en m naam
van
S0EARA ASIA
r<
INDONESIA MEDDEKA
Japanners waren anders dan westerlingen
TIJDEN ONDER DE RIJZENDE ZON
PROKLAMASi
Ruim duizend pagina's in
twee banden heeft* dr. L.
de Jong weer toegevoegd
aan zijn oorlogsgeschied-
schrijving: deel lib (11c
en een epiloog zullen nog
volgen). Ze behandelen de
Japanse bezetting van
Nederlands-Indië van de
capitulatie in maart 1942
tot het uitroepen van de
republiek Indonesië op 17
augustus 1945, veertig bar
re maanden. Onder de
door Soekarno en Hatta
„uit naam van het Indone
sische volk" ondertekende
proclamatie stond overi
gens niet 1945 maar 2605:
17 augustus 2605, de Ja
panse jaartelling. Die was
bij verordening ingevoerd
op 29 april 1942, de ver
jaardag van de Tenno
Heika, Zijne Majesteit de
keizer, voortaan een ver
plichte feestdag. Op die
zelfde dag werd verboden
nog over „Japan" te spre
ken: dat moest „Nippon"
zijn. Al eerder was de To-
kio-tijd ingevoerd, en dat
betekende dat de zon op
Java gemiddeld niet meer
om zes uur maar pas om
halfacht opkwam.
De zon. Zij stond als symbool
op de Nippon-vlag in hoge ere:
een rode bol in een wit veld.
oneerbiedig als „mata sapi"
aangeduid, het spiegelei of let
terlijk het koeieoog. Dat moest
je niet hardop zeggen, want
dan had je al een klap beet. Er
is veertig maanden lang
enorm geranseld in Indonesië,
stokslagen en trappen bij de
vleet. In een krijgsgevange
nenkamp bij Makassar is ooit
een record genpteerd: in okto
ber 1942 doorstond een Ameri
kaans soldaat er 238 stokslagen
„zonder ineen te zakken."
Knuppelplaats
Er we ra geslagen, gemeen ge
marteld, velen zijn onthoofd of
onder woest geschreeuw met
bajonetten geëxecuteerd. Dui
zenden zijn verdronken bij ge
allieerde torpedo-aanvallen op
transportschepen, tallozen zijn
verhongerd of na afschuwelijk
lijden aan dysenterie of andere
ziekten bezweken. Zo zag de
werkelijkheid er uit van de
„Groot-Oost-Aziatische wel
vaartssfeer" onder Nippons rij
zende zon.
Het wrede lot trof niet alleen
de Nederlanders, de Indische
Nederlanders en de krijgsge
vangen Britten, Australiërs,
Amerikanen. Ook een paar
miljoen Javanen kwamen van
honger om en er stierven en
kele honderdduizenden ro
moesja's, inheemse dwangar
beiders. onder schone schijn
geronseld als „werksoldaten"
of bij razzia's opgepakt en in
gezet ook zij bij de Bir
ma- en de Sumatraspoorweg,
de aanleg van vliegvelden etc.
Onder de onbarmhartig bran
dende zon is mateloos geleden
en gestorven. En gebogen,
kenmerk van de afgedwongen
Nippon-stijl. Elke bijeenkomst
moest beginnen met eerbiedig
buigen in de richting van To-
kio's keizerlijk paleis. Verne
derend voor allen, extra kwet
send voor de miljoenen mos
lims die alleen in de richting
van Mekka plachten te buigen.
Slechts met veel moeite wist
Mohammed Hatta er het mili
tair bestuur van te overtuigen,
dat voor de islamieten het ge
bod diende te worden ver
zacht.
Buigen
Diep gebogen diende er ook te
worden voor iedere Japanse
soldaat die op wacht stond
(fietsers moesten er voor af
stappen), voor iedere officier,
voor elke patrouille. Op Java
werd begin '43 voorgeschreven
te buigen voor elke naderende
personenauto „omdat zich
daarin een hooggeplaatste Ja
panner zou kunnen bevin
den".
Buigen was letterlijk een zaak
van lijfsbehoud. In een van de
vrouwen- en kinderkampen
op West-Java is er ooit een
liedje over geschreven:
„We moeten buigen voor de
Jap:
halt! front! en bukken, buk
ken!
En wie niet buigt, die wordt
gevloerd,
daar moet van binnen iets ge
moerd!
ill 11S
Hirohito in de richting van diens paleis in Tokid: ..We buigen,]/
Of hem dat ooit zou lukken''
We buigen als het ranke riet.
we buigen, maar we breken
niet!"
Hier hebben we. denk ik, min
stens een deel van het ant
woord op de vraag, hoe het
nog zovelen is gelukt in leven
te blijven onder de gruwelijk
ste omstandigheden. Het is on
vermijdelijk enkele (afgeron
de) cijfertjes te noemen. Er
kwamen 12.000 Nederlandse
en 30.000 Indisch-Nederlandse
KNIL-militairen en marine
mensen' in krijgsgevangenen
kampen terecht. Een op de vijf
heeft dat niet overleefd. Vier
duizend van hen verdronken,
toen de overvolle schepen
waarop zij werden getranspor
teerd, tot zinken werden ge
bracht.
Verdronken
Met name geldt dit voor de on
dergang van de „Junyo Maru",
die op 18 september 1944 in de
Indische Oceaan, onderweg
van Tandjong Priok naar Pa-
dang met duizenden krijgsge
vangenen en romoesja's voor
de aanleg van de Pekanbaroe-
spoorweg aan boord door de
Britse onderzeeër „Trade-
wind" werd getorpedeerd. Dit
kostte 5600 mensen het leven,
de grootste scheepsramp die
zich ooit heeft voorgedaan.
Onder de doden ruim 1400 (In
dische) Nederlanders en 4000
romoesja's. Dat volstrekt nut
teloze spoor (het kwam op 15
augustus 1945 klaar, de dag
van de Japanse capitulatie, is
nooit gebruikt en al lang aan
het oerwoud prijsgegeven)
heeft trouwens nog eens bijna
700 Nederlanders het leven
gekost, deels na die capitulatie
die geen echte bevrijdingsdag
is geweest. Want een bevrij
ding als die in het moederland
hebben de Nederlanders in In-
dië nooit ervaren, hoe harts
tochtelijk zij er ook naar heb
ben verlangd.
Geïnterneerd
Dat gold ook voor de geïnter
neerden, de (oudere) mannen,
vrouwen en kinderen, die op
wel 225 verschillende lokaties
opgesloten hebben gezeten: ge
vangenissen en barakken,
stadswijken, scholen, kazernes,
forten, hospitalen, weeshuizen,
sanatoria, hotels, marktcom-
plexen, fabrieken, kloosters,
kerken, stallen, bioscopen en
waar al niet. Het waren er
rond honderdduizend in totaal,
onder wie 20.000 Indische Ne
derlanders, van wie er daar
naast een paar honderddui
zend formeel op vrije voeten
zijn gebleven, zwaar onder
druk en worstelend tegen hun
ondergang in armoede.
Van de geïnterneerden stierf
er gemiddeld een op de zes,
meest door ziekte en ontbe
ring, veel kleuters. Maar zulke
globale cijfers zeggen niets
over ieders persoonlijke ellen
de, waarmee heel wat meer
was gemoeid dan honger, ziek
ten en sterven alleen: isole
ment, het ruw uiteenrukken
van gezinnen, menigmaal ge
dwongen prostitutie, onzeker
heid over eigen lot en dat van
anderen, jarenlang zonder
enig onderling levensteken.
Elke statistiek schiet hier
tekort, en het leed schrijnt nog
altijd, zeker ook door het non
chalante onbegrip dat in na
oorlogs Nederland kenmer
kend is gebleven.
Kami bangsa Indonesia denman
menjatakan
Kemerdekaan Indonesia. HaF jang mengenai
pemindahan kekneasaan dan lain-iain diselenggara-
kan dengan tjara saksama dan dalam tempo jang
SÊsingkaksingkatnja.
Djakarta, hari 17 bl. HU 2605
Ala> natna banjsa Indonesia
Soekarno - Hatta,
Oendang-Oendang Dasar (Grondwet)
Negara Repoeblik Indonesia
KafO Pemhorkrtnn
Kaait* HiMtil lidwiria <5 Diafcarta. Mi
Nikloemit
Tal pifi tMQil 18 Afootw 2605
U) Tekb èttttfkm Ocmduc? Dam (Grwfect) fcfwa Iipn»
(2) Tekb mttmfo «kg» Pmkfe* RepoebQ fodoma: P. T. Ir.
Soakarao du mU|b Wakil ft widen P. T. Dn. Mok. Hatta.
Djakarta. 1818-2605,
Kommie NimmI Umkm.
MakJoemat kepada aeloaroah rakjat Indonesia
ièm ómmk hén I. ém
hMM.rm mmt,
Indonesië onafhankelijk, 17 augustus 2605: een Proklamasl van het dagblad Soeara Asia in Soerabaja.
Hoe hebben velen toch kun
nen overleven? Door de moed
niet te verliezen en door zich
niet te willen laten breken.
Vaak ook door zorg voor el
kaar. En je moest wat geluk
hebben. Meestal is het aanpas-
sings- en uithoudingsvermo
gen tot op de uiterste grens be
proefd, velen zijn taaier geble
ken dan zijzelf ooit voor moge
lijk zouden hebben gehouden,
vrouwen bleken vaak het
sterkst
Het leven in de kampen is vol
tegenstellingen geweest. Soms
maar zelden toonde Nip
pon er een wat humaner ge
zicht. En onder de opgeslote-
nen zelf hebben het botste
egoïsme en onbaatzuchtige so
lidariteit met elkaar gewor
steld om de schaal positief te
laten doorslaan. Waar in het
ene kamp de keukenstaf om
zijn zwoegen hemelhoog is ge
prezen, werd hij elders ver
guisd als profiteurs, die zich
het dichtst bij het vuur geze
ten het vetst verwarmden.
Vaak is de hoop ijdel gevoed
door de wildste geruchten
over geallieerde landingen, die
dat meende men zeker te
weten al zouden hebben
plaatsgehad, maar nooit zijn
geschied. In de algemene oor
logsvoering lieten de Ameri
kanen Nederlands-Indië links
liggen om hun aanval stap
voor stap op Japan zelf te rich
ten. Alleen het randgebied,
Hollandia, Morotai, Tarakan.
werd in het latere offensief
meegenomen; MacArthur
heeft wel meer gewild, maar
dat paste niet in de strategie.
Zo trok men ook elders wel
Nippon-concentraties voorbij,
die afgesneden van hun
verbindingslijnen werden
geacht vanzelf wel te zullen
„verdorren aan de tak".
Van wat er in Nederlands-In
dië gebeurde, was daarbuiten
jarenlang weinig of niets be
kend. Slechts wat enkelingen
slaagden erin overzee te ont
snappen en ondanks pogingen
daartoe kwam geen clandestie
ne radioverbinding met de
vrije wereld tot stand. Wat aan
verzet werd beproefd, werd
opgerold door de Kenpeitai, de
Japanse militaire politie en
door de PID, de inheemse po
litieke inlichtingendienst,
meestal door verraad getipt.
Op dit terrein had het Neder
lands bewind ook nauwelijks
iets voorbereid en uiteraard
was iedere verdachte blanke,
die nog vrij rondliep, gemak
kelijk te lokaliseren. Maar het
meest heeft zich de fout ge
wroken die in februari 1942
kort voor de capitulatie werd
gemaakt: men ging niet in op
het dringend verzoek van Soe
karno. toen in Benkoelen op
Sumatra's westkust geïnter
neerd, hem naar Australië af
te voeren.
Soekarno had zich, evenals
Hatta, in 1941 in artikelen dui
delijk tegen het toen nog drei
gende Japanse gevaar afgezet.
Volgens hem kon men Japan
„een staat van knuppelaars"
noemen en Hatta had geschre
ven dat een Japanse overwin
ning voor de Indonesiërs
„knechtschap en slavernij" zou
betekenen. We zouden onze
strijd voor onafhankelijkheid
echter ook dan moeten voort
zetten, aldus Hatta: „Liever
staande sterven, dan knielen
de sterven".
Waarschijnlijk echter had men
in Nippon beider artikelen in
het Bataviaanse dagblad Pe-
mandangan nooit gelezen: zij
werden er althans niet op aan
gekeken. Integendeel: op uit
nodiging van de Japanners
verklaarde Hatta zich al eind
maart 1942 bereid om als advi
seur met het militaire bestuur
samen te werken.
Soekarno zat toen nog op Su
matra, waar hij inmiddels in
Padang actief was geWorden
als voorzitter van een nationa
listisch Volkscomité dat het
bestuur in handen wilde ne
men. Ook met hem zochten de
bezetters contact en ook hij
verklaarde zich tot samenwer
king bereid. Ik weet alles van
hun wreedheid, zou hij hebben
gezegd, maar voor een paar
jaar ben ik akkoord: „Ik moet
rationeel overwegen wat zij
voor mijn volk kunnen doen.
Wij moeten de Japanners
dankbaar zijn. Wij kunnen
hen gebruiken".
Schoothondje
Op Java werd intussen vooral
door jongeren om zijn terug
keer geroepen. De Japanners
waren daarover verdeeld. Op
perbevelhebber generaal Te-
raoetsji in Singapore was te
gen. Hij waarschuwde gene
raal Imamoera, commandant
van het 16de leger op Java,
dat deze in een situatie zou be
landen „waarbij hij door zijn
eigen schoothondje in zijn
hand zou worden gebeten".
Maar Imamoera nam dat risi
co: op 9 juli 1942 stapte Soe
karno in Tandjong Priok aan
wal.
Hoewel Nippon aanvankelijk
en tot grote teleurstelling
SUSKE EN WISKE DE MOOIE MILLIREM
(c) Standaard Uitgeverij, Antwerpen-Weesp.
Naar schatting meer dan een half miljoen (jonge) Indonesiërs werd ingeschakeld voor de Arbeids
dienst, de Seinendan, en oefende er krijgshaftig op los, de stokken geschouderd, de blik op onein
dig.
van de nationalisten alle
politieke activiteit had verbo
den, stelden zij Soekarno ge
durende de volgende jaren in
de ene functie na de andere in
staat ten volle gebruik te ma
ken van zijn speciale talent: de
demagogie. Hij kon op Java
rondreizen, zich overal laten
zien, de menigten toespreken.
Natuurlijk moest hij Japan
prijzen en de geallieerden ver
doemen. Ook heeft hij, anders
dan Hatta en heel anders dan
Sjahrir, die zich nooit tot colla
boratie heeft laten lijmen, nog
lang in een Japanse eindover
winning geloofd. Tot de zwart
ste bladzijden van zijn gedrag
behoort de propaganda die hij
maakte om zich als romoesja
aan te melden. Latpr oog in
oog gekomen met de ellende
van de romoesja's in de Ban-
tamse kolenmijnen, sprak hij
zich aldus uit: „Als ik duizen
den moet opofferen om miljoe
nen te redden, dan zal ik dat
doen. Als leider van dit land
kan ik mij de luxe van gevoe
ligheid niet veroorloven".
„Onaf hankelijk V
Leider. Zo had het scf\pot-
hondje zich naar verwachting
ontpopt. Eerder had Japan een
formele „onafhankelijkheid"
verschaft (1943) aan Birma en
de Filippijnen, een soort zelf
bestuur onder strikt vaderlijk
gezag vanuit Tokio. Voor Ma-
lakka (olie!) had Nippon direc
te inlijving bij het keizerrijk
voor ogen. Naarmate de krijgs
kansen keerden kwam echter
ook voor Oost-Indië (van het
begrip Indonesië hebben de
bezetters heel lang niets willen
weten) een soort „onafhanke
lijkheid" in beeld, waarbij niet
aan een eenheidsstaat, maar
aan een federatie werd ge
dacht.
Stap voor stap werd „Indische
deelneming aan het bestuur"
vorm gegeven. Op 16 oktober
'43 kwam voor het eerst een
Centrale Adviesraad voor
Java bijeen (Soekarno voorzit
ter). In september '44 werd
„onafhankelijkheid" beloofd,
maar eerst op 28 mei '45 (de
Amerikanen zaten al op Oki
nawa, de Australiërs op Tara
kan, de Duitsers hadden geca
pituleerd) werd in Djakarta
een Commissie tot Onderzoek
van de „Onafhankelijkheid"
geïnstalleerd. Op 7 augustus
de bom op Hirosjima was een
dag tevoren gevallen werd
de vorming van een Commis
sie ter Voorbereiding van die
zelfde „Onafhankelijkheid",
nog altijd onder Japans patro
naat, als voorlaatste fase aan
gekondigd.
Grondwet
Inmiddels hadden Soekarno
en de zijnen hun huiswerk al
gedaan: een ontwerp-grondwet
was gereed en het vijfvoudig
Pantja-Sila-beginsel geformu
leerd. En in het bestuurlijk
luchtledig dat door Hirohito's
capitulatie op 15 augustus
werd geschapen, grepen Soe
karno en Hatta twee dagen la
ter hun kans, op 4 september
gevolgd door de vorming van
het eerste kabinet van de re
publiek Indonesië, in feite een
presidentiële bijna-dictatuur.
De geallieerde overwinnaars
hadden het voorlopig gezag
aan Mountbatten toegedacht.
Op 8 september verscheen op
Java een eerste Rapwi-team
dit zich om het lot van krijgs
gevangenen en geïnterneer
den had te bekommeren. Pas
op 15 september ging de Britse
kruiser „Cumberland" bij
Tandjong Priok voor anker;
drie dagen later nam een Brit
se rear-admiral (schout-bij-
nacht) de overgave van het
Japanse Zestiende leger in
ontvangst.
Petjes van stro
Java zat echter nog altijd vol
militair korps, de Peta, 66
taljons van 522 man elk.
Niet iedereen nam dat
maal serieus. In Malang
met de in militaristische j
geschoolde leden i
ke inheemse hulpkorpsen 1
in de loop van de bezettinj
ren waren opgericht, hond
duizenden, meestal met
meer dan stokken gewap^Vervo
(Nippon had overigens 1 BUSS1
zien, wat je met stoksli D-
kon bereiken).
Eerder waren al snel he !ren
hulpsoldaten gekomen, 1 ïoedeli
volgden de hulppolitie Ke |CC, dl
dan en Keibotai, het jei ga a
korps Seinendan (een soon „««Hao,
beidsdienst), Hizboellah
„leger van Allah" voor de
mieten), gevolgd door Soe jj raak
no's jongerenorganisatie I Bnd als
katan Moeda met het v roep vo
trekkerskorps Barisan F en jn
por, en zelfs een „zelfmo oigens
korps", de Barisan-Brani 1 ir
Op Sumatra ontstond C
volksleger Lasjkar Rak ja j jgg2
tenslotte op Java nog een ranse t<
ignon 1
>-ongev
ijk. In c
j -. »n van
een spottend rijmpje rond: anjsatie
eemt a.
„Petjes van stro en best
houten geweren B terrei
Amerika komt frette
jullie 'm smeren" en
Maar de Amerikanen kwaï *an(^est
niet en op Java was er bi
Japanse ondergang nienVC 1
meer om via de duizel J
„zingende torens" die Nip WASHI
langs de straten met luids <e zakei
kers had geïnstalleerd i tich ter
wat anders te laten horen den opl
de stem van de bezetter. B
Japanse overwinning was De Ami
anders geweest: avond lat Syr
avond bleef de Nirom 7.ijA
zendingen met het Wilhe
besluiten: de krijgsgevang!
in de kampen bij Bandi
sprongen er telkens voorl
houding. Dat zagen de jl
ners en op 19 maart '42j
het uit: omroepleider
Kusters, en de technici 1
Kudding en N. van der H4
werden gearresteerd, gnT
lijk mishandeld, ter dood!
oordeeld en op 7 april
hoofd.
De Jong
Al de hier genoemde
talloze andere feiten
De Jong verzameld en op
eigen wijze geordend,
werk dat opnieuw respect i
dient. Hij merkt bij herha
op, dat veel historisch relev
materiaal verloren is geg
maar met het beschikl
heeft hij gewoekerd. 1
treffen de schaduwkanten
zijn manier van werken m
dan voorheen. Er is eerder
minutieus docent dan een
vlogen verteller aan
woord, afstandelijk, vaak 1
velend, veel herhalend en
wijzend naar wat nog vol
zal. Hij houdt stug aan ei
schema vast, hoewel i
graag direct zou willen we
wat er tenslotte gebeurd is
een beruchte dienstklopper
luitenant Kenitsji Sonei,
grillige commandant van
Tjideng-kamp. Maar nati
lijk is het onbillijk om ook
voortdurende literaire insp
tie te verwachten bij een
mans-arbeid, die nu al twii
jaar voortgaat, historisch ro i
nikenwerk en als zodanig
schatbaar verdienstelijk.
JAN ONSTE
Dr. L. de Jong: „Het
ninkrijk der Nederlanden
de Tweede Wereldoorli
Deel 11b „Nederlands-In|
II", twee banden, 1041
met 127 illustraties en
kaarten. Uitgave Rijksin .v,
tuut voor Oorlogsdocum
tatie/Staatsui tge verij
Martinus Nijhoff. Prijs
twee banden) populaire
gave 69,50, wetenschap
lijke uitgave 222,50.
Iend<
Resei
week
genie
luxut
kleur
warn
open
rants
volop
DEN HAAG De Japan-
ners verschilden in de ja
ren dertig en veertig „es
sentieel" van de Westerse
volkeren. Dit heeft dr.
Lou de Jong gezegd bij de
presentatie van deel 11B
van het Koninkrijk der
Nederlanden in de Twee
de Wereldoorlog. Dit deel,
dat bestaat uit twee boe
ken, gaat over de bezet
ting van het voormalig
Nederlands-Indië door het
Japanse leger. De auteur
is het oneens met historici
die menen dat de Japan
ners een volk waren als
ieder ander en dat hun
wangedrag een tijdelijke
dwaling vormde.
,Wat mij altijd zo getroffen
heeft is de volstrekte volg
zaamheid van deze mensen,
die echt meenden dat het hun
taak was de hele wereld onder
de heerschappij te brengen
van hun keizer, in hun ogen
de afstammeling van de zon-
negodin", aldus De Jong. Vol
gens hem waren de atoom
bommen die de Amerikanen
in 1945 gooiden op Hiroshima
en Nagasaki dan ook noodza
kelijk om de oorlog spoedig te
beëindigen. „Ik zeg dit ook
omdat dit wel eens anders
wordt voorgesteld".
Volgens De Jong mocht om
diezelfde reden de Japanse
keizer Hirohito, die ook nu
nog in functie is, na de oorlog
aanblijven. „Anders zouden de
Japanners nooit zo snel heb
ben gecapituleerd. De keizer
heeft daar persoonlijk een po
sitieve rol bij gespeeld".
In 11B van het „Koninkrijk"
schetst De Jong gedetailleerd
wat in Nederlands-Indië tij
dens de Japanse bezetting is
gebeurd. Enkele honderden
miljoenen Indonesiërs stierven
van de honger, honderddui
zend bezweken als dwangar
beiders, één op de vijf Neder
landse en Indisch-Nederlandse
krijgsgevangenen en één op de
burg
Volgens De Jong staat het'
dat velen gestorven zijn a'
volg van „misdadige na
heid" van Japanse comm
danten. Het bewijs daarvo® p
naar zijn mening dat in één
terneringskamp, op Cetó
de omstandigheden wel
hoorlijk waren. „Dat kwam
leen door de inspanningen- 'z
de kampleiding. De voedst'^
tuatie op Celebes was niet
ders dan in de rest van de
chipel".