■finale foid&iQowuvnt ZATERDAG 22 FEBRUARI 1986 Nederland op zijn smalst: elk dorp van enige betekenis heeft een eigen oudheidkamer, maar in het hele land is geen museum te vinden waar representatieve fotokunst permanent wordt tentoongesteld. Nederland op zijn breedst: als dan eindelijk iedereen overtuigd is dat er zo'n gewijde plek moet komen, zien we ons plotseling geconfontreerd met een veelheid aan stichtingen met verschillende gedroomde lokaties. Aanvankelijk was Rotterdam de eerste gegadigde, maar nadat de Maasstad om diverse redenen afviel, leek Haarlem dé vestigingsplaats te worden. Echter nu wordt Groningen ook al genoemd en Amsterdam schijnt zich als (voorlopig) laatste in de competitie te willen mengen. Alle lofwaardige pogingen ten spijt, waarbij nu overigens sprake is van (tijdrovende) coördinatie van de diverse plannen, mogen we al blij KUNST IN zijn als ons land in 1990 één fotomuseum rijk is. Waar dan ook. Voorlopig moeten fotokunstenaars het doen met kleinschalige exposities in vaak noodlijdende galeries en bescheiden aandacht in de media. Om in de tussentijd althans het bewustzijn te bevorderen dat fotografie een onderdeel is van de beeldende kunst, vandaag de tweede aflevering in de serie „Kunst in de marge: fotografie". E MARGE „Oervormen spreken me aan. Zeg maar de basis. Steen, water, plan ten, lucht, licht. Beweging in mens en materie, in alle vormen of het nou een paard, een plant, een rots of een mens is. Ik wil reeksen mo menten voor de eeuwigheid vast leggen. Beweging als oervorm van een andere waarde". Credo van Eric van Straaten, kunst- en publiciteitsfotograaf. Woont sinds kort in Vlaardingen. Op minder dan een steenworp afstand van de plek waar vis sers eens hun zilte last losten. Was voor heen gevestigd in Maassluis. Zet grote ogen op in een met blonde krulletjes omkranst jongenshoofd dat geschraagd wordt door een 31-jarig lijf. Kreeg op zijn tiende een kapot toestel in handen gedrukt, repareerde het en raakte ver slingerd aan het spel van licht en don ker. Dacht heel naïef nog een film bij geel licht te kunnen inspoelen en ont wikkelen. Volgde toch maar eerst de LTS, haalde het Bemetel-diploma en werd gereed- schapmaker-fijn bankwerker. Werkte vijf jaar als zodanig. Gaf uiteindelijk gehoor aan de roep van zijn vroegste jeugd en ging naar de Apeldoornse Fotovak school. „Het enige dat je daar leert is techniek. Creatief stelt het niks voor. Over inhoud wordt niet gesproken". Besloot in 1978 zelf maar 'op zoek te gaan naar het licht en verankerde de ca mera voorgoed in zijn levensstroom. „Ik kan het niet laten". Werkte in de^ nada gen van zijn fotostudie precies 29'dagen op proef bij een postorderbedrijf. Win kelwaar vastleggen. Een korte tijdspanne maar, voldoende om de laatste schopl- opdrachten te vervullen. Werd een unie ke ervaring rijker, besefte dat dit niet het leven was dat hij wenste te leiden. Liet zich inschrijven bij de Culturele Raad van Zuid-Holland en verzeilde in het circuit. Opdrachten, exposities in binnen- en buitenland, beurzen, lezin gen, reizen. Tussendoor los-vast werk om tenminste de kosten te dekken. Is nu bezig met een aanvraag voor een reis beurs van WVC. Filosofie Waarom een reisbeurs? „Ik ben te lang niet weggeweest. Je moet van je laten horen, nieuwe foto's laten zien. Anders denken ze dat je niet meer bestaat. Het is een paar jaar geleden ge beurd dat een ambtenaar in het oosten van het land, een goedwillende hobbyist, opdracht kreeg een collectie met Neder landse fotokunst samen te stellen. Hij vergat Paul den Hollander, had een tijd niets van hem gehoord. Dacht dat hij ge stopt was. Terwijl Paul bezig was met iets geheel nieuws. Ja, met dieren. Zo werkt dat in Nederland". De klaagzang van een kunstenaar. Is Ne derland niet vriendelijk voor fotografen? „Je moet er zelf op uit. Artotheken aan schrijven die geen foto's opnemen. Ik was de eerste bijvoorbeeld die in Den Helder aan de bak kwam. Ja, dan schrijf ik een boze brief. Heb nu heel wat uit staan. Het is moeilijk in dit land. Ik ben gestopt met leuren. Net hoererij. Moet ik gaan vertellen dat mijn foto's zo goed zijn? Als een verkoper van wasmidde len? Fotografie is filosofie. Is niet meet baar. empirisch. Frustrerend. Hoewel, een paar jaar geleden ben ik in Arlès ge weest. Hét grote gebeuren. Daar heb ik toevalllig wél een contact in Brussel aan over gehouden. Ja, binnenkort een een- manstentoonstelling in Contretype, een van de vijf grootste galeries in Belgié". Waarom werk je op grootformaat? Ik ben wel met kleinbeeld begonnen, ik je straks laten zien. Ideaal voor socia le fotografie. Zoals Marrie Bot werkt. Kleinbeeld is extravert. Grootformaat introvert. Biedt de mogelijk te zoeken naar de dingen achter de dingen. Je kunt de illusie oproepen dat achter een rots partij iets gebeurt. Door de bijna onge looflijke scheipte kun je een bijna surre alistische realiteit oproepen. Mijn foto's hebben die techniek nodig. Je moet zo in een foto kunnen stappen. Het moet er streng uitzien". En daar hoort inflitsen bij? Of is dat een trucje? „Inflitsen is een middel om een bepaal de sfeer op te roepen, de intentie te ver sterken. Techniek ligt me, maar is altijd ondergeschikt aan het beeld". HET DERDE OOG Eric van Straaten proeft de vraag wie hem inspireert bijna als een verboden vrucht. „Er is zoveel". Beent naar een goedgevulde kast. Komt terug met boe ken. Harry Callahans' „Water's Edge". Zee en strand. Wijst op bepaalde afbeel dingen van Edward Weston en Robert Mapplethorpe. Naakten en stillevens ontdaan van alle franje. Wordt lyrisch bij het zien van de prenten van Emmet Gowin. „Photographs". Op het eerste ge zicht dóódsimpele familieplaten. Huis, tuin, keuken. Landleven. Kinderen op een rij, de buurvrouw opgebaard in een typisch Amerikaanse doodskist. Foto's die de aandacht gevangen houden en dieper gaan, de ziel in de zoeker. Het derde oog van de fotograaf: „Zo'n foto graaf herken ik meteen. Als je hier tien mensen neerzet, haal ik Gowin er zo uit". Wat moet een foto uitstralen? „Een goede foto moet klikken, een wis selwerking oproepen. Het moet iets doen in je bovenkamer, net zoals tandjes in een ketting moeten passen. Een foto .moet waarheid bevatten, menselijkheid. Geen effecten. Meer dan een mooie lucht boven een landschap". Is reizen zo belangrijk voor je? Neder land heeft toch ook een landschap? „Ik ben in Vlaardingen al drie maal om de haven gelopen. Ik zie er niks in. Gaat niet. Het Nederlandse landschap? Kneu terig. Een verziekte horizon. Altijd wel een stad in de zoeker. Geen heuvels, geen rotsen. Een gebrek aan diepte, vorm. Ik ga liever naar het buitenland. Engeland, Schotland, Frankrijk, IJsland. ,Een goede foto moet iets doen in je boven kamer' Ben ook vaak in Spanje geweest. Kan er eigenlijk niet goed fotograferen. Ik voel me daar te gast. Spreek de taal niet. Zou ook niet naar Indonesië of Bali willen. Alleen de Borobodour boeit me. Steen, ja. Archaïsche vormen. En Pompei na tuurlijk. Staat hoog op mijn verlang lijstje". „Het liefst zou ik twee weken willen rei zen, een week thuis ontwikkelen, weer op pad, ontwikkelen. Opvallend is altijd dat mijn beste foto's pas ontstaan in de laatste periode van een reis. Dan kan je afstand nemen van eerdere belevenissen, vernieuwend bezig zijn. Werk moet al tijd rijpen. Zo blijken bepaalde afgelegde negatieven later soms iets te hebben wat ik aanvankelijk niet zag". Je beoefent om den brode architectuurfo tografie. Kun je daarin wel iets van je ei gen gevoel kwijt? Nee. Maar daar heb ik geen moeite mee. Ik hoef er niet bij te denken. Als ik maar voldoende vrij ben in mijn eigen werk. Zou nooit mode- of reclamefoto's kun nen maken. Dat slokt alle creativiteit Ontwikkeling Het gesprek verplaatst zich naar de werkkamer annex kantoor. Een verbou wing is nog in volle gang. Net als de doka van Eric van Straaten doe-het-zelf- hogeschool. Hier huist de jonge onderne mer met zijn handelsvoorraad. Bureau, tafel, telefoon. Het briefje met onze af spraak nog onder handbereik. Kasten met negatieven, ordners en lijsten. Tus sen gereedschap ligt bijna verloren de proeve van een experiment. Combinatie van ets en foto. „Ik ben misschien wel de eerste hiermee". Aan de hand van stapels werk duidt Van Straaten zijn ontwikkeling. De eerste fo to's zijn fraai van uiterlijk, maar nog zonder het onzegbare van later werk. Ar chitectuur, landschap, de verdwaalde mens, vleugjes Den Hollander -„zijn boek was toen nog niet uit hoor"- veel groothoekopnamen gemaakt met het he- mel-bezwangerende roodfilter. „Uit die 'periode stamt de benaming roodhoek". De dateringen op de in onberispelijke passe-partouts gestoken foto's markeren de intrede van de jaren tachtig. Contou ren van een nieuwe aanpak worden zichtbaar, een eigen stijl. Rotsen vier kant in het vizier, de realiteit als droom beeld. Eerste verkennende bewegingsstudies. Sidderende stenen, in de wind wuivende planten. Blokken steen in flirtend flits licht als geabstraheerde vormen van vrouwen. De verwijzing naar de beelden van Henry Moore bevalt. „Ik wil terug •naar de mens in het landschap". Wijst naar de wand. Een recente foto. „Barbe cue in Schotland". Geheimzinnige toort sen, minuscule mensjes achter wind schermen in de weer, mens en natuur ge- integreerd in een bewogen geheel. Hoe zie je je verdere ontwikkeling als fo tograaf? „Iedere foto is een stap op weg naar de volgende. Ik ben doorlopend bezig met vingeroefeningen. Ideeën moeten rijpen, groeien. Soms zit je op een dwaalspoor, dan neem je een te grote stap, ben je be zig met zaken die je nog niet beheerst. Vergelijk het met een rups. Je moet bob bels nemen, een kronkelig pad volgen. En soms ijlings het achterlijf bijtrek ken". CHARLES BELS BIJ DE FOTO'S: Boven: Blue Lagoon Grindavik 1985 toont de realiteit als vervreemdend droombeeld. Onder: Callanish Standing Stones. De materie in beweging, eveneens een prent uit 1985. Dat roken schadelijk is, daar twijfelt onderhand niemand meer aan. Toch lees of hoor je af en toe argu menten die een dik vraag teken zetten bij de schade lijkheid van tabak. Die zijn te onder scheiden in primitieve en meer geraffi neerde argumenten. We beginnen met het primitieve argument. Dat heeft altijd de vorm van een tegenvoorbeeld. Men komt dan steevast aanzetten met krasse grijsaards die rokend als een schoorsteen en drinkend als een Maleier moeiteloos de leeftijd der sterken haalden. Maar helaas, ook al ken je wel honderd van die grijsaards," dan is dat nog geen bewijs dat roken niet schadelijk is. Ro ken verhoogt alleen de kans op het krij gen van enge ziektes. Je neemt, als het ware meer loten in de loterij en er is dus ook een kans dat je niet in de prijzen valt. In Amsterdam reed jaren geleden een maffe fietsfreak rond, die voor de kick zonder op of om te kijken door stoplichten fietste. Dat lukte hem tien tallen keren. Toch zal niemand daarin een argument zien dat door stoplichten rijden veilig is. Argumenten, die de waarde van rokers- onderzoek betwijfelen, zijn veel moeilij ker te ontzenuwen. Een paar jaar gele den schreef een Australische chirurg een boek waarin hij zei dat roken en long kanker niets met elkaar te maken heb ben. Sterker nog: roken was zelfs prima voor hart- en bloedvaten. Zware shag zou zelfs een probaat middel zijn tegen bronchitis! Geen arts die dit gelooft, maar het is wel waar dat het waterdichte bewijs dat roken schadelijk is, niet mak kelijk is te leveren. Op het eerste gezicht lijkt niets makker- lijker dan dat. Je volgt een paar jaar lang een groep rokers en je vergelijkt hun ge zondheid met die van een groep niet-ro- kers. Als in de rokersgroep meer ziekten voorkomen dan bij de niet-rokers, dan is - zo lijkt het - het bewijs geleverd. Dat had u gedacht. Het bewijs is pas gele verd als beide groepen - afgezien van het roken - precies hetzelfde zijn sa mengesteld, want anders vergelijk je ap pels met peren. Maar dat is juist het pro bleem. Het is denkbaar dat rokers on zorgvuldiger met hun lichaam omsprin gen. Zware drinkers bij voorbeeld zijn vaak ook zware rokers. Je zou dan kun nen tegenwerpen dat het onderzoek de schadelijke gevolgen van drank heeft aangetoond en dat tabak vrijuit gaat. Epidemiologen, de medische rekenmees ters die dergelijke onderzoeken doen, kennen die bezwaren natuurlijk. Met enig statistisch hocus-pocus kunnen ze het bewijs dat roken schadelijk is, bijna waterdicht maken. Bijna, dus niet hele maal. De tabaksindustrie is natuurlijk dol op die gaatjes in de bewijsvoering. Als er in een medisch vakblad ook maar een beetje twijfel wordt uitgesproken over dit of dat onderzoek, dan toeteren ze dat flink rond. Toen in 1981 kritiek kwam op het onderzoek van de Japan ner Hirayama (hij had aangetoond dat vrouwen van rokers meer kans op long kanker hebben), stopte het Bureau Voor lichting Sigarettenindustrie prompt bij alle artsen van Nederland een brief in de bus. Dit zijn natuurlijk achterhoede-gevech ten van de tabaksindustrie. Dat roken wel schadelijk moet zijn, wordt al duide lijk als je gaat kijken wat er in tabaks rook zit. In de rook zitten zeker 2300 aparte chemische stoffen en misschien wel 3600. Enkele daarvan, zoals me- thylchloride, zijn bewezen kankerver wekkend. Een andere stof, tryptofaan, blijkt het erfelijk materiaal te kunnen veranderen. Een stel andere stoffen ver giftigen weer de cellen van de luchtwe gen. Nicotine zet de bloedcirculatie op volle kracht vooruit en zou oók nog de vervetting van de bloedvaten bevorde ren. Koolmonoxide tenslotte drijft de zuurstof uit de rode bloedcellen. Al die stoffen krijg je rechtstreeks in de longen. Dat kan niet goed zijn. Dat is het ook niet. Een paar grimmige cijfers. Als je een pakje sigaretten per dag rookt heb je een tien keer zo grote kans op kanker. Rokers hebben een twee keer zo grote kans op ziekten van hart en vaat dan niet-rokers. Men schat dat tot veertig procent van de hart- en vaat ziekten aan roken zijn toe te schrijven. Chronische bronchitis, emfyseem en luchtweginfecties komen bij rokers veel voor. Raar genoeg is de concentratie van een aantal schadelijke stoffen in de zoge naamde „zijstroom" (de rook die vrij de ruimte in kringelt) tot vijftig keer hoger dan in de rook die de roker inhaleert. Niet-rokers roken in rokerige ruimtes wel degelijk mee. Of zij er ook een grote re kans op longkanker door lopen is om streden, maar dat hun longen er een tik van meekrijgen staat vast. Genoeg ellen de om bleek van schrik naar een sigaret te grijpen of helemaal met roken te stop pen. Ach ja, stoppen met roken. Deze maand heeft de Stichting Leven en Ge zondheid een „stop-met-roken-lijn" geo pend om je door de eerste rookloze da gen te slepen. Bel je de eerste keer dan wordt je verteld hoe het beste met roken kan worden gestopt. Dan volgt een num mer dat je de volgende dag kan bellen en zo vijf dagen lang. Een aardig initiatief. Bel 030-793714. JAN PAALMAN

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1986 | | pagina 23