Leo Halle leeft in zijn herinneringen Herenzwemmen dank zij Ron Dekker in opmars Bloemen ZATERDAG 8 FEBRUARI 1986 DEVENTER - „Nu maar kijken wat het wordt tijdens de wereld kampioenschappen zwemmen in Spanje deze zomer", zegt Ron Dekker (19) na zijn fraaie optreden onlangs in de Speedo-meet in Amersfoort waar hij tweemaal zijn nationale zwemrecord op de 50 meter schoolslag verbeterde en ten slotte bracht op 28,91 seconden. En waarmee hij de uitblinker werd bij de heren in de Nederlandse ploeg. Geheel onverwacht schaarde de tweede jaars MEAO-student uit Deventer zich eind november bij de absolute wereld toppers op de schoolslagsprint. Tijdens de - gekritiseerde - selectiewedstrijden voor de Europa Cup in Lelystad bracht de baantjesjager van de Deventer vereni ging De IJsel een 'onvoorstelbare' tijd van 1.01.3 op de met de hand bediende klokken, 's werelds vijfde tijd ooit ge- een 25 meter bassin. De progressie van de Deventer zwem mer op deze klassieke aanvangsslag voor scholieren, die bij zijn EK-debuut vorig t ïnter- een jaar zomer in Sofia voor het et nationaal aan het licht kwam met achtste finaleplaats, lijkt voorlopig uitputtelijk. Ron Dekker is een opvallende sport man. Het talent heeft in Deventer nog geen vijf trainingsuren per week tot zijn beschikking. Maar voor de door zijn broer René getrainde Deventernaar is dat gezien zijn prestaties in Amersfoort geen enkel probleem. Ontzettend snel „Het is ontzettend snel gegaan", vertelt Dekker. „Ze vragen mij wel eens: zou je vaker willen trainen? Maar in Deventer zijn daar weinig mogelijkheden voor. het is heel erg moeilijk om het bad te krijgen en in combinatie met school is het ook moeilijk om er wat extra trainingen bij te krijgen. Vooral nu, want het gaat niet zo heel erg goed op school. Ik wil wel meer trainen maar het kan gewoon niet. En het is overigens nog maar de vraag of het goed zou zijn. Dat moet je maar afwachten". „Nu zwem ik heel goed. Maar voor een WK moet je je opnieuw plaatsen. Word je dan derde op selectiewedstrijden, dan lig je ernaast. Óndanks de goede tijd die je ooit gezwommen hebt. Het kan best zijn dat ik op de selectiewedstrijden voor de WK derde word. Dan gaan de nummers 1 en 2 mee die misschien het hele jaar door niet zo goed hebben ge zwommen als ik en blijf ik thuis. En de Olympische Spelen zijn pas over 2,5 jaar. Die zijn nog zo ver weg en ook daar moet je je plaatsen op selectiewed strijden. Beste tien In Sofia debuteerde Ron Dekker met een achtste plaats. Op de selectiewedstrijden voor Sofia had ik al goed gezwommen. Met een record op de 100 meter schoolslag van 1.04.70 (50 meterbad). Dan stel je: je zit nu bij de eerste tien van Europa, op de EK wil ik in de finale komen. Toen me dat was gelukt (in weer een nieuw record, 1.04.69; vijfde serietijd) had ik mijn doel bereikt. In de finale probeerde ik natuur lijk nog beter te zwemmen, maar door de zenuwen ging het toch wat minder. Ondanks dat ik achtste werd was ik te vreden". „Met de herenploeg op de vier keer hon derd meter wisselslag (Ron Dekker sa men met de AZPC'ers, Frank Drost, Ed- sard Schlingemann en Patrick Dybiona) zwommen we ons in Sofia bij de beste tien ploegen van de wereld. En het was lang geleden, dat dat met een Neder landse herenploeg was voorgekomen. De Nederlandse heren hebben in Sofia ont zettend goed gepresteerd ten opzichte van de dames. In verhouding kwamen de heren er iets beter vanaf. Het Neder landse herenzwemmen gaat nu op inter nationaal niveau meedoen, al is het nog in de achterhoede". Door de prestaties van Ron Dekker en Frank Vijver is de schoolslag flink in op mars, nadat het reeksen van jaren het stiefkind van het Nederlandse heren zwemmen was. „Ja, het is de laatste twee jaar heel erg vooruitgegaan. We zijn al een stuk geklommen ten opzichte van andere landen. Nu helemaal. Schoolslagtijden onder de 2.20 op de 200 meter worden in niet zo heel veel landen gezwommen. Het is nog niet eer der voorgekomen, dat het Nederlandse schoolslagzwemmen zo goed in de inter nationale toernooien is als nu". HANS VOS >en weekeinde werden de vaderfandse voetbalvelden bedolven onder de bloemen. Nou ja, bedolven. Een slimme koopman had ze in Zeist zo gek gekregen om alle betaalde voetballers een ruikertje over de meters hoge hekken te laten gooien. Alsof die bloemen dat prettig vinden. Ik weet inmiddels dat bloemen van mensen houden. Maar of ze het ook op prijs stellen zo met zich te laten smijten? Want stel je voor: je komt vrijdagmiddag afgepeigerd thuis. Een week hard gewerkt en je verheugt je al op een avondje met een handvol knabbels en een pijpje bier binnen handbereik. Je hebt je nog net even langs een bloemenstal kunnen slepen om een door stevig cellofaan bijeen gehouden bundeltje stengels aan te schaffen. Je parkeert de auto voor de deur, geeft een flinke stoot op de claxon en vrouwlief komt al aangesneld. Je hebt nog net tiid om het portier achter je dicht te doen, de bos beet te pakken en met een enorme zwaai richting voordeur te werpen. Waar je eega met een verrukte glimlach over zoveel aanhankelijkheid en getoonde charme eerst de ruiker en vervolgens jou aan de boezem drukt. Kortom, vond de bloemenman van de voetbalbond, smijt met een echtelijk bosje bloemen en je avond kan niet meer stuk. Heel vindingrijk van de voetbalbond. Laat even vanlevoren weten dat je bij een gang naar een voetbalstadion een bosje bloemen in de wacht kunt slepen en het publiek spoedt zich in drommen naar de velden. Een bosje bloemen, moet de arme voetbalborst hebben gedacht, is in deze tijd toch een griipstuiver waard. En de vele liefhebbende echtgenotes, die hun mannen met lede ogen weer eens op zondagmiddag zagen afreizen naar een wedstrijd konden na afloop mooi voor nop worden getracteerd op een ruiker. M'n liefje, wat wil je nog Maar het kan altijd beter. Ik heb voor de brainstormers van de voetbalbond nog wel een paar aardige suggesties om de groeiende publieke belangstelling een nog wat steviger impuls te geven. Enige voorwaarde is dat de sponsors van de betaalde clubs volledig hun medewerking verlenen. Als dat gebeurt zou het volgende plaatje kunnen worden samengesteld. Bij Feyenoord en FC Utrecht wordt voortaan een heus automobiel beschikbaar gesteld voor elke honderdste bezoeker. De tribunes stromen zonder enige twijfel vol. Wie wil er tenslotte niet zijn amechtig vehikel inruilen voor een gloednieuwe vierwieler? Daar heb je best twaalf gulden vijftig voor over. Stel je alleen maar eens voor hoe moeder de vrouw reageert als je met een glanzende bolide de straat komt inrijden, nadat je achteloos je oude kar bij het stadion hebt laten staan. Mannen, die het normaal gesproken bij een klaverjasje of een biljartje houden, worden door hun eega met een stok naar het voetbalveld geslagen. Deze aanpak heeft méér gunstige elementen. Niet alleen zullen de Kuip en de Galgenwaard binnen de kortste keren uit hun voegen barsten, de respectieve sponsors zien hun merk ineens in vele honderdtallen meer op 's heren wegen verschijnen. Een niet geringe p.r. Ook de vaderlandse economie krijgt een stevige injectie. Al die duizenden nieuwe auto's moeten tóch een keer een beurt krijgen en de garagebedrijven varen er dus wel bij. Alleen de handel in tweedehands wagens in Rotterdam en Utrecht krijgt een klap. Op de parkeerterreinen van Feyenoord en FC Utrecht gaan ze niet meer als broodjes kroket van de hand. Maar de verzamelde sloopbedrijven staan wel te juichen. Want de Kuip en de Galgenwaard moeten binnen afzienbare tiid worden voorzien van kraak-installaties, hetgeen weer een prima order betekent voor de fabrikant van deze apparaten. Feyenoord en FC Utrecht zouden dus glorietijden beleven. Voor clubs met een sponsor, die op een andere markt actief is, is enige vindingijkheid geboden om voor die aanhang een passend present te vinden. Een electronica-gigant kan nog best een aardige combinatie samenstellen voor de gelukkigen, een reisbureau heeft vast nog wel wat appartementjes buiten het hoogseizoen beschikbaar en een aantal bouwbedrijven kan een paar zomerhuisjes in de aanbieding doen. Moeilijker wordt het voor sponsors, die zich bewegen op het financieel- administratieve vlak. Wat zou een verzekeringsmaatschappij kunnen betekenen voor de'potentiële clientèle van een voetbalclub? Maar ach, dat is niet aan mij te bedenken. De heren op die markt zijn doorgaans zo inventief met het creëren van man vrouwpolissen en hond en kat- rekeningen dat ik ze dat gaarne toevertrouw. Nog even terug naar de bloemen van afgelopen weekeinde. Hoezeer die ook een succes waren, één ding is zeker: alle betrokkenen doen er goed aan creatief te blijven met klantenbinding en -werving. Want bloemen mogen dan mooi zijn, alle grasmatten van de betaalde clubs in Nederland veranderen in een groot bollenveld is toch wat bizar. Hoewel dat tegenwoordig wellicht een kleurrijker aanblik biedt en bovendien beter vanaf een comfortabele tribuneplaats te bezichtigen is dan een voetbalwedstrijd. Bovendien heb je geen last van parkeerproblemen, want elk beetje stadion is voorzien van ruime faciliteiten op dat gebied. Maar vóór aeze concurrent van de Bollenstreek levenskans krijgt moeten eerst de sponsors maar eens over de brug komen. Als dat mislukt zien we wel weer verder. BUYS ■CeidócSouAOtit' finale DE LEEUW VAN DEVENTER TACHTIG JAAR Wilhelmus Voor koningin en vaderland? Met een toegeeflijke glimlach: „Ja, daar had me neer Lotsy het altijd over in z'n donder preken vooraf. Over de eer van het Ne derlandse volk, de nationale driekleur en koningin Wilhelmina. Als meneer Lotsy bezig was, rolde je je mouwen al op. Maar ik kreeg het pas echt te pakken bij het Wilhelmus". Bij de herinnering schiet hij rechtop in z'n stoel en zegt: „Daar word je anders van. Al ben je nou rood of blauw of geel, ik doe niet aan politiek, er gaat iets door je heen. Zeven tigduizend man die het Wilhelmus zin gen. Hoe moet ik dat zeggen, net alsof je opgeladen wordt. Je borst zwelt vanzelf op. Machtig gevoel. Dat kun je niet uit leggen. dat moet je meemaken". Vijftien keer stond hij in het Nederlands elftal onder de lat. De eerste keer in 1928 op z'n 22e jaar, als vervanger van vaste keus Géjus van der Meulen. Toen ook verwierf hij z'n bijnaam de Leeuw van Milaan, later geruisloos veranderd in de Leeuw van Deventer. Hij kon wel iswaar niet verhinderen dat Nederland toen met 3-2 verloor, maar het Italiaan se publiek schonk ovatie op ovatie aan die schitterende Hollandse „portiere". Pas zes jaar later, na de afgang tegen de Zwitsers, kreeg Halle z'n grote kans. Van der Meulen kon geen goed meer doen en Halle werd in het najaar van 1934 opge steld. opnieuw tegen de Zwitsers. Het werd 4-2 voor Nederland. Van toen af was de Deventer reus („Honderdtachtig pond spieren") vaste keus. Hij had een groot aandeel in de successenreeks van het toenmalige Oranje waarin ook man nen als Bep Bakhuys en Kick Smit schit terden. ..Ik weet nog goed dat we in '35 tegen de Engelse profs speelden. We verloren met 1-0. maar ik keepte de wedstrijd van m'n leven. Na afloop stormde Hibbs, één van de beste keepers die Engeland ooit gehad heeft, naar me toe om me te complimenteren". Toch maakte hij „de mooiste duik van m'n leven" in de Ierse modder, in 1935. „Toen stopte ik een Leo Halle kijkt nog altijd met veel plezier te rug op zijn voetbalcarrière. strafschop bij de stand 3-3. Ik voelde in welke hoek hij zou komen. Keepersin stinct noemen ze dat. We wonnen met 5-3. Enkele weken later tegen Frankrijk, in Parijs, flikte ik hetzelfde kunstje bij de stand 1-1. We wonnen met 6-1". In november 1937 stond hij voor het laatst tussen de nationale palen, tegen Luxemburg. Sinds een dubbele longont steking („Na de wedstrijd kou gevat on der de douche") leed hij aan vormver lies. De keuzecommissie gaf de (heime lijke) voorkeur aan rivaal Adri van Male, maar liet de eer aan Halle zelf. Hij bedankte. Een nieuwe kans kreeg hij niet meer. „Ja, dat snap je soms toch niet, ik heb nog jaren goed gekeept. Maar wat dacht u dan van m'n broer Jan, die pas is overleden. De Kromme was z'n bij naam. Eén van de beste voetballers van Nederland. Hij speelde spil bij ons in Go Ahead. Prima aanvoerder. Beheerste 'het hele middenveld. Hij is maar twee keer in het Nederlands elftal opgesteld. En waarom? Paste niet, denk ik. Net als Jan de Kreek bijvoorbeeld, de midvoor bij ons. De Bokkum noemden we 'm. Prachtvoetballer. Echte afmaker. Goh, wat hadden we een fijn cluppie. Ze wa ren als de dood voor ons". Er volgt een met herinneringen volgela den stilte. Hij gaat nog elke thuiswed strijd naar Go Ahead. „Met m'n jongste kleinzoon meestal. Ik heb twee plaatsen op de eretribune". Als zijn vrouw Dien weer binnen komt („Ik wil u niet wegja gen hoor") komt de tijd als oud-interna tional ter sprake. „Voor mij de mooiste tijd", stelt zij vast, „toen kon ik overal mee heen. Weet je nog in Gouda, dat we met kandelaars, stroopwafels en Goudse kazen naar huis gingen? Wat hadden we fijne avonden na het voetballen. Ook de HFC-diners waren prachtig. Overnach ten in het hotel en zo. Weet je nog die keer in Den Haag, 's morgens om tien uur op een bankje aan het Scheveningse strand? En dat ik toen zei: we hebt het nu toch voor elkaar hè? Dat was de fijn ste voetbaltijd". De Leeuw van Deven ter lacht begrijpend, maar spreekt haar niet tegen. DEVENTER - Op 26 januari vier de Leo Halle, de Leeuw van De venter, zijn tachtigste verjaardag. Het is lang geleden dat zijn helden daden werden bezongen. In de ja ren dertig genoot hij landelijke faam als doelman van het Neder lands voetbalelftal. Met Go Ahead werd hij driemaal landskampioen. Het gejuich is verstomd, de glorie vergaan. Voor Halle, met zijn in middels wankele gezondheid, blijft de herinnering aan „een hartstikke mooie tijd". Toch wil zijn vrouw Dien (78) daar niet zonder nadruk enige kanttekeningen bij zetten. Ook als het gaat om de verloren wedstrijd tegen de Zwitsers in de voorronde om het wereldkampi oenschap toen haar man opzij werd gezet. In hun flat aan de RC. Hooftlaan in Deventer strijkt ze haar kampioen minzaam over de bol als ze zegt: „Je had vroeger als arbeidersjongen toch niks te vertel len?" Nu ze de „gekke verering voor die Boris Becker" ziet, moet Dien Halle wel aan nemen dat veel mensen in de nabijheid van een sporlidool over hun theewater raken. „Met Leo heb ik dat vroeger in z'n glorietijd ook wel eens meegemaakt, maar ik kon dat nooit begrijpen. Vol wassen heren die met alle macht om mijn man heendromden om hem heel even aan te raken. Met één vingertje soms, dat was genoeg, dan keken ze al verzaligd. Heren van stand soms hoor". Leo, de vroegere Leeuw van Milaan, zit er meesmuilend bij, terwijl Dien met het gezag van 53 jaren echtelijke trouw een kort gesprekje („Jullie hebt zat, jullie kunt zo ook wel een stukje over mien man schrijven") toestaat. Gevraagd of het hem achteraf spijt dat hij met zijn topvoetballerij nooit een cent verdiend heeft, zeggen de twee in koor: „Nee hoor". Verder laat Leo, in het besef dat ook de natuur haar loop moet hebben, aan Dien het hoogste woord. Ter toe lichting verhaalt zij: „Kortgeleden nog, stapt er een mevrouw uit de auto die zegt: u bent toch meneer Halle? Ja? Oooh, u bent te vroeg geboren, wat had u veel geld kunnen verdienen. Ach me-* vrouw, heb ik gezegd, we zijn allebei nog gezond en bij elkaar. En dat geld hebben we nooit gemist. Ik zeg altijd, als je zui nig opgegroeid bent, word je nooit wild in je doen en laten. Ik ben nu 78 jaar en ik doe al m'n werk nog zelf. Vind ik fijn, hoor. We hebben niet zoveel vragen. Wat we nodig hebben, kunnen we ko pen". Eén keer heeft haar man geprofiteerd van zijn voetbalroem, vertelt mevrouw Halle. Dat was-kort na de oorlog, toen zij het gouden zakhorloge met inscriptie, dat hij ooit van Go Ahead kreeg voor het behalen van de landstitel, inruilde tegen een doublé polshorloge. „Op zijn manier legde die juwelier er ook nog geld bij. Later hebben ze tegen me ge zegd. wat stom dat je dat gedaan hebt". Sappelen Voetbal was Leo's leven, maar hij moest er wel voor sappelen, maakt zijn vrouw duidelijk. „Hij heeft 42 jaar bij de baas gewerkt als chauffeur-monteur. Maar nu, met de AOW er bij, hebben we het hart stikke goed". Hij kreeg wel eens vrij voor het voetbal, maar zijn hartstocht kostte vooral eigen tijd. Leo Halle: „Ik was er de hele week mee bezig, 's Avonds trainen, in de nationale selectie vaak naar Rotterdam, Den Haag, 's nachts om drie uur thuis, maar dan wel een paar uur later weer gewoon aan het werk bij de baas". Aan z'n linkerhand ontbreekt een vin ger. „Vet", verklaart hij. „Tot op het bot doorgevreten smeerolie. Was niet meer te redden. Beroepsziekte, ja". Hij strekt de eens zo machtige handen, waarmee hij in 1928 in Milaan zijn bijnaam ver wierf en in de roemruchte jaren dertig enkele „dodelijke" strafschoppen uit de nationale veste ranselde, en zegt veront schuldigend: „Ik kan ze niet meer stil houden. Ziekte van Parkinson". Ook zijn hart vibreert zo nu en dan on toelaatbaar, wat hem soms in het zieken huis doet belanden, maar voor de rest gaat het prima, lacht hij manhaftig. Zijn vrouw, in een mengeling van zelfspot en diepe ernst: „De kinderen zeggen altijd: dat pa tachtig wordt, dat heeft-ie aan moe te danken". Ze strijkt hem over de bol terwijl ze hem aan haar hart drukt: „Oh, ze past zo goed op hem hè". „Ge lukkig wel hè," is zijn verstikte ant woord. Liefkozend zegt ze: „Het is mijn jongen. Ik ben gek met hem, ik hou van hem. Als-ie er nog maar zit, da's m'n enige ge dachte als ik terugkom van boodschap pen doen". Haar liefde heeft niets met trots te maken, maakt ze duidelijk, al thans niet met trots op z'n voetbalpres taties. „Dat hele voetbalgedoe heeft me nooit zoveel gezegd". „Nooit," beaamt haar man zonder een spoor van zielig heid of rancune. Arbeidersjongen Ze vertelt dat ze vroeger niet meeging naar belangrijke wedstrijden, niet van Go Ahead en ook niet van het Neder lands elftal, behalve als het dichtbij was. „Dat kon toch ook helemaal niet, daar had je geen geld voor. Je moest het zelf betalen, de vrouwen hoorden er niet bij. Ik weet nog goed dat hij een keer in Apeldoorn speelde, in het oostelijk elftal tegen West-Duitsland, geloof ik. De he ren zaten aan het diner en wij vrouwen zaten gewoon in de hal voor het raam te kijken. Er was niemand die ons vroeg of wij misschien een kopje koffie wilden hebben. Geeft niet hoor, ik vond het voor hem fantastisch, al dat reizen. Een arbeidersjongen kwam toch nooit in het buitenland?" Hij herinnert zich nog haarscherp de zestien dagen aan het Como-meer, vlak voor de rampzalige wedstrijd tegen Zwitserland in de voorronde om het we reldkampioenschap. Dat was in 1934. «.Ontzettend veel schik gehad als spelers onderling. Echt een vriendenclub. Ze noemden mij de boerenkoolvoetballer uit het oosten, maar ze hadden wel res pect voor me. En ze konden natuurlijk ook niet om Go Ahead heen. We zijn in die jaren drie keer landskampioen ge worden". Dien, uitdagend: „Hij nam die jongens uit het westen vaak meer in de boot dan omgekeerd". De bewuste wedstrijd tegen Zwitserland, die met 3-2 verloren ging, heeft Leo Hal le jaren achtervolgd. Vooral dat derde doelpunt, waarmee de Zwitsers de WK-droom aan flarden schoten en heel Nederland („We gaan naar Rome, we gaan naar Rome") een kater bezorgde. „Ik zat dus op de bank hè. Met Adri van Male, de keeper van Feyenoord. Géjus van der Meulen stond op doel. Het was een balletje van zestien meter afstand, door z'n benen. Ja, hij was te houden. Later zeiden de jongens: had jij maar ge keept. Maar ja, da's nakaarten. Géjus was een goeie". V oorgetrokken „Maar ook.een vriendje van meneer Ka- rel Lotsy, de voorzitter van de voetbal bond", neemt zijn vrouw soepel over. „Hij werd wel voorgetrokken. Eerst zou-ie helemaal niet mee doen. En z'n vrouw mocht ook mee naar Milaan. De andere vrouwen niet. Ze was in positie en ze moest zogenaamd op krachten ko men. Ach ja, Géjus van der Meulen was arts hè. Aristocraten onder elkaar. Daar kwam een arbeidersjongen niet aan te pas. Je had vroeger als arbeiders toch niks te vertellen. Ik weet nog als de dag van gisteren dat ik gillend het ziekenhuis uit gerend ben, omdat dokter Pannekoek me niet wilde helpen". Ze laat haar man nog even op de reser vebank terwijl ze doordraaft: „Ik leed verschrikkelijk na de geboorte van m'n zoon, in 1946. Ik heb een jaar naar een zenuwarts gelopen en die gaf me alle maal broom, maar het hielp niks. Voor twee kwartjes kreeg je vroeger een speci alistenkaartje. En op datzelfde kaartje ging ik naar dokter Pannekoek, de inter nist. Dus u denkt, zegt-ie, voor twee kwartjes van de ene naar de andere spe cialist te gaan? Daar ga ik niet op in, zegt-ie, u kunt gewoon weer naar huis gaan. Wat heeft die man me verschrik kelijk zeer gedaan. Hij kon toen niet we ten wat een postnatale depressie was. daar zijn de geleerden pas later achter gekomen, maar al had-ie alleen maar even met me gepraat. Meneer, wat heb ik geleden. Door zelf te vechten ben ik er weer bovenop gekomen. Ik was toen 39, maar ik ben nu heel anders gewor den. Ik neem niet zo veel meer. Nu zou ik hem achter z'n bureau vandaan trek ken," besluit ze met iets van verlate triomf. Ze laat ons alleen („Ik heb nog wel wat anders te doen dan te kletsen"). De draad oppakkend, alsof het zo hoort, zegt de vroegere Leeuw: „Het waren in het Nederlands elftal bijna allemaal jon gens die meer waren dan een arbeider. Middenstand en hoger. Dat is later an ders geworden. Er kwam niet veel geld aan te pas. Als je financieel in de knoop zat, want je moest ook wel eens vrijaf nemen van je baas, dan stopte meneer Lotsy je wel eens wat toe. Geen honder den guldens, maar je kwam niks te kon hoor. Het ging 'natuurlijk in de eerste plaats om de eer".

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1986 | | pagina 25