-KERSTMIS
„Iedereen
heeft
muzikale
aanleg,
maar het wordt in
de kiem gesmoord"
Er worden
notenbalken
gestolen
CeidóöSouxcwii
985
zaterdag 21 december 1985
In Goes ontstond een jaar of dertig geleden het idee
de oude roomse koortraditie te doen herleven.
Resultaat was de Zeeuwse Koorschool die op dit moment
tachtig leden telt. Leuke jongens, die niet zo dol zijn op
popmuziek. Het koor staat onder de bezielende leiding van
Evert Heijblok, die „spelenderwijs" iedere jongen aan het
zingen krijgt. Iedereen? „Natuurlijk, iedereen heeft toch oren?
Iedereen heeft muzikale aanleg, maar het wordt in de kiem
gesmoord. Alles begint met luisteren naar muziek. Helaas is het
meer in om naar popmuziek te luisteren dan naar, bijvoorbeeld,
Chopin. Want dan ben je blijkbaar geschift. En wat blijkt hier?
Als ze eenmaal de Krönungsmesse van Mozart hebben
gezongen, laat het ze nooit meer los".
GOES - Het centrum van Goes lijkt één
grote kerk. Het ene nog hoger dan het
andere verdringen de godshuizen zich
om de aandacht te trekken van de voor
bijganger, die moeite heeft niet op de
vlucht te slaan voor deze architectoni
sche smeltkroes. Temidden van het ste
nen geweld is het lastig zoeken naar de
deur die toegang geeft tot een voormali
ge pastorie. Een ruimte, waarin ook nu
nog de dienende functie niet mis is te
verstaan: kleiner, lager en direct naast de
kerk. Binnen ruikt het vooral naar kra
kend hout; de rust is overweldigend, de
ontvangst hartelijk. Evert Heijblok be
groet zijn gast met welluidende stem.
Hij is geen pastoor, want dat waren we
nog vergeten te zeggen: buiten hangt al
ruim dertig jaar een bordje met „Zeeuw
se koorschool".
De bezoeker waant zich in het begin van
deze eeuw, alleen de foto's en hoezen
van diverse langspeelplaten aan de muur
verraden dat dc tijdgeest ook hier rond
waart. In de hoek van wat vroeger de
huiskamer moet zijn geweest staat zelfs
een televisie, al is het een ouwetje. Dé
centrale plaats is echter weggelegd voor
een zwarte vleugel. Daarnaast eén'Joekel
van een lessenaar op oqievdarspoten,
waarop vellen papier mepköéfcletters
dito noten. Er tegenover■é&fi' soortement
-ibunetj<N wdörop jongens van
ruwweg - vijT'txW Testien jaar elke
werkdag na «.c'hoöV êen uur lang hun
stemmen oefenéH.'"
Voor ze daarmee beginnen, om vier uur,
zitten ze ^ébóéen over hun huiswerk en
drftfked ééïi kopje thee of koffie. Erna
gaaVi 'ze Tiaar huis, op hun fiets, met de
tférrfw heel. heel soms met hun ouders
in'de auto. Want ze wonen lang niet al
lemaal om de hoek. Sommigen hebben
er dagelijks twee keer een reis van zestig
kilometer voor over om te werken aan
het repertoire dat alle uithoeken van de
muziekliteratuur verkent. Van Bach tot
Britten, van gregoriaans tot Johann
Strauss jr. en van Krönungsmesse tot
Oliver. Ze zingen in alle kerken, maar
ook in het Concertgebouw en even zo
makkelijk in dc Westminster Abbey.
Want niet alleen de veelzijdigheid is ka
rakteristiek, ook de geregelde bezoeken
aan het eiland waar ze toch niet bepaald
om jongenskoren zitten te springen.
Wortels
Eén beeld van de Zeeuwse Koorschool is
niet Lesgeven. Voor sommigen is het
Evert Heij(blok, voor anderen een kerk
koor in de rood-witte toog en superplie
die de Anglicaanse wortels verraden,
voor weer andcren_een groep gezellige
jongens die niet zo, wild zijn van pop
muziek.
Passend in dat beeld is het verhaal van
Evert Heijblok over het koororgel in de
aangrenzende, vroeg-twinugste-eeuwse
kerk. Het orgel dat daar nu staat en on
der de gretige vingers van Heijblok het
koor begeleidt, is door acties van de jon
gens gefinancierd. Met een dikke PTT^
kabel werden dc pijpen verbonden met
het klavier. Zo kan Heijblok direct naast
zijn koor zitten spelen - en dirigeren.
Het is een unieke ervaring als hij dat de
monstreert in een volstrekt lege kerk.
Onder zijn handen maakt Handel een
even triomfantelijke indruk als de ba
rokke. overdadige muurschilderingen
waarin geboorte en sterven van Christus
worden uitgebeeld.
Evert
Heijblok
en
„zijn"
zeeuwse
koor
school
Ze zingen in al
kerken, maar
ook in het
Concertgebouw
de
makkelijk in
Westminster
Abbey: de
koorknapen uit
Zeeland.
Dirigent en organist Evert Heijblok.
Evert Heijblok, organist-pianist uit het
Noordhollandse, afgezakt naar het vlak
ke Zeeuwse land en na dertig jaar veel
meer dan alleen de geestelijke vader van
dit tachtig stemmen tellende jongens
koor. Of hij het niet eens een jaartje wil
de proberen, vroeg het kerkbestuur hem
toen hij net twintig was. Want dat wilde
wel weer een jongenskoor in de stad. De
betrokkenen vonden het al snel zo leuk,
dat bij hen het idee ontstond de oude
roomse tradtitie weer te laten herleven,
zoals die ook vóór de reformatie had be
slaan. In die traditie had elke kerk zijn
jongenskoor dat per dag zeven getijden
zong, zoals nu nog in kloosters gebeurt.
Voor dat doel werden toen zelfs speciale
kerken gebouwd: heel hoog, om de klank
goed tot zijn recht te laten komen. De
beeldenstorm in het begin van de zes
tiende eeuw heeft daar een eind aan ge
verwoest dan al-
Pro deo
Pas in de tweede helft van de vorige
eeuw was er voorzichtig sprake van eni
ge herleving. In het begin zongen er nog
hoofdzakelijk gelegenheidskoortjes tij
dens de diensten, maar de ontwikkeling
zette door tot Nederland in de jaren zes
tig zo'n driehonderd jongenskoren had.
Aan alle grote kerken waren wel jongens
koren verbonden, tot de kerken begon
nen leeg te lopen. Met als gevolg dat er
anno 1985 nog maar zo'n acht jongens
koren aan een kerk verbonden zijn. Die
danken hun bestaan voornamelijk aan
idealistische dirigenten, die er in de be
gintijd letterlijk en figuurlijk geen punt
van maakten pro deo te werken. In die
sfeer past Evert Heijblok. Denkend aan
die historie permitteert hij zich een uit-
spatting:„Ja, ik beschouw dit wel als
mijn eigen koor".
Dit soort uitspraken kosten Evert Heij
blok moeite. Hij behoort tot het slag
mensen dat zich nog geen complimentje
zou laten welgevallen als ze de Eiffelto-
ren in één dag zouden afbreken èn weer
opbouwen. Heijblok, de vleesgeworden
bescheidenheid, zegt steeds zich maar al
te goed te realiseren dat het bestaans
recht en de kwaliteit van een jongens
koor afhankelijk zijn van een heleboel
zaken die niemand in de hand heeft. De
leeftijd bijvoorbeeld: „Zo heb je een
paar prachtstemmen en net als je voor
een uitvoering staat, krijgen een paar
jongens de baard in de keel".
Rattenvanger
Er zijn koordirigenten die hem de rat
tenvanger van Hameien noemen. Iedere
jongen krijgt hij aan het zingen. Hoe?
„Spelenderwijs". Ja, maar hoe? „Ze heb
ben allemaal interesse. Als een jongen
niet wil, is het meer het gebrek aan inte
resse bij de ouders dan bij het kind".
Maar hoe leren ze nou zingen? „De eer
ste drie maanden mogen ze alles fout
doen, hartstikke vals zingen. Mijn aan
pak is proberen jezelf te zijn, niet de
zangleraar uithangen en niet pretenderen
dat je er wel even een prachtstem van
maakt".
„Ik begin meestal met ze te lezen en ga
dan alle klinkers na, luister hoe ze die
uitspreken. Daarna ga ik heel voorzich
tig werken aan toonvorming. gewoon
door te laten nazingen. Als zo'n jongen
mijn toon niet kan pakken, dan ligt het
aan mijn zware stem, niet aan die jon
gen. Dan moet hij iemand uit het koor
nazingen en dat lukt altijd". Bij ieder
een? „Natuurlijk, iedereen heeft toch
oren? Iedereen heeft muzikale aanleg,
maar het wordt in de kiem gesmoord.
Alles begint met luisteren naar muziek.
Helaas is het meer in om naar popmu
ziek te luisteren dan naar, bijvoorbeeld,
Chopin. Want dan ben je blijkbaar ge
schift. En wat blijkt hier? Als ze eenmaal
de Krönungsmesse van Mozart hebben
gezongen. Iaat het ze nooit meer los".
Heijblok werkt aan elk stuk een paar mi
nuten, maar wel elke dag. „Dat heeft
veel meer resultaat dan een uur met het
zelfde stuk bezig zijn. De kracht van een
koor zit in het herhalen; de muziek
werkt door in die koppies". De stemmen
vormen zich, als we Heijblok mogen ge
loven, bijna vanzelf in het koor. Boven
dien zijn er, mede doordat echt iedereen
welkom is, altijd zo'n dertig jongens „in
voorraad".
Baard in de keel
Het voordeel van een opleiding in Goes,
zegt Heijblok, is dat Zeeland weliswaar
een provincie, maar eigenlijk één grote
stad is. Daardoor is er elk jaar voldoen
de aanbod van nieuwe jongens, als de
ouderen op de meest onverwachte mo
menten wegvallen door de baard in de
keel. Natuurlijk wisselt de kwaliteit
daardoor wel enigszins, maar de essentie
van dit koor wordt er nimmer door aan
getast. „Er zijn tijden dat het glashelder
is, maar ook tijden dat het minder is.
Ligt ook vaak aan het jaargetijde, dat
heeft een enorme invloed op de stem".
Belangrijk ook in de aanpak is dat iedere
oudere jongen verantwoordelijk is voor
een jongere. „Ze voeden elkaar op en
daardoor heb je geen ordeproblemen.
Als je zelf leert gehoorzamen, zullen an
deren later ook naar jou luisteren. En
dan heb ik het natuurlijk niet over een
Bismarck-mentaliteit, maar over een ge
wone, plezierige manier van met elkaar
omgaan".
In de kamer waar een paar jongens die
middag al over de schoolboeken gebogen
zitten, gaat Evert Heijblok naast een jon
gen zitten die er net drie weken is. Hij
maakt een enkele opmerking over de
wiskundige figuren die de jongen moet
overzetten. Aan de oudste van het
groepje vraagt hij of hij koffie wil zetten.
Een ander krijgt de sleutels van de aan
grenzende kerk met het verzoek of hij al
les wil afsluiten. Een jongen die al heel
wat jaren op de koorschool zit, meldt
dat hij ook nog in een drumband speelt
en bij een club voetbalt. Zijn vader was
een van de eerste leerlingen van de koor
school en diens enthousiaste verhalen
hebben ook zijn zoon gestimuleerd. „Ik
had eigenlijk nooit iets aan muziek ge
daan, maar ik zou het nu absoluut niet
Intuïtie
Van lieverlee is het Evert Heijblok opge
vallen, dat het koor heel sterk op hem
reageert. Soms test hij dat zelfs uit.
„Dan vergeet ik, bij een a-capellastuk,
de toon aan te geven. En dan begint het
hele koor toch op dezelfde toon. Dat is
intuïtie. Op een gegeven moment voelt
hel koor ook aan als je een crescendo
wilt maken. Ja, heel opmerkelijk, maar
wel uitstekend natuurlijk".
Een van de moeilijkste momenten is
steeds weer als er jongens afscheid ne
men. „Iedereen hangt ontzettend aan el
kaar. De jongens, maar ook de ouders.
Na elke concert wordt er met elkaar ge
praat, koffie gedronken; altijd heel gezel
lig. Er heerst nog iets van wat ik de oude
roomse warmte zou willen noemen. Veel
oud-leerlingen gaan dan ook naar het
jongerenkoor, dat eveneens bij deze
school hoort en waarin ook meisjes zin
gen. En dan is er nog een mannenkoor,
waarin veel oud-leerlingen zingen. Je
ziet vaak dat de jongens na het afscheid
een tijdje wild zijn van popmuziek,
maar als ze zo in de twintig zijn, komt
het koor altijd weer boven".
Omdat er in de school een nieuwe ver
warming wordt aangelegd, stelt Evert
Heijblok voor een deel van het gesprek
ergens anders te voeren, bij een kopje
koffie. Aanleiding voor een - zo lijkt
het - zijsprongetje. „Interpretatie? Die
tegenwoordige drang om alles zo oor
spronkelijk mogelijk te doen wat
moet ik daar nou mee? Wij proberen
echt naar het hart te zingen. Wij zingen
ook een aantal werken die helemaal niet
voor jongens zijn geschreven, waarom
ook niet? Maar zo'n Nicolaus Harnon-
court, die aan de basis van het muziek-
maken staat, die staat toch erg ver van
ons afhoor. Trouwens, de manier waar
op het gregoriaans moet worden gezon
gen heb ik in mijn leven, ik ben nu 51,
al zo'n vijf keer zien veranderen. En elke
keer was het: zo hoort het. Ik ben al blij
als een jongen op een gegeven moment
met een mooie stem spontaan kan zin
gen".
uziek is onverbrekelijk
verbonden met het gevoel van
weemoed en welbehagen dat gedurende de Kersttijd in de
harten van velen opwelt. En dan vooral de klanken die ontlokt
worden aan het unieke instrument der stembanden. Of dat nu
de vertederende ijle toon uit kinderkelen is, het hemelse geluid
van perfect geïnstrueerde koren die het werk van geniale
componisten verklanken of de ontroerende zang van
eenvoudige zielen in simpele volksmelodieën. Of wellicht de
sentimentele vibratie van miljoenen verdienende „kreuners"
zoals Bing Crosby er een is geweest.
Amerika is wellicht het enige land in de
christelijke wereld waar de onverwoest
bare kersthit „Stille nacht, Heilige
nacht" sinds 1942 naar de tweede plaats
is verdrongen. Van dat oorlogsjaar af
hebben de Amerikanen in de Kersttijd
hart en ziel verpand aan het „I'm drea
ming of a white Christmas", de zoete
song van de vaardige schlagercomponist
Irving Berlin. Bing Crosby zong het voor
het eerst als een opvullertje in een solda-
tenfïlm, waarin Amerikaanse dienst
plichtigen baalden van de tropenzon op
een paradijselijk eiland in de Stille
Oceaan. Het succes rees de kerstpan uit.
Met een tekst van niks: „Ik droom van
een witte Kerst zoals ik vroeger kende,
wanneer de boomtoppen blinken en kin
deren de oren spitsen naar sleebelletjes
in de sneeuw. Ik droom van een witte
Kerst bij elke kerstkaart die ik schrijf'.
Tussen het twintigste-eeuwse muzikale
sentiment uit de keuken van de com
mercie en de vroegste kerstzangen gaapt
een kloof van meer dan vijftien eeuwen.
Er bestaat een langspeelplaat, waarop
Benedictijner monniken uit een abdij in
het Zuidduitse Beuren oude Gregoriaan
se kerstzangen ten gehore brengen. Hun
abt, pater Maurus Pfaff, komt in een
toelichting tot de conclusie dat het
Kerstfeest het christelijk antwoord is ge
weest op de zonnecultus in de laat-antie-
ke wereld. Meer speciaal op het heidense
feest van de zonnewende dat ook de
Germanen in onze streken kenden. Vol
gens de pater werd er al in de eerste helft
van de vierde eeuw in Rome een litur
gisch feest gevierd ter herdenking van
Jezus' geboorte. Niet lang daarna moet
de Byzantijnse kerk er een vastomlijnde
liturgie voor hebben vastgesteld. De drie
Gregoriaanse kerstmissen dateren uit de
zesde eeuw. Het was toen reeds lang tra
ditie dat nieuwe liedteksten werden ge
baseerd op oude melodieën. Daarom
werden heel wat oude kerstliederen ge
zongen op een wijs die ontleend is aan
het Gregoriaans. En zo is het doorge
gaan. Er is door de eeuwen heen op mu
zikaal gebied wat afgestolen uit naam
van het onschuldige Kerstkind En
ook is er wat aangerommeld. Neem nu
het onverwoestbare „O Denneboom",
dat nog steeds door hele volksstammen
onder de kerstboom wordt gegalmd. „O
Denneboom, O Denneboom, hoe lief
zijn mij uw blaren", luidde een van de
teksten en dat demonstreerde dat de ma
ker een ronduit stuitend tekort aan bio
logische kennis bezat. Iedereen die zijn
boompje na nieuwjaar opruimt moet
toch weten dat de kamer dan volge-
strooid ligt met naalden en niet met ge
bladerte. De oervorm „O Tannenbaum"
is trouwens helemaal geen kerstlied
maar een romantisch Duits natuurge-
zang. In Engeland werd de wijs zowaar
gebruikt voor een socialistisch strijdlied
met de volgende tekst: „Hijs hoog de
rode vlag. In zijn schaduw zullen wij le
ven of sterven. Al deinzen lafaards af en
al honen verraders, wij zullen hier de
rode vlag wapperend houden".
B'"S Crosby
Er waren ook venijnspuiters met bitter
sarcasme die niet konden hebben dat de
mensheid zich een weekje in vredig sen
timent koestert: „Wees welkom, O
Kerstmis, O heilige nacht, er zijn weer
konijnen en ganzen geslacht. We spreken
van liefde en vrede op aard bij warme
saucijsjes en knappende haard. Stille
nacht, vreetzame nacht".
Maar de grootste kersthit van de laatste
twee eeuwen is ontstaan doordat vlak
voor Kerstmis in het jaar 1818 het orgel
van een kerkje in het Oostenrijkse Al
pendorpje Oberndorf plotseling zijn pij
pen aan Maarten had gegeven. Tijd voor
repareren was er niet meer. Daarom ver
zon kapelaan Joseph Mohr een list. Er
moest een kerstlied komen dat ook zon
der orgelbegeleiding gemakkelijk te zin
gen was. Zijn vriend Franz Gruber kon
het misschien wel componeren. „Na
tuurlijk", zei Franz, „als ik maar een
tekst heb". Mohr greep papier, doopte
zijn ganzeveer in de inkthoorn en pende
in een uurtje „Stille nacht, heilige nacht"
en nog wat eenvoudige regels bij elkaar.
Gruber bedacht er een simpel wijsje bij.
Het liedje hoefde maar één keer dienst
te doen om de devotie van de dorpse
kerkgangers een beetje te onderstrepen.
Volgend jaar zou het orgel wel weer in
orde zijn. Maar binnen een paar jaar
zong heel Salzkammergut en Tirol het in
de Kerstnacht, met of zonder orgel.
Zanggroepen droegen het uit over heel
Europa en na twee decennia waaide het
al over heel Amerika heen.
„Stille nacht, heilige nacht" bereikte wel
licht zijn grootste triomf in het verhaal
over een Kerstavond aan het front in de
Eerste Wereldoorlog toen geallieerde en
Duitse soldaten uit hun loopgraven kwa
men en het lied in eendrachtige samen
zang zongen. Daarna gingen ze weer
gauw terug om de moordpartij voort te
zetten, want de hoge heren waren het
nog niet eens geworden over een staakt-
het-vuren.
Later heeft men dit roerende verhaal
ontmaskerd als een verzinsel van een
Amerikaanse krant die een beetje kerst
stemming nodig had. Teleurstellende
maar nuchtere realiteit. Vrede op aarde
bereik je helaas niet met een liedje.
WILLEM VAN DER VEEN