Van Romeinse sandaal tot punkschoen Waar komt behang vandaan? ner .v ?Iode serie De keuze van het behang bepaalt in hoge mate de sfeer van een kamer. Daarom wordt deze keus meestal overgelaten aan de vrouw des huizes, vanouds de specialiste bij uitstek op het gebied van de woninginrichting. De traditionele verklaring daarvoor luidt dat de werkzaamheden van de vrouw altijd meer in de woning hebben plaatsgehad, terwijl de man mobieler was. Toch was het aanbrengen van een behang aan de muren in allereerste instantie niet zozeer een kwestie van woninginrichting, maar een wanhopige poging de tocht te keren. In de middeleeuwse kastelen waren de muren vochtig en vol kieren. Om daar wat tegen te doen werden aan de muren zware tapijten en wandkleden gehangen. Dat was de Westeuropese oorsprong van ons behang. In het Frans wordt behang oojk^nu nog tapisserie genoemd. Deze tapijten werden langzaam maar zeker vervangen door andere materialen. Heel kostbaar waren behangsels van goudleder (gepolijst kalfsleder met goud en zilver) in de koopmanshuizen. Iets minder duur was behang van geweven zijde en. wasdoekbehang. Papieren behang kennen we in Nederland pas sinds ongeveer 1600 en dan nog niet in rollen, maar in vellen van 40 bij 50 cm. Dergelijk papier werd met de hand beschilderd of met losse blokken stukje bij beetje bedrukt. In de 17e en 18e eeuw groeide bij de welgestelden de populariteit van het papieren behang. Kunstschilders waren overigens niet erg gelukkig met deze vorm van wanddecoratie, aangezien zij voor hen broodroof betekende. Pas na 1820 was de techniek zover dat .eindeloze" rollen behang gefabriceerd konden worden. Door de verbeterde druktechniek konden deze rollen ook doorlopend van een patroon worden voorzien en ontstond het hedendaagse behangselpapier. In Nederland kwam de machinale produktie van behangselpapier overigens pas in de twintigste eeuw op gang. Behangselpapier blijkt dus nog maar tamelijk recent op de Nederlandse kamermuren te zijn beland. Door de verbeterde machines is behang steeds goedkoper geworden en bleef het niet langer exclusief bestemd voor kastelen en grachtenpanden. Ook de opdruk kent nagenoeg geen technische beperkingen meer. Soms maakt een fabrikant zijn papier zelfs wel heel erg bont, hetgeen de beroemde schrijver met verfijnde smaak, Oscar Wilde, op zijn ster/bed deed uitroepen: „lk word doodziek van dat behang - een van ons is teveel!" Het behang bleef MAU RITS VAN ROOI JEN EeidóeCBoutfuii1 ZATERDAG 22 FEBRUARI 1986 Ooit kwamen bijna alle schoenen die de Nederlanders droegen, uit de Langstraat. Die tijd is voorbij, maar een museum in Waalwijk houdt de herinnering eraan met verve levend. Ook kan men er zien op hoe 'n grote voet de Reus van Rotterdam leefde, hoe de Venetiaanse dametjes op stelten gingen en hoe Picasso bij het schilderen met beide benen op Brabantse zolen stond. Van Romeinse sandaal tot punkschoen. WAALWIJK - In het voortuintje tiert de schoenlappersplant. Bij de koffie wordt desgewenst een halve zool opge diend, zijnde een zoeternij van die vorm waarin vooral krenten en rozijnen de smaakpapillen kietelen. Achter de balie staat een asgrijs gecoiffeerde dame een schoen te poetsen - de eerste van de dui zend die op haar wachten. Een eigentijd se Assepoes en inderdaad gaat ze met een omzichtigheid te werk alsof ze een glazen muiltje tussen de vingers hield. De ademtocht van vervlogen eeuwen heeft het leer de broosheid van toiletpa pier gegeven. Daar zat ze aanvankelijk behoorlijk mee in haar maag. „Toen is mijn man op het lumineuze idee geko men om een scheerkwast te gebruiken". 'Het bevalt. Een museum voor schoenen - dat kan niet missen. In Waalwijk staat het, cen trum van de Langstraat waar mèt de ha mers het hart van de Nederlandse schoe nindustrie klopte totdat de Europese Ge meenschap in 1957 de grenzen opende en modieus goed van Italiaanse makelij voor een akelig infarct kwam zorgen. Di recteur is Danielle Lokin en in tegenstel ling tot de poetsende dame piekt bij haar een kapsel van onbestemde kleur alle kanten uit. Een twintiger boordevol pep. Nederlands jongste museumdirecteur mag ze zich noemen en dat hebben ze geweten in Waalwijk waar ze twee jaar geleden na een doctoraalstudie kunstge schiedenis te Leiden met succes sollici teerde. De afgetrapte voetbalschoen van Johan Cruyff werd aan de collectie toe gevoegd. Dat tekent het nieuwe elan. Nieuwe trend Met een nieuw voorjaar voor de deur een mooie gelegenheid om haar meteen even te vragen wat de nieuwe trend zal zijn. „Een knipoog naar het verleden, denk ik. Naar de jaren vijftig. Een vrij puntige vorm. Een terugkeer ook naar de meer puntige hak, niet de naaldhak, maar toch vrij hoog. Eerlijk gezegd vind ik die vraag een beetje vervelend. Mode trends, daar heb ik lak aan. Ik ben er niet in geïnteresseerd. Kijk maar (legt een been op tafel) wat ik zelf draag. Trends en smaak als leidraad voor een museumcollectie zijn levensgevaarlijk. Mode moet eerst geschiedenis worden. Pas dan blijkt de schoen als uiting van een historisch modebeeld - los dus van wat tegenwoordig de trendy outfit heet - ongemeen boeiend te zijn. Ik zal nooit als een dwaas achter de nieuwste mode aanrennen. Wel volg ik haar, als onderdeel van de schoenengëschiedenis, op de voet. En dan krijgen die laag-bij- de-grondse dingen een prachtige histori sche en esthetische betekenis". Mag zijn, maar anderzijds schuwt ze de nodige peper in haar collectie niet. Ze weet als geen ander dat de monden van haar publiek (27.000 bezoekers vorig jaar) vooral openvallen bij het aan schouwen van de schoen die door de Reus van Rotterdam gedragen is. „Maatje 63. Een schuit van een halve meter. Die man was dan ook 2 meter 55 lang en woog 230 kilo. Gigardus van Rijnhout heette hij. Hij kwam aan de kost door zich ten huize van gegoede fa milies te laten bezichtigen. Vooral kleine kinderen vonden hem prachtig en dat MEC1 Aad voorti parke auto van van i dat i\ weest mijn gelop micii Aanv een h secrei heer zijn i „Het nen" Het v nadat van c bij de pioen jaar voetb hij zi sollici zijn i: lega's moet oppassen. Let op het metalen vig. net". Danielle Lokin, vol respect vooi dit stukje Waalwijks handwerk overi gens: „Om dat metalen vignet gaat het Daarom worden die dure schoenen ge kocht. Om erbij te horen. Het begint te genwoordig toch al op school? Als je niet zo'n krokodilletje op je shirtje hebt, lij je eruit. De aantrekkingskracht van merkbeelden is enorm. Je begint te lo pen op Nikes en daarna moeten het schoenen worden met zo'n gouden G- tje. Ik denk dat ze veel gekocht worden door de jeugd die op het punt staat te gaan studeren. Nijenrode oi zo. De meer klassiek ingestelde jeugd". Hard gevecht In het gouden vignetje weerspiegelt zich het harde gevecht dat heel de Langstraat moet leveren om de Nederlandse consu ment ervan te overtuigen dat kwaliteit boven modieuze import gaat. Want men is de klap nog lang niet te boven. In dc na-oorlogse jaren werd de Nederlandse markt voor honderd percent door de ei gen schoenindustrie gedekt. Sindsdien is dit aandeel ingeschrompeld tot onder de 20 percent. De overgrote meerderheid van de ruim 50 miljoen paar schoenen die er jaarlijks op de Nederlandse markt omgaan, komt uit het buitenland. Schrij nend in dit verband mag de bijkomstig heid heten dat het museum van Danielle Lokin uitgerekend gevestigd is in de hal len van de voormalige fabriek waar het vermaarde Pinocchio-kinderschoeisel vervaardigd werd. De directrice, treurig, want zelf afkomstig uit een leerlooiersge slacht: „Het was de fabriek van Koos Bergmans. Die had een groot gevoel voor mooie dingen. Daarom schakelde hij, toen hij een nieuwe hal wilde bou wen, professor Holt in, de bekende ar-! anon chitect. Nauwelijks twintig jaar geleden, was dat. Maar de fabriek bestaat niet wel", meer en nu zitten wij in die hal". z,jn 1 en w Kwaliteit ft-, In een tijdspanne van slechts 15 jaar za-j „Dat gen 130 schoenfabrieken zich gedwongen toen hun poorten te sluiten. Modeschoenerv en worden er op het ogenblik nog slechts scha] door een paar bedrijven gemaakt en de niet produktie van luxe modeschoenen is na- Kraa genoeg geheel uit Nederland verdwenen, voor Wat men in de Langstraat doet, is inspe- slag, len op kwaliteit. „Maar daarbij gaat men *- vaak heel eenzijdig en traditioneel te werk", zegt Danielle Lokin. „Men heeft bijvoorbeeld niet slagvaardig gereageerd toen bij de jeugd de rage van de gympies doorbrak en toen vervolgens onder in vloed daarvan ook het model van de he renschoen veranderde. Maar in alle voorzichtigheid durf ik te zeggen dat ik in de Langstraat tegenwoordig duidelijk positieve klanken hoor. De positie ten opzichte van de import lijkt gestabili- scerdt te zijn". Ze zet de kop recht van een van de poppen die de leerlooierij anno 1870 en het schoenfabriekje anno 1930 bemannen - nog twee attracties die het museum zijn bezoekers biedt. „Die kan ik voor reparatie beter even terug sturen naar de Efteling. Daar hebben we de poppen vandaan. Ja, vooral kinderen hebben belangstelling voor de leerlooie rij en de schoenfabriek. Ze kunnen pre cies zien hoe al die machines werken. Dat beschouw ik ook als een van de be langrijkste bestaansredenen van het mu seum. De mensen vervreemden tegen woordig van de bedrijvigheid. Ze weten niet meer hoe de industrie eruit ziet, want die staat weggestopt op afgelegen industrieterreinen. Ons museum brengt die bedrijvigheid terug onder de mensen. Dat vind ik een heel belangrijke func tie". PIET SNOEREN BIJ DE FOTO'S: In de hallen van de voormalige fabriek waar eens het bekende Pinocchio- kinderschoeisel werd gemaakt, is nu het museum gevestigd waarin men naast allerlei oude gereedschappen en machines ondere andere een afgetrapte voetbalschoen van Johan Cruyff vindt, luxe stappers van Pablo Picasso en de zevensmijlsschoenen waarop de vermaarde Reus van Rotterdam zich placht te verplaatsen. vinden ze hier in het museum zijn schoen nog steeds". Nieuwe blikvanger Er blijkt echter een nieuwe blikvanger op komst te zijn. De overtreffende trap. „Ik krijg - voor een jaar, hoop ik - de schoen in bruikleen die is gemaakt door Henk van Ree uit Kaatsheuvel, hier vlak in de buurt. Maat 156 1/2 ofwel twee meter en drie centimeter. Er is twee vier kante meter leer in verwerkt. Henk denkt dat het de grootste schoen ter we reld is, maar mocht het tegendeel blij ken, zegt hij, dan gaat hij meteen een nog grotere maken". Zelfs met zoiets alledaags als de schoen kan de sensatiezucht worden bespeeld. Graag mag Danielle Lokin haar bezoe kers ook meetronen naar de vitrine waarin damesschoeisel uit China ten toon is gesteld, compleet met een gipsaf druk van de misvormde voet die geacht werd zich in de minuscule maaksels te kunnen wringen. „Gruwelijk, hè", zegt ze gretig. „Het verhaal waarom die Chi nese vrouwen van kindsbeen af hun voeten zo lieten inbinden, kent drie le zingen. Volgens de eerste is er ooit een Chinese keizerin geweest die met een mismaakt klompvoetje ter wereld was gekomen. Omdat ze niet wilde opvallen met haar gebrek, verordonneerde ze dat alle vrouwen klompvoeten moesten heb ben. De tweede lezing legt de schuld bij de jaloezie van de Chinese man; met zulke voeten zou de vrouw er niet ge makkelijk toe komen om de hort op te gaan. Volgens de derde lezing tenslotte zouden die kleine voeten een schoon heidsideaal zijn, geïnspireerd op de bal lerina's van het keizerlijk hof. En dat lijkt me het meest aannemelijk. Als je ziet wat moderne ballerina's bereid zijn hun voeten aan te doen, daar word je ook niet goed van". Ordening Honderd vitrines alles bij elkaar. Een duizelingwekkende rondblik in de we reld van de schoen. Maar Danielle Lo kin heeft er ordening in aangebracht. „Toen ik hier kwam", zegt ze, „trof ik een fraaie, amateuristisch samengestelde verzameling aan. Hij was opgezet door Anton Hendriks, leraar aan de toenmali ge vakschool voor schoenmakers hier. Een begeesterd man. Hij had al heel vroeg de visie dat in een geïndustriali seerde samenleving het culturele erfgoed van het ambachtelijke niet verloren mocht gaan en is daarom schoenen gaan verzamelen. Daaruit is na de oorlog toen de Langstraat - de Duitsers hadden alle schoenfabrieken gesloten - uit zijn as probeerde te herrijzen en aan de weg wilde gaan timmeren, het Nederlands Leder- en Schoenenmuseum ontstaan. Maar er ontbrak een brede, historische basis aan en ook een behoorlijke tijds volgorde. Ik ben twee jaar geleden be gonnen de collectie uit elkaar te halen. Er is nu onderscheid gemaakt tussen Eu ropees en niet-Europees schoeisel. We hebben een chronologisch verhaal opge steld van de Romeinse sandaal tot de nieuwste punkschoen. Er is een afdeling gekomen voor speciale toepassingen zo als schaatsen, technisch schoeisel, klom pen, bijzondere maten. En we hebben de collectie aangevuld, want het verhaal van voor 1800 was in de verzameling onderbelicht. Toppers van toen, zoals bijvoorbeeld de Venetiaanse steltschoen waarop de kleine Italiaanse dames zich in lengte konden meten met de struise Vlaamse vrouwen van de zestiende eeuw, ontbraken". Lokkertjes Door zijn thematische en strak vorm ge geven opzet maakt het museum nergens de indruk van een rariteitenkabinet. Maar curiosa - lokkertjes, zeggen ze op de markt - zijn er wel degelijk. De schoenen van Pablo Picasso, speciaal voor hem in Waalwijk gemaakt. De schoenen van Pipo de Clown. Prostitu- tie-muiltjes uit Loon op Zand, met har ten getooid. Uit kattedarmen gevlochten sneeuwschoenen van Eskimo's. De on waarschijnlijke wiebelhakken uit Ameri ka. De mocassins waaraan de Zwartvoet Indianen hun naam ontleenden. En niet te vergeten de miniatuurschoentjes van Nelis Dekkers. Zo'n typische thuiswer ker uit wijlen het schoenmakersgilde van Waalwijk was hij. Met een merkwaardig principe. Hij meed het schoenenmu seum als de pest. „Ik gao nie kijke napr men èige èrmoei", luidde steevast zijn kruidige verklaring. En Danielle Lokin kan begrip opbrengen voor zijn weige rachtigheid. „Het schoenmakersvak is de laatste tientallen jaren grotendeels on deruit gegaan", vergoelijkt ze. „Een vet pot is* het voor de schoenmakers toch al nooit geweest en nu kwamen hun pro- dukten nog in een museum ook, in plaats van achter de winkelruit waar ze thuis hoorden". Merkbeelden Bij wijze van contrast in een tegenover liggende vitrine de schoenen die ieder een wel kent uit hedendaagse adverten ties, al was het maar vanwege de prijs. 599 gulden dient neergeteld te worden alvorens men zich eigenaar mag noemen van dit ontwerp van modelleur Charles Bergmans. Wie zal dat betalen, zoete lie ve Gerritje?, zoals ze elders in Brabant zingen. De advertentie zelf geeft eigen lijk al antwoord. „Wij voorspellen u dat deze schoen nagemaakt zal worden", staat daar. „Het prototype is reeds gesto len. Dat betekent dat u bij aanschaf goed Na de middeleeuwen werden de tapijten langs de (tochtige) muren langzaam maar ze ker vervangen door andere materialen. Heel kostbaar waren behangsels van goudleder (gepolijst kalfsleder met goud en zilver) in de koopmanshuizen. Iets minder duur was behang van geweven zijde en wasdoekbehang.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1986 | | pagina 26