Boeren te taai om bij bosjes af te vallen £eidóc@ou/icMit ZATERDAG 5 APRIL 1986 Superheffing op melk, een beperkende wet op de varkens- en pluimveehouderij en allerlei mestmaatregelen die de producenten van mest op zeer hoge kosten jagen. Hoe hoog weet nog niemand. En dat leidt tot onrust. Want het gaat de boeren niet zozeer om het huidige inkomen, maar veel meer over de vraag of hun bedrijven kunnen blijven bestaan. Er worden veel grapjes gemaakt over boeren. Maar ook wekken ze - vooral bij stedelingen - nogal eens wrevel op. „Ze klagen zoveel", wordt er dan gezegd. „Het ene jaar klagen ze dat het te nat is, het andere jaar dat het te droog is en dan klagen ze over de levertijd van de Mercedes". Het is een wrang mopje in deze voor boeren zo moeilijke jaren. Want de Afrikaanse varkenspest in Zuid-Holland is slechts het zoveelste probleem uit een hele reeks waarmee de boeren de laatste tijd worden geconfronteerd. Het gaat dan ook niet best in de agrarische sector. Veel landbouwers en veetelers dreigen het spoor bijster te raken in regeltjesland en de maatregelen vanuit Brussel maken de zaak er niet beter op. In de afgelopen tijd hebben veel deskundigen daarover hun mening gegeven. Ir. Pieter Bos (43) en ing. Henk Dokter (39), hoofdredacteuren van het weekblad De Boerderij (honderdduizend abonnees), doen een poging wat zaken op een rijtje te zetten. Henk Dokter heeft elke maandagmorgen in alle vroegte een praatje voor de radio. Op die manier probeert hij het nogal gecompliceerde landbouwgebeuren dichter bij de gewone consument te brengen. Er moet volgens de hoofdredacteuren van het weekblad De Boerderij voor worden opgepast dat alle voorgenomen maatregelen er niet toe leiden dat Europa één grote woestenij wordt. En dat dus een vredig landschap als dit zou verdwijnen. DEN HAAG - De boeren ploegen nog immer voort. Ze zijn te taai om bij bosjes af te vallen. Maar dat het voor velen schrapen is, daarover bestaat geen twijfel. „Als je als uitgangspunt zou nemen dat zij het kapitaal, de pacht en de rente over de grond volwaardig zouden moeten terugverdienen, komen ze nogal wat te kort. Dertig procent als je volgens cao-normen zou spreken. Of anders gezegd: een boer verdient maar zeventig procent van het bedrag dat hij moet verdienen om er redelijk uit te komen". Dat zegt Pieter Bos, die samen met Henk Dokter de hoofdredactie voert over het week blad De Boerderij. „Die zeventig procent slaat op de totale agrarische sector exclusief de tuinbouw. Dus op de vijftienduizend akkerbou wers en zestigduizend veehouders. Als je de resultaten in het boekjaar 1984-'85 bekijkt, dan zie je dat het in de akker bouw zeer slecht gaat vergeleken met de melkveehouderij. En dit jaar wordt het nog slechter". Henk Dokter legt uit: „Dat hangt voor het overgrote deel sa men met het bijzonder teleurstellende verloop van de aardappelprijs. Ook de uienprijzen zijn slecht en de graanprij zen zijn de afgelopen drie jaar met zo'n twintig procent achteruit gehold. Daar komt nog bij dat de opbrengsten ook slecht waren". In de akkerbouw gaat het dus zwak uitgedrukt bedroevend slecht. Maar een boer is flexibel. Hij weet dat niet elk jaar een topjaar kan zijn. Dok ter: „Inderdaad, een boer is gewend aan de afwisseling van slechte en goede ja ren. Hij kan dan wel eens klagen over een slecht jaar. Maar ach, er komt dan wel weer een goed jaar achteraan. Nu is echter het tweede extreem slechte jaar voor de akkerbouw afgesloten. Zelfs een aartsoptimist kan nu geen vertrouwen hebben in verbetering. De graanprijzen lijken opnieuw aanzienlijk slechter te worden. Gemiddeld kelderen de prijzen zo'n tien tot vijftien procent". Dat hangt, zo weten de kenners, samen met de voorstellen van de Europese Commissie. Dokter: „We hebben een heel groot graanoverschot in Europa. Op dit moment al achttien miljoen ton. En als de politiek niet ingrijpt zitten we over drie a vier jaar met vijftig miljoen ton overschot. Dat wordt onbetaal baar". Want immers: de EG garandeert een vast bedrag voor elke kilo die van het land komt, of die nu wordt verkocht of in silo's opgeslagen. Het is volgens Dokter dus begrijpelijk dat de politiek ingrijpt. Maar het betekent wel een enorme inkomensachteruitgang voor de boeren. „Dat is een van de redenen waarom de boeren in Hoogeveen zo krachtig van hun onlustgevoelens blijk hebben gegeven". Nu wordt er in Nederland, vergeleken met de omliggende landen, betrekkelijk weinig graan verbouwd. Alleen in Noord-Groningen en de polders zijn de landbouwers voor hun inkomsten van dit wuivende graan afhankelijk. In de andere akkerbouwgebieden levert met name de aardappel en in mindere mate de ui inkomen op en wordt graan alleen verbouwd als vruchtwisselaar om de grond gezond te houden. Nu de graan prijzen onder druk komen, gaan veel akkerbouwers zoeken naar andere teel ten. De aardappelteelt komt dan als eer ste in aanmerking. Maar er hoeft slechts een kleine uitbreiding te komen van de aardappelteelt of ook die markt wordt grondig verstoord. Een paar procent meer kan de prijs al met tien tot dertig procent doen dalen, zo menen de hoofdredacteuren. Koopkracht Even terug naar de inkomenspositie van de Nederlandse landbouw. Bos: „In deze sector is de koopkracht in de laat ste tien jaar nauwelijks toegenomen, terwijl dat.elders toch wel zo was". Vol gens Henk Dokter zijn er heel wat boe ren die inmiddels op het minimumloon terecht zijn gekomen. „Er zijn bedrij ven, veelal de grote, waar heel veel is geïnvesteerd. Die boeren hebben flink geld moeten lenen bij de Rabobank om de ligboxenstal te betalen. Voor hen zijn rente en aflossing in de regel erg hoog. Maar er zijn- ook boeren die tot de freewheelers kunnen worden gerekend. Het zijn de mensen die een beetje hun eigen bedrijf aan het opeten zijn. Ze la ten het verouderen. Investeren niet of nauwelijks meer. Die hebben wel een heel behoorlijk besteedbaar inkomen. Maar een opvolger kan dat bedrijf nooit meer rendabel exploiteren". Zo'n be drijf wordt op een gegeven moment be ëindigd. „Het wordt opgesplitst onder de buren en in de gebouwen wordt een caravanstalling of iets dergelijks ge maakt". Dokter waagt zich niet aan concrete cij fers over het aantal boeren dat in de ko mende tien jaar zal afvallen. „Ik denk dat de hele ongerustheid in de land bouw meer te maken heeft met de toe komst, met het voortbestaan dus, dan met het huidige inkomen. De boeren zouden die inkomensduikeling wel voor lief nemen als ze vertrouwen konden hebben in de toekomst. En dat vertrou wen is grotendeels afwezig. Niet ten on rechte. De frustratie van de akkerbou wer is dat de graanprijzen blijven dalen. De veehouder lijdt onder de superhef fing op te veel geleverde melk, waar door uitbreiding niet mogelijk is. En uitbreiding is vaak nodig om voor de opvolger een levenskrachtig bedrijf te hebben. In de varkens- en pluimvee houderij heeft men op dit moment te maken met de interimwet, die de uit breiding en vestiging van nieuwe bedrij ven sterk aan banden legt. Bovendien komen er allerlei mestmaatregelen aan zetten, die de producenten van mest op zeer hoge kosten jagen. Hoe hoog weet nog niemand. En al die onduidelijkheid draagt bij tot de onrust. Wisten we maar hoe hoog de rekening wordt. Dan konden de boeren zich daar op instel len. Dat is ook een van de zaken die Braks op de vele bijeenkomsten met de boeren probeert uit te leggen". Braks Geen makkelijke taak dus, minister van landbouw te zijn op dit moment! De beide hoofdredacteuren knikken in stemmend. Ze zouden niet graag op die zetel zitten. Bos: „Nu moet ik zeggen dat het mij opvalt dat hij toch steeds weer applaus weet te ontlokken als hij ergens komt spreken". En die bijeen komst in het noorden dan? Bos: „Die was redelijk goed voorgeprogrammeerd. De boeren hadden afgesproken geen ap plaus te geven. Maar ik ben laatst in Ede op een mestsymposium geweest en ik verbaasde me erover dat de minister ondanks alle onheilstijdingen die hij bracht, begrip ontmoette bij de boeren. Hij liet blijken z'n vak te verstaan. Hij kent de landbouw. Hij kent de mensen. Hij heeft een gedegen opleiding in Brus sel gehad. Hij spreekt de boerentaal. Op een of andere manier accepteert men hem daardoor". Want degenen die na denken weten dat hij de politiek niet al leen maakt, dat andere factoren een rol spelen. „Er zijn natuurlijk een heleboel zaken waar je niet aan voorbij kunt gaan. Er is een mestoverschot in Neder land. Er zijn overschotten van allerhan de landbouwprodukten. Tegen dat ver haal is eigenlijk weinig in te brengen", aldus Dokter en Bos vult aan: „Het pro bleem van de landbouw is dat ze het te goed doet. En van dat succes profiteert eigenlijk alleen de consument. De prij zen van een heleboel produkten zijn de laatste tien jaar nauwelijks gestegen. Het resultaat van het beter boeren is de consumenten dus ten goede gekomen, terwijl de boer er te weinig van heeft ge profiteerd": De sterksten Volgens Dokter zal de centrale vraag in de rest van deze eeuw blijven: Hoe be heersen we de produktie in Europa? „Dat kun je op twee manieren doen. Ten eerste via contingentering. Dus via het maken van afspraken over de hoe veelheid die iedere boer mag produce ren. En ten tweede door koi|de sanering. Met andere woorden: helemaal geen af spraken maken en de vrije markt losla ten op de boeren. De sterksten zullen in dit spel van vraag en aanbod overblij ven. Je houdt dan slechts krachtige gro te bedrijven over, die goedkoop kunnen produceren. Maar het aantal arbeids plaatsen zal drastisch afnemen. Dat wordt dan dus een enorme uittocht. Groter dan we vlak na de oorlog heb ben meegemaakt. Dat is toen goed uit gepakt omdat de industrie veel mensen kon opvangen. Er zijn er toen ook veel geëmigreerd. Maar alternatieve werkge legenheid is nu totaal afwezig". Bos vult aan: „De industrialisering van Neder land in de jaren vijftig en zestig was mede mogelijk door de mechanisering in de landbouw. Daardoor kwamen de arbeidskrachten vrij. De basis van de welvaart is in die periode gelegd". Belangen De belangentegenstellingen binnen de landbouw worden steedsduidelijker zichtbaar constateert Pieter Bos. „Die tegenstellingen zijn er natuurlijk altijd al wel geweest, maar ze komen steeds scherper naar voren. De akkerbouwer wil een hogere graanprijs. De veehouder zegt: je moet niet komen aan onze graanvervangers. De kleine boeren zeg gen: we willen toch wel graag be schermd worden tegen de expansiedrift van de grote boeren, die maar quota op kopen, en de jonge boeren zeggen: Alle gronden die vrij komen moeten naar ons toe want wij willen ook een kansje hebben. Het barst dus van de belangen tegenstellingen". Dokter voegt daaraan toe: „In het noorden ziet men Braks een beetje als paladijn van de Brabantse mestveroorzakers. Dat hij katholiek is speelt mee, en natuurlijk dat hij uit het zuiden komt. Braks wil eigenlijk dat de Groningers en Friezen mest van de Bra banders afnemen. Ze zien hem in het noorden als de kruiwagen voor de be langen van de Brabantse en Limburgse mestproducenten. Ten onrechte hoor. Hij doet echt z'n best". Bos: „Het hele probleem wordt veroor zaakt door de enorme stijging van de produktiviteit. We zaten twintig jaar ge leden op een opbrengst van vier ton tar we per hectare. We zitten nu al op het dubbele. Men verwacht dat de op brengst nog hoger wordt. Als je twintig jaar geleden had gezegd dat we nog eens acht ton tarwe van een hectare zouden halen, dan zou iedereen je hebben uitge lachen. En we zijn er nog lang niet. Als je bijvoorbeeld ziet wat voor technolo gie er nog in de pijplijn zit en wat voor biogenetische mogelijkheden er zijn! Als »je de melkproduktie in de komende tien jaar met dertig procent verhoogt, dan betekent' dat wel dat je in feite al weer dertig tot vijfendertig procent van de koeien moet laten afvloeien". Dokter: „En als je dan ook de robot er in be trekt Er komt een tijd dat een boer in z'n eentje makkelijk honderd of meer koeien kan houden. En wat moet je dan met de grond? Ga je graan telen, of ga je bos inplanten? En wie betaalt dat?". We zijn nu dus aangeland bij het toe- komstspook van de landbouw? Bos: „Inderdaad, maar ik heb dit spook lie ver dan het spook van de honger. Ik kan me nog heel goed herinneren dat vlak na de oorlog verwacht werd dat er een tekort aan voedsel zou ontstaan in Europa. Dat de bevolking sneller zou groeien dan de voedselvoorraad. Dat waren serieuze voorspellingen van we tenschappers. We hebben gelukkig het omgekeerde gezien. De vocdselproduk- tie is sneller gegroeid dan het aantal mensen. Ik vind dat een luxe positie, waarvoor we natuurlijk best wat over mogen hebben. Die positie heeft conse quenties, waaraan je wat moet doen. Maar niet door het afslachten van dui zenden boeren. Met die boeren kun je geen kant op. Er is geen werkgelegen heid buiten de landbouw. En als je dat al zou doen, dan pleeg je een enorme aanslag op het landschap. Dan wordt West-Europa éën grote woestenij". Tot slot zegt Bos: „Boeren zijn over het algemeen taai. Men werkt over het alge meen niet met tegenzin. Het bedrijf heeft natuurlijk ook een andere functie dan alleen maar zorgen voor inkomen. Het is ook een soort levensvervulling voor de boer. En dan kun je het lang volhouden. Ik denk ook niet dat on danks de minder goede toekomst de boeren bij bosjes gaan afvallen. Daar voor is het weerstandsvermogen te groot TON HISSINK FOTO'S: MILAN KONVALINKA

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1986 | | pagina 26