KERSTMIS Deze winter liever geen Elfstedentocht TT EVERT VAN BENTHEM Cckióc Qowuvnt' zaterdag 21 december 1985 SINT-JANSKLOOSTER - De nadering van het einddoel wordt gemarkeerd door de torenhoge vestiging van een bedrijf in mengvoeders. „Van Benthem" staat er groot op die toren. Vraag' aan achter naamgenoot Evert in zijn laag boven het trilveen hurkende boerderij: familie van hem? En zou hij wel die verschrikkelijke einden zijn gaan schaatsen als hij zijn eerzucht had kunnen uitleven in het lei den van zo'n torenhoge onderneming? Dat van de familie klopt. „Verre familie, denk ik. Er wonen hier in de omgeving van Sint-Jansklooster verschillende Van Benthems. D'r zijn er zelfs een paar die Evert van Benthem heten. Nou heb ik een geheim telefoonnummer, dus die worden plat gebeld door mensen die op zoek zijn naar mij". Maar de eerzucht? Hij werpt de vraag verre van zich. „Luister, iedereen wil na tuurlijk wel eens een schouderklopje. Dat is bij mij ook zo. En voor het krij gen van schouderklopjes hoef ik echt niet te schaatsen. Ik ben lid van de fok- vereniging hier. Die controleren regel matig mijn veertig koeien en geven dan een overzicht. Mijn koeien produceren per jaar zesduizend liter melk 't stuk. Maar je hebt al bedrijven met een ge middelde opbrengst van tienduizend li ter per koe per jaar. In het toewerken naar zo'n resultaat zou ik mijn eerzucht ook heel best kwijt kunnen. Waarom het dan voornamelijk agrariërs zijn die bij het marathonschaatsen de toon aange ven? Gewoon, omdat boeren in de win ter minder werk hebben. Het zijn de jon gens die het eerst op natuurijs staan wanneer het begint te vriezen. En ze zijn gewend aan lange afstanden. Op het platteland moeten kinderen vaak hele einden fietsen naar school en terug. Dat kweekt doorzettingsvermogen, denk ik". Evert van Benthem denkt er wel eens over naar Nieuw-Zeeland te emigreren. „Het is er mooi en het is er agrarisch. Maar hier is het o* Ja toch? En in Nieuw-Zeeland zou ik het schaatsen missen De man die jongstleden februari van al die beren op het ijs de Elfstedentocht wist te winnen - de lang verbeide; de eerste sinds 22 jaar - oogt als was hij in de wieg gelegd voor de schermsport. Een van de drie Musketiers zou hij kunnen zijn; dezelfde dunne snor, hetzelfde golvende haar lang over de nek, dezelfde rappe twinkel in het oog. Zelfs de gapende O van zijn benen past bij het beeld. Een paard zou er zo tussen kunnen. Evert van Benthem, inmiddels al weer wat in de vergetelheid geraakt („ze zullen nu Wubbo Ockels wel voor van alles en nog wat vragen"), over de sport en over Nieuw-Zeeland. de boekenplank wordt de aandacht ge trokken door titels als „Te hooi en te gras", „Van de hak op de tak". „Schoon heid in beeld" en „Friesland in vogel vlucht". De twee ramen bieden uitzicht op niets, maar volgens de kaart van Overijssel moet in die nevelige leegte het plassengebied van de Beulaker Wijde verscholen liggen, een van de fraaiste natuur- en recreatiegebieden die Neder land kent. Toch vertrekt Evert van Benthem in maart wanneer het achter zijn ramen weer mooi wordt van uitlopend groen, naar Nieuw-Zeeland. De reis is hem en echtgenote Jannette aangeboden door de KLM. Een van de waardevollere ge schenken die hem als winnaar van de Elfstedentocht in de schoot zijn gevallen, maar waarvan hij nog geen gebruik heeft kunnen maken omdat het voor hem in 1985 - het rampjaar van de superhef fing - hard aanpoten is geweest. Een welkom cadeau. In de dagen van voor zijn beroemdheid was hij zelf aan het sparen gegaan voor die reis. „Nieuw- Zeeland trekt me, wat ik er zo van hoor. Het is er mooi en het is er agrarisch. Ik speel wel eens met de gedachte om naar Nieuw-Zeeland te emigreren. Je zit daar veel verder weg van dat gedoe tussen Oost en West. Maar - een lange blik vol twijfel door de bewasemde ramen - hier is het ook prachtig. Ja toch? En mis schien zou ik het schaatsen gaan missen. Ze hebben op heel Nieuw-Zeeland maar één kunstijsbaan, geloof ik". Waar Evert ook ging, zijn vrouw Jannette ging mee. Hier het echtpaar met het tweejarig zoontje Rolf. Wubbo Musketier Hij die jongstleden februari van al die beren op het ijs de Elfstedentocht wist te winnen - de lang verbeide; de eerste sinds 22 jaar - oogt als was hij in de wieg gelegd voor de schermsport. Een van de drie Musketiers zou hij kunnen zijn; dezelfde dunne snor, hetzelfde gol vende haar lang over de nek, dezelfde rappe twinkel in het oog. Zelfs de gapen de O van zijn benen past bij het beeld. Een paard zou er zo tussen kunnen. De woonkamer waarin vaag het gebonk van de koeien uit de achterstal doordringt, is kloosterlijk wit gehouden, met spaar zaam zwart zitmeubilair. Veel planten. Over de blankhouten vloer slingert speelgoed van tweejarige zoon Rolf. Op Om de aanslag, op zijn persoon gedaan sinds hij het aureool van de Elfsteden draagt, hoeft hij in ieder geval niet te emigreren. Zijn zaakwaarnemer Van den Wall Bake wiens Hilversumse sport- sponsoringbureau Trefpunt ook voor Stephan van den Berg, Marcella Mesker, Tom Okker en de Nederlandse hockey teams de weg naar het Grote Geld be waakt, blijft roepen dat Van Benthem dit jaar aan zijn overwinning op de Bon- kevaart anderhalve ton heeft overgehou den. Zelf zegt hij: „Dat opdraven om winkels te openen en dergelijke is hele maal afgelopen. Daar zullen ze nou Wubbo Ockels wel voor vragen, denk ik. Dat is de nieuwste publiekstrekker. Ik ben voortaan een bekende sportman en daar zijn er zoveel van. En ik ben er he lemaal niet rouwig om. Het is een leuke tijd geweest, vooral omdat we overal met z'n tweeén heen zijn gegaan. Jannet te en ik. Dan kun je er samen over pra ten. Wanneer je alleen op pad gaat en 's avonds moe thuis komt, krijgt je vrouw toch nooit het hele verhaal te ho ren. Maar als het zo was doorgegaan, zou ik geen tijd meer over hebben gehad om te trainen. Dan zou ik het schaatsen moeten hebben laten varen". Misschien wel dank zij de zeven-dagen- tocht van Wubbo Ockels is die beker aan de winnaar van de Elfstedentocht voorbijgegaan en kan hij lustig mee draaien in het bonte circus van de schaatsmarathons om de KNSB-beker dat avond na avond over de vaderlandse ijspistes davert. Tussen haakjes: wie gaat die beker winnen en waarom wint Evert van Benthem - net 27 geworden; in de bloei van zijn sportleven - die beker niet? „Ik win hem niet omdat ik te laat in vorm ben. Kijk maar naar de punten die ik al op de leiders van het klasse ment achter sta. Ik kom altijd laat in vorm. Eind december, begin januari pas. Het afgelopen seizoen ook. Als die Elf stedentocht in december gehouden zou zijn in plaats van in februari, zou ik geen schijn van kans hebben gehad. Nee. de KNSB-beker is niet voor mij. Ik denk dat Hilbert van der Duim heel hoog komt, als hij tenminste eens ophoudt met vallen. Ruud Christoffers komt heel hoog. En Richard van Kempen". Rolschaatsen Zo weten de gokkers tenminste op wie ze moeten zetten. Vanwaar ondertussen die late vorm waaraan Van Benthem lijdt? Zijn antwoordrepertoire op dit soort vragen blijkt beperkt en is eerder ontleend aan de Bouquetreeks dan aan de sportliteratuur. „Tja. waarom word je verliefd? Ik weet het gewoon niet. Het is ontzettend moeilijk te bepalen. Er speelt natuurlijk bij mee dat je niet traint zoals een lid van de kernploeg traint. Je moet je vorm door de wedstrijden krijgen, want zo'n trainingskamp in Inzeil, dat is er voor ons niet bij. Wat wij kunnen doen, is trainen op rolschaatsen. Dat doe ik dus ook. Hier in Sint-Jansklooster? Nee, de mensen zien me al aankomen, zeg. Ik train in de Weerribben. Door dat natuurreservaat ligt een mooie asfaltweg die doodloopt in Kalenberg. Je hebt er vrijwel geen last van verkeer". In één adem: „Maar ik train niet zo ver schrikkelijk fanatiek, hoor. Een of twee keer in de week een uur tot anderhalf uur. We dachten van die rolschaatsen dat we er het ei van Columbus mee ge vonden hadden. Wie veel heeft gerol schaatst, maakt in de schaatsmarathons de dienst uit, dachten we. Dat blijkt dus niet waar te zijn. De jongens die voor aan in het klassement rijden, hebben juist niet meegedaan aan dat rolschaat sen". Hetgeen het gesprek brengt op de veel gehoorde klacht dat het marathon- schaatsen dit seizoen geen uitgesproken vedetten baart. Het vorige seizoen stond alles nog in het teken van de tweestrijd tussen de titanen Henri Ruitenberg die uiteindelijk de beker won, en zijn rivaal Jos Pronk. Maar op het ogenblik schijnt iedereen van iedereen te kunnen win nen. Het ontbreekt aan een krachtfiguur die geen concurrenten naast zich duldt. Is dat misschien om de spanning erin te houden? Een tactiek om telkens weer dat drie- tot vijfduizendkoppige publiek op de tribunes te krijgen? Bij de kermis- koersen van wielrenners althans schijnt zo'n spelletje niet ongebruikelijk te zijn. De eeuwige twinkel in de blik wordt even een priem. Dit wil Van Benthem zich potdorie niet gezegd hebben. „Dat er dit seizoen tot nu toe geen vedetten zijn, is waar. Maar het komt gewoon doordat het weer tot nu toe te goed is ge weest. Kijk het maar na. Bij die eerste marathons is het altijd mooi weer ge weest. Die wedstrijden waren op het lijf van de sprinters geschreven, niet van de tempobeulen. Wacht maar tot het weer slecht wordt. Veel wind. Hagel op de baan. Dan komen vanzelf de mensen naar voren die wel de dienst uitmaken. Afgesproken werk is er beslist niet bij. Dat kun je zien. Zelfs voor een premie van een rijksdaalder wordt bij het leven gesprint. Daaruit blijkt ook dat onze sport nog puur amateurisme is. En rijdt Ruud Chnstoffers eigenlijk al niet als een vedette? Dat hij het klassement aan voert, is verdiend hoor. Hij steekt in topvorm, dat merk je aan alles. Hij rijdt voortdurend de gaatjes dicht en zet de wedstrijd naar zijn hand. Hij rijdt ook veel meer rechtop. Ik moet op m'n pun ten rijden om het tempo bij te houden. Of ik daar de schurft over in heb? Nee. Je wilt natuurlijk goed presteren. Daar voor ben je sportman. Maar komt het niet, dan komt het niet". Bij de marathon in Alkmaar is het expe riment uitgeprobeerd om de schaatsers per gewonnen winstronde drie punten extra te geven voor het eindklassement. De verwachting is dat er een extra prik kel van uitgaat voor aanvallend rijden. Meer spektakel op de piste. Deelt Van Benthem die verwachting? Hij weet het zo net nog niet. „Het kan aanvallend rij den stimuleren, ja. Maar het kan voor het zelfde geld de uitwerking hebben dat ze je niet meer laten gaan, dat ze je bij elke ontsnapping terugpakken. En dan heb je juist kans op vlakke wedstrijden. Persoonlijk denk ik dat er weinig veran dert. Ik denk dat de weersinvloeden be langrijker zijn dan die drie punten. Van welk soort weer ik het moet hebben? Nou, ik was vroeger een mooi-weerrijder en nog.steeds heb ik een hekel aan harde wind. Schaatsen heeft alles met even wicht en balans te maken. Ik denk dat ik met mijn zestig kilo te licht ben. De mensen zeggen: met dat gewicht duikt hij lekker onder de wind door, maar vol gens mij heb ik van alle schaatsers de meeste last van wind. Ik word uit balans geblazen. Slecht ijs ligt me wel. De mas sasprint is niet mijn sterkste punt en op slecht ijs heb je geen massasprints". Voluit Henri Ruitenberg ging het marathonsei zoen 1985-86 in met de verzuchting: „Ik wil dit jaar wel eens lekker ontspannen schaatsen zonder op te letten wat mijn concurrenten in hun schild voeren". Koëstert Evert van Benthem dezelfde wens? Wjint heeft men hem niet, onder weg naar een wedstrijd, tegen marathon kompaan Wim Westerveld horen geksc heren: „Ik hoef niet meer te schaatsen; ik ben al binnen'"' Heftige ontkenning. „Ik rij elke wedstrijd voluit. En ik rij voor alle wedstrijden. nieL speciaal voor die of voor die wedstrijd, Ik probeer elke wedstrijd te winnen. Ik,, mjiak me er nooit van af. Ach, Ruitenberg zei maar wat. Hij was dolblij toen Hij ih'Assen won. En zo hoort het. Ik weigef eeh' wedstrijd te rijden waarvan ik na aflocyp tegen mezelf zou moeten bekennen: ik heb niet mijn best gedaan, niet vol uit de kast gereden. Mijn vader zegt altijd: Evert schaatst alleen om te winnen. Ot er nou centen aan vast zitten of niet, hij schaatst zo hard als hij kan. Heeft hij al tijd gedaan. En zo is het. Nu heb ik nog moeite het tempo bij te houden. Of moeite? Je voelt gewoon dat het niet gaat. Ik moet nou eenmaal eerst kapot zitten voordat ik goed begin te rijden. In januari, februari, wanneer ik beter ga rij den. dan zul je me van voren zien. Let op mijn woorden". Kan een gesprek met de winnaar van de vorige Elfstedentocht anders eindigen dan met een vooruitblik op de volgende? Van Benthem wil wel, maar komt niet ver. „Ik heb het gevoel dat we deze win ter geen Elfstedentocht krijgen. Waar- om? Tja. waarom word je verliefd? Ik zit er ook niet om te springen. Ik heb-'-een ontzettend druk jaar achterde rug. Komt er nou gelijk weer een Elfsteden tocht aan, dan krijg ik opnieuw al die drukte en spanning over pie heen. Waar op ik hoop, dat is een Elfstedentocht over een jaartje of, yijf. Met een beetje sneeuw en zo. Ik verwacht de komende vijf jaar mee te blijven draaien in de top van de marathon. Als ik daar zit, zit ik vanzelf goed voor een Elfstedentocht. Dan ben ik 32. Dat moet toch kunnen? Ik blijf er wel fanatiek op, ja. Het is voor .mij het grootste schaatsevenement ter wereld. Of ik me er door iets van zou la ten weerhouden om mee te doen? Door mijn gezondheid natuurlijk, als die slecht zou zijn. Maar door Jannette ziek te bed? De halve veestapel ziek? Nee. Die zouden er toch niet beter van wor den als ik thuis zou blijven van een Elf stedentocht?" PIET SNOEREN einz Hermann Freiherr von méÉHLk. Schilling, de gepensioneerde directeur van het befaamde Sekthuis Kupferberg, bedient zich bij voorkeur van bloemrijke taal. „Sekt zweeft als een prima ballerina op de maat van de muziek. Het is geen boerendeerne die rondstampt en stof opwerpt. Sekt is geen surrogaat van champagne, verre van dat", verwerpt hij ook maar de intiemste gedachte in die richting. De onverdiende bijsmaak, die de naam sekt in de volksmond heeft, wijt hij mede aan de prijs, die ver onder het niveau van een favoriete Champagne ligt. Waar alleen al de aanduiding champagne de Nederlander tot verheven en feestelijke gedachten brengt, klinkt sekt hem goedkoop in de oren. „Ten onrechte, volkomen ten onrechte", wimpelt de kordate edelman af. MAINZ - Gniffelend - „Nee, we noe men op uitdrukkelijk verzoek geen na men" - verhaalt de Freiherr van een onlangs bij Kupferberg gehouden sekt en champagneproeverij, waar coryfeeën uit het champagneterritorium vrijwel al lemaal de mist ingingen. „Slechts dne van de twintig kenners verwisselden de champagne niet met de sekt en dat zegt toch wel iets". Het was de Benedictijner monnik Dom Pérignon, die in de tweede helft van de zeventiende eeuw het „geheim van de belletjes" ontdekte. Geïntrigeerd door het feit, dat de voordien „stille" jonge wijnen in het voorjaar tot nagisting kwa men, sloeg hij aan het experimenteren. Zodoende kwam hij op het idee van de voor „champagne" zo vitale tweede gis ting op fles. Dit natuurlijke proces komt tot stand doordat pas geproduceerde wijn in een koel klimaat met een vaak al kille oktober(oogst)maand, onvoldoende gelegenheid heeft om volledig uit te gis ten. Dit heeft tot gevolg dat er levende gistcellen en een rest onvergiste suiker achterblijven. In de eerstvolgende „len- tewarmte" gaan die onderkoelde cellen alsnog opspelen en de onvergiste suiker- resten omzetten in alcohol en koolzuur. Is de wijn nu vóór die tweede gisting op fles gebracht en wordt die zodanig afge sloten dat het koolzuur niet kan ont snappen, dan blijft de wijn „gevangen" tot de kurk van de fles gaat (voorzichtig graag en géén geknal, bezweert Freiherr von Schilling) en de wijn schuimend in het schuin gehouden glas vloeit. Acteur Bij Kupferberg houdt men het erop, dat de naam „Sekt" een heel andere oor sprong heeft dan de gebruikelijke verkla ring: een afleiding van het Latijnse „sic cus" (droog). Freiherr Von Schilling: „Op een avond van het jaar 1925 riep de beroemde Shakespeare-vertolker Emil Devriendt na afloop van een voorstel ling van de „Vrolijke vrouwtjes van Windsor" in een Berlijnse Weinstube uit: „Gib mir eine Flasche Sekt", daar mee doelend op „Vino seco", een droge Spaanse wijn. Maar de ober verstond of begreep hem verkeerd en kwam aandra gen met een fles „Schaumwein". „De Nederlanders zouden eens moeten weten hoe gezond sekt eigenlijk is. Dan zouden ze het glas met sekt niet alleen bij zeer bijzondere gelegenheden heffen, maar elke dag. Eén glas in de voormid dag is uitstekend voor de bloedsomloop. Nee, geen drie, want dan word je op dat tijdstip van de dag alleen maar moe", luidt de receptuur van de edelman. Een van zijn andere stellingen: „Drink nooit Sekt als je een slecht humeur hebt. Nooit gemerkt dat je eten niet smaakt als je boos bent op je vrouw? De tong kan zeer snel beledigd zijn". Kupferberg zetelt in Mainz in een fraai gerestaureerd gebouw, hoog boven het oude stadsgedeelte. Daar zijn ook de meer dan zestig imposante gewelven, verdeeld over zeven verdiepingen onder de grond. De diepste kelder ter wereld, waar zover het oog reikt flessen sekt lig gen te rijpen. De verblijfplaats ook van de - volgens Freiherr Von Schilling - voortdurend beschonken „Gladospori- um Cellare", een kelderschimmel die zich voedt met vluchtige alcohol en die het vochtigheidsgehalte keurig regelt. Over de temperatuur hoeft de firma zich evenmin zorgen te maken, want die is het hele jaar door tussen de negen en elf graden. Ideaal voor de rijping van sekt. Ratten „In, de Tweede Wereldoorlog dreigde de zaak flink spaak te lopen", vertelt de edelman tussen de bedrijven door. „De kelders werden toen als schuilplaats ge bruikt; mensen namen voedsel mee naar beneden, gooiden afval neer en al snel wemelde het hier van de ratten. Na de oorlog waren er naar schatting zo'n vier honderdduizend. We plaatsten drinkbak ken met vergiftigd water, maar zonder zichtbaar resultaat. Ratten zijn slimme dieren. Ze hadden al snel in de gaten dat je flinke buikpijn kreeg van dat water en lieten de bakken links liggen. Een ratten vanger bracht uitkomst. Hij adviseerde: probeer wat hormonen van vrouwtjes- ratten te krijgen en doe dat spul door het vergiftigde water. Verliefde mensen rea geren vreemd; verliefde ratten ook. De man had gelijk. De mannetjesratten stortten zich onvervaard op het water en in het verderf. De rattenfamilies namen de wijk en sinds die tijd hebben we hier nooit meer een rat gezien". De vorm van de glazen, die voor het drinken van mousserende wijnen wor den gebruikt, is volgens een ongeschre ven wet bij voorkeur puntig en hoog. Dit om het boeket en het „belletjes-ef fect" zo lang mogelijk vast te houden. Freiherr Von Schilling: „Moderne afwas- middelen frustreren de mousse in niet gering mate. En sekt zonder mousse is een feest zonder plezier. Wie beschikt over een boormachine en een fijn boor tje, kan zijn glazen voor „eeuwig" mous serend maken. Het geheim is: boor heel voorzichtig (want aan een kapot glas heb je zo weinig) een paar putjes in de bo dem en de belletjes blijven stijgen, welk afwasmiddel je ook gebruikt". FRANS VAN DEN BRINK

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1985 | | pagina 28