Benno Premsela en het tijdloze Hemel, aarde en mens in een vaas '£eidóeSou/icwit« ZATERDAG 16 NOVEMBER 1985 AMSTERDAM - „Aan iemand als koningin Beatrix kun je het zien. Wanneer ze op het punt staat te gaan zitten. Toch een beetje zo'n gezicht van: zou mijn jurk niet kreukelen? Zitten is een ramp voor kleren, hoor. Ik ben ervan over- tuigd dat het voor Beatrix een se- rieus onderwerp van gesprek is. Ik weet zeker dat ze 's morgens zegt: ik wil er straks niet gekreukeld uit zien. Prinses Diana van Engeland heeft dat indertijd schitterend op- I gelost. Toen ze trouwde, droeg ze I een japon van kreukelzij. Die hoor de dus gekreukeld te zijn. Ze kwam uit de koets en iedereen dacht: oei, wat zal ze er gekreukeld uitzien. Nou, dat was zo, want het hoorde bij de japon. Ik heb dat altijd een geniale oplossing gevonden". i Vanwaar ook weer deze zijsprong in het gesprek met Bcnno Premscla die dinsdag I 19 november de Sikkensprijs krijgt uit- I gereikt „voor zijn grote maatschappelij- kc verdienste door zich op een zeer per- I soonlijke, fundamentele en creatieve manier als ontwerper, adviseur en sti- I mulator bezig te houden met produkt- vernieuwing"? O ja. Het kwam door een uitspraak van Max Heijmans, dezer da gen eveneens bekroond, maar dan met de Prijs Modevormgeving 1985. Van deze couturier is bekend dat hij absoluut geen rekening houdt met de draagbaar heid van de kleding die hij ontwerpt. „Wat heb ik met zitten te maken0 Je moet erin kunnen lopen", pleegt hij te grauwen wanneer hij daarop aangevallen wordt. Hoewel vrienden in het dagelijk se leven, moeten Premsela en Heijmans dus kunstzinnige tegenvoeters zijn. Premsela immers dankt zijn faam - „Godfather van het interieur" - juist aan het onwrikbare gegeven dat bij het ontwerpen de functie voorop staat. Het woord tegenvoeter echter wil door Premsela (hij zat in de jury die Heij mans bekroonde) niet gehoord worden. „De Nederlandse modecritici schrijven altijd: je kunt er niet mee op de fiets, maar mode gaat ook niet over fietsen", neemt de Kojak-kale ontwerper zijn kunstbroeder in bescherming. „Iemand I die wil fietsen, moet niet aan mode den- I ken. Max kijkt naar mode op zijn ma nier. Hij ziet mode als vrouwen die aan het oog voorbij trekken, die gadegesla gen worden. Mode heeft wel degelijk iets met functie te maken, maar dan op een gevoelsmatige, emotionele manier. Kle- I ding is een taal. want ze wendt zich naar anderen. Enerzijds willen mensen in het I algemeen aantrekkelijk gevonden wor- den. Begeerd worden. Anderzijds zijn mensen altijd ontevreden geweest over i wie ze zijn. Vrijw.el nooit kom je iemand tegen die volmaakt tevreden is met zijn uiterlijk. Dat spanningsveld is het taalge bied van de mode. We zijn allemaal ge neigd ons ondergeschikt te maken aan I iets waarvan we denken: het geeft me een zekere meerwaarde; ik val er mee op. Hoge hakken, die zijn toch niet lo gisch? Dat heeft toch niks met functio naliteit te maken?". Daarom zou Benno Premsela nooit een I goede mode-ontwerper geworden zijn, oordeelt hij zakelijk. „Ik ben veel te veel bezig met de functie, met de betekenis van de dingen. Mijn grote angst als ont werper is altijd dat ik de gebruiker een produkt aanreik waarvan ik nog niet alle functionele problemen heb opgelost. Dan laat je er de gebruiker mee zitten. Dat gebeurt nogal eens in Nederland, maar voor mij is het ontoelaatbaar. Neem een theepot. Een beeldige theepot, zegt men dan. Maar men vraagt zich niet af of men er ook goed mee kan schenken. Of men hem goed kan vast houden als hij heet is. Mensen worden ontzettend gemanipuleerd met mooi. Omdat fabrikanten dikwijls alleen geïn teresseerd zijn in de verkoop en niet in de eigenschappen van hun produktcn. Hoeveel produkten bestaan er niet die krankzinnig onhandig zijn en die louter gekocht worden omdat ze er zo aardig uitzien? Of omdat ze gericht zijn op een publiek met een bepaalde smaak'.' De mensen zouden bij het kopen veel kriti scher dienen te zijn. Wat heb je eraan wanneer je na drie jaar bent uitgekeken Sikkens-prijs voor man die zelf altijd prijzen uitdeelde op een produkt dat acht jaar mee moet? Maar anderzijds vind ik dat ontwerpers en fabrikanten de plicht hebben de men sen zo'n miskoop te besparen. Dan zou de enorme verspilling in dit land van materiaal en energie veel minder kunnen zijn". Illuster De Sikkensprijs, waarmee heel het oeu vre van de nu 65-jarige Premsela wordt geëerd, is eerder verleend aan de Franse bouwmeester Le Corbusier die de mo derne architectuur en stedebouw een menselijke maat heeft gegeven, aan Ger- rit Rietveld die in Nederland de door braak van de Nieuwe Zakelijkheid heeft bewerkstelligd, en aan de Zwitserse kun stenaar Johannes Itten die de grondslag heeft gelegd voor de wetmatigheden van kleur en vorm. Voorwaar een illuster ge zelschap. Zich daarbij te mogen voegen, geeft Premsela dan ook een verguld ge- vQ,el. Temeer omdat het voor hemzelf de eerste prijs van zijn leven is. „Mijn maat Jan Vonk met wie ik sinds 1956 een bu reau voor binnenhuisarchitectuur en een ontwerpstudio heb, zegt altijd: jij hebt tot nu toe alleen maar prijzen uitge deeld". Dit slaat op de ongetelde com missies en jury's waarin Premsela zitting heeft gehad of nog heeft. Want behalve scheppend kunstenaar is hij vooral ook een stuwende kracht in de Nederlandse kunstwereld. „Premsela onder anderen" heette de overzichtstentoonstelling die het Am sterdamse Stedelijk in 1981 wijdde aan zijn werk. Die titel was verzonnen door een andere vriend van hem voor wie hij ook decors ontwierp, de choreograaf Hans van Manen, en hij vindt het nog steeds een gelukkige vondst. Benno Premsela heeft namelijk een gru Premsela vindt het leven toch al zo onrechtvaardig. En wat gebeurt„Je hebt talent, je boft en je krijgt er nog een prijs voor ook". welijke hekel aan voetstukken. Zijn kun stenaarschap wordt gekenmerkt door werken in teamverband. Dat begon al in 1956 toen hij zijn grote kans kreeg: het inrichten van de etalages van de Bijen korf. Zo'n vijfduizend heeft hij er ge daan en er wordt nog steeds over ge praat. Een etalage, luidde zijn baanbre kende uitgangspunt, moet meer zijn dan een uitstalkast. Er dient een visie van uit te gaan. Er moet een samenhang in be reikt worden tussen het voorwerp en de gebruiksfunctie, tussen de vrije en de toegepaste kunst, tussen een bepaalde mentaliteit vooral en het daaruit voort vloeiende handelen. Om deze opzet te verwezenlijken, haalde hij andere kuns tenaars de Bijenkorf binnen: Elfers, Wie- gersma, Wcsterik, Gordijn, Koornstra, Vroom. In zijn ogen leidde een vormge ver geen geïsoleerd bestaan. Collega's, opdrachtgevers, fabrikanten, ze vormden allemaal schakels in het creatieve proces, de een precies zo onmisbaar als de an der. Premsela onder anderen, inderdaad. En zo is het altijd gebleven. Hoe groot de Sikkensprijs is? Hij bekent enigszins schutterig daar geen flauw idee van te hebben. Blijkt in het algemeen wat onwennig tegen prijzen aan te kij ken. „Ik vind het leven toch al zo on rechtvaardig. En wat gebeurt? Je hebt ta lent. je boft en je krijgt er nog een prijs voor ook. Wat dat betreft, zou er beter een prijs voor de minder getalenteerden kunnen komen, want die heb je ook no dig en die moeten er veel harder voor sjouwen". Maar blij stemt hem het feit dat er aan de Sikkensprijs, behalve een geldbedrag, ook de publikatie van een boek over zijn werk verbonden is. „In twee talen. Dat vind ik erg belangrijk. Ik reis voor mijn werk veel over de wereld en dan wil je graag iets meenemen. Maar dat moet in het Engels en in het Engels is er bijna niets over mij. Het boek zal gaan over het tijdloze in de vormgeving. heb ik begrepen. Dat is iets waar ik al tijd over praat. Het hoort specifiek bij mij. In mijn vak zie je veel trendmatig heid, maar daar heb ik niet zo veel mee op. rk ben er mijn leven lang door ge boeid geweest dat je in allerlei culturen die niets met elkaar te maken hebben en die elkaar ook niet kennen, toch steeds dezelfde vormgeving tegenkomt". Oervormen Een voorbeeld? „Nou, een potje uit een Chinees graf van dertienhonderd jaar ge leden en een vaas van onze prominente hedendaagse pottenbakker Geert Lap, die blijken dezelfde vorm te hebben. Het China van 700 na Christus, het Neder land van 1985, en toch overeenkomst. Blijkbaar bestaan er vormprincipes waar alle culturen zich van bedienen en die telkens weer terugkomen. Het is een on derstroom. Het heeft te maken met een behoefte die heel diep naar de basis gaat. De mensen staan er niet bij stil, maar aan alles wordt vorm gegeven. Het tram kaartje, de vuilnisbak, de bonte thee doek, het is allemaal door iemand be dacht. En bij de beslissing hoe het eruit moet zien, blijken de mensen altijd weer op bepaalde oervormen terug te grijpen. Heel merkwaardig. Terwijl de geest toch vrij is, kan het blijkbaar niet anders dan dat bepaalde vormen steeds terugkeren. En die behoren bijna altijd tot de dingen die ik heel erg waardeer. Tijdloze dingen en hoe je die kunt toepassen, dat interes seert me. Daarom vinden de mensen mij saai. Degelijk, op een Hollandse manier. Calvinistisch. Maar ik zeg: het biedt zo veel mogelijkheden voor de tijd waarin je leeft". De bekleding van nieuwe stoelen in de trein. De inrichting van achthonderd Amro-bijkantoren. Het interieur van het Kostuummuseum in Den Haag of - straks - van het nieuwe Joods Histo risch Museum te Amsterdam. Een ka toenen tapijt - nooit eerder vertoond - dat stormenderhand de vloeren vero vert. Aan grote stukken van Nederland heeft Premsela vorm helpen geven. Al tijd onder anderen. Zijn signatuur is on miskenbaar. maar zijn handtekening zal men zelden vinden. Waar hij nu mee be zig is? „Met een nieuwe lamp. Dat is nog erg in het beginstadium maar het idee heb ik. En ik werk aan een nieuw tapijt, een ongewone combinatie van materialen. Nee, ik heb geen zin om er meer over te vertellen. Alles wordt toch al nagemaakt door de Nederlandse in dustrie. Heel vervelend is dat. Ze maken dat tapijt wel na als het eenmaal uit is. Laat ik het dus nu nog een beetje onder me houden". Misprijzen Hier schemert iets door van Premsela's misprijzen over de staat waarin het Ne derlandse ontwerpen verkeert. Over heel de Nederlandse mentaliteit eigenlijk. Hij, een telg van onorthodoxe ouders (zijn vader was de eerste seksuoloog in Nederland, een „rooie dokter" die voor de VARA praatjes hield) mocht zich op zijn beurt een van de eerste Nederlan ders noemen die rondreed in de revolu tionaire Lelijke Eend. „Ik vond de Deux Chevaux prachtig. Uiterst functioneel ontworpen, comfortabel en goedkoop. Maar ik werd na-getoeterd op de weg. Ze verklaarden me voor gek. Wat gebeurde? Na een paar jaar was de Lelijke Eend in Nederland een statussymbool geworden. Iedereen die duidelijk wilde maken dat hij een intellectueel was. reed opeens rond in zo'n ding". De herinnering dient om te illustreren hoe weinig oorspronke lijk de nationale volksziel is. „Volgens mij is er in Nederland nauwelijks be langstelling voor industriële vormgeving omdat we een volk van kooplieden zijn, van handelaren. Goederen verplaatsen, dat kunnen we. We waren al goed in het verplaatsen van peper en slaven. En we wonen natuurlijk in een land dat materi alen mist. Modder cn zand hebben we. daarmee is het wel bekeken. Als je de re gering hoort praten over innovatie, dan wordt de techniek bedoeld en niet de vormgeving. Ze denken hier echt nog dat vormgeven zoiets is als hel schilde ren van een bloem op een theepot". En veel anders zal het niet worden, vreest Premsela. „Terwijl we onderhand toch beter zouden dienen te weten. Want de wereld gaat steeds meer open. De concurrentie wordt steeds moeilijker. Economische hindernissen vallen weg. Dus zullen je produkten zich in gunstige zin van andere moeten onderscheiden. Qua techniek, maar ook qua verschij ningsvorm, want die twee gaan samen. Neem Finland. Dat is een arm. klein land. Een uithoek waar nooit eens ie mand langs zal komen. Maar de Finse produkten vind je overal in de hele we reld. De Finnen blijken de kunst te ver staan om aan te sluiten bij een wereld wijde behoefte, ook op hel gebied van verschijningsvormen. Wanneer Neder land zijn eigen belang begrijpt, zal het dezelfde weg moeten inslaan. Ontwerp talent is er genoeg; daar ligt het niet aan. Maar je dient het wel aan te wenden. En je kunt het niet oproepen door met je vingers te knippen. Er is tijd nodig om het tot ontwikkeling te brengen. Je moet een aanloop nemen en dat kan alleen als de industriële vormgeving prikkels krijgt in de vorm van overheidssteun. Want wil je je straks op de internationale markt kunnen meten, dan zul je van goeden huize moeten komen". PIET SNOEREN FOTO: CEES VERKERK LEIDEN - Hemel, aarde en mens in een simpel bloemstukje. Het lijkt wat veelgevraagd, maar het is toch echt de basis van de Oosterse bloemschikkunst. „De regel van drie", zegt de Koreaanse lm Wha Kong, in Nederland op bezoek op uitnodiging van de ministeries van buitenlandse zaken en van land bouw. Zij is in haar land de Grote Dame als het om de oeroude tradi tie van het bloemen arrangeren gaat. „Kokk-Ko-Ji" heet die kunst in het Koreaans. In Nederland voornamelijk bekend via de Japan se naam. Ikebana. Japan is nu eenmaal groter en bekender dan Korea, maar de Koreaanse bloem schikkunst is even oud en misschien wel ouder. Want de Oosterse bloemschik kunst werd als oorspronkelijke altaar kunst via het boeddhisme uit China naar Japan overgebracht rond de zesde eeuw. En Japan kreeg het boeddhisme zelf uiteindelijk ook via het schiereiland Korea. Het aspect van religie en filosofie raakte afgezwakt, het bloemschikken werd een elegant tijdverdrijf voor adel cn hofhouding om tenslotte rond de vijf tiende eeuw een volkskunst te worden. Een precisie-handwerk dat het midden houdt tussen artisticiteit, meetkunde en pragmatisme. Een demonstratie in Kokk-Ko-Ji is, voor wie het nooit gezien heeft, eerst een bij na teleurstellende ervaring. Je bent als Nederlander tenslotte gewend aan stevi ge en kleurrijke ruikers die weliswaar smaak maar toch vooral overvloed to nen. Mevrouw lm Wha Kong gebruikt, uit een overvloed van bloemen- en tak- kenmateriaal maar een miniem deel. Het eerste stukje dat ze als basis op tafel opbouwt is bijna zielig in z'n eenvoud. Maar, zoals alles, is ook dit een kwestie van wennen. Ze gaat door en je gaat de aparte werking van het Oosterse bloem schikken zien. De spanning die in een stukje wordt opgebouwd, via hoog en laag, hoog en breed, via lege plekken en rustpunten. En opeens werkt het: De subtiliteit, de persoonlijke zeggings- KOKK-KO-JI: kracht, de uitgekiende manier waarop de leegte wordt ingevuld met accenten. Dat is Kokk-Ko-Ji. Mevrouw lm zegt 't anders: „Het Oos terse bloemschikken is een oeroude kunst waarin de mens met de natuur zoekt te harmoniëren. De schoonheid van de natuur wordt gezocht en het ar rangeren daarvan is een manier om van het leven te genieten. Er zijn in het bloemschikken drie essentiele elemen ten: Het bloemenmateriaal, de vaas die je ter beschikking hebt en de persoon die het arrangement maakt. De manier waarop bloemen uiteindelijk in een vaas komen te staan, is de uitdrukking van de ideeen en de persoonlijkheid van de schikker. Elke uitdrukkingsvorm kun je alleen maar onder de knie krijgen door het veel te doen. Ook het bloemschik ken. Er is eindeloze liefde en training voor nodig". Titus brandsma 's Morgens staan we met haar in Leiden bij bloemist Charles van der Voort, die kort voordien de bloemenpracht in het Vaticaan heeft verzorgd bij de zaligver klaring van Titus Brandsma. Mevrouw lm Wha Kong staat in haar grijze zijden Koreaanse kleding weinig kleurrijk maar wel ter zake kundig tussen de Neder landse bloemen. „Het eerste dat ik van uw land kende", zegt ze, „waren de tul pen. En uiteraard de windmolens", her stelt ze zich erachter aan. „In Korea heb ben we vaak bloemen uit uw land". Zelf is ze in een buitenwijk van Seoel eigena resse van Wha Kong Weon. een grote tuin met een overvloed aan bloemen en planten en bovendien een pottenbakke rij, waar wit-porceleinen vazen worden gemaakt volgens haar ontwerpen. Ze heeft de leiding over de lm Wha Kong Flower Arrangement Society en een serie boeken op haar naam over haar speciali teit. Boeken met instructies en voorbeel den. boeken met de resultaten van haar leerlingen, die niet alleen uit Korea blij ken te komen. In Korea zelf volgen echt genotes van buitenlandse zakenlieden en diplomaten haar cursussen. Zo is me vrouw Hoytink, echtgenote van de Ne derlandse ambassadeur in Zuid-Korea een van haar „studenten". De bloemen zijn uitgezocht en we gaan naar het Leidse Museum voor Volken kunde, waar de eerste van een serie de Mevrouw lm Wha Kong k tussen de Nederlandse bloemen van Charles van der Voort uit Leiden, die de bloemenpracht in het Vaticaan heeft verzorgd bij de zaligverklaring van Titus Brandsma. monstraties zal plaatsvinden. Een rij porceleinen vazen moet worden uitge pakt en in stelling gebracht (ze zijn uit Korea overgevlogen) en - o wonder in een land van bloemen - mevrouw lm blijkt ook een enorme doos met Kore aanse bloemen meegenomen te hebben. Het publiek later - vooral bestaand uit dames van de Nederlandse Ikebana Ver eniging - zal elke keer een zucht van herkenning slaken als er weer een Oos terse bloesem of bloeiende tak te voor schijn komt. En deskundig de latijnse naam mompelen. Regel één tijdens het werk van lm Wha Kong: bloemen en takken dienen onder water afgesneden te worden. Aan tafel haalt ze behalve bloemen trouwens een aantal merkwaardig gevormde, soms gebleekte gekrulde takken te voorschijn. Zo'n tak blijkt - naast het „speldenkus sen" waarop de bloemen vastgeprikt worden - vaak de basis voor een arran gement. Meetkundig Dan de oer-Regel van Drie: Je begint met een lange tak of bloem. De lengte ervan wordt gevonden vih een optelsom, afgemeten aan de te gebruiken vaas: De hoogte van de vaas opgeteld bij de breedte van de opening van de vaas. Bij de totaal verkregen lengte wordt weer een derde opgeteld. Dat is de hoofdtak. Dan komen de tweede en derde tak. Het drietal dient in een meetkundige 10-7-5- verhouding tot elkaar te staan. Dat is de regel van drie, dat zijn - oorspronke lijk - de symbolen van hemel en aarde met de mens er tussen in. Al naar gelang zijn gesteldheid beweegt die mens zich meer in de richting van de aarde of om hoog naar het goddelijke. De drie asvm- metrisch opgestelde takken krijgen „as sistenten", hulptakken waardoor de be weging van de tak - of die nu horizon taal of meer verticaal gaat - geaccen tueerd wordt. En dan kun je aan- en in vullen. Mevrouw lm laat het op de simpelste manier zien - een drietal pijnboomtak jes met daartussen drie rode roosjes, een omhoog gewerkt arrangementje met een aantal fresia's. Ze laat het ingewikkeld zien: een op een basis van kringelende takken gebouwd herfstig kunstwerk met chrysanten. En ze laat zien hoe je gladio len ook kunt gebruiken volgens de Regel van Drie zonder je bloemstukje te laten omkieperen: Alle gladiolen knipt ze af. vlak boven een bloem. En het onderste deel van de tak wordt dan gebruikt. Het maakt van de gladiool opeens een veel orientaalsere bloem. Im Wha Kong is inmiddels weer terug in Zuid-Korea. Ze heeft een vijftal demon straties gegeven. Onder anderen aan de vrouwen van enkele politici. Misschien staan in huize Van Agt of Lubbers he mel, aarde en mens op dit moment op tafel op een subtiele manier te kijk. BERT JANSMA FOTO: CEES VERKERK

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1985 | | pagina 21