Herman Pieter de Boer: schrijvende duizendpoot Katendrecht als het Europese Chinatown BOEKEN £etdóc(3ou/umt Aardige verhalen van Maarten Spanjer Een wonderkind gefrustreerd door de politiek van zijn tijd Bijzondere anti-stof van Amerikaans historicus Kiki:leuke jeugdserie „Groninger Bach" vai Marie-Claire Alain Japanse keuken haalt hoogste rendement uit elk onderdeel ZATERDAG 28 JUNI 1986PAGIH DEN HAAG De belangstel ling voor China en haar inwo ners is de laatste jaren enorm toegenomen. Vele tienduizen den Nederlanders verdiepen zich wekelijks via de Teleac- cursus in de Chinese cultuur en taal en ook als vacantieland is China steeds meer in trek. De belangstelling voor de Chi nees beperkte zich nog niet zo lang geleden tot het restau rant. Dat het Rotterdamse Katen drecht voor de oorlog in alle wereldhavensteden het Euro pese Chinatown werd ge noemd is dan ook nauwelijks bekend. In het boek ..Chinee- zen en ander Aziatisch onge dierte" gaat drs. W. Wubben uitgebreid in op de lotgevallen van de Chinese immigranten in ons land in de periode van 1911 tot 1940. De titel is ont leend aan een ambtelijk rap port uit 1932 van het ministe rie van justitie. Uitgebreid wordt beschreven hoe de Chinezen in i911 als eerste niet-Europese gastarbei ders naar ons land kwamen en zich vestigden in Rotterdam en Amsterdam. De Chinese zeelieden werden na de op komst van stoomvrachtvaart in de 19e eeuw vooral gebruikt op Westerse schepen voor het zware stokerswerk. Het tijd stip dat zij in Nederland arri veerden was niet willekeurig: de reders gebruikten hen als wapen tegen de op dat mo ment stakende zeelieden. De ontvangst door de plaatselijke bevolking was dan ook zonder meer vijandig te noemen. Een en ander versterkte het isole ment waarin de Chinezen te recht kwamen. De crisis, die ook de scheep vaart trof, maakte noodge dwongen een einde aan het isolement van de vooral na de Eerste Wereldoorlog snel ge groeide Chinese wijken in Rotterdam en Amsterdam. Werkloos, zonder steun en ge dreven door honger begonnen de ex-zeelieden met de ver koop van pindakoekjes. Het ging hierbij om een van oor sprong Zuidchinese zoetigheid, die bestond uit water, suiker, Eïinda's en een scheut azijn. De ekkernij bleek ook in Neder land aan te slaan. Met de aan- bevelingsroep „pinda, pinda, lekker 5 cent" verspreidden de Chinezen zich binnen enkele jaren over het hele land. De pindaman werd een nationale bekendheid. Rond die tijd kwam de over heid met het „Chinezenpro- bleem" op de proppen. Hoewel met de pindanandel een deel van de nood werd weggeno men vreesde de overheid dat financiële hulp aan deze geslo ten bevolkingsgroep op den duur onvermijdelijk was. Een andere zorg betrof de vrees dat de uithongerde Chine zen tot verstoring van de openbare orde zouden over gaan. De auteur van het boek wijt het ontstaan van het „Chinezenprobleem" echter vooral aan het in die tijd opko mend fascisme en nationaal socialisme. Een onderzoek, verricht door de latere prof. F. van Heek, naar de bestaande problema tiek sloot geheel aan bij het in die tijd heersende klimaat. Van Heek ging vooral uit van de de economische bruikbaar heid van de Chinezen. Dege nen die fysiek niet meer in staat waren tot arbeid, moes ten maar naar het land van herkomst worden terugge stuurd, concludeerde hij. FONS VAN RIJN „Chineezen en ander Azia tisch ongedierte". Drs. H. Wubben. Uitgeverij De Walburg Pers, Zutphen. Prijs ƒ29.50. Maarten Spanjer. Niet anders dan doorgaans het geval is met verhalenbundels van debuterende auteurs, is ook Maarten Spanjer in het boekje „Eigen schuld" bezig met jeugdherinneren, fictief of werkelijk. Hij vertelt keer op keer over de wederwaardighe den van een jongetje/puber, die doorgaans Maarten heet. Nergens wordt afgeweken van de schijn dat het om autobio grafische verhalen gaat. Daar mee voegt Spanjer zich heel traditioneel in de lange rij van debutanten met jeugdleedver- werking. Het aardige van „Eigen schuld" is de simpele recht streeksheid van vertellen. Met een simpele kloekheid van vorm, structuur en taalgebruik worden eenvoudige, herken bare situaties beschreven. Dat heeft een zekere charme. Maar de visie van de auteur blijkt beperkt te zijn: een kleine we reld is slechts door hem te vat ten, wat dan weer aardig in dienst gesteld wordt van de in houd: de ervaringen van een jongetje, een jaar of vijf-en- twintig geleden. Een reeks van achterhaalde feiten en gevoe lens. Opa op de kamer van de ik persoon als de oude, eenzame, vieze man „in" moet komen wonen. Toestanden als Jaap van Meekren thuis een tv-re- portage komt maken over alle ellende die reuma - waar de moeder aan lijdt - met zich meebrengt. De hebbelijkheden van vader, de gezagsverhou dingen in het gezin en de machtsstrijd van twee broers. De teleurstelling van de jon gen als hij de stoute schoenen aantrekt en in de Amsterdam se rosse wijk bij een mevrouw binnenstapt, waar alles wat hij aan romantiek verwachtte snel afgebroken wordt. Ver makelijk genoeg allemaal. Al het leed, dat de hoofdper soon op wat cliché-matige ma nier toegeschoven krijgt, neemt de verteller kennelijk met een flinke schep zout, waarmee hij de lezer aanraadt maar hetzelfde te doen. Dat is een veilige weg voor alle par tijen. „Eigen schuld" is dan ook een verhalenboekje waar de auteur zich zonder kleer scheuren uit redt, waar de le zer zonder enige moeite zijn weg in vindt en waar niemand veel aan zal hebben. JAN VERSTAPPEN Maarten Spanjer „Eigen schuld". Verhalen. Uitgave De Arbeiderspers. Prijs ƒ24.50 Is het nu voor- of nadelig om een wonderkind te zijn Lijdt een onverzadigde leeswoede, het schrijven van Latijnse ge dichten. kortom van intellec tuele vroegrijpheid tot stagna tie en onvolgroeidheid Dit is een vraagstuk dat aan bod komt in een nieuwe studie over het leven van Hugo de Groot (internationaal bekend onder de naam Grotius). De 17de eeuwse geleerde (1583 - 1645) was zo'n wonderkind. Hij heeft niet de glanscarrière gehad, waar hij geschikt voor leek te zijn. Onlangs verscheen van de hand van de directeur van het Grotius-Instituut in Den Haag, dr. H.J.M. Nellen, een boekje over de loopbaan van „de ge leerde staatsman". Nellen graaft de strijdbijl op en keert zich tegen de visie die door J. Romein in „Erflaters" is vast gelegd. In dit standaardwerk wordt Hugo de Groot, „het Delfts orakel", verweten als politicus behoorlijk gefaald te hebben. De directeur van het Grotius Instituut spreekt dit tegen. Het leven van De Groot is „de ontwikkelingsgang van een hoogbegaafde, die uit een brede waaier van talenten te kiezen had, er slechts enkele kon benutten en de anderen moest laten liggen". Volgens Nellen streefde De Groot, als geëngageerd intellectueel, naar een veel hoger doel dan het politieke gekissebis van zijn tijdgenoten. De eenwor ding der christenheid, dat stond bij de uit ons land ver bannen geleerde centraal. Veel succes heeft zijn streven niet opgeleverd: gevangen schap, verbanning en misken ning is de teneur van zijn le ven geweest. In tegenstelling tot de juridische exegesen, waarmee hij alom triomfen oogstte en de grondlegger van het volkenrecht is geworden. Daarmee, en meer dan met zijn ontsnapping via de boe kenkist uit Loevestein, is Hugo de Groot onsterfelijk ge worden. Zijn politieke carriè re. die in de levensschets van Nellen de hoofdmoot vormt, en waaruit blijkt dat de geleer de niet de mogelijkheden had (door politiek omstandighe den), die hij intellectueel zou moeten hebben, staat hierbij in schril contrast. Maar ook dit aspect van de loopbaan en van het gedachtengoed van Hugo de Groot is zonder meer boei ende lectuur. FRANS BOTHOF H.J.M. Nellen: „Hugo de Groot. De loopbaan van een geleerd staatsman". Uitgeve rij Heureka. Weesp. Spelletjes voor de vakantie Of je nu met kinderen achter in de auto naar Frankrijk gaat of je zit met het gezin op Texel, spelletjes kunnen een langdurige rit of een regendag behoorlijk opvrolijken. Vandaar dat Prisma met twee boekjes Icwam, speciaal voor dit doel. Het ene („Va kantiespelletjes") geeft ruim honderdvijftig spelletjes, in een grote verscheidenheid. Het boekje is geschikt voor alle kinde ren, vanaf de kleuterleeftijd. Het andere boekje heet: „Meneer van Dale wacht op antwoord". Het bevat vijfenzeventig spelle tjes in de sfeer van „boter, kaas en eieren" of „zeeslag". Alleen maar potlood en papier zijn er bij nodig. LÜTSEN KOOISTRA Vakantiespelletjes door M.I. Bos, Prisma Pocket 2558, prijs ƒ9,90; Meneer van Dale wacht op antwoord door Hans van Maan(en, Prisma Pocket 2383j prijs 9,90. AMSTERDAM Meer dan 500 korte verhalen, bijna 250 teksten voor Ne derlandse liedjes, waaron der flink wat hits, tiental len scripts voor televisie programma's en sketches, duizenden reclametek sten, een flink dozijn aan uitgegeven verhalenbun dels, romans en novelles: zie daar het niet onaan zienlijke oeuvre van Her man Pieter de Boer. En over zoetjesaan ophouden wordt nog niet gepiekerd, zo verzekert de schrijver. „Heel soms heb ik weieens wat stilstand in mijn ideeën, dat ik even niet meer weet waarover ik moet schrijven, maar dat heeft elke schrijver. Dan moet je je gewoon weer even opladen, en dan lukt het wel weer. Het leuke van mijn vak is dat je altijd wel iets kunt verzinnen wat je op kunt schrijven en, als het goed is, kunt verkopen. Dat laatste zal niet iedereen lukken, en ik weet niet waarom mij dat al tijd goed is afgegaan, maar ik heb altijd alles verkocht wat ik schreef". „Ik ben een self-made schrij ver. Vroeger heb ik ontzettend veel reclameteksten en ook sketches voor toneel en tv ge schreven: daar leer ie bondig schrijven van, to tne point. Door het schrijven van een paar honderd teksten voor liedjes heb ik bovendien ge leerd erg ritmisch te schrijven. Dat liedjesschrijven begon met „Oh Waterlooplein", eind ja ren zestig, een vertaling van „Champs Elysées" van Joe Dassin. Ik vond dat lied toen zo fantastisch dat ik het met een ben gaan vertalen. Bij het zoeken naar wie de auteurs rechten er eigenlijk van had bleek, dat het van oorsprong een Engels stuk was. De titel, nota bene: „Waterloo Road", echt waar. In het Nederlands werd het meteen een succes. Verder is het wat dat betreft ook redelijk gegaan", stelt hij met enig understatement, want de hits bleven komen. Hits van uiteenlopende figu ren als André van Duin, Bou- dewijn de Groot, Ramses Shaf- fy („Laat me"), Conny Van- denbos. Hans de Booy („Anna bel", „Thuis ben"), en. De Boers huidige levenspartner, Lenny Kuhr („VisiteMo menteel werkt De Boer aan script en liedjes voor de Tros- -televisieserie Olympiaplein, over de geschiedenis van de Olympische Spelen. Titelnum mer voor de serie is de aloude hit „Oh Waterlooplein", voor de gelegenheid natuurlijk om gedoopt tot „Olympiaplein". Broodschrijver Juist vanwege de ontstellende productie van Herman Pieter de Boer, die zich vooral heeft geprofileerd als schrijver van op het oog vrij oppervlakkige, korte, maar desondanks (of juist daarom) goed verkopende verhalen, krijgt hij in de „lite raire" pers nogal eens het ver wijt een echte commerciële broodschrijver te zijn, schrij vend om te verkopen, niet om nu eens zijn diepste zieleroer- selen aan het papier toe te ver trouwen. De schrijver: „Ik ben wel degelijk begonnen met te schrijven wat ik leuk vond, toen ik het reclamewerk een maal achter de rug had. Wat wat ik nu doe betreft: ik kan het natuurlijk niet helpen dat ik inmiddels een vrij grote vakkennis heb. Die vakkennis kan ik gebruiken voor verha len, scripts of liedjes die niet zoveel met mezelf te maken hebben, of voor dingen die ik schrijf voor anderen. Maar de beste stukken blijven natuur lijk toch die waar je wel wat van jezelf in kwijt kunt". „Over zieleroerselen gespro ken: in mijn bundel „Herenho tel" bijvoorbeeld heb ik de hele oorlog van me af probe ren te schrijven. Mijn emoties zul je verder niet zo open en bloot in de verhalen tegenko men, ik verstop ze meestal in mijn personages. Maar, mis schien wel leuk om nog even op die oorlog terug te komen", (ongelukkiger formulering hoorden we zelden, maar alia): „Vijftien jaar na het bombar dement op Rotterdam stond ik nog met kloppend hart naast mijn bed als er vliegtuigen overkwamen. Ik dacht al dat ik ervan af was, maar het heeft zoveel invloed op me ge had in zo'n ontvankelijke pe riode van mijn leven, van 12 tot 17 jaar, dat er een lange slaapkuur aan te pas moest ko men om me daar over heen te zetten. Sinds die kuur ben ik helemaal niet meer bang voor oorlog, wat misschien ook wel niet normaal is. Sowieso kijk ik wat tweeslachtig tegen oor log en militair geweld aan: ik ben tegen oorlog, ben ook mee naar Woensdrecht geweest omdat ik vind dat die raketten er niet moeten komen, maar toch, die kracht en dat machts vertoon van pantservoertuigen en tanks, opwaaiend stof, ron kende motoren; een prachtig gezicht! Ik denk dat ik die hang naar dat militaire heb overgehouden uit vorige le vens. Ik geloof stellig in reïn carnatie, en heb waarschijnlijk al honderden levens achter de rug. waarin ik misschien heel vaak soldaat ben geweest...". Oud Ziin lezerspubliek schetst de schrijver zelf als zijnde tussen de 15 en de 35 jaar, een groep die zich volgens hem de laatste tijd langzaam uitbreidt naar boven toe. Al met al wordt De Boer verreweg het meest gele zen door mensen die zo'n 30 jaar jonger zijn dan hijzelf. „Gek, maar ik werk ook met steeds jongere mensen samen. Eerst waren ze 10 jaar jonger dan ik, toen 20, en nu ook bij na allemaal 30. Vreemd he?" Dat het niet de anderen zijn die jonger worden maar dat hijzelf degene is die ouder wordt komt niet bij hem op, maar waarom zou het ook? Hij blijft actief, creatief, produc tief en speels, compleet met kleurig Mickey Mouse-horloge en al. „Ik weet niet waarom ik voor al gelezen wordt door jonge mensen. Misschien wel omdat ik zo'n kinderlijk iemand ben? Of het is mijn schrijftrant: ik gebruik geen moeilijke woor den, maak geen lange zinnen, schrijf over het algemeen kor te verhalen. Heel lang heb ik ook niet gewild dat de mensen in mijn verhalen dachten, alles moest uit de handeling en de dingen die ze zeiden duidelijk worden, vond ik. Nu schrijf ik wel iets meer over hun bin nenleven, en dan krijg je auto matisch dat de verhalen wat langer worden. Vroeger dacht ik altijd: dat kan nooit, op schrijven wat iemand denkt, dat gaat zó snel..". Vanaf 1976, zijn eerste lezing („Toen was ik zeer, zeer ze nuwachtig") gaat Herman Pie ter regelmatig de boer op om zijn publiek te vergasten op wat verbaal geweld, ter onder steuning van de schrijverij. Na die eerste lezing volgden voor al veel voordraag-avonden, iets waar het genre korte ver halen zich natuurlijk bij uit stek voor leent. Tegenwoordig brengt hij voornamelijk een combinatie van lezing en voor dracht, bij tijden tegen de per formance aanhangend, met theater-aspecten erin verwe ven. „Ik vind het zelf leuk om te doen. Het wordt ook na tientallen keren geen routine, omdat ik elke keer wel weer wat anders verzin. Ik maék er wat van, en vind het leuk om samen met het publiek plezier te hebben". RONALD HOOYENGA EEN GESCHIEDENIS OVER DE MENS EN PARASIETEN Hoe was het mogelijk dat Her- nan Cortés met een leger van 600 man het machtige Azte- kenrijk kon verslaan Het antwoordop deze vraag is voor historici niet nieuw: bac teriën en virussen waren het meest doeltreffende wapen van de Spaanse veroveraars. Zij brachten pokken, tetanus, long- en ingewandziekten, tra- choom (een besmettelijke oog ziekte), tyfus, lepra, gele koorts en bovenal pokken naar Mexico. Aan koortsen en brandend hete pukkels stier ven de indianen als vliegen. Binnen een halve eeuw had den deze „geheime wapens" van Cortés de bevolking in Mexico gedecimeerd, van 30. miljoen in 1519 tot 3 miljoen in in 1568. Maar waarom konden de indi anen niet dezelfde ellende aan hun gastheren bezorgen Dat is een vraag die nog maar wei nigen zich hadden gesteld. Een vraag die door de Amerikaan se historicus William McNeill wordt beantwoord. Maar voor hij dit doet legt hij in zijn boek De Pest in de Geschiedenis een heel nieuw onderzoeks veld in de geschiedenis bloot: de mens als gastheer van para sieten. Zeer grondig en systematisch beschrijft hij hoe mensen steeds opnieuw worden gecon fronteerd met de ellende van epidemieën en besmettelijke ziekten. Vanaf het begin der mensheid blijken ziekten en parasieten ons leven niet al leen begeleid maar bovenal beheerst te hebben. De para sieten bepaalden waar mensen wel en niet konden leven. Had een bevolkingsgroep in een bepaald gebied alle ziekten overleefd en zich gevestigd, dan kwamen wel weer vreem delingen op bezoek die allerlei onbekende parasieten mee brachten. En dan kostte het weer duizenden levens alvo rens ook tegen deze ziekten voldoende afweerstoffen wa ren opgebouwd. Omdat met name in Europa en Azië de contacten tussen be volkingsgroepen nogal inten sief zijn geweest, zo weet McNeill uit te leggen, konden de Europeanen een stootje hebben. Hadden zij tenslotte niet het zwarte ratje, geïnfec teerd met Pasteurella Pestis, ontmoet en daarmee de bui lenpest gekregen. Dat is vol gens McNeill de belangrijkste reden waarom de indianen wel en de Spanjaarden niet aan hun wederzijdse ontmoe ting leden. Op zeer afstandelijke wijze heeft hij de confrontaties tus sen bevolkingsgroepen be schreven. Een wetenschappe lijke benadering, met veel aandacht voor ontwikkelingen buiten Europa. McNeill heeft daarmee een witte vlek in de geschiedschrijving aangege ven. Helaas is deze nog niet echt door hem ingekleurd. Daarvoor is De Pest in de Ge schiedenis teveel een (meester lijk) naslagwerk geworden. Maar het biedt in ieder geval voldoende anti-stoffen voor historici die zich met deze ma terie vertrouwd willen maken. FRANS BOTHOF William McNeill, De Pest in de Geschiedenis, De Arbei derspers. ƒ49,50. Kiki. Zo heet de hoofdpersoon van een reeks leuke kinder boeken, die door de uitgeverij Becht op de markt wordt ge bracht. Het betreft hier verta lingen van oorspronkelijk Amerikaanse verhalen. (Kiki heet oorspronkelijk Ramona). De grappige, gezellige verha len spelen zich af in een alle daagse omgeving en bevatten daarom herkenbare situaties. Kortom: kinderboeken bij uit stek. The Tjong King tekende de leuke illustraties en de om slagen van deze beslist niet te dure boekjes. De serie omvat op dit moment vier deeltjes: Kiki de verschrikkelijke, Kiki en Bezus, Dappere Kiki en Kiki en haar moeder. De boe ken zijn bestemd voor kinde ren vanaf ongeveer acht, ne gen jaar, maar kunnen als voorleesboek ook voor jongere kinderen goede diensten be wijzen. LEO HENNY Beverly Cleary: Kiki (4 de len); uitgeverij H.J.W. Becht, Amsterdam; verta ling: Huberte Vriesendorp; omslagen/illustraties: The Tjong King; circa 125 blz. per deel; prijg per deel: 16,90. Bruckner 4 en 7: mooi en heel mooi Waarom (alleen) Bruckners Vierde Symfonie de bijnaam „Romantische" kreeg, zal ons levenslang een raadsel blijven: een groter romanti cus dan Bruckner is nauwe lijks in de muziekgeschiede nis te vinden en dat is in al zijn symfonieën te horen. Dus ook in zijn onlangs ver schenen vierde met Riccardo Muti voor de Berliner Phil- harmoniker en in de zeven de met Eliahu Inbal die het Radio Sinfonie Orchester Frankfurt leidt. Die zevende is op compact disc te beluis teren en is mooi; de vierde is door EMI in de groeven van de grammofoonplaat geperst en is héél mooi. Waar het verschil precies in schuilt valt moeilijk te ver klaren; natuurlijk: de wer ken ziin verschillend, even als orkest en dirigent. Bo vendien kan de geluidstech nicus bij de opname een uit voering maken en breken en van allerhande fratsen uit halen. Maar toch. Alle overwegingen noodza kelijkerwijs terzijde gescho ven, gaat onze voorkeur uit naar de plaatopname, ook al is de opname op CD onberis pelijk en vrij van enig bijge luid. Inbal heeft gekozen voor een rustige aanpak die al bij de opening van de ze vende blijkt; deze dirigent geeft Bruckner een doorstu- vvende kracht mee, helder en op het overmoedige af. Inbal weeft de draden die Bruckner aangaf tot een mu zikaal overweldigend kleed; het is moeiteloos luisteren naar een sprookjesachtig openingsverhaal, waarin hobo en fluit elkaar afwisse len. De Bruckner-liefhebber, die houdt van de wijze waar op deze componist steeds weer verrassend kan instru menteren, in volgende delen Slavische melodieën als hele volksverhalen noteerde, zal kunnen genieten van deze opname, die dit jaar werd gemaakt. Riccardo Muti. Maar als ter vergelijkingM Vierde Symfonie op i grammofoonplaat wordt L luisterd, blijkt het vi£ vriendelijker, minstens» dynamisch dan de opnag op CD. Waar het in schik nogmaals, is heel moeiL aan te geven. Is de gew( grammofoonplaat wanh van toon, of minder k<X| Was de zaal waarin de Bef, ner Philharmoniker spa,, den beter? Moeilijk te iL gen. In elk geval voelden^ ons bij deze opname betrokken, leek het orfy dichterbij en werd mu concertzaal gesuggere&J Artistiek doen beide opL men niet voor elkaar on» en wie niet vergelijkt, j zich afvragen wat we te Zto ren hebben. Maar omdat b de Bruckners gelijktijd verschenen, vergeleken i wél, met bovenvermer' conclusie: een mooie Brur ner en een héél mooie r uiteindelijk twee aanwfj sten. Want zowel Muti r Inbal blijken de grootst ir' gelijke aandacht voor r fijnzinnige instrument* van Bruckner aan de dagf leggen. En dat is te horT op de grammofoonplaat op CD; want in artistid fijnzinnig opzicht doen L twee opnamen niet voor kaar onder: hulde. i Bruckner symf. nr. 4 do|J de Berliner Philharmof' ker o.l.v. Riccardo Muti If EMI nr. 27 0379 1 (elptf symf. nr. 7 door het Ratf' Sinfonie Orcheste Frarf1 furt o.l.v. Eliahu Inbal i< Teldec nr. 8 43259 4 (CD). FRITS BROMBEfr Marie-Claire Alain bindt al een groot aantal jaren eep eveneens groot aantal orgel- liefhebbers aan zich. Haar „recept" is klaar en helder: Een perfecte beheersing van de techniek en een doorzich tige en, in de goede zin des woords, onopvallende anpak van de muziek. Haar klanki deaal, zoals we die vooral le ren kennen bij haar integra le Bach-serie, past in dit mu zikale concept. Ook hier dat streven naar helderheid. Voor Erato nam ze een nieu we Bach-plaat op, in de Mar tinikerk te Groningen. Dit Schnitger-instrument werd enkele jaren geleden door de Duitse orgelbouwer Ahrend grondig gerestaureerd. Waarschijnlijk is Marie- Claire Alain aangetrokken door het prachtige resultaat van de restauratie. Zelden hoort men een orgel zo „na tuurlijk oud" klinken als dat in de Groninger Martini. Het spel van de Franse orga- niste is op de nieuwe plaat er volgen nog enkele van uit Groningen niet spec taculair. Bij haar geen opval lende of vernieuwende op vattingen, maar de enigszins voorspelbare en du§ tegelijk consistente wijze van musi ceren die we van haar ge wend zijn. Toch is de plaat met haar op dit orgel in ze kere zin iets nieuws. Het or gel heeft een totaal ander karakter dan andere orgels waarop zij Bach speelde. Hier niet die soms flinter dunne, smalle klank, ma de „belegenheid" van A rend-Schnitger die waa schijnlijk meer recht do aan het klankconcept vj Bach. Orgel en bespel gaan, zeker bij een music van haar allure, een „ve bintenis" aan. Dat is a hier zo, Marie-Claire A lap speelt in op het klankkara ter van het instrument. „belegenheid" van het i strument die overige niets afdoet van de „clart van de klank vraagt o een andere speelwijze d; de orgels die ze in het ver] den zo graag bespeelde, h resultaat is een wat mind „neo-barokkig" spel en di klank. Blijft natuurlijk de karakt ristieke egaliteit in haar spx m?t alle voors en tegens. LUTSEN KOOISTRA Marie-Claire Alain: Prél des et Fugues BWV 54 544 en Chorals pour Orgi BWV 653, 654, 662, 663, 66 Erato 75250. Prachtige kleurenfoto's zorgen ervoor dat de culinaire aanwi „De Japanse keuken" de lezer al het water in de mond doet pen voordat deze aan de tekst is toegekomen. Het voordeel het Japanse eten is vooral dat het behalve lekker ook erg zond is. De kookstijl kent weinig vet of olie omdat de belangr ste eiwitbronnen uit vis en schaal en schelpdieren bestaan. Vi makkelijk verteerbaar en bevat weinig cholesterol. Het rui gebruik van vezelrijke groenten die de spijsvertering bevor ren en de geselecteerde combinatie aan vitamines en minera dragen ook bij tot gezonder eten. Het kookboek wijdt de Nederlander stapje voor stapje in de panse geheimen in. De vele afgebeelde recepten zitten verp tussen een onmisbare inleiding en de rubrieken nuttige wen* gezonde menu's, basisinformatie over dieetvoeding, weekmi voor slanklijners, drankjes en sausjes, tips voor feesten en uitvoerig overzicht hoofdingrediënten (tekst en analysecijfe In haar inleiding legt vertaalster Kwee Siok Lan uit: „Als w« Japanse keuken vergelijken met bijvoorbeeld de Chinese, i we dat er naar verhouding met een veel bescheidener vari aan produkten en ingrediënten wordt gewerkt. Maar uit elk derdeel wordt wel het hoogst mogelijke rendement gehaald' „DE JAPANSE KEUKEN. Kiyoko Konishi". Vertaald bewerkt door Kwee Siok Lan. Uitg. Het Spectrum. Pr ƒ39,90.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1986 | | pagina 8