Ui VAN DER KRAAN 1 II inal lë De minister ZATERDAG 3 MEI 1986 In de serie „Kunst in de marge: fotografie" vandaag het verslag van een ontmoeting met Helena van der Kraan. Naar aanleiding van de nog tot 12 mei lopende tentoonstelling van haar werk in het Haags Gemeentemuseum schreven wij onder meer de volgende woorden: „De fotografe maakt het de kijker niet gemakkelijk. Drijvende of ondergedompelde flessen in een badkuip, willekeurige voorwerpen gegroepeerd in duistere verbanden, de mens „ontmenst" en ondergeschikt aan kennelijk nagestreefde symboliek. Maar waar anderen zich in hun streven naar een vervreemdende vorm bedienen van de totale onherkenbaarheid, blijft Helena van der Kraan werken met figuratieve gegevens. De kunstenares doet dat zonder valse hoogdravendheid en zoekt de onwerkelijkheid in de werkelijkheid: portretten in portretten, stillevens in stillevens. Met als resultaat prenten, die je als het ware nakijken en noden tot een tweede onderzoek en bespiegeling". Voorwerpen in het water 1985. Stilleven in diagonaal licht 1982. ROTTERDAM - Aanvankelijk is er aar zeling bij de fotografe. „Je hebt zo wei nig tijd om na te denken in een vraagge sprek. Het gaat zo vlug. Je zegt dingen die je later toch anders zou willen for muleren". De opmerking geboeid te zijn door haar tentoonstelling, wat meer te willen weten over het groeiproces van haar opmerkelijke kunst maakt een gang naar het Kralingse Canossa mogelijk. Echter niet nadat de belofte is gedaan het verhaal vooraf te laten lezen. De verstrekte routebeschrijving blijkt overbodig. Tussen het bonte baksteen van de benedendijkse woningen van rond de eeuwwisseling valt de grafisch gesausde gevel toch onmiddellijk op. Zwart-wit. Een uit zinken emmers opge bouwde krijger met strijdvaardig gehe ven zwaard en gezeten op een paard van ronde buizen, breeduit voor het vrije venster op de eerste etage opgesteld, neemt alle twijfels weg. Hier moeten He lena en Axel van der Kraan wonen. Zij fotografe, hij bekend sculpturist en be denker van conceptuele kunst. Achter de deur blaffen honden een canon op de welluidende klank van de ouderwetse trekbel. Ze begeleiden bij het binnentre den de gast naar een van alle franje ont daan interieur. Een uit hout en ijzer op getrokken duikboot benadrukt het be roep van de mannelijke bewoner, zoals, naar later blijkt, de aan de muur van het toilet hangende, in hout gestoken billen de functie van het vertrek bevestigen. Een paar foto's maar duiden de roeping van echtgenote Helena. Cultuurshock Helena van der Kraan. In 1940 geboren met een buitenlandse naam die in onze taal een kinderziekte benoemt. Slechts een licht accent verraadt de afkomst. Het trotse Praag van voor 1968, waar een ontluikende lente is omgeslagen m een kille winterslaap van jaren. In de loop van het gesprek zal ze zeggen: „In 1977 ben ik teruggeweest en later nog eens. Ik heb daar tien dagen volkomen verdoofd rondgelopen. Alsof ik op de maan was. Een soort cultuurshock. Een droom. Het is een samenleving zonder signalen, zonder vormgeving. Zelfs in Argentinië kun je je tanden poetsen met Colgate, maar alles is daar anders". „Pas hier kan ik leven, kan ik doen wat ik wil doen". Een verhaal volgt over een leven vol omzwervingen en onverwachte wendingen. De koude oorlog, beknotting van geestelijke vrijheid, een artistieke ambities verijdelend buurtcomité, poli tiek en willekeur markeren het cultureel klimaat in een communistische staat. Na de middelbare school een opgedrongen en afgebroken studie aan een hogeschool voor architectuur. Volgt toch een avondopleiding voor kunstenares. Heel klassiek en gedegen. Stillevens met appels en citroenen. Overdag een baan bij het reclamebureau van de posterijen. Etalages maken, lay outs en advertenties. Maakt met alle fa cetten van het vak kennis. Van lino's, monotypes, collages tot en met het ont werpen en bedenken van kruiswoor draadsels toe. Een zwart-wit beeldele ment dat ironisch genoeg in haar huidige beleving een belangrijke rol speelt. Een toevallige ontmoeting met een Nederlan der in 1965, meer nog de inval van de Russen doet de kunstenares besluiten Praag de rug toe te keren. Nederland is dan nog vriendelijk voor buitenlanders. „Vorm heeft voorrang boven alles, contrast boven detail" KUNST IN DE MARGE: Helena krijgt een beurs. Sluit zich aan bij Ateliers '63 in Haarlem, waar zij Axel ontmoet. En met hgm trouwt. Registratie Wanneer en hoe bent ft met fbtografie begonnen? I „Axel is honderd procent .ïgnor^t'/wat. fotografie betreft en juist dQ r^gisfratie van zijn projecten is eén wezenlijk on derdeel. Zo ben ik rond '70 begonnen. Met een Exa zonder belichtingsmeter. Toch vond ik foto's maken in die begin jaren eigenlijk een minderwaardige be zigheid. Ik verkeerde in tweestrijd, 'aan de ene kant vond ik het interessant, aan de andere kant niet meer dan een druk op een knop. Puur mechanisch. Toch bleef ik bezig, maar ik nam als het ware afstand door het puu; op te vatten als registratie". De oude camera wordt nu, teder bijna, uit de kast gehaald en de weerslag van de eerste wankele schreden op het pad van de fotografie getoond. Axel in de weer met schaal en kan aan een hengel, vastgelegd in een grote serie. Maar ook foto's van vrouwen in klederdracht. „We woonden toen in Ovezande. Zeeland, ja. Ik was bezig met een project, heb alles in het dorp gefotografeerd. Majorettes, het voetbalveld, portretten. Zo'n tachtig fo to's zijn in '72 tentoongesteld in Middel burg. Nu vind ik er nog maar een paar Hoe zit het verloop van uw loopbaan als fotografe nu eigenlijk in elkaar? „Ik heb jarenlang tegen de stroom in moeten roeien. Galeries bezocht, foto's naar bladen opgestuurd. Maar dan kreeg ik de foto's terug met zelfs rode strepen van een viltstift erop. Te veel korrel, geen scherpte-diepte of te zwart en te weinig doortekening. Soms een briefje met het advies eerst maar eens les te ne men of de mededeling dat werk van amateurs niet geplaatst wordt. Notabene Lorenzo Merlo, toen baas van de Canon Photo Galery, had meer aandacht voor" de achterkant van mijn prenten dan voor de voorkant. Hij icon niet ontdek ken op welk papier gedrukt was. Op een gegeven moment ben ik er mee gestopt. Ik ben geen superwezen met een onein dig zelfvertrouwen. Je hebt toch bevesti ging nodig. Ik kreeg een grandioos schuldgevoel, ging erg aan mezelf twijfe len. Kan ik het dan echt niet?". Evengoed nu toch een grote expositie? „Met het Gemeentemuseum had ik al een paar jaar een afspraak voor een ten toonstelling, maar om allerlei redenen kwam het er niet eerder van. Ach, in de kunstwereld heb ik altijd veel meer waardering ondervonden. Anders was ik misschien niets eens doorgegaan". Belachelijk Beslist uitgesproken kritiek volgt, een ge balde vuist ter hoogte van het midden rif, tegen de hang van de fotowereld meer belang te hechten aan technische details dan aan de inhoud. Een dik boek uit 1958 met een schat aan gegevens be treffende elke getoonde opname, als ca mera, diafragma, tijd en filmsoort. on derbouwt het betoog. „Belachelijk. Daar gaat het helemaal niet om. Ik vind het Drie jonge mannen 1983. voor het publiek ook niet interessant, niet essentieel. Een resultaat moet zelf standig kunnen bestaan. Wat er aan kunst door de eeuwen bewaard is, is overeind gebleven op zichzelf. Op eigen waarde. Ja, soms zelfs zonder de naam van de maker te kennen. Al dat gepraat over techniek. Gek genoeg kan ik me zelfs ergeren aan de perfecte afdrukken van Diane Arbus. Ze is toch een favorie te van me, zij zet de mensen tegen de muur. Ach, ik heb zoveel boeken, de meeste om te zien hoe het niet moet". Wat zijn uw uitgangspunten en hoe wilt u uw eigen fotografie omschrijven? „Als fotografiek. Ik benader mijn werk vanuit een andere invalshoek. Bij mij heeft de compositie, de vorm voorrang boven alles, het contrast gaat boven het detail". U hikt een speciale relatie met flessen te hebben „Een fles is eenvoudig van vorm, com pact. zwart. Weerkaatst het licht op een bijzondere wijze. Bijna abstract. Het idee van flessen in bad heb ik opgedaan door het fotograferen van mensen in bad. Ik zag de invloed van water op de veranderende vorm van een lichaam". Stillevens en portretten zijn uw thema's, altijd binnenshuis uitgewerkt. Waarom fotografeert u nooit buiten? „Ik heb wanden nodig. Als de wand van een schilderij. Ik heb een hekel aan straatfotografie. Van die snapshots met willekeurige gebaren. Het zijn clichés ge worden". Er wordt gezegd dat u uw modellen hard handig manipuleert. Een onderdrukte lach. „Ik ben natuurlijk niet leuk bezig. Bij een portret is psycho logie een voorwaarde. Ik wil exact bepa len hoe de modellen moeten zitten en doen. Ik zoek eerder spanning dan gezel ligheid. Ik ben hard. Het is geen geintje. Mensen zijn hypocriet. Eigenlijk ijdel. Gaan bekken trekken of giechelen. Dan grijp ik in. Een goed portret moet dwin gend zijn, agressief, moet bijna Van het papier springen". i Melancholie Samen bladeren we het boek door, uitge geven ter gelegenheid van beide exposi ties. Ze wijst haar „hoofdfles" aan, een vooroorlogs exemplaar. Gebaart naar de groene wanden in haar huis en de boven de tafel hangende lamp. noodzakelijke elementen voor de unieke lichtval in de portretten. Zij mompelt de naam Cara- vaggio en ik clair-obscur. Ik zeg haar fo to's melancholiek te vinden, unheimisch bijna. Speelt haar afkomst toch geen rol? Speciaal de foto waar verdwaasde vol wassenen met ballonnen bezig zijn en een kind een vogeltje in de hand houdt. Alsof de foto genomen is in een inrich ting. „Dat is een verhaal apart. Die foto is ge nomen op een verjaardag. Ik vond dat er iets moest gebeuren, liet ze ballonnen blazen. De mensen waren van het blazen volkomen ontredderd, het vogeltje raak te geagiteerd". Ik dring aan, zeg toch Oosteuropese invloeden te bespeuren, een specifieke sfeer van vervreemding. „Ik geloof niet dat mijn afkomst iets te maken heeft met mijn fotografie". Staaft haar bewering met het vorhaal van de te rugkeer naar Praag. Momenten van sanitaire verwijdering bieden de fotografe gelegenheid passages van artikelen, meegebrachte referenties, te lezen. Het resultaat stelt haar blijk baar gerust. „Mag ik ze houden?". Ze heeft' behoefte de aanvankelijke aarze ling te belichten en legt uit niet graag te worden misverstaan. „Tegen een collega van u heb ik gezegd dat ik veel weggooi. En ik gebruik juist niet zoveel film, ik ben geen veelvraat. Ik bedoelde te zeg gen, dat ik uit onvrede veel oud werk verscheur. Een ander schreef weer dat ik uit een familie van fotografen stamde". Is dat zo? „Ach, mijn vader liep me al tijd achterna met een camera, wilde graag dat ik ook ging fotograferen. Maar ik heb een tegendraads karakter. Hij had moeten zeggen dat ik niet mocht, dan had ik het juist wel gedaan". De genutigde glazen bier stemmen haar mild of is het de lentezon? Vriendelijk voegt ze mij ten afscheid toe: „Ach ik hoef het verhaal niet vooraf te lezen hoor". Maar ook gedecideerd: „Schrijf dat ik uit Praag kom, ik ben een Praag se". CHARLES BELS De minister van defensie zat op een stoel achter een gereedstaande lessenaar en wachtte af. Hij moest eerst nog ingeleid worden door een hoge functionaris die de reputatie had leuk te zijn en die dan ook allerlei krampachtige geestigheden venti leerde waar geen mens om lachte. Toen stond de minister van defensie op en liep naar de lessenaar om antwoord te geven op vragen die zijn gehoor hem zou stel len. De hoge functionaris riep. op een toon alsof hij een nieuw ontdekt zange resje moest introduceren: Caspar Wein berger! Omdat ik wist dat de minister niets bij zonders zou vertellen, keek ik meer naar hem dan dat ik luisterde. Wat mij vooral opviel waren zijn ogen. Die waren zwart, glanzend, indringend en bijzonder leven dig. Die ogen vielen des te meer op om dat in de rest van zijn gezicht nauwelijks enige expressie te bespeuren viel. Hij had de gelaatskleur van iemand die weigert zich aan de buitenlucht bloot te stellen. Zijn lippen waren dun en kleurloos. Zijn dik en diep ingeplant haar werd met de een of andere vloeistof in het gareel ge houden. Caspar Weinberger bleek een oude-mannenlijf te hebben met hoge en iets te brede heupen. Hij droeg een blauw-griis kostuum van niet al te perfec te snit. Ik zag dat hij zich, staande voor zijn gehoor, met enige moeite over zijn vermoeidheid heen zette. Hij riep zichzelf als het ware tot orde. Toen brak hij los. De meeste vragenstellers kregen niet eens de kans hun vragen af te maken. De mi nister had aan een paar woorden al meer dan genoeg. De antwoorden stroomden met een onvoorstelbare snelheid uit zijn mond. Met zichtbaar genoegen gaf hij blijk van de weergaloze greep die hij op zijn vakgebied had. En Caspar Weinber gers vakgebied omvat zowat de hele we reld. Hij sprak snel, maar beheerst. En er kwam niets uit zijn mond waarvan de wereld zou ophoren, want dat was toeval lig niet de bedoeling van de bijeenkomst. Zijn stem was hoog, niet onaangenaam en zeer beslist. En soms was hij veel gees tiger dan de uitslover die hem had inge leid. Wat mij evenwel het meeste verbaasde was zijn charme. Ik had altijd gedacht dat Caspar Weinberger een strenge, hu morloze en ongevoelige man was. Maar dat bleek weer eens niet te kloppen. Een journaliste stelde hem een hc Arabische journaliste stelde vraag. Ze had een zachte stem en dus boog Weinberger zich, met een hand achter zijn linker oor, naar haar over. Wij luisterden zo aandachtig, dat de journaliste het er te kwaad mee kreeg, struikelde over haar woorden, nog eens opnieuw begon en tenslotte bij het begin, inplaats van bij het einde van haar vraag terecht kwam. Ze schaamde zich. Maar Caspar Weinberger maakte eerst een bemoedigend grapje tegen haar en rondde dat af met een perfect geformu leerd compliment, om vervolgens haar vraag - aie eigenlijk met eens was ge steld - te beantwoorden. Ik zag haar even later naar de telefoon grijpen om, met overslaande stem van opwinding, iets aan haar chefs door te geven. Maar toen was de minister van defensie al op weg naar de lift, in het besef dat hij ook ons te grazen had genomen. Veilig heidsagenten dromden als een kudde kal veren om hem heen. De uitslover die hem met zoveel geestigheden had aangekon digd, volgde hem als een volleerd slippen- drager. Een paar lagere functionarissen keken vol ontzag zijn kant uit en zouden die avond moeder de vrouw waarschijn lijk vertellen dat ze de zoom van het kleed van een der machtigste mannen ter wereld hadden mogen kussen. Ik zat nog steeds op mijn plaats en dacht dat ik misschien toch te gevoelig was voor allerlei uitingen van humor en char me. En ofschoon ik mij voornam een heel kwaadaardig en driftig artikel over Caspar Weinberger te schrijven, wist ik eigenlijk al meteen dal ik dat maar beter niet zou kunnen doen. Wie zich te gra zen heeft laten nemen, verliest hel recht te protesteren, dacht ik. Dus stond ik op en ging weg. De Arabi sche journaliste zat nog steeas aan de te lefoon om haar chefs ervan te overtuigen dat niemand minder dan Caspar Wein berger zelf iets heel belangrijks tegen haar had gezegd. Ik zag aan haar gezicht dat haar chefs daar niet in trapten. Gelijk hadden ze. JO WIJNEN '£cidóc0oimmt

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1986 | | pagina 25