De Molenbrug: Onopvallende schakel in Kanaalweg
Iti en Muistwee
poezen in asiel
10e
0verBrugge|)
Weefselkweekdag over
Bloembollengewassen
LEIDEN OMGEVING
£eidóc(3owq*ii
ZATERDAG'19 OKTOBER 1985 PAGI
OOI
Wanneer men over de Ka
naalweg rijdt, is men al over
een brug bij de langs de weg
staande molen gezoefd voor
men er erg in heeft. De Mo
lenbrug valt dan ook niet erg
op en de Stadsmolensloot is
geen spectaculair water. Pas
vanaf het Rijn-Schiekanaal
valt de brug in het oog, want
tenslotte heeft hij een door-
vaartwijdte van bijna 5 meter
bij een doorvaartnoogte van
1.33 meter. De huidige brug is
in 1949 gebouwd door Provin
ciale Waterstaat als een mo
derne brede brug van gewa
pend beton. De brug die er
voordien lag was geheel van
hout (zelfs de liggers waren
van hout) en zal na 36 jaar
wel aan vervanging toe ge
weest zijn.
De eerste brug werd namelijk
in 1913 gebouwd. Op 30 de
cember 1912 werd in Den
Haag aan C.H. van Haarlem
uit Vianen voor 305.554,-
aanbesteed „het maken van
een gedeelte van het Rijn-
Schiekanaal buiten Leiden
met bijbehoorende kunstwer
ken". Een van die kunstwer
ken was de brug over de
Stadsmolensloot in de weg
langs het kènaal. Deze brug.
tussen de leuningen 10 meter
breed, kwam op 42 heipalen
te rusten, lang 8.50 a 10 meter.
Oorspronkelijk had deze brug
nóg kleiner moeten worden.
In het voorstel van Gedepu
teerde Staten aan Provinciale
Staten van Zuid-Holland van
29 mei 1906 werd uitgegaan
van een doorvaartwijdte van
4.75 meter. De kosten ervan
werden, samen met de jaag-
brug over de waterloop van
de molen van de Roodenbur-
ger- en Cronesteinsche polder
een stukje verderop, geraamd
op 2.500,-.
In een later voorstel werd dat
jaagbrugje vervangen door
een duiker, die 1500,- zou
gaan kosten, en waren de kos
ten van de veel groter ont
worpen brug over de Stads
molensloot maar liefst tot
f 15.000,- gestegen. Genoemde
duiker werd uiteindelijk van
gewapend beton gemaakt.
18.50 meter lang. 2.70 meter
wijd en 1.25 meter hoog. Die
duiker diende om er voor te
zorgen dat de molen, de nu
nog bestaande aan de Kanaal-
weg. zijn water kon blijven
lozen, zij het in het nieuwe
kanaal in plaats van in de
vroeger daar gelegen Roden
burgerwetering (ook wel
Roomburgerwatering ge
noemd). De molen vormde
het enige wateropvoerwerk-
tuig van de polder en mocht'
dus op geen enkele wijze ge
hinderd -orden.
Polders
Het gebied tussen de Roden
burgerwetering en de stad be
hoorde tot de hoogst gelegene
van de verre omgeving. Pol
dervorming en kunstmatige
bemaling werd dan ook pas in
het begin van de zeventiende
eeuw nodig. Op 18 maart 1627
kreeg Gerrit Gerritsz., coorn-
coper. wonende te Leiden, als
woordvoerder namens meer
eigenaars van landerijen tus
sen de Hoge Rijndijk, de
Roomburgerlaan en de Ro
denburgerwetering toestem
ming om een poldertje te
stichten en een molentje te
bouwen aan de Rodenburger
wetering. Dit is de oudste
kern van de Rodenburgerpol
der. Op 31 oktober 1632 ver
leende Rijnland een soortge
lijke toestemming om twee al
bestaande heel kleine polder-
Bruggen, we maken
er allemaal gebruik
van. Zeker in een
waterrijke stad als
Leiden zijn het
onmisbare schakels
in het wegennet.
Veel aandacht is er
nooit aan de Leidse
bruggen besteed. De
stilte is echter al
flink „verstoord"
met in 1983 de
verschijning van het
gemeentelijke
Bruggenbock, de
onlangs gehouden
tentoonstelling „De
Leidse Bruggen" en
de wekelijkse
rubriek
„OverBruggen", die
inmiddels de 100
heeft overschreden.
Samensteller en
schrijver is de heer
P.J.M. de Baar van
het
Gemeentearchief.
Hij put uit materiaal
dat is verzameld
door een werkgroep
van historisch
geïnteresseerden.
Kees van Herpen
tekent voor de
eindredactie. De
reprodukties zijn
van fotograaf Wim
van Noort. Vandaag
verschijnt het 106e
artikel in deze serie.
De Molenbrug met de gerestaureerde molen aan de Kanaalweg. Foto Wim van Noort, oktober 1985.
Op 11 augustus 1928 schoot W.J. Kret een fraai plaatje van de
molen aan de Kanaalweg.
tjes te verenigingen tot wat
later de Cronesteynse polder
zou worden: het molentje van
deze polder kwam dicht bij de
Rodenburgerwetering te staan
(ongeveer waar tot voor kort
het fabriekscomplex van Van
Wijk stond).
In 1644 veranderde de water
staatkundige toestand ingrij
pend door het graven van de
Stadsmolensloot en de bouw
van de stadsverversingsmolen
ter plaatse waar nu de De Sit-
terbrug ligt. Deze molen
maalde vrijwel uitsluitend in
de zomer, als alle poldermo
lens in diepe rust waren.
Wanneer echter de poldermo
lens in heel Rijnland in actie
kwamen en voor voldoende
doorstroming van het water
zorgden, stopte de stadsver
versingsmolen met malen. Al
in 1625 was in de molen aan
de Slaagsloot een dubbel me
chanisme aangebracht om te
vens de landerijen in de Gro
te en Kleine Stadspolder te
kunnen bemalen. Toen de
landeigenaars in de Rooden-
burgpolder vermoedelijk gro
te kosten voor het poldermo
lentje moesten maken, zal al
snel de gedachte opgekomen
zijn om hun poldertje door de
zeer grote stadsverversings
molen aan de Stadsmolensloot
te laten bemalen.
Het stadsbestuur voelde er
wel voor om dit kostbare
werktuig ook in voor- en na
jaar ten nutte te maken en
nadat een bestek gemaakt was
en uitgerekend hoeveel een
en ander ging kosten, werd op
5 februari 1652 aanbesteed het
binnen acht weken aanbren
gen van een dubbel gang
werk. Stoffel Claesz. Bonten
bal nam voor 1090 aan om
onder meer een tweede sche
prad met een diameter van
4 40 meter te maken. Het con
tract waarbij burgemeesteren
namens de stad aannamen de
molen aan te passen en te on
derhouden werd op 11 decem
ber 1652 getekend. Voor 120
per jaar hadden de polder
meesters niets anders te doen
dan dat bedrag te innen, naast
voor de polderkaden te zor
gen. Nadrukkelijk werd be
paald dat het contract zou ein
digen als de burgemeesters
zouden besluiten de molen te
verplaatsen of alleen nog voor
het verversen van het water
in de stad te gebruiken.
Vervallen
Aan de overkant van de Ro
denburgerwetering lag de
Kleine Cronesteynse (of
Knotters)polder, waarvan de
molen erg vervallen was. Op
24 maart 1660 werd door de
grondeigenaars besloten, als
hij niet meer te repareren zou
zijn, met de stad te gaan on
derhandelen over het bema
len van ook deze polder door
de stadsverversingsmolen.
Nadat de onderhandelingen
met de stad min of meer mis
lukt waren, werd eerst nog
besloten tot reparatie, maar
uiteindelijk ging men toch
met de stad in zee. Deze zou
voor een jaarlijkse bijdrage
van 25 stuivers per morgen
(iets minder dan een hectare),
voor de héle polder in totaal
ruim 124. een duiker onder
de wetering leggen en een
sloot tussen de wetering en de
molen verbreden. Dit contract
werd op 21 oktober 1662 gete
kend. Óp dezelfde wijze werd
op 30 november 1663 ook de
Room- of Meerburgerpolder
bij het door de stadsmolen te
bemalen gebied gevoegd. De
Cronesteynse polder bleef
echter zijn eigen molentje
houden.
Begin 1684 kregen de polder
meesters van de genoemde
polders het schokkende be
richt dat de stadsmolen naar
de Slaagsloot verplaatst zpu
worden. Dit betekende dat al
die polders zelf Weer eigen
molentjes moesten gaan bou
wen. Het uit 1684 daterende
molentje aan de Meerburger
wetering bij de sportvelden
achter de nieuwbouwwijk De
Goede Herder aan de Hoge
Rijndijk herinnert daar nog
aan. De eigenaars van de Ro
denburgerpolder zochten een
andere oplossing: met de eige
naars in de Cronesteynsepol-
der werd overeengekomen sa
men een nieuwe molen te
bouwen aan het einde van de
in 1662 verbrede sloot bij de
wetering.
Op 8 april 1684 stemde Rijn
land hiermee in; alleen de
molen zou gemeenschappelijk
zijn. maar verder zouden de
polderbesturen hun eigen
boontjes doppen. Totdat in
1859 een, eind aan deze toch
wel enghartige regeling
kwam, werden er twee pol
derrekeningen gemaakt,
waarin de helft van de kosten
van de molen en de molenaar
werd geboekt. Wellicht nadat
de nieuwe molen gereedgeko
men was. besteedde de stad
aan Adriaen Kerckhoven
voor 1600 aan om de verver
singsmolens „op Roomburg"
en „op Boshuizen" af te bre
ken en aan de Slaagsloot weer
op te bouwen.
vDeze nieuwe molen is hoog-
waarschijnlijk bij de orkaan
van 8 december 1703, die tal
loze molens velde, onherstel
baar beschadigd. De grondei
genaars moeten het gedoe met
het vrij gauw omwaaien van
molens beu zijn geweest en
toen is besloten tot de bouw
van een stenen poldermolen.
Voor zover de kennis thans
strekt is deze de eerste van
heel Nederland geweest. De
kosten waren dan ook naar
rato: maar liefst 18 gulden per
morgen. Deze molen over
kwam net na zijn eeuwfeest
een ramp: vermoedelijk in het
najaar van 1805 brandde hij
geheel uit. De brandspuiten
van Zoeterwoude en Leider
dorp werd 21 betaald, maar
veel was er denkelijk niet
meer te redden er werd
slechts enig „verbrand hout"
verkocht aan timmerman
Van der Gaag. Het herstel
van de molen bedroeg bijna
4000 gulden, inclusief de door
Pieter van Hoeken geleverde
nieuwe zeilen. Helaas zou de
rode haan nogmaals victorie
kraaien.
Onheilen
De krant van 11 september
1893 meldt: „Het was gister
avond geruimen tijd bar we
der; felle stralen hemelvuur,
geweldige onweersslagen,
welke menigeen, zoowel bui
ten als binnenhuis, met angst
en vreeze vervulden, en dich
te plasregens! Niet ten on
rechte was men beducht voor
onheilen; dit bleek weldra on
der de gemeente Zoeterwou
de, waar, door den bliksem,
brand werd veroorzaakt in
den watermolen van den Ro-
denburgerpolder. De vrijwilli
ge brandweer van Zoeterwou
de deed zo spoedig mogelijk
de noodige moeite om den
brandenden molen te gena
ken, hetgeen wegens het
moeilijke terrein, waar de
molen staat, zeer bezwarend
was. Spuit No. 3 van de Heer
enstraat was het eerst aanwe
zig".
„Spuit No. 2 van den Hoógen
Rijndijk begaf zich eerst naar
eene nabijgelegen bouwmans
woning van G. Verdegaal, tot
dat men zeker was dat de
vonkenregen, op deze met riet
gedekte woning geen bezwaar
meer opleverde, en vervol
gens naar den steeds branden
den molen. Te 12 uren rukten
de beide spuiten weder in en
de Rodenburger molen was
niet meer. De gemetselde
romp is blijven staan, maar
verder is bijna alles tot asch
verteerd. De bovenas staat op
den kop op den kant van de
Roomburgervaart." De Zoe-
terwoudse molenmaker A.P.
Vreeburg herstelde hem ech
ter weer, vandaar het op
schrift ANNO 1893 op de mo
len. H. Paul, civiel-ingenieur,
hield -toezicht en zal er ver
antwoordelijk voor geweest
zijn dat vrijwel alles wat van
ijzer gemaakt kon worden
ook in dat metaal werd uitge
voerd. Het scheprad werd
volgens een uitvinding van*
hem gemaakt.
Daarna maalde de molen er
weer lustig op los. Tot op 25
mei 1908 de wet „tot verkla
ring van het algemeen nut
der onteigening van eigen
dommen in de gemeent
Zoeterwoude, Leiden en L
derdorp, noodig voor de or
legging van het Rijn-Schiek |Or
naai buiten Leiden" door
koningin werd onderteken
Binnen een jaar moest ^ds(
rechter een uitspraak str.
vraagd worden .over wel fgsev|
percelen en tegen welke p chiaa
onteigend moesten woi"dfoorb
Een eerste bod van ƒ7100,- em(j
de molen schijnt afgewezen ^triid
zijn, maar de verdere deUfcg^L]
zijn niet bekend. Het results
was echter dat de Provim
eigenaar van de molen
en hem voor 175,- per jJ
aan de polder verhuurJ
Door de toenemende bebc
wing van de polder en
groei van de bomen aan i
Kanaalweg kreeg de molJ
steeds meer windbelemn
ring.
Dit resulteerde in de
bruikstelling op 1 oktoö
1953 van een nieuw volautf'u i_
matisch gemaaltje. De Provin
cie onderhield de molen daaj
na niet meer, waardoor
sterk verviel en aan vandaltë
me ten prooi viel. Daarof
werd de molen voor één gii
den aan de gemeente aangf
boden onder voorwaarde i
hij in stand gehouden
worden. Een restauratie zd
f 17.300,- gaan kosten, afg»
zien van de bouw van ee|
hek voor 1000,-. Nadat
provincie toegezegd had
helft hiervan en de kost«jl
van het hek helemaal te zt
len betalen, stemde de g
meenteraad op 2 maart 19!
met de aankoop in.
Iffefra,
hFrit
«5 dc
Geldgebrek was er de oorzaak
van dat broer en zus Muis en
Iti naar het asiel moesten. De
bazin van beide poezen wilde
ze daardoor ineens kwijt. Wel
tien keer heeft de vrouw naar
het asiel gebeld met de mede
deling dat de poezen direct de
deur uit moesten.
Wil en Mieke Tiele van het
Leids dierenasiel boden de
vrouw nog gratis voer aan
voor een periode, maar ook
dat wilde de bazin van beide
poezen niet. Ook wilde ze de
Eoezen niet naar het asiel
rengen. Na veel heen en
weer gepraat werd uiteinde
lijk besloten dat de dierentaxi
Muis en Iti wel zou ophalen.
De bazin van Muis en Iti be
taalde het bedrag waarmee ze
afstand van beide poezen nam
en gaf daarbij nog iets extra's
ter ondersteuning van het
asiel. Op die manier beland
den broer Muis en zuster Iti
in het asiel.
Omdat ze altijd samen zijn ge
weest, willen de beheerders
van het asiel ook dat Muis en
Iti samen naar een nieuwe
baas gaan. De poezen zijn erg
aan elkaar gewend en ze nu
scheiden zou zielig zijn. De
poezen kunnen erg goed met
elkaar overweg. Ze zijn alle
bei drie jaar oud en uitge
voerd in wit met grote zwarte
vlekken. Broer en zus zijn
flinke stevige katten.
Ze zijn alletwee erg lief en
zeer huiselijk. Ze zullen zich
in elk gezin goed thuis voelen.
De poezen zijn gek op kinde
ren, maar ook zonder kinde
ren zullen ze zich goed ver
maken. Iti en Muis zijn zeer
makkelijk in de omgang. Bij
hun vorige baas kwamen de
poezen niet buiten en waren
er helemaal aan gewend alles
netjes op de bak te doen. De
nieuwe baas, moet er wel een
beetje rekening mee houden
dat de poezen niet gewend
zijn buiten te lopen. Als cfe
poezen bij hun nieuwe baas
wel buiten kunnen, zal enige
begeleiding zeker nodig zijn.
Van beide poezen is Iti de fa
natiekste knuffel. Ze is een
echte schootkat, die graag
aangehaald wil worden. Muis
gaat meer zijn eigen weg,
maar houdt er zeker ook van
om aangehaald te worden. Ite
is inmiddels gesteriliseerd en
Muis is gecastreerd. Ze zijn
erg gezond en speels. De beide
poezen vermaken zich best in
het asiel, maar ze gaan toch
liever naar een aardig gezin.
Van de twee poezen is Iti de fanatiekste knuffel.
Hopelijk kunnen ze daar dan
blijven en hoeven ze niet
weer weg omdat de baas geen
geld meer heeft voor hun on
derhoud.
Polly
Polly, de langharige Pekinees,
heeft nog geen nieuw huis,
maar krijgt dat wel binnen
kort. Er was veel belangstel
ling voor het aristocratische
hondje. Waarschijnlijk gaat
Polly naar een boerderij in
Leiderdorp.
Wekelijks verschijnt in de Leidse Courant de rubriek
„Hond zoekt huis". In deze rubriek wordt een hond (of
soms ook wel een kat) beschreven die in het asiel ver
blijft om daar een zekere dood tegemoet te gaan... ten
zij het dier een goed tehuis vindt. De in de rubriek be
schreven honden zijn óf gevonden óf door hondenbezit
ters naar het asiel gebracht. Ze worden om uiteenlopen
de redenen afgestaan, vaak begrijpelijk, maar soms ook
volslagen onzinnig. De in „Hond zoekt huis" beschreven
dieren zijn alle goed gezond, hebben een wormenkuur
ondergaan en zijn volledig ingeënt. Tegen betaling van
circa 80 gulden (voor katten is dat 45 gulden) ten bate
van zwerfdieren zijn ze af te halen. Adres: Nieuw Leids
Dierenasiel, Besjeslaan 6b, Leiden. Tel.: 411670. Geo
pend di. t/m vr. 10-12 en 14-16 uur. Zondag en maandag
gesloten.
Overleden: G. Compeer, geb. 5-2-1917,
mgn; D. Smit, geb. 15-10-1918, vrl., geh.
gew. met j. M. Houwaart; C. Smit, geb. 15-
3-1919, man; J. Hellenberg, geb. 11-5-1909,
vrl., echtgen. van W. van Beelen; M. Backer,
geb 23-1-1934, vrl., echtgen. van K. van
Woerkom; J. N. van Es. geb. 20-9-1985,
man; F. Burgers, geb. 1-5-1895, man; G. C.
Verschoor, geb. 8-10-1929, man; W. K. J.
Pauwels. geb. 14-5-1911, man; W. K. J.
Pauwels. geb. 14-5-1911, man: G. A. van
den Oord. geb. 9-5-1921. man; F. M. Tem
merman. geb. 13-2-1916, man; T. Piket,
geb. 19-8-1902, man; A. M. VI..
30-1-1899, vrl.. geh. gew. met M C
aanse; H. E. Thors. geb. 31-5-1911
echtgen. van W. J. de Koning; P. de K
geb. 21-2-1914. man; G. E. Bouwmi
geb. 26-9-1897, man; T. N Hogerf
geb. 17-12-1922, man; R. Ouwehand
3-7-1985, vrl.; W. van der Star. geb.
1904, man; C. J. M. Twaallhoven. get
1922, man; A A. van Berkel, geb.
1922, man; P. J. Koster, geb. 12-6
man; W. E. Ronkes, geb. 26-9-1909,
A. A. Elsborg, geb. 2-9-1903, manr-
van der Hoorn, geb. 29-7-1912, vi
gen. van T. Koek; T. Bosch, geb. 17-8
vrl.; H. Verwater, geb. 7-3-1915,
gen. van T. Ooms; 1. J. Vijsel, geb
vrl. echtgen van J. E. A. Velthuis: G
hoef. geb. 29-11-1904, vrl., geh. gew.
W. van den Bosch. E. O. van Rossuml1-
30-10-1956. man; J. Blansjaar. geb.
1909. vrl., geh. gew. met W. I'E'
LISSE De Najaarsbijeenkomst van de Nederlandse Ver
ging voor Plantecel- en Weefselkweek wordt vrijdag 15 nov
ber in Treslong te Hillegom gehouden. Deze najaarsbijeenko
wordt georganiseerd in samenwerking met het Laborator
voor Bloembollen Onderzoek in Lisse en zal grotendeels zijn
wijd aan de toepassingsmogelijkheden van weefselkweekti
nieken bij bloembolgewassen.
De lezingendag is erop gericht om, behalve onderzoekers,
langstellenden vanuit het bloembollenbedrijfsleven op de hoi
te brengen van de stand van zaken op dit gebied. De bij<
komst begint om tien uur. Inleidingen worden deze dag gege
door onder meer R.J. Bogers van het Laboratorium voor Blo
bollen Onderzoek en P.G. Alderson uit Engeland over „In V
vermeerdering van lelie, iris en hyacinthNa de lunchpa
spreken G.M.S. Kortekaas-van Slogteren over „Is Agrobact i
um tumefaciens te gebruiken voor de genetische manipul
van bloembolgewassen"; J. B. M. Custers (IVT Wageninl
over „Embryokuituur bij bloembolgewassen"; E. de Vries (I
over „Weefselkweek bij tarwe en rogge"; G. J. Blom-Barnho I
(LBO) over „Produktie vanvirusvrije bloembolgewassen fl
middel van meristeemkultuur en tenslotte J. Oostdam (Sth 1
bol) over „Visie van het bloembollenbedrijfsleven op de toej E
singsmoelijkheden van in-vitro technieken". Belangsteller» 1
kunnen zich als deelnemer aan deze dag opgeven bij de Net
landse Vereniging voor Plantecel- en Weefselkweek, door oi MO
making van het bedrag var. 7,50 op gironummer 4240007 c
vermelding van „Najaarsbijeen 1985".