tientje per uur met één van de twee gloednieuwe waterfietsen op de Veense poelen te begeven en van daaruit het schone polder landschap te verkennen. Ge zellig met z'n tweetjes of met wat goede wil met het hele gezin in de rood-wit te trapbak. „Laatst speelden mensen het klaar om er zes personen, een kinderwagen en een tas met proviand in te krijgen, en er ging er niet eens één over boord", verbaast Lucienne zich. Niet dat een onverhoop te duik in het water zo ramp zalig is, want het water van de poelen mag er volgens de caféhouders „best wezen". En met deze temperaturen is het ook in het water goed toeven. Lucienne en Jip Hoogenboom uit Roelofarendsveen met hun roodwitte watermonsters die het Zuid-Hollands polderlandschap onveilig maken. Het is volgens Jip en Lucien ne even wennen aan het ma noeuvreren met de waterfiet sen. „Je hebt de neiging steeds de verkeerde kant op te gaan, maar na even oefe nen trap je er lekker op los". De waterfietsers die de tocht naar de door slootjes doorsne den Oostpolder ondernemen, dienen onderweg beslist wel een aantal herkenningspun ten in hun hoofd te prenten. Of a la Klein Duimpje wat stukjes brood achter te laten, al zullen die vermoedelijk een prooi zijn voor de eetgrage eenden. „Het gebied is zo uit gestrekt datje gemakkelijk de weg kwijt raakt", waarschu wen Jip en Lucienne. Vooral mensen „van buiten het dorp" raken volgens hen zonder op te letten het spoor bijster. „Laatst bleven mensen meer dan drie uur langer weg. Die waren totaal verdwaald. We willen dan ook niet dat de mensen na negen uur 's a- vonds er nog met de bootjes op uit gaan. In het donker kunnen ze zich helemaal niet meer oriënteren". Behalve de waterfietsen, ver huren Jip en Lucienne ook „gewone roeibootjes om de polder mee te doorkruisen. „Die verhuren we voor een tientje per dag. Vooral vissers maken daar dankbaar ge bruik van. Zowel 's winters als 's zomers, want échte vis sers laten zich door barre weersomstandigheden nauwe lijks tegenhouden". Onbegrijpelijk vinden Jip en Lucienne dat niet meer men sen de stilte en schoonheid van het overvloedig aanwezi ge waterlandschap rond Roe lofarendsveen opzoeken. „Het is hier toch hartstikke mooi. Er zijn gewoon veel te weinig faciliteiten. De unieke moge lijkheden die het gebied heeft, zouden veel meer gepromoot moeten worden", aldus Jip en Lucienne, die zelf alvast het goede voorbeeld hebben gege ven.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1986 | | pagina 11