Het naadje van de blauwkous 1 >y*r finale VIER GENERATIES MET VROUWELIJKE STUDENTEN 1 Telefoneren in België ■fokUctBoutfi/nt1 ZATERDAG 29 MAART 1986 b VII De eerste blauwkous was een man, maar geletterde vrouwen leenden het begrip en maakten het tot geuzennaam. Onder die vlag veroverden ze stormenderhand de universiteiten waar ze vervolgens danig aan het boemelen sloegen. Van de weeromstuit begonnen mannen de borstvoeding te propageren en de opvoeding volgens de methode van dokter Spock. Waarop de vrouwen weer reageerden door van blauwkous Dolle Mina te worden. Een tentoonstelling in Utrecht laat het allemaal zien. Een eeuw, gevuld met vier generaties vrouwelijke studenten. ..Bij hier 1: zijn zoon bijna later I 11 sport daar partij een q „Vroe het ai er on zijn v allem. Houv voor toch het el stadie de sp na de drink" Houv UTRECHT - De eerste was timmer mansdochter Catharina van Tussen broek. Dit jaar werden er meer dan tien duizend van geteld. Daarmee mag Utrecht bogen op de eerste en enige uni versiteit in Nederland met meer vrouwe lijke dan mannelijke studenten. Maar die ontwikkeling heeft, sinds Catharina, wel een eeuw moeten duren. Noch kan worden gesteld dat Utrecht ook meer vrouwelijke afgestudeerden dan manne lijke aan het vaderland schenkt. Bij het kandidaatsexamen blijken de verhoudin gen al verschoven. Die tussensprint geeft een vrouwelijke doorkomst van nog slechts vierenveertig procent te zien. Op de eindstreep, het doctoraal, is de weeg schaal definitief doorgeslagen: eenenzes tig procent mannen tegen negenendertig procent vrouwen. De wetenschappelijke staf van de universiteit tenslotte: 2698 mannen en slechts 509 vrouwen (laatste telling). Vijftien procent van de mannen in de professorale salarisklasse, twee procent van de vrouwen. „Foei", zegt Suzette Haakma uit de grond van haar hart. Ze is een van de samenstelsters van de tentoonstelling „Het naadje van de blauwkous" waar- meê de Rijksuniversiteit Utrecht de vie ring van zijn 350-jarig bestaan luister bij zet. Tot 20 april te bezichtigen in het Universiteitsmuseum aan de Biltstraat, een zo gedistingeerde verkeersader dat het monopolyspel de naam eeuwig zal doen voortleven. De eerste expositie in zijn soort; andere universiteiten willen er straks graag een deel van overnemen. Later zal Geke Wassink zich bij het ge sprek voegen, nog een samenstelster. Dan neemt het interview een wat vinni ge wending. Het leven is er door het fe minisme niet vriendelijker op geworden. Het zou misschien anders zijn geweest, wanneer dit verhaal door Sonja Snoeren was gesigneerd. Mannen, dat blijven toch mannen. Geuzennaam Wat is een blauwkous? Zelfs binnen aca demische kringen lijdt de inhoud van het begrip aan bijna totale onbekend heid. Suzette Haakma daarom: „Blauw kous was een geuzennaam voor geleerde vrouwen die, zoals dat vroeger heette, haar vrouwelijke plichten verwaarlozen voor haar wetenschappelijke neigingen. Het woord is ontstaan toen in de acht tiende eeuw te Londen enkele dames en heren een letterkundige club gingen vor men. Een van de heren, de excentrieke Benjamin Stillingfeet, droeg vaak blauwe kousen. Dit werd de reden waarom de vrouwelijke leden van die club de bij naam „Blauwkousen" kregen". Oei. De geuzennaam, met trots in het vaandel van een feministische tentoonstelling ge voerd, valt in oorsprong te herleiden tot een man. Is dat niet ironisch? Geke Wassink: „Helemaal niet. Ik vind het juist grappig. Ik denk trouwens dat het een beetje een vrouwelijke man is ge weest. Dandy-achtig. Een soort Oscar Wilde, zoals we die net van de televisie hebben leren kennen. En leuke mannen, die worden door vrouwen geannexeerd". Tweede raadsel. Waarom wordt er bij de viering van 350 jaar universiteit één eeuw speciaal uitgelicht en blijven de overige 250 jaar in het duister? Hebben die dan niets gedenkwaardigs opgele- Zo kregen begin deze eeuw de eerste vrouwelijke studenten les in tandheelkunde. verd? Suzette Haakma verklaart het zo. „Ik vind het zeer gepast om te laten zien hoe dit wetenschappelijke bedrijf nog maar een eeuw geleden zijn poorten voor vrouwen opende. Eigenlijk belich ten we met de tentoonstelling 250 jaar achterstand. En dat blijkt nuttig te zijn, want lang niet iedereen weet het, van die achterstand. Je hoort bezoekers van de expositie zeggen: „Gut gut, dat heeft wel erg lang moeten duren; we dachten dat vrouwen al veel eerder waren toegelaten tot een universitaire studie". En we zijn er nog niet, hoor. Dat Utrecht nu meer vrouwelijke dan mannelijke studenten heeft, wil nauwelijks zeggen dat het tra ditionele rolpatroon voorgoed doorbro ken is. Er blijft genoeg werk aan de win kel. De kloof tussen uiterlijke schijn en werkelijkheid is nog steeds enorm groot. Kijk maar naar recente onderzoeken". Geke Wassink, fel: „Uit die onderzoeken blijkt dat verreweg het grootste deel van de werkende vrouwen nog steeds alleen voor het huishouden moet opdraaien. Een schandaal. Wanneer de man het er bij laat zitten, brengt de vrouw het ken nelijk niet op om die hongerige oogjes te zien. Vrouwen zijn veel meer geneigd om water bij de wijn te doen. Deeltijdar beid is een goed voorbeeld. Iedereen dacht: wat een vondst. Maar in de prak tijk blijken banen met prestige onge schikt te zijn voor deeltijd. Dus wordt gezegd: we zetten vrouwen op die deel tijdbanen, dat is heel mooi, ze kunnen er geen carrière maken en bij een eventuele reorganisatie jagen we ze gewoon terug de keuken in". Primeur Geke Wassink (links) en Suzette Haakma, de samenstelsters van de tentoonstelling over vrouwelijke studenten. broek dus niet de eerste geweest te zijn. Dat was natuurlijk Aletta Jacobs en de universiteit van Groningen kreeg in 1871 de absolute primeur, negen jaar eerder dan Cathanna. „De Groningse professoren hebben haar niet tegenge werkt", stelt het standaardwerkje „Alet ta en later" vast. „De mannelijke studenten wenden sppedig aan deze vreemde eend in de bijt". Geen sprake van een ergerlijk seksisme zoals dat anno 1986 plotseling nog bleek te kun nen broeien op de Vrije Universiteit te Amsterdam. Aletta in Groningen en ver volgens Catharina, de Utrechtse pri meur, konden wrijvingsloos in het aca demische raderwerk meedraaien, „al was het werk zwaar en het bestaan een zaam". De beide samenstelsters van de expositie kijken, met dit beeld gecon fronteerd, tamelijk zuinig. Vooral Geke Wassink heeft meteen een voorbeeld bij de hand om te illustreren dat de serene vijver wel degelijk rimpelde. „Er was een professor die een collegezaal binnen kwam waar alleen twee vrouwelijke stu denten zaten, en die toen zei: goedemid dag, ik ga maar weer, want er is hier nie mand". Historische anekdotes. De Utrechtse tentoonstelling biedt ze te kust en te keur en is daardoor minstens zo koste lijk als de expositie die kort geleden fu rore heeft gemaakt: „Kaatje, ben je bo ven?", ook gewijd aan de onderdrukking van vrouwen, maar dan van de nederig- sten onder hen, de dienstmaagden. Bij een rondgang door het Universiteitsmu seum kruipt dan ook de ondeugende ge dachte naar boven dat menige onder drukte blauwkous zo'n onderdrukt mor gen-, kamer- of keukenmeisje in dienst zal hebben gehad. „Kaatje, ben je bo ven? Ja mevrouw, ja mevrouw". Liever dan over anekdotes echter praten Suzet te Haakma en Geke Wassink over de grote historische lijn. En dan onderschei den ze vier periodes die ze op de ten toonstelling ook duidelijk als zodanig hebben neergezet. 1880 tot 1914, de eer ste feministische golf, mag de vrouw stu deren? 1914 tot 1940, kan een vrouw studeren? 1940 tot 1968, waartoe zou een vrouw studeren? 1968 tot heden, tweede feministische golf, de vrouw stu deert. Foei. Maar over het naadje van de blauwkous moest het gaan, niet over de hak van de onderdrukkende laars. Weer gekeerd bij het onderwerp, blijkt tim mermansdochter Catharina van Tussen- Boemel Evenzoveel generaties van vrouwelijke studenten ook. Maar geenszins alle vier even geuzenblauw. In de proeftuin waar aanvankelijk kort, maar krachtig de eik, de olm en de den opstreefden, floreerden weldra ook frivoliteiten als de schijnha- zelaar, de strandviolier en de moerbei boom. In de woorden van Suzette Haak ma: „De eerste generatie beschouwde studeren als een roeping. Het waren vrouwen die zich in moesten vechten en waar moesten maken. Ze haalden taboes naar beneden en dienden als model voor wie wel de brug over wilde, maar niet durfde. Ze trouwden ook niet. Ze waren getrouwd met hun instituut, hun werk. Ze boden een nieuw alternatief voor de vrouw. Heel indrukwekkend". De om slag kwam met het uitbreken van de eer ste wereldoorlog. Bijna van de ene dag op de ander en tot ontsteltenis van de oude, gedreven garde deed het fenomeen van de vrouwelijke boemelstudent zijn intrede. Hoe dat kwam? „Voor 1914 waren er voor meisjes van gegoede huize veel wegen tot het geluk mogelijk", smaalt Geke Wassink. „Een zeer populaire weg was die van de bui tenlandse kostschool waar men naast dè talen ook de onmisbaar geachte goede omgangsvormen kreeg bijgebracht. Maar het losbarsten van de oorlog had tot ge volg dat de grenzen gesloten werden. Veel meisjes die anders naar een inter naat in Zwitserland zouden zijn gegaan, klopten nu voor de voltooiing van hun opvoeding aan bij de universiteiten. Een ware toeloop werd het en de studie was bijzaak. Waar het om draaide, dat was het opdoen van een goede partij. Feest vieren dus. Boemelen. En daarmee raak ten de vrouwelijke studenten - ook de serieuze, want die bleven er - in discre dit. Het was koren op de molen van een man als de Groningse hoogleraar psychologie Heymans die de stelling ver kondigde dat vrouwen eigenlijk niet ge schikt waren om te studeren. Vrouwen toonden zich volgens die Heymans wel iswaar accuraat en plichtsgetrouw en ze beschikten over een goed geheugen, maar wat ze misten, dat was het vermo gen om streng logisch te denken en om zich zelfstandig met onderzoek bezig te houden. De vrouw kon maar beter moe der worden, daar kwam het op neer. Het beruchte wetsontwerp Romme uit 1937 ging zelfs zo ver dat het gehuwde vrou wen en vrouwen die in concubinaat leef den, wilde verbieden arbeid te verrich ten. De borstvoeding werd gepropageerd. En de opvoeding diende te geschieden volgens de regels van dokter Spock die predikte dat moeders vierentwintig uur per dag voor haar kinderen klaar moes- k ten staan. Die Spock is een ramp ge- jj weest. Je kunt dus rustig zeggen dat de tweede generatie vrouwelijke studenten ongunstig heeft gewerkt voor de emanci- j patie. Die heeft het te bont gemaakt", j Op nul De derde generatie? „Die is eigenlijk on zichtbaar", neemt Suzette Haakma over. „Na de Tweede Wereldoorlog bleef de slinger een beetje hangen. De boel ging op nul. Vrouwelijke studenten waren er genoeg, maar je zag ze niet en je hoorde ze niet. Het kabbelde voort op het ver trouwde stramien. Er valt heel weinig over te vertellen". Door naar de vierde generatie dus. De jaren zestig. Geke Wassink: „Er groeit onvrede met de con sumptiemaatschappij. Is dat nou alles? Mijn hele leven in een doorzonwoning? Wat saai. Dolle Mina slaat toe. De actie- froep Man-Vrouw-Maatschappij van oke Smit maakt zich sterk voor rol doorbreking. De mannen meer binnens huis, de vrouwen meer buitenshuis. Een golf van democratisering raast door de academische wereld. Toch zou het nog tot 1974 duren voordat er op de univer siteiten, overgewaaid uit Amerika, iets als de vrouwenstudies van de grond ko men. De vrouw verheven tot object van onderzoek, inderdaad. Onderzocht door vrouwen. Op alle fronten. Wat is de ei genheid van de vrouw? Wat denkt ze? Wat wil ze? Daar was in het verleden al wel naar gekeken, maar uitsluitend door mannen. Er gaapte duidelijk een weten schappelijke lacune en die wilden de vrouwen zelf gaan opvullen". Wat die vrouwenstudies de maatschap pij zullen opleveren? „Ze zullen de posi tie van de vrouw zichtbaar maken", zegt Suzette Haakma. „En vervolgens zullen ze alternatieven voor vrouwen bieden. Modellen. Een andere aanpak van din gen. Andere invalshoeken, prioriteiten. Het staat namelijk helemaal niet als een paal boven water dat de wetenschap goed is zoals ze is. Er zou best eens iets aan te tomen kunnen vallen. Hoe ik dat bedoel? Misschien zouden vrouwelijke wetenschappers zich wel niet met kern wapens bezig hebben gehouden. Of met kernenergie. Misschien zouden vrouwe lijke wetenschappers wel andere medicij nen hebben uitgevonden. Iets met krui den. Een meer mensvriendelijke weten schap, ja. Dat lijkt me heel mooi". PIET SNOEREN Omdat kennelijk nogal veel Nederlanders begaan zijn met het lot van de Belgen krijg ik nogal eens brieven die handelen over mijn gelijk of ongelijk ten aanzien van de typische problemen waarmee onze zuiderburen worstelen. Opmerkelijk veel van die brieven bevatten de laatste tijd vragen rond een van die problemen: „Die telefooncellen in dat land waar u woont". Want: Als ik met vakantie in België ben en ik wil mijn familie bellen dan lukt dat nooit vanuit een cel". Of: „Als ik vanuit een Belgische cel zakenrelaties wil vertel len dat ik wat later arriveer, krijg ik ze nooit te pakken Behalve het feit dat de telefoons in cellen niet doen waarvoor ze daar zijn opgehangen, aldus het meren deel van de klachten, is het ook nog eens zo dat ze de francs opslokken als de holle bolle Gijs het papier in een bekend Ne derlands pretpark. Nu is het voor mij wat lastig me publiekelijk uit te laten over het functioneren van de telefoon in België in het algemeen (van huis tot huis dus) zon der het verwijt te krijgen grof te worden je kunt gemakkelijker vanuit Zimbab we naar Den Haag hellen dan van Brus sel naar Eindhoven -. dus om me nu plotseling positief uit te laten over de tele fooncel in BelgieToch gebiedt de eer lijkheid me te zeggen dat ik met het sy steem van de „teïecard" - een stuk plas tic in de gleuf - zeer goede ervaringen heb, beter dan met mijn thuistelefoon en zeker als de cel op een tegen vandalen be schermde plaats staat. Op het moment dat er munten aan te pas komen, voel ik vaak de neiging opkomen het apparaat van de wana te rukken. Zijn het wel al tijd vandalen, die telefoons in cellen on bruikbaar maken? Zijn het soms ook te leurgestelde klanten? Hoe dan ook, het repareren van openbare (meest munten- -)telefoons kostte vorig jaar in Belgie een half miljoen gulden, zegt de Belgische PTT, reparatie die veelal nodig was om dat men de la had willen lichten, een domme bezigheid overigens omdat er nooit meer dan een goede duizend franc in de kas zit. In België zijn ruim drie miljoen telefoonabonnees. Het aantal is de laatste jaren geweldig gegroeid en - dus - is ook het aantal cellen sterk toegenomen. „Hoe meer abonnees, hoe meer cellen", zegt de PTT, „want ie moet toch naar iemand kunnen bellen?!". Het aantal cellen groeide dus van 7542 in 1981 tot 11.373 vorig jaar en dal bete kent dat er per duizend Belgische inwo ners 1.04 cel beschikbaar is. In Neder land is dat 0,55 cel per duizend inwo ners, in West-Duitsland 2,64, in Frank rijk 3,87 en in Italië 7,65. Nu we toch met cijfers bezig zijn kan ik melden dal in doorsnee zeshonderd van de 1445 Brusselse telefooncellen niet functione ren. In Hasselt is het ook bar en boos; daar werden er vorig jaar 194 van de 642 vernield, in Antwerpen 133 van de 1032 en in Mechelen 127 van de 1048. Het tij delijk in ongebruik zijn van talloze cel len, doordat mensen geprobeerd hebben stoppen en de zaak dus blokkeert, is hier in niet verrekend. Het totaal aantal cel len dat alleen op de telecard functioneert is inmiddels in België opgelopen tot 1604, maar hoewel het telecarasysteem over het algemeen beter functioneert en zeker een betere mogelijkheid voor een internationale verbinding garandeert, is het niet populair bij de buitenlander. Dat is geen wonder, want een telecard moet je kopen bij een postkantoor en als je eenmaal een (geopend) postkantoor ge vonden hebt, hoef je niet meer op zoek naar een cel. Zoals een Belgisch half-francstuk het zo lekker doet in een Nederlandse parkeer- sche shekel (waarde: een halve cent) als vijf-francstuk te werken in een Belgische telefooncel. Maar omdat het geen ge bruik is dat men als Nederlander met een zak vol shekels naar België gaat, moet ik de Nederlandse toerist of zaken man in België adviseren eens een post kantoor binnen te lopen om „voor het ge val dat" een telecard te kopen. Hoewel het resultaat dus beter is dan met mun ten, valt het kampeerders altijd op dat juist bij campings muntenceÜen staan. Mocht u overigens een munt of munten kwijtraken in een Belgische cel, omdat het apparaat ze inslikt zonder tegenpres tatie aan kunt u met uw klacht terecht op nummer 993. Het geld wordt u terugbe taald, via uw rekening of per cheque? .4AD JONGBLOED

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1986 | | pagina 26