Vier eeuwen
ziekenzorg
op academisch
niveau
Een
ondergrondse
kruipgang
waar je
warm en koud
bij wordt
VOOR JAN VAN DE VEN
ZIT DE KLUS EROP
ACADEMISCH ZEK0MJS LEGEN
ZATERDAG
14DECEMÏ
1985
SaidóaQomanl paginaI
In de tijd van
Pieter Paauw
werd een
óntleedplaats
ingericht in de
Faliede
D.e medische wetenschap en
de gezondheidszorg zoals we
die nu kennen, is ons niet ko-
rhen aanwaaien. Eeuwen van
ohderzoek hebben onze kennis
gpjÖracht op het peil van nu.
V^at vroeger nog allemaal ont
dekt moest worden, is thans
vanzelfsprekend. De komst
vajï een universiteit in Leiden,
d&^eerste van Nederland, was
hpt startsein voor deze ontwik
keling. De rijke Leidse ge
schiedenis heeft in zeer be
langrijke mate bijgedragen aan
de ontwikkeling van de ge
neeskunst in al zijn geledingen.
Ep heeft namen voortgebracht
die in alle geschiedenisboekjes
thuishoren. De geschiedenis
van de medische wetenschap
eh het klinisch onderwijs is de
historie van het Academisch
Ziekenhuis dat dezer dagen
met de ingebruikneming van
het eerste gedeelte van de
nieuwbouw een volgende stap
zèt naar optimale gezond
heidszorg.
Terwijl elders in het land de oorlog
tegen de Spaanse overheersers nog
v$lop woedde, kreeg het inmiddels
bevrijde protestantse Leiden als
d^nk voor het moedige gedrag tij
dens de Spaanse belegering, in
1$75 een eigen universiteit. Het was
prins Willem van Oranje die daar
persoonlijk de opdracht toe gaf. De
s^ad was net enkele maanden er
voor door de watergeuzen ontzet.
N/fet de oprichting van deze univer
siteit, die met een allegorische op
tocht door de stad officieel op 8 fe
bruari 1575 werd ingeluid, was een
nfcuw tijdperk voor Leiden aange
broken. In die optocht was vrouwe
Vfedicina het symbool voor de me
dische faculteit. Ze droeg een zalf
pot en geneeskrachtige kruiden.
HORTUS
Hoewel de bevolking door de oor
log uitgeput en ziek was, hield de
medische wetenschap zich in het
begin vooral bezig met theoretische
aspecten. Het praktisch medisch
onderwijs bleef beperkt tot de
plant- en ontleedkunde en achter
het universiteitsgebouw, het kloos
ter van de Witte Nonnen tevens het
huidige academiegebouw, ver
scheen een academische kruiden
tuin, de Hortus Botanicus. In deze
tuin, aangelegd door een apothe
ker, groeiden allerlei geneeskrachti
ge kruiden, die door de studenten
werden onderzocht. Studenten kre
gen in die tijd nog nauwelijks de ge
legenheid de zieken ook in leven
den lijve te aanschouwen. Zo af en
toe werden zieke Leidenaren thuis
bezocht. De studenten bestudeer
den vooral de klassieke werken van
Hippocrates en Galenus.
Met de komst van de hoogleraar
Pieter Paauw kwam de ontleedkun
de van de grond. Er werd een ont
leedplaats ingericht, waar men
vooral in de wintermaanden werkte
omdat juist dan de temperatuur op
het gewenste niveau was. In de zo
mermaanden zou het lichaam te
snel rotten. De hoogleraar Paauw
werd tevens voorzitter van het chi-
rurgijnsgilde. De chirurgijn verricht
te in die tijd operaties, deed aan
aderlaten bij zieken en het knippen
en^scheren van gezonde mensen.
In de zogenaamde gasthuizen wer
den volgens de beginselen van
barmhartigheid arme en hulpbehoe
vende zieken verpleegd. De medi
sche studenten kwamen daar ech
ter nog niet. Pas in 1636, toen het
Caeciliaklooster net was verbouwd
tot pest- en dolhuis, werd er voor
het eerst aan het ziekbed gedo
ceerd. Aan de hand van enkele
leerzame gevallen", kregen de
BEROEMDE PROFESSOREN
VAN GROTE INVLOED
OP ONTWIKKELINGEN
studenten onderricht. Van privacy
had men toen nog niet gehoord en
alle medische handelingen vonden
op zaal plaats, temidden van de an
dere patiënten. De hoofden van
verpleging woonden in kleine huis
jes naast het Caeciliagasthuis; de
verpleegsters of zaalmeiden, zoals
ze dan genoemd werden, sliepen op
de zolder van het gasthuis.
Het onderwijs aan het ziekbed ver
hoogde wel het niveau van de me
dische opleiding en nieuwe denk
beelden werden verbreid. De Fran
se wijsgeer René Descartes, die
toen in Leiden woonde, verk'
zich een openlijk voorstander van
de denkbeelden van de Engelse ge
neesheer William Harvey, die aan
toonde dat bloed circuleert. Tot die
tijd hadden de studenten de leer
van de Griekse geneesheer Galenus
aangenomen, die stelde dat bloed
heen en weer golft in de aderen, net
als bij eb en vloed. Ook Sylvius, die
in 1658 hoogleraar in Leiden werd,
steunde de ideeën van Harvey. On
der zijn leiding kwam het onderwijs
aan het ziekbed pas echt tot volle
ontplooiing. Ook voor de ontleed
kunde had Sylvius flinke belangstel
ling en hij verrichtte zeker, driehon
derd secties, waarbij vooral de her
senen zijn aandacht hadden. Sylvi
us probeerde de werking van het
menselijk lichaam en het ontstaan
van ziekten scheikundig te verkla
ren. Hij stond bekend als een goed
geneesheer en vele mensen met
aanzien vroegen zijn raad. Als aan
vulling op het a.b.c ofwel aderlaten,
braken, clysteren, gebruikte Sylvius
geneeskrachtige kruiden en ook al
chemische geneesmiddelen. Het
succes van Sylvius inspireerde zijn
leerlingen tot onderzoek. De rode
bloedlichaampjes en de werking
van de alvleesklier werden ontdekt.
Toen Sylvius in 1672 stierf, raakte
ook het onderwijs aan het ziekbed
steeds meer in verval.
BOERHAAVE
Met de komst van Herman Boer-
haave, die begin 18e eeuw in Lei
den lector in de theoretische ge
neeskunde werd, kwam het me
disch onderwijs weer uit het slop. In
de Hortus, het troetelkind van
Boerhaave, verdubbelde het aantal
planten binnen tien jaar tot zo'n
zesduizend. Toen de tuin te klein
werd, week Boerhaave uit naar zijn
buitenverblijf Oud Poelgeest. Onder
zijn leiding werden in het Caecilia
gasthuis studenten uit heel Europa
onderwezen. Omdat ook hij de
noodzaak van chemische kennis
onderschreef en daar ook al veel
onderzoek naar verrichtte, werd
Boerhaave tevens professor in de
chemie. Hij was in het begin van de
achttiende eeuw de leermeester
van heel Europa, waar ook al zijn
boeken werden verspreid. Veel stu
denten van Boerhaave gingen be
langrijke functies vervullen en droe
gen zijn ideeën verder uit. Toen
Boerhaave in 1783 overleed, raakte
het klinisch onderwijs weer in ver
val.
Wel bleef de kennis van de anato
mie op hoog peil en ontstond een
atlas van spieren en beenderen, die
wereldberoemd werd. Ook het be
sef groeide, dat de heel- en verlos
kunde praktisch onderwezen moest
worden aan de universiteit. Zaken
die voorheen in handen waren van
de chirurgijns en vroedvrouwen.
ZIEKENHUIS
In 1797 kreeg de medische faculteit
een eigen ziekenhuis aan het Pie
terskerkhof, het Nosocomium Aca-
demicum. De studenten kwamen
toen niet meer in het Caeciliagast
huis. In het ziekenhuis werden klei
ne, oppervlakkige operaties ver
richt. Tot aan het begin van de 20e
eeuw werden echter nog steeds de
zelfde kruiden en geneesmiddelen
gebruikt. Ook het aderlaten ge
beurde nog. Omdat het ziekenhuis
onpraktisch en vies was, werd om
gezien naar iets nieuws en in 1818
werd het oude Waalsch Weeshuis
aan de Oude Vest ingericht tot zie
kenhuis. De patiënten werden er
's winters prima verzorgd. Gebrui
kelijk was in die tijd, dat het zieken
huis 's zomers sloot en dat patiën
ten naar huis werden gestuurd. Si
mon Thomas was de eerste hoogle
raar in de verloskunde, verbonden
aan het ziekenhuis.
In 1873 kreeg de universiteit een
nieuw ziekenhuis bij de Morsch-
poort, dat het Boerhave Ziel
huis ging heten. Er kwamen I
derdvijftig bedden, verdeeld
verschillende afdelingen. Ook k\|
er een laboratorium voor pathT
gisch onderzoek en een sectie!
(het huidige museum Boerha
aan de Steenstraat). In dit ziel|
huis werden voor het eerst bij
raties bacteriedodende middfl
toegepast door J.E. van Itersonl
Nobelprijswinnaar Willem Einthof
nam voor het eerst elektrocarl
grammen op, waardoor menl
toestand van het hart kon onJ
zoeken. In dit Boerhaave Zieken!
veranderde ook de verpleegkuif
De zogenaamde ziekenoppassei
sen verdwenen en er kwamen I
geleide verpleegsters van goef
huize. De ontwikkelingen ginj
daarna plotseling heel snel.
aantal medische studenten groJ
explosief en ook de medische
tenschap ging met grote sproni
vooruit. De ruimte werd alweep
klein. Vooral de verpleegsters T
ren er sledht aan toe en moes
op een zolder, die eigenlijk was|
doeld als bergzolder, bivakkerei
DUITS MODEL
len werd gebouwd en werd opga
volgens Duits model, in gebi''ni9ei
worden genomen. Dit in paviljof1 twt
gebouwde ziekenhuis kreeg vijfh Het
derd bedden. Enkele afdeling
kregen open galerijen, waar patif Alg
ten in de buitenlucht werden Hete
pleegd. In deze tijd was tuberculo *wal
nog een gevreesde volksziekte. VjHjk.
opnameduur was gemiddeld zes 1
acht weken. Chronische zieken kif'' n
den wel langer blijven, maar het
bleef een uitzondering. In het u\iBezor
we ziekenhuis werden ook de v,n P&]
schillende laboratoria van de m< 'oord
sche faculteit gehuisvest. Alleen ,ten z
laboratorium voor Fysiologie v
huisde pas in 1960. der 'e
Ruimtegebrek is altijd de rc en 4
draad geweest in de geschiededes>
van het Academisch Ziekenhuneer
Ook na de nieuwbouw van 15 luizet
bleken uitbreidingen noodzakel 'ini9e
Naarmate de jaren vorderden en n'et
steeds werd gebouwd en h des
bouwd, steeg het aantal bedden 'n9 f\
boven de negenhonderd. Het aan^e/"
patiënten nam enorm toe, niet om
leen doordat er meer bedden kv"e'7
menrmaar vooral doordat de opi/s
meduur gaandeweg verminder ten. i
Thans verblijven patiënten gemW'ö'
deld tien tot veertien dagen in I fe 1
ziekenhuis. Voor de verpleegst tring
werd destijds een wooncentrum (1 nod.
bouwd waarin ook een opleidini voo>
centrum werd gevestigd. 9e
Vandaag heeft de computer zijn mee
trede gedaan. Laboranten verrii
ten nu, gesteund door de computl
allerlei onderzoeken, die vroe<
nog door de hoogleraar werden
daan. Door een steeds grot uitg.
technische verfijning van de h< cent
kunde, in het bijzonder de hartahuis i
rurgie, zijn ingrijpende verbouwden n
gen noodzakelijk geweest. De petvoi
tensive-care-afdelingen, gespecifl^
seerde laboratoria en operatie i"
mers, de technische verfijning sand
de diagnostiek met name op ge
gebied van de radiodiagnostiek Iënt.
de orgaantransplantaties maak \Ziek>
het Academisch Ziekenhuis tot bezc
centrum van superspecialistis< fdoo
patiëntenzorg. Dat nu dan ook
aan die eisen aangepaste huisvi
ting krijgt.
ciero
Een rond-, kruip- en
sluipgang door de cata
comben van het oude
AZL. Een ervaring die
dpgt denken aan een af
dalen in de riolen van Pa
rijs. Ondergrondse excur
sie, beneden het peil van
een afgedankt zieken
huiscomplex dat nog een
jaar of zeven mee zal
moeten, voordat „alles
nieuw is". Ik krijg het
beurtelings warm, erg
warm en dan weer koud.
Een combinatie die aan
leiding kan geven tot een
fikge griep. Het zweet pa-
reit op m'n voorhoofd en
wprdt dan weer afge
koeld. „Nu voelt u eens
aan den lijve hoe ons per-
söijeel de kost moet ver
dienen, vierentwintig uur
pêf dag, night and day, in
de oudbouw". Terwijl de
nieuwbouw zich voort-
vreet.
MHn gids en explicateur is Jan G.
van de Ven, chef Bedrijfsvoering
van de Technische Dienst van het
ziekenhuis, met ongeveer honderd-
tièp medewerkers, onder wie bijna
zëventig die zich bezighouden met
hej in stand houden en laten func
tioneren van installaties en gebou-
w#i. De verhuizing is aan de gang,
maar de timmerlieden en schilders
blijven voorlopig nog in gebouw 45
zitten; voor hen is nog geen ruimte
in-jde nieuwbouw.
De heer Van de Ven heeft er bijna
3?£jaar AZL opzitten. Hij stopt er nu
mëe en treedt uit volgens een be
paalde regeling. Chef Van de Ven
heeft een dienst geleid die 365 da
gen in het jaar in touw is: „Onze
bedrijfsvoering gaat nooit in dok".
Hij vertelt me van de grote loopaf
standen op het oude terrein: „Dat
wordt in de nieuwbouw wel even
anders. Werken in de oudbouw
vergt veel van onze mensen, die
blootstaan aan grote temperatuur
verschillen. Ze moeten werken in
onderaardse regelkamers met tro
pische temperaturen. In die hitte
moeten ze reguleren, sleutelen, re
pareren. En dan stappea ze weer
op, 's winters de kou in. Vooral in
die periode moeten nieuwelingen
bij onze dienst eerst acclimatiseren,
wennen aan afwisselend tropische
en arctische toestanden, anders
redden ze het niet. In de nieuw
bouw trekt zo'n T.D.-man straks bij
wijze van spreken eerst gezellig z'n
pantoffeltjes aan en komt verder de
hele dag niet meer uit het gebouw.
We gaan van decentralisatie naar
concentratie, naar normalere om
standigheden".
STOOMLEIDING
Onder de grond van het uit z'n jasje
gegroeide oude complex loopt zo'n
anderhalve kilometer dik „gewat
teerde" stoomleiding. Stoom van
het EBR, Energiebedrijf Rijnland,
sinds een jaar of 25 voordien
werd in het ketelhuis de eigen ener
gie opgewekt die door kanalen
naar alle gebouwen gedistribueerd
wordt: voor verwarming, het berei
den van warm water, voor het steri
liseren, voor de bevochtiging, voor
airconditioning enzovoort. De heer
Van de Ven voert me door een on
deraards doolhof van kanalen die
vaak dichtgebouwd zijn met leidin
gen: „De elektrische spanning
transformeren wij via trafostations
in een ringleiding. Spanning is alles
voor een ziekenhuis, het is van le
vensbelang voor patiënten". In the
orie kun je ondergronds overal ko
men, maar dan ben je ook goed
gaar. Alleen in de onderaardse re
gelkamers met hun onmisbare in
stallaties kan een mens rechtop
staan. Het is er om te stikken. „Zijn
dat ratten die daar piepen?", vraag
ik Van de Ven. „Nee hoor, dat zijn
tsjirpende krekels. Die hebben het
hier lekker warm en voelen zich er
thuis. Mooie regelkamers nietwaar?
Er zijn nog slechtere, maar ik laat
niet alles zien".
In de nieuwbouw heb je uitsluitend
moderne gesloten gevels; er kan
geen raam open en het dubbele
glas kent geen buiten-zonwering, er
is ook geen hang- en sluitwerk.
Chef Van de Ven: „Onze timmerlie
den zullen zich moeten aanpassen.
De timmerman zal voornamelijk
binnen werken en bijna niet meer
buiten komen. De looptijd wordt
aanmerkelijk bekort. Kijk hier nou
eens, in de oudbouw: openslaande
ramen met veel hang- en sluitwerk.
Bij een stormpje zijn er de nodige
troubles; dat kost wat onderhoud
aan die een halve eeuw oude ge
bouwen. Dan zie je regelmatig onze
mensen rondlopen met platen tri
plex om de kapotte ruiten te stop
pen".
Opvallend in de oude gebouwen en
barakken is ook het verschil in „uit
rusting"; geen standaard-uitvoering
in wastafels, wandcontactdozen,
schakelaars. Van de Ven: „Noem
maar op. het is een rotzooitje en
extra belasting voor een onder
houdsdienst. Het is overal anders.
Pas op voor uw hoofd, we gaan
weer naar boven". Daar, in een fris
se gang van gebouw 45, staat een
medewerker die vol ongeloof naar
Van de Ven staart: „Meneer Van de
Ven, wat doet u daar nou! Een
beetje een natte rug oplopen daar
beneden?". „Jongen, hoe kom je
daarbij. Geen druppeltje! Ik ben
door de wol geverfd".
Colofon:
Tekst en foto's:
Willem Buijteweg
Marcel Gelauff
Sylvia van Leeuwen
Kees van Herpen
Ton Pieters
Dick van Rietschoten
Jeannette Schreuder
Gert Visser
Frans Weerts
Wim van Noort (foto's)
Theo Ringers (foto's)
Dirk Ketting (foto's)
Hans Schneider (vormgeving)
Met dank aan:
Milou Hermus (voorpagina)
Pieter van Dam
07
>ef o
era ti
<eid\