)e Scheluwbrug: Niet meer scheel, naar wel hard aan restauratie toe ui EN CeidaeSou/utnt zaterdag io augustus 1935 pagina 11 fcj }*der redactie Ton Pieters. )or2 verjaardag van H.M.de Iningin-Moeder is dit jaar" het „Geïllustreerd Zon- 15 „wederom, door de [^jgüsomstandigheden, zonder hige feestelijkheid voorbij- gaan in den lande. Zelfs in ^esidentie, waar H.M. het leis in het Voorhout be- pont, heeft men niet veel in dezen verjaardag ge- ^^rkt. Maar er is toch iets per dan gewoon geweest die ig: de landweertroepen die de hofstad liggen defileer- n voor het paleis en het ko- M ïklijk echtpaar ging na- f irlijk Moeder gelukwen- hen, waarbij het publiek het voorrecht had, H.M. ;t den Prins en het prinses- te voet van hun paleis naar t van de Koningin-Moeder zien wandelen. /erigens hebben we deze iek den eersten verjaardag n den oorlog beleefd, en er nog geen kans op een einde. jtegendeel, het lijkt er wel HIEPERDEPIEP HOERA: „H.M.de Koningin-Moeder is jarig: H.M.de Koningin, de Prins en het prinsesje Juliana gaan (te voet) de Koningin-Moeder gelukwenschen". op, alsof we nog pas in het be gin van de ellende zijn, als we nagaan wat er van de ver schillende al wordt gezegd over het einddoel van dit moordend vechten. In deze dagen troont hoog boven de twistende volkeren en de van dood en verwoesting spreken de regeeringsmannen de groote figuur van het Vati- caan, de ware Vredesvorst der wereld, Paus Benedictus XV, die onvervaard op den eer sten verjaardag van de ontke tening des oorlogs zijn vredes- woord liet klinken en de vor sten en volkeren tot vrede GEMENGD NIEUWS: „Afrikaansche Spahi's en zouaven In Duitsche krijgsgevangenschap. Een heele verzameling van alle natiën en werelddeelen vormen zoo langzamerhand de krijgs gevangenen in Duitschland!" maande. Zal dat woord ge hoord worden? Wij weten het niet. Maar dat is zeker, dat het roerende en welsprekend betoog voor den vrede, door Paus Benedictus XV uitge vaardigd, een historisch docu ment zal blijven vóór de hoogheid en de macht van den Apostolischen Stoel, zelfs in de dagen dat de wereld aan den Paus alle macht ontzegt!" Johan de Raadselredacteur: zijn wegen waren onnaspeur lijk, maar ook zijn brein moet aangetast zijn geweest door de tijdgeest van oorlog en ge weld. Immers, als hij zijn Bes te Vriendjes en Vriendinne tjes geen puzzels voor kon zet ten, greep hij zonder pardon in de voorraad mopjes die be hoorlijk aggressief konden zijn: „Jantje's vader is tim merman en is van het dak ge vallen" volgt een gruwelij ke beschrijving van 's mans uiterlijk „Den volgenden morgen komt Jan op school en de meester informeert be langstellend naar den toe stand van den zieke: „Wel Jan, hoe is 't met vader, is hij bij kennis?" Jan: „Welnee, meester, vader is bij ons thuis!" Daarna bedient Johan zich van wat grover geschut: „Eerste soldaat (wien een ko gel langs den arm is gegaan): „O, o, ik ben gewond, help, help!" Tweede soldaat: „Maak toch niet zoo'n spektakel om zoo'n kleinigheid. Onzen ka meraad daar is zijn hoofd af geschoten, en hij heeft er nog geen woord over gerept!" Amusant, nietwaar? „En dan, beste kleinen, zou ik u willen vragen: hoe gis je den ouder dom van een kalkoen? Wel, dat weten jelui natuurlijk niet hè? Goed, ik zal het u hier verklappen: de ouderdom van een kalkoen blijkt aan de tan den. Nu zult u ongetwijfeld opmerken: maar Johan, een kalkoen heeft toch geen tan den! Zeer juist, vriendjes en vriendinnetjes, maar ik wel!..." een Canadeesche Roodhuid, die als Engelsch onderdaan mede geïnterneerd is, en die er ook wat zijn lichaamsgrootte betreft, wezen mag!" BELGJES UIT LEIDEN: „Belgische kinderen van het R.K.Huisvestingscomité te Leiden, geplaatst te Franeker, in tegenwoordigheid hunner pleegouders. De beide dames Janse en De Graaf (La den), staande links, zijn de geleidsters. Deze kinderen werden uit België gehaald met financieelen steun van het Amerikaansche Christian Herald Committee, dat eene belangrijke gift aan het Huisvestingscomité ter hand stelde". een opening in de stadsmuur gezeten hebben, waardoor de scheepvaart ongehinderd de stad kon binnenvaren (behal ve 's nachts, want dan werden er drijfbomen in deze open gaten gelegd). Hoe lang dat geduurd heeft, valt niet vast te stellen. Op enige tijd is er een barrière in de opening ge bouwd: een soort brug met aan de ene kant kantelen en torens, met twee hoge door- vaartopeningen, alles van steen. Dit bleef zo tot 1592. v sen de Herengracht het Havenplein ligt r de Oude Rijn de Scheluw schelf) betekent zoals vroeger ook uw geschreven werd J t geel. Die naam en*ikt de brug niet aan of andere bouwvak- 7J3 die met een scheel ■lonermansoog een wan- Irocht van een brug iwde, maar aan de ma- r waarop hij de Oude n overspande. Hij lag nelijk niet mooi recht ir de aansluitende stra- af/eJ, maar enigszins Dat was wel bij er bruggen het geval, ar toevallig heeft al- ft deze brug er zijn im aan overgehouden. >r de vroegste geschiedenis >rt- 1 de brug, die vroeger iets ;r naar het westen over de Ie Rijn lag, moeten we erg terug in de geschiedenis 1 Leiden. De stadswijk tus- ove de Burcht en de Veste- Jn lat heet in 1294 bij de stad rokken te zijn. Al schijnt jaartal niet bewijsbaar te het wordt algemeen aan- ■^«rd en dus houden we het r%Lr maar op. In 1294 bestond vele jaren, misschien zelfs wel eeuwen, de St. Jans- ig over de Oude Rijn. Al verkeer dat de Oude Rijn ^■histe, voor zover het al niet rtjes gebruikte, zal daar- getrokken zijn. Leiden ■Iks toen nog maar klein en brug zal voldoende ge- jiest zijn. Of er toen een Ijismuur langs de Oude Rijn -""Toetrokken is om eventuele die de stad vanuit 'mml noorden aanvielen, te ■^erstaan, valt niet meer na '"«Oud! Vest gegraven, waar- W| 1 n n«.,.111111 ,r r v-: "f: aat eindigde 'toen ter hoog- 'jar en^gefeckn De Scheluwbrug gezien vanaf goed zich baar is he merk van de ijzergieterij die cptcjer opgemetseld. Eerst zal er de brug heeft gemaakt. Foto W. Valentgoed, 1965. Vissers In 1592 werd een ingrijpend besluit genomen. Omdat de vissers uit Katwijk met een steeds toenemend aantal sche pen de oevers van de Zijl en Oude Rijn versperden, werd toen besloten voor hen een af- meergelegenheid in het Gal gewater te maken. Dit bete kende dat alle vaste bruggen tussen de stadsmuur bij de Zijlpoort en de Bostelbrug be weegbaar gemaakt dienden te worden. Deze operatie moet zeer veel geld gekost hebben, maar toch werd hij in korte tijd uitgevoerd. De twee ope ningen in de stadsmuur bij de Zijlpoort zullen zeker niet hoog geweest zijn en ook op deze plaats moet een dubbele ophaalbrug gebouwd zijn. He laas werd geen bestek van deze brug gevonden, hetgeen niet zo verwonderlijk is als bedacht wordt dat uit deze pe riode slechts een enkel bestek bewaard gebleven is. In 1644 vond de stadsuitbrei ding met de Havenwijk plaats. Omdat de Zijlpoort ge sloopt werd en aan het eind van de Haven een nieuwe Zijlpoort verrees, kon op het vrijgekomen terreintje een aantal huizen gebouwd wor den. Nadat voor dit kleine bouwblok door enkele „plano logen" zoals Claes Arentsz. Colevelt, stadslandmeter Joris Gerstecoorn en stadsarchitect Arent van 's Gravensande plannen ontwikkeld waren, konden hier percelen ver kocht worden. Vooral bouw ondernemers als de broers Van Croonen kochten hier meerdere stukken bouw grond; op de hoek van de Oude Rijn en het Havenplein verrees een prachtig pand waarvan nu helaas niets meer over is. De naam Koude Hoek voor dit gedeelte straat tussen Oude Vest en Oude Rijn lijkt zeer toepasselijk. De gevel steen met de tekst „Datt friest" kan hier zijn oorsprong in gevonden hebben. In 1659 vond de stadsuitbrei ding tussen Herengracht en Zijlsingel plaats. De Veste- straat, die aan een kant (de westkant) al bebouwd was, werd nu een normale straat met huizen aan weerszijden. De Herengracht werd vergra ven, waardoor hij meer ooste lijk kwam te liggen. Dit bete kende dat er nog enige af stand aan de Oude Rijn tussen de Herengracht en Veste- straat ontstond. Er was weinig reden om de tussen de Koe straat en Vestestraat gelegen Scheluwbrug te gaan verhui zen; de kosten van een stad suitleg waren altijd al gigan tisch. Merkwaardig is dat uit deze eeuwen helemaal geen enkel bericht van vernieu wing van de brug overgele verd is. Daardoor is ook niet vast te stellen wanneer tussen 1675 en 1807 de Scheluwbrug toch verlegd is van de Koe straat-Vestestraat naar Ha venplein-Herengracht, op zich uiteraard een logischer plaats voor de brug. De Scheluwbrug is in 1808 ge heel vernieuwd, zodanig dat alleen de heipalen bleven staan. Wel konden de oude vallen vermoedelijk opnieuw gebruikt worden, want deze komen niet voor in de lange reeks met benodigde onderde len met hun zwaarten. Uiter- i'gen, we maken er allemaal gebruik van. Zeker in een rrijke stad als Leiden zijn het onmisbare schakels in het innet. Veel aandacht is er nooit aan de Leidse bruggen >ed. De stilte is echter al flink „verstoord" met in 1983 de thijning van het gemeentelijke Bruggen boek en de weke- rubriek „OverBruggen", die inmiddels de 100 nadert, indien is eergisteren in de Waag de tentoonstelling „De ij se Bruggen"geopend. Deze expositie duurt tot en met 29 istus en is dagelijks (behalve zondag) van elf tot vijf uur s te bezoeken. In de Waag is ook het gemeentelijke Brug- \oek te koop. Deze rubriek gaat overigens gewoon door. 'materiaal dat is verzameld door een werkgroep van histo- ,g 1 geïnteresseerden is nog lang niet uitgeput. Samensteller thrijver is als vanouds de begeleider van deze werkgroep, <eer P.J.M. de Baar van het Gemeentearchief. Kees van yen tekent voor de eindredactie. De reprodukties zijn van jraaf Wim van Noort. Vandaag verschijnt het zesen negen- e artikel in deze serie. Een uitgestorven Oude Rijn met de Scheluwburg in het verschiet; links boven de hui zen torent de Mon Père-kerk (O.L.V. Hemelvaart) uit. Foto J. Goedeljee, wellicht rond 1900. aard moest alles in eersteklas eikenhout uitgevoerd worden, met maar enkele onderdelen in grenenhout of vurenhout. De bepalingen over de kwali teit van het hout doen soms haast belachelijk gedetailleerd aan. Zo werd van vurenhout bepaald dat dit moest zijn „droog, glad, geensints wan- nig, (dus met wankant), spin- tig (dus met spinthout), hartig, scheurig, roodstreepig nog blauw of met onbehoorlijke kwasten bezet". Bij eikenhout is de opsomming vaak nog langer. Het hout moest vóór het verwerkt mocht worden geïnspecteerd worden door de eerste of tweede fabricq (fa briek, ongeveer hetzelfde als stadstimmerman). Deze merk te het goedgekeurde hout met het stadswapen; de Leidse sleutels werden dus ingebrand in het hout. En wee de aanne mer die afgekeurd hout durf de te gebruiken! Pontveer De aannemer op 3 juli 1807 was Gerrit Plomp. Voor 4250 nam hij aan behalve de Scheluwbrug ook de brug over de Middelstegracht aan de Oude Rijn en een deel van de Kerkbrug over de Oude Rijn te vernieuwen. Zodra hij aan de Scheluwbrug begon, moest hij het werk binnen zes weken opleveren, met als ui terste termijn 1 september 1808. Zolang er geen brug lag, moest hij zorgen voor een pontveer, met een geschikte veerman, die per persoon niet meer dan 1 duit (ter waarde van 1/8 stuiver of ongeveer 1 1/2 cent) voor het overzetten mocht vragen. De door Plomp gebouwde brug moet het erg lang uitge houden hebben, want eerst na 50 jaar moest hij vervangen worden, terwijl 30 jaar gebrui kelijk was. In 1856 was de Kleine Havenbrug als eerste wat grotere draaibrug van Leiden gebouwd. Het ligt voor de hand dat nu de ver vanging van de brug aan de andere kant van de Heren gracht noodzakelijk was, men meteen aan een draaibrug ge dacht heeft. Op 6 mei 1858 nam Paulus Kaptein den Bouwmeester te Leiderdorp voor 7049 aan om zo'n draaibrug te maken. Hij moest direct beginnen en het werk op 31 augustus 1858 opleve ren. Waar stadsarchitect Salo mon van der Paauw zijn be stekken pijnlijk nauwkeurig bewaarde en in liet binden, is het des te meer te betreuren dat nu juist net het bestek van deze vroege draaibrug in het desbetreffende boek ont breekt. Een vergelijking met het bestek van de Kleine Ha venbrug is dan ook niet te maken. Daartoe is des te meer aanlei ding, omdat de nieuwsgierig heid geprikkeld wordt door een ingrijpende reparatie die de brug al in 1864 onderging. De aannemer kreeg toen op gedragen „het wegnemen der doorbuiging, die het beweeg bare dek en de daarop ge plaatste leuningen verkregen hebben; het maken van een nieuw onderdek bij de be weegbare brug, het verleggen van het onderdek van het vast gedeelte der brug en het opbrengen van een nieuw bo vendek; en het wegnemen der aanwezige kolommen met de trekstangen en het vervangen daarvan door een opzettoes- tel". Dat laatste was een mo dernisering; het systeem met trekstangen heeft geen erg lange populariteit genoten. Om de doorbuiging tegen te gaan werden vele versterkin gen en extra balken aange bracht. Voor 1472 nam P. Kaptein den Bouwmeester op 25 juli 1864 aan om zijn eigen werk (en fouten?) te herstel len. Ook nu moest alle spoed betracht worden en voor een pontje voor de voetgangers gezorgd worden. Draaibrug Nadat de Kleine Havenbrug in 1870 een nieuwe ijzeren draaibrug gekregen had, volg de de Scheluwbrug dit goede voorbeeld twee jaar later. Op 26 februari 1872 nam de Grofsmederij voor ƒ7500,- dit werk aan. Om een of andere reden was het werk aan de Scheluwbrug steeds iets duur der dan aan de Kleine Haven brug, die ook door de Grofs mederij van een ijzeren draai brug voorzien was. In beide gevallen bleef de fundering met metselwerk voor het draaihoofd in functie; bij de Scheluwbrug moesten zelfs de rolringen met toebehoren, het tandrad en de verdere bewe gingsinrichting opnieuw ge bruikt worden. Het grootste gedeelte van de draaibrug werd nu van gietijzer ge maakt (dat de Grofsmederij wel elders zal hebben laten maken, omdat die zelf geen gieterij had) en veel gesmeed en getrokken ijzer, dat wel door de smederijen van de „Grof" geleverd kon worden. Binnen vijf maanden na de gunning moest al het ijzer werk gereed gemaakt zijn, waarna het aanbrengen van de nieuwe brug nog zes we ken in beslag mocht nemen. Tegelijk met de Kleine Ha venbrug was de Scheluwbrug aan de beurt om een nieuw draaihoofd te krijgen. De techniek had immers niet stil gestaan en ook het verval zal na zo'n 36 jaar wel zijn gaan toeslaan. Daarom nam op 2 augustus 1894 Cornelis de Ruiter te Zoeterwoude voor 4900,- aan om van beide bruggen de draaihoofden te vernieuwen. Daartoe moest de Oude Rijn zodanig afge damd worden dat de door- vaartwijdte met niet meer dan 65 centimeter vernauwd mocht worden, hetgeen bo vendien niet langer dan veer tien dagen mocht duren. Tus sen de al aanwezige heipalen werden nog eens 12 palen van 8 meter lengte ingeheid, zodat de draagkracht groter kan worden. Het werk van De Ruiter is nog steeds goed, al is het dan niet berekend op ge weldig zware gewichten dat de Scheluwbrug afgeslo ten werd, was te danken aan doorgeroeste ijzeren balken uit het werk van 1870. Nadat op 19 juli 1921 voor f 1645,- aan L.T. Kruyt te Bo degraven aanbesteed was het vernieuwen van een juk van de Scheluwbrug in ijzerwerk, veranderde sedertdien niets meer. Al vrij lang wordt over een nieuwe Scheluwbrug ge sproken, maar het is er steeds maar niet van gekomen. Zo besloot de gemeenteraad op 16 december 1971 om die nieuwe brug een doorvaarthoogte van 1.46 meter te geven in plaats van de voorgestelde 1.35 me ter, zodat de recreatievaart daardoor belemmering zou ondervinden. Overigens stelt die recreatievaart ter plaatse weinig voor, zoals ook in 1971 wel niet het geval geweest zal zijn. Eind oktober 1979 was de toestand van de brug zo alar merend geworden dat ogen blikkelijke afsluiting voor alle gemotoriseerde verkeer nood zakelijk was. Sedert die tijd is de Oude Rijn nog steeds in af wachting van een nieuwe of gerestaureerde Scheluwbrug.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1985 | | pagina 11