Herman Pieter de Boer:
schrijvende duizendpoot
Katendrecht als het Europese Chinatown
BOEKEN
£etdóc(3ou/umt
Aardige verhalen van
Maarten Spanjer
Een wonderkind
gefrustreerd door de
politiek van zijn tijd
Bijzondere anti-stof van
Amerikaans historicus
Kiki:leuke
jeugdserie
„Groninger Bach" vai
Marie-Claire Alain
Japanse keuken haalt
hoogste rendement uit
elk onderdeel
ZATERDAG 28 JUNI 1986PAGIH
DEN HAAG De belangstel
ling voor China en haar inwo
ners is de laatste jaren enorm
toegenomen. Vele tienduizen
den Nederlanders verdiepen
zich wekelijks via de Teleac-
cursus in de Chinese cultuur
en taal en ook als vacantieland
is China steeds meer in trek.
De belangstelling voor de Chi
nees beperkte zich nog niet zo
lang geleden tot het restau
rant.
Dat het Rotterdamse Katen
drecht voor de oorlog in alle
wereldhavensteden het Euro
pese Chinatown werd ge
noemd is dan ook nauwelijks
bekend. In het boek ..Chinee-
zen en ander Aziatisch onge
dierte" gaat drs. W. Wubben
uitgebreid in op de lotgevallen
van de Chinese immigranten
in ons land in de periode van
1911 tot 1940. De titel is ont
leend aan een ambtelijk rap
port uit 1932 van het ministe
rie van justitie.
Uitgebreid wordt beschreven
hoe de Chinezen in i911 als
eerste niet-Europese gastarbei
ders naar ons land kwamen en
zich vestigden in Rotterdam
en Amsterdam. De Chinese
zeelieden werden na de op
komst van stoomvrachtvaart
in de 19e eeuw vooral gebruikt
op Westerse schepen voor het
zware stokerswerk. Het tijd
stip dat zij in Nederland arri
veerden was niet willekeurig:
de reders gebruikten hen als
wapen tegen de op dat mo
ment stakende zeelieden. De
ontvangst door de plaatselijke
bevolking was dan ook zonder
meer vijandig te noemen. Een
en ander versterkte het isole
ment waarin de Chinezen te
recht kwamen.
De crisis, die ook de scheep
vaart trof, maakte noodge
dwongen een einde aan het
isolement van de vooral na de
Eerste Wereldoorlog snel ge
groeide Chinese wijken in
Rotterdam en Amsterdam.
Werkloos, zonder steun en ge
dreven door honger begonnen
de ex-zeelieden met de ver
koop van pindakoekjes. Het
ging hierbij om een van oor
sprong Zuidchinese zoetigheid,
die bestond uit water, suiker,
Eïinda's en een scheut azijn. De
ekkernij bleek ook in Neder
land aan te slaan. Met de aan-
bevelingsroep „pinda, pinda,
lekker 5 cent" verspreidden de
Chinezen zich binnen enkele
jaren over het hele land. De
pindaman werd een nationale
bekendheid.
Rond die tijd kwam de over
heid met het „Chinezenpro-
bleem" op de proppen. Hoewel
met de pindanandel een deel
van de nood werd weggeno
men vreesde de overheid dat
financiële hulp aan deze geslo
ten bevolkingsgroep op den
duur onvermijdelijk was. Een
andere zorg betrof de vrees
dat de uithongerde Chine
zen tot verstoring van de
openbare orde zouden over
gaan. De auteur van het boek
wijt het ontstaan van het
„Chinezenprobleem" echter
vooral aan het in die tijd opko
mend fascisme en nationaal
socialisme.
Een onderzoek, verricht door
de latere prof. F. van Heek,
naar de bestaande problema
tiek sloot geheel aan bij het in
die tijd heersende klimaat.
Van Heek ging vooral uit van
de de economische bruikbaar
heid van de Chinezen. Dege
nen die fysiek niet meer in
staat waren tot arbeid, moes
ten maar naar het land van
herkomst worden terugge
stuurd, concludeerde hij.
FONS VAN RIJN
„Chineezen en ander Azia
tisch ongedierte". Drs.
H. Wubben. Uitgeverij De
Walburg Pers, Zutphen.
Prijs ƒ29.50.
Maarten Spanjer.
Niet anders dan doorgaans het
geval is met verhalenbundels
van debuterende auteurs, is
ook Maarten Spanjer in het
boekje „Eigen schuld" bezig
met jeugdherinneren, fictief of
werkelijk. Hij vertelt keer op
keer over de wederwaardighe
den van een jongetje/puber,
die doorgaans Maarten heet.
Nergens wordt afgeweken van
de schijn dat het om autobio
grafische verhalen gaat. Daar
mee voegt Spanjer zich heel
traditioneel in de lange rij van
debutanten met jeugdleedver-
werking.
Het aardige van „Eigen
schuld" is de simpele recht
streeksheid van vertellen. Met
een simpele kloekheid van
vorm, structuur en taalgebruik
worden eenvoudige, herken
bare situaties beschreven. Dat
heeft een zekere charme. Maar
de visie van de auteur blijkt
beperkt te zijn: een kleine we
reld is slechts door hem te vat
ten, wat dan weer aardig in
dienst gesteld wordt van de in
houd: de ervaringen van een
jongetje, een jaar of vijf-en-
twintig geleden. Een reeks van
achterhaalde feiten en gevoe
lens.
Opa op de kamer van de ik
persoon als de oude, eenzame,
vieze man „in" moet komen
wonen. Toestanden als Jaap
van Meekren thuis een tv-re-
portage komt maken over alle
ellende die reuma - waar de
moeder aan lijdt - met zich
meebrengt. De hebbelijkheden
van vader, de gezagsverhou
dingen in het gezin en de
machtsstrijd van twee broers.
De teleurstelling van de jon
gen als hij de stoute schoenen
aantrekt en in de Amsterdam
se rosse wijk bij een mevrouw
binnenstapt, waar alles wat hij
aan romantiek verwachtte
snel afgebroken wordt. Ver
makelijk genoeg allemaal.
Al het leed, dat de hoofdper
soon op wat cliché-matige ma
nier toegeschoven krijgt,
neemt de verteller kennelijk
met een flinke schep zout,
waarmee hij de lezer aanraadt
maar hetzelfde te doen. Dat is
een veilige weg voor alle par
tijen. „Eigen schuld" is dan
ook een verhalenboekje waar
de auteur zich zonder kleer
scheuren uit redt, waar de le
zer zonder enige moeite zijn
weg in vindt en waar niemand
veel aan zal hebben.
JAN VERSTAPPEN
Maarten Spanjer „Eigen
schuld". Verhalen. Uitgave
De Arbeiderspers. Prijs
ƒ24.50
Is het nu voor- of nadelig om
een wonderkind te zijn Lijdt
een onverzadigde leeswoede,
het schrijven van Latijnse ge
dichten. kortom van intellec
tuele vroegrijpheid tot stagna
tie en onvolgroeidheid Dit is
een vraagstuk dat aan bod
komt in een nieuwe studie
over het leven van Hugo de
Groot (internationaal bekend
onder de naam Grotius). De
17de eeuwse geleerde (1583 -
1645) was zo'n wonderkind.
Hij heeft niet de glanscarrière
gehad, waar hij geschikt voor
leek te zijn.
Onlangs verscheen van de
hand van de directeur van het
Grotius-Instituut in Den Haag,
dr. H.J.M. Nellen, een boekje
over de loopbaan van „de ge
leerde staatsman". Nellen
graaft de strijdbijl op en keert
zich tegen de visie die door J.
Romein in „Erflaters" is vast
gelegd. In dit standaardwerk
wordt Hugo de Groot, „het
Delfts orakel", verweten als
politicus behoorlijk gefaald te
hebben. De directeur van het
Grotius Instituut spreekt dit
tegen. Het leven van De Groot
is „de ontwikkelingsgang van
een hoogbegaafde, die uit een
brede waaier van talenten te
kiezen had, er slechts enkele
kon benutten en de anderen
moest laten liggen". Volgens
Nellen streefde De Groot, als
geëngageerd intellectueel,
naar een veel hoger doel dan
het politieke gekissebis van
zijn tijdgenoten. De eenwor
ding der christenheid, dat
stond bij de uit ons land ver
bannen geleerde centraal.
Veel succes heeft zijn streven
niet opgeleverd: gevangen
schap, verbanning en misken
ning is de teneur van zijn le
ven geweest. In tegenstelling
tot de juridische exegesen,
waarmee hij alom triomfen
oogstte en de grondlegger van
het volkenrecht is geworden.
Daarmee, en meer dan met
zijn ontsnapping via de boe
kenkist uit Loevestein, is
Hugo de Groot onsterfelijk ge
worden. Zijn politieke carriè
re. die in de levensschets van
Nellen de hoofdmoot vormt,
en waaruit blijkt dat de geleer
de niet de mogelijkheden had
(door politiek omstandighe
den), die hij intellectueel zou
moeten hebben, staat hierbij in
schril contrast. Maar ook dit
aspect van de loopbaan en van
het gedachtengoed van Hugo
de Groot is zonder meer boei
ende lectuur.
FRANS BOTHOF
H.J.M. Nellen: „Hugo de
Groot. De loopbaan van een
geleerd staatsman". Uitgeve
rij Heureka. Weesp.
Spelletjes voor de vakantie
Of je nu met kinderen achter in de auto naar Frankrijk gaat of
je zit met het gezin op Texel, spelletjes kunnen een langdurige
rit of een regendag behoorlijk opvrolijken. Vandaar dat Prisma
met twee boekjes Icwam, speciaal voor dit doel. Het ene („Va
kantiespelletjes") geeft ruim honderdvijftig spelletjes, in een
grote verscheidenheid. Het boekje is geschikt voor alle kinde
ren, vanaf de kleuterleeftijd. Het andere boekje heet: „Meneer
van Dale wacht op antwoord". Het bevat vijfenzeventig spelle
tjes in de sfeer van „boter, kaas en eieren" of „zeeslag". Alleen
maar potlood en papier zijn er bij nodig.
LÜTSEN KOOISTRA
Vakantiespelletjes door M.I. Bos, Prisma Pocket 2558, prijs
ƒ9,90; Meneer van Dale wacht op antwoord door Hans van
Maan(en, Prisma Pocket 2383j prijs 9,90.
AMSTERDAM Meer
dan 500 korte verhalen,
bijna 250 teksten voor Ne
derlandse liedjes, waaron
der flink wat hits, tiental
len scripts voor televisie
programma's en sketches,
duizenden reclametek
sten, een flink dozijn aan
uitgegeven verhalenbun
dels, romans en novelles:
zie daar het niet onaan
zienlijke oeuvre van Her
man Pieter de Boer. En
over zoetjesaan ophouden
wordt nog niet gepiekerd,
zo verzekert de schrijver.
„Heel soms heb ik weieens
wat stilstand in mijn ideeën,
dat ik even niet meer weet
waarover ik moet schrijven,
maar dat heeft elke schrijver.
Dan moet je je gewoon weer
even opladen, en dan lukt het
wel weer. Het leuke van mijn
vak is dat je altijd wel iets
kunt verzinnen wat je op kunt
schrijven en, als het goed is,
kunt verkopen. Dat laatste zal
niet iedereen lukken, en ik
weet niet waarom mij dat al
tijd goed is afgegaan, maar ik
heb altijd alles verkocht wat
ik schreef".
„Ik ben een self-made schrij
ver. Vroeger heb ik ontzettend
veel reclameteksten en ook
sketches voor toneel en tv ge
schreven: daar leer ie bondig
schrijven van, to tne point.
Door het schrijven van een
paar honderd teksten voor
liedjes heb ik bovendien ge
leerd erg ritmisch te schrijven.
Dat liedjesschrijven begon met
„Oh Waterlooplein", eind ja
ren zestig, een vertaling van
„Champs Elysées" van Joe
Dassin. Ik vond dat lied toen
zo fantastisch dat ik het met
een ben gaan vertalen. Bij het
zoeken naar wie de auteurs
rechten er eigenlijk van had
bleek, dat het van oorsprong
een Engels stuk was. De titel,
nota bene: „Waterloo Road",
echt waar. In het Nederlands
werd het meteen een succes.
Verder is het wat dat betreft
ook redelijk gegaan", stelt hij
met enig understatement,
want de hits bleven komen.
Hits van uiteenlopende figu
ren als André van Duin, Bou-
dewijn de Groot, Ramses Shaf-
fy („Laat me"), Conny Van-
denbos. Hans de Booy („Anna
bel", „Thuis ben"), en. De
Boers huidige levenspartner,
Lenny Kuhr („VisiteMo
menteel werkt De Boer aan
script en liedjes voor de Tros-
-televisieserie Olympiaplein,
over de geschiedenis van de
Olympische Spelen. Titelnum
mer voor de serie is de aloude
hit „Oh Waterlooplein", voor
de gelegenheid natuurlijk om
gedoopt tot „Olympiaplein".
Broodschrijver
Juist vanwege de ontstellende
productie van Herman Pieter
de Boer, die zich vooral heeft
geprofileerd als schrijver van
op het oog vrij oppervlakkige,
korte, maar desondanks (of
juist daarom) goed verkopende
verhalen, krijgt hij in de „lite
raire" pers nogal eens het ver
wijt een echte commerciële
broodschrijver te zijn, schrij
vend om te verkopen, niet om
nu eens zijn diepste zieleroer-
selen aan het papier toe te ver
trouwen. De schrijver: „Ik ben
wel degelijk begonnen met te
schrijven wat ik leuk vond,
toen ik het reclamewerk een
maal achter de rug had. Wat
wat ik nu doe betreft: ik kan
het natuurlijk niet helpen dat
ik inmiddels een vrij grote
vakkennis heb. Die vakkennis
kan ik gebruiken voor verha
len, scripts of liedjes die niet
zoveel met mezelf te maken
hebben, of voor dingen die ik
schrijf voor anderen. Maar de
beste stukken blijven natuur
lijk toch die waar je wel wat
van jezelf in kwijt kunt".
„Over zieleroerselen gespro
ken: in mijn bundel „Herenho
tel" bijvoorbeeld heb ik de
hele oorlog van me af probe
ren te schrijven. Mijn emoties
zul je verder niet zo open en
bloot in de verhalen tegenko
men, ik verstop ze meestal in
mijn personages. Maar, mis
schien wel leuk om nog even
op die oorlog terug te komen",
(ongelukkiger formulering
hoorden we zelden, maar alia):
„Vijftien jaar na het bombar
dement op Rotterdam stond ik
nog met kloppend hart naast
mijn bed als er vliegtuigen
overkwamen. Ik dacht al dat
ik ervan af was, maar het
heeft zoveel invloed op me ge
had in zo'n ontvankelijke pe
riode van mijn leven, van 12
tot 17 jaar, dat er een lange
slaapkuur aan te pas moest ko
men om me daar over heen te
zetten. Sinds die kuur ben ik
helemaal niet meer bang voor
oorlog, wat misschien ook wel
niet normaal is. Sowieso kijk
ik wat tweeslachtig tegen oor
log en militair geweld aan: ik
ben tegen oorlog, ben ook mee
naar Woensdrecht geweest
omdat ik vind dat die raketten
er niet moeten komen, maar
toch, die kracht en dat machts
vertoon van pantservoertuigen
en tanks, opwaaiend stof, ron
kende motoren; een prachtig
gezicht! Ik denk dat ik die
hang naar dat militaire heb
overgehouden uit vorige le
vens. Ik geloof stellig in reïn
carnatie, en heb waarschijnlijk
al honderden levens achter de
rug. waarin ik misschien heel
vaak soldaat ben geweest...".
Oud
Ziin lezerspubliek schetst de
schrijver zelf als zijnde tussen
de 15 en de 35 jaar, een groep
die zich volgens hem de laatste
tijd langzaam uitbreidt naar
boven toe. Al met al wordt De
Boer verreweg het meest gele
zen door mensen die zo'n 30
jaar jonger zijn dan hijzelf.
„Gek, maar ik werk ook met
steeds jongere mensen samen.
Eerst waren ze 10 jaar jonger
dan ik, toen 20, en nu ook bij
na allemaal 30. Vreemd he?"
Dat het niet de anderen zijn
die jonger worden maar dat
hijzelf degene is die ouder
wordt komt niet bij hem op,
maar waarom zou het ook? Hij
blijft actief, creatief, produc
tief en speels, compleet met
kleurig Mickey Mouse-horloge
en al.
„Ik weet niet waarom ik voor
al gelezen wordt door jonge
mensen. Misschien wel omdat
ik zo'n kinderlijk iemand ben?
Of het is mijn schrijftrant: ik
gebruik geen moeilijke woor
den, maak geen lange zinnen,
schrijf over het algemeen kor
te verhalen. Heel lang heb ik
ook niet gewild dat de mensen
in mijn verhalen dachten, alles
moest uit de handeling en de
dingen die ze zeiden duidelijk
worden, vond ik. Nu schrijf ik
wel iets meer over hun bin
nenleven, en dan krijg je auto
matisch dat de verhalen wat
langer worden. Vroeger dacht
ik altijd: dat kan nooit, op
schrijven wat iemand denkt,
dat gaat zó snel..".
Vanaf 1976, zijn eerste lezing
(„Toen was ik zeer, zeer ze
nuwachtig") gaat Herman Pie
ter regelmatig de boer op om
zijn publiek te vergasten op
wat verbaal geweld, ter onder
steuning van de schrijverij. Na
die eerste lezing volgden voor
al veel voordraag-avonden,
iets waar het genre korte ver
halen zich natuurlijk bij uit
stek voor leent. Tegenwoordig
brengt hij voornamelijk een
combinatie van lezing en voor
dracht, bij tijden tegen de per
formance aanhangend, met
theater-aspecten erin verwe
ven. „Ik vind het zelf leuk om
te doen. Het wordt ook na
tientallen keren geen routine,
omdat ik elke keer wel weer
wat anders verzin. Ik maék er
wat van, en vind het leuk om
samen met het publiek plezier
te hebben".
RONALD HOOYENGA
EEN GESCHIEDENIS OVER DE MENS EN PARASIETEN
Hoe was het mogelijk dat Her-
nan Cortés met een leger van
600 man het machtige Azte-
kenrijk kon verslaan Het
antwoordop deze vraag is
voor historici niet nieuw: bac
teriën en virussen waren het
meest doeltreffende wapen
van de Spaanse veroveraars.
Zij brachten pokken, tetanus,
long- en ingewandziekten, tra-
choom (een besmettelijke oog
ziekte), tyfus, lepra, gele
koorts en bovenal pokken
naar Mexico. Aan koortsen en
brandend hete pukkels stier
ven de indianen als vliegen.
Binnen een halve eeuw had
den deze „geheime wapens"
van Cortés de bevolking in
Mexico gedecimeerd, van 30.
miljoen in 1519 tot 3 miljoen in
in 1568.
Maar waarom konden de indi
anen niet dezelfde ellende aan
hun gastheren bezorgen Dat
is een vraag die nog maar wei
nigen zich hadden gesteld. Een
vraag die door de Amerikaan
se historicus William McNeill
wordt beantwoord. Maar voor
hij dit doet legt hij in zijn boek
De Pest in de Geschiedenis
een heel nieuw onderzoeks
veld in de geschiedenis bloot:
de mens als gastheer van para
sieten.
Zeer grondig en systematisch
beschrijft hij hoe mensen
steeds opnieuw worden gecon
fronteerd met de ellende van
epidemieën en besmettelijke
ziekten. Vanaf het begin der
mensheid blijken ziekten en
parasieten ons leven niet al
leen begeleid maar bovenal
beheerst te hebben. De para
sieten bepaalden waar mensen
wel en niet konden leven. Had
een bevolkingsgroep in een
bepaald gebied alle ziekten
overleefd en zich gevestigd,
dan kwamen wel weer vreem
delingen op bezoek die allerlei
onbekende parasieten mee
brachten. En dan kostte het
weer duizenden levens alvo
rens ook tegen deze ziekten
voldoende afweerstoffen wa
ren opgebouwd.
Omdat met name in Europa en
Azië de contacten tussen be
volkingsgroepen nogal inten
sief zijn geweest, zo weet
McNeill uit te leggen, konden
de Europeanen een stootje
hebben. Hadden zij tenslotte
niet het zwarte ratje, geïnfec
teerd met Pasteurella Pestis,
ontmoet en daarmee de bui
lenpest gekregen. Dat is vol
gens McNeill de belangrijkste
reden waarom de indianen
wel en de Spanjaarden niet
aan hun wederzijdse ontmoe
ting leden.
Op zeer afstandelijke wijze
heeft hij de confrontaties tus
sen bevolkingsgroepen be
schreven. Een wetenschappe
lijke benadering, met veel
aandacht voor ontwikkelingen
buiten Europa. McNeill heeft
daarmee een witte vlek in de
geschiedschrijving aangege
ven. Helaas is deze nog niet
echt door hem ingekleurd.
Daarvoor is De Pest in de Ge
schiedenis teveel een (meester
lijk) naslagwerk geworden.
Maar het biedt in ieder geval
voldoende anti-stoffen voor
historici die zich met deze ma
terie vertrouwd willen maken.
FRANS BOTHOF
William McNeill, De Pest in
de Geschiedenis, De Arbei
derspers. ƒ49,50.
Kiki. Zo heet de hoofdpersoon
van een reeks leuke kinder
boeken, die door de uitgeverij
Becht op de markt wordt ge
bracht. Het betreft hier verta
lingen van oorspronkelijk
Amerikaanse verhalen. (Kiki
heet oorspronkelijk Ramona).
De grappige, gezellige verha
len spelen zich af in een alle
daagse omgeving en bevatten
daarom herkenbare situaties.
Kortom: kinderboeken bij uit
stek. The Tjong King tekende
de leuke illustraties en de om
slagen van deze beslist niet te
dure boekjes. De serie omvat
op dit moment vier deeltjes:
Kiki de verschrikkelijke, Kiki
en Bezus, Dappere Kiki en
Kiki en haar moeder. De boe
ken zijn bestemd voor kinde
ren vanaf ongeveer acht, ne
gen jaar, maar kunnen als
voorleesboek ook voor jongere
kinderen goede diensten be
wijzen.
LEO HENNY
Beverly Cleary: Kiki (4 de
len); uitgeverij H.J.W.
Becht, Amsterdam; verta
ling: Huberte Vriesendorp;
omslagen/illustraties: The
Tjong King; circa 125 blz.
per deel; prijg per deel:
16,90.
Bruckner
4 en 7:
mooi en
heel mooi
Waarom (alleen) Bruckners
Vierde Symfonie de bijnaam
„Romantische" kreeg, zal
ons levenslang een raadsel
blijven: een groter romanti
cus dan Bruckner is nauwe
lijks in de muziekgeschiede
nis te vinden en dat is in al
zijn symfonieën te horen.
Dus ook in zijn onlangs ver
schenen vierde met Riccardo
Muti voor de Berliner Phil-
harmoniker en in de zeven
de met Eliahu Inbal die het
Radio Sinfonie Orchester
Frankfurt leidt. Die zevende
is op compact disc te beluis
teren en is mooi; de vierde is
door EMI in de groeven van
de grammofoonplaat geperst
en is héél mooi.
Waar het verschil precies in
schuilt valt moeilijk te ver
klaren; natuurlijk: de wer
ken ziin verschillend, even
als orkest en dirigent. Bo
vendien kan de geluidstech
nicus bij de opname een uit
voering maken en breken en
van allerhande fratsen uit
halen. Maar toch.
Alle overwegingen noodza
kelijkerwijs terzijde gescho
ven, gaat onze voorkeur uit
naar de plaatopname, ook al
is de opname op CD onberis
pelijk en vrij van enig bijge
luid. Inbal heeft gekozen
voor een rustige aanpak die
al bij de opening van de ze
vende blijkt; deze dirigent
geeft Bruckner een doorstu-
vvende kracht mee, helder
en op het overmoedige af.
Inbal weeft de draden die
Bruckner aangaf tot een mu
zikaal overweldigend kleed;
het is moeiteloos luisteren
naar een sprookjesachtig
openingsverhaal, waarin
hobo en fluit elkaar afwisse
len. De Bruckner-liefhebber,
die houdt van de wijze waar
op deze componist steeds
weer verrassend kan instru
menteren, in volgende delen
Slavische melodieën als hele
volksverhalen noteerde, zal
kunnen genieten van deze
opname, die dit jaar werd
gemaakt.
Riccardo Muti.
Maar als ter vergelijkingM
Vierde Symfonie op i
grammofoonplaat wordt L
luisterd, blijkt het vi£
vriendelijker, minstens»
dynamisch dan de opnag
op CD. Waar het in schik
nogmaals, is heel moeiL
aan te geven. Is de gew(
grammofoonplaat wanh
van toon, of minder k<X|
Was de zaal waarin de Bef,
ner Philharmoniker spa,,
den beter? Moeilijk te iL
gen. In elk geval voelden^
ons bij deze opname
betrokken, leek het orfy
dichterbij en werd mu
concertzaal gesuggere&J
Artistiek doen beide opL
men niet voor elkaar on»
en wie niet vergelijkt, j
zich afvragen wat we te Zto
ren hebben. Maar omdat b
de Bruckners gelijktijd
verschenen, vergeleken i
wél, met bovenvermer'
conclusie: een mooie Brur
ner en een héél mooie r
uiteindelijk twee aanwfj
sten. Want zowel Muti r
Inbal blijken de grootst ir'
gelijke aandacht voor r
fijnzinnige instrument*
van Bruckner aan de dagf
leggen. En dat is te horT
op de grammofoonplaat
op CD; want in artistid
fijnzinnig opzicht doen L
twee opnamen niet voor
kaar onder: hulde. i
Bruckner symf. nr. 4 do|J
de Berliner Philharmof'
ker o.l.v. Riccardo Muti If
EMI nr. 27 0379 1 (elptf
symf. nr. 7 door het Ratf'
Sinfonie Orcheste Frarf1
furt o.l.v. Eliahu Inbal i<
Teldec nr. 8 43259 4
(CD).
FRITS BROMBEfr
Marie-Claire Alain bindt al
een groot aantal jaren eep
eveneens groot aantal orgel-
liefhebbers aan zich. Haar
„recept" is klaar en helder:
Een perfecte beheersing van
de techniek en een doorzich
tige en, in de goede zin des
woords, onopvallende anpak
van de muziek. Haar klanki
deaal, zoals we die vooral le
ren kennen bij haar integra
le Bach-serie, past in dit mu
zikale concept. Ook hier dat
streven naar helderheid.
Voor Erato nam ze een nieu
we Bach-plaat op, in de Mar
tinikerk te Groningen. Dit
Schnitger-instrument werd
enkele jaren geleden door de
Duitse orgelbouwer Ahrend
grondig gerestaureerd.
Waarschijnlijk is Marie-
Claire Alain aangetrokken
door het prachtige resultaat
van de restauratie. Zelden
hoort men een orgel zo „na
tuurlijk oud" klinken als dat
in de Groninger Martini.
Het spel van de Franse orga-
niste is op de nieuwe plaat
er volgen nog enkele van
uit Groningen niet spec
taculair. Bij haar geen opval
lende of vernieuwende op
vattingen, maar de enigszins
voorspelbare en du§ tegelijk
consistente wijze van musi
ceren die we van haar ge
wend zijn. Toch is de plaat
met haar op dit orgel in ze
kere zin iets nieuws. Het or
gel heeft een totaal ander
karakter dan andere orgels
waarop zij Bach speelde.
Hier niet die soms flinter
dunne, smalle klank, ma
de „belegenheid" van A
rend-Schnitger die waa
schijnlijk meer recht do
aan het klankconcept vj
Bach. Orgel en bespel
gaan, zeker bij een music
van haar allure, een „ve
bintenis" aan. Dat is a
hier zo, Marie-Claire A lap
speelt in op het klankkara
ter van het instrument.
„belegenheid" van het i
strument die overige
niets afdoet van de „clart
van de klank vraagt o
een andere speelwijze d;
de orgels die ze in het ver]
den zo graag bespeelde, h
resultaat is een wat mind
„neo-barokkig" spel en di
klank.
Blijft natuurlijk de karakt
ristieke egaliteit in haar spx
m?t alle voors en tegens.
LUTSEN KOOISTRA
Marie-Claire Alain: Prél
des et Fugues BWV 54
544 en Chorals pour Orgi
BWV 653, 654, 662, 663, 66
Erato 75250.
Prachtige kleurenfoto's zorgen ervoor dat de culinaire aanwi
„De Japanse keuken" de lezer al het water in de mond doet
pen voordat deze aan de tekst is toegekomen. Het voordeel
het Japanse eten is vooral dat het behalve lekker ook erg
zond is. De kookstijl kent weinig vet of olie omdat de belangr
ste eiwitbronnen uit vis en schaal en schelpdieren bestaan. Vi
makkelijk verteerbaar en bevat weinig cholesterol. Het rui
gebruik van vezelrijke groenten die de spijsvertering bevor
ren en de geselecteerde combinatie aan vitamines en minera
dragen ook bij tot gezonder eten.
Het kookboek wijdt de Nederlander stapje voor stapje in de
panse geheimen in. De vele afgebeelde recepten zitten verp
tussen een onmisbare inleiding en de rubrieken nuttige wen*
gezonde menu's, basisinformatie over dieetvoeding, weekmi
voor slanklijners, drankjes en sausjes, tips voor feesten en
uitvoerig overzicht hoofdingrediënten (tekst en analysecijfe
In haar inleiding legt vertaalster Kwee Siok Lan uit: „Als w«
Japanse keuken vergelijken met bijvoorbeeld de Chinese, i
we dat er naar verhouding met een veel bescheidener vari
aan produkten en ingrediënten wordt gewerkt. Maar uit elk
derdeel wordt wel het hoogst mogelijke rendement gehaald'
„DE JAPANSE KEUKEN. Kiyoko Konishi". Vertaald
bewerkt door Kwee Siok Lan. Uitg. Het Spectrum. Pr
ƒ39,90.