Kleine Havenbrug:
Eerste grote houten
draaibrug van Leiden
i i
i LEIDEN OMGEVING
ZeidóaQowuvnt
ZATERDAG 27 JULI 1985 PAcflD
Bruggen, we maken er allemaal gebruik van. Zeker in een wa
terrijke stad als Leiden zijn het onmisbare schakels in het we
gennet. Veel aandacht is er nooit aan de Leidse bruggen be
steed. De stilte rond de Leidse bruggen is met de presentatie
van het Bruggenboek al gedeeltelijk „verstoord". Het Gemeen
tearchief aan de Boisotkade hoopt van 9 tot en met 29 augustus
1985 in De Waag de tentoonstelling „De Leidse bruggen" te
houden. Als inleiding op deze expositie verschijnt in deze krant
een serie artikelen over Leidse bruggen. Het zijn geen techni
sche verhandelingen, maar historische verhalen waarin een
brug als leidraad dient. De gegevens ziin verzameld door een
werkgroep van historisch geïnteresseerden, die veel van de ge
schiedenis van de Leidse bruggen heeft uitgezocht. Samenstel
ler en schrijver is de begeleider van deze werkgroep, de heer
P.J.M. de Baar van het Gemeentearchief. Kees van Herpen te
kent voor de eindredactie. De reprodukties zijn van fotograaf
Wim van Noort. Vandaag verschijnt het vierennegentigste arti
kel in deze serie.
Over de Oude Rijn net buiten
de stad lag in de Middeleeu
wen geen brug. De Zijlpoort
stond toen nog bij de Koe
straat op het eind van de
Haarlemmerstraat en degene
die de pech had om na het
luiden van de poortklok en
het sluiten van de stadspoort
nog over de Lage Rijndijk de
stad te naderen, moest wel
licht onverrichter zake terug
naar Leiderdorp om daar on
derdak te vinden voor de
nacht. Al snel zal een particu
lier het „gat in de markt" ont
dekt hebben en een herberg
aan de Lage Rijndijk gebouwd
hebben. Hierover zijn we ech
ter slecht ingelicht, al is be
kend dat er meerdere horeca
gelegenheden buiten de stads
grenzen stonden, vooral om
dat daar alcoholische dranken
met een veel lagere accijns
verkocht werden. Hoe dit ook
zij, tijdens het beleg van Lei
den moesten alle bouwwer
ken en beplantingen rond de
stad verdwijnen, zodat ook
een eventuele herberg kaalge
slagen zal zijn.
Nadat de Spanjaarden in 1574
weggetrokken waren, wilde
het stadsbestuur zich beveili
gen tegen een hernieuwde
aanval. Er werden vele plan
nen gemaakt voor nieuwe
verdedigingswerken en onder
meer werd het plan ontwik
keld om op de hoek van de
Zijlpoort, dus waar thans
Oude Vest en Herengracht bij
elkaar komen, een groot bol
werk te maken. Zoals veel
plannen bleef ook dit een vro
me wens. maar kwam het,
mede gezien de grote kosten,
niet tot een uitvoering. Voor
de reizigers die te laat de stad
spoort naderden bleef de situ
atie onbevredigend, al was er
buiten de Witte Poort wel al
een stadsherberg, door de stad
verhuurd aan een herbergier
onder de verplichting die te
laat komende reizigers op te
nemen.
Stroomversnelling
In 1591 kwam alles echter in
een stroomversnelling en
werd plotseling een geweldige
activiteit ontplooid. Er werd
een nieuwe Witte Poort ge
bouwd, de Koepoort kreeg na
vele jaren weer een brug zo
dat hij normaal kon functio
neren, er werd een weg lang
de singels tussen de Hoge-
woerdspoort en de Zijlpoort
met bijbehorende bruggen
aangelegd en tenslotte werd
buiten de Zijlpoort een stads
herberg gebouwd. Deze her
berg kwam ten zuiden van de
Oude Rijn, waar thans de
Kalvermarkt is. Het besluit
om de herberg te bouwen
werd op 1 februari 1592 geno
men, maar de aanbesteding
volgde eerst op 22 juni 1592.
Voor ƒ3640 werd het werk
door Jacob van Banchem en
Jan Cornelisz., metselaar,
aangenomen. Het werd een
groot gebouw, 26,38 m lang en
11 meter breed, dat nog wel
voor het eind van het jaar ge
reed gekomen zal zijn: op 23
december werd de herberg
verhuurd aan Anthonis War-
naers. De eindafrekening van
de bouw vond plaats op 11
mei 1593.
Inmiddels was op 1 mei 1592
met de aanleg van de weg
langs de singel (globaal de
huidige Herengracht) begon
nen, die in mei 1592 gereed
Om van daar bij de Zijl
poort te komen en tevens een
toegang tot de stadsherberg te
krijgen, werd op 5 april 1593
aanbesteed de bouw van een
hoge brug over de Oude Rijn.
Claes Aernts. van Tol uit
Woerden nam voor 1100 aan
deze binnen twee maanden te
bouwen. Het werd een geheel
houten brug van 20 meter
lengte met in het midden een
dubbele ophaalbrug. De afre
kening vond plaats op 29 juli
1593.
Na 1596 ontstond hier de
voorstad bij de Haven. Daar
toe werden ook de Kijfgracht
en Minnebroersgracht gegra
ven. Dit buurtje was armelijk,
zowel wat de bewoners betrof
als wat de uiterlijke aanschijn
toonde. Op 17 september 1608
behandelde het stadsbestuur
een uitvoerig rekest van de
buurtbewoners. Zij hadden
vernomen dat Daniel Ver-
brugge uit Katwijk aan Zee
hier een molen wilde bouwen
om pletsen (een soort lakens)
mee te vollen en zij vreesden
dat als hij daartoe toestem
ming zou krijgen er veel wa
tervervuiling zou ontstaan. Zij
verlangden dan ook dat die
molen er niet zou komen (pas
in 1620 is zo'n molen er alsnog
gekomen).
Verder merkten ze op dat de
brug over de Rijn door zijn
hoogte zeer gevaarlijk was en
zorgen baarde, zowel voor
oude als jonge lieden en wel
speciaal om er paarden en
rundvee overheen te leiden.
Daarom vroegen ze of het
stadsbestuur die brug niet 1 a
2 voet (31 a 62 centimeter) zou
willen verlagen, zodat alle on-
Êelukken, die daar meerma-
;n gebeurden, voortaan ver-
De Kleine Havenbrug gezien
vanaf de Havenkade; op de
plaats van de Kleine Vleeshal
is een Politieposthuis geko
men. Foto van de Hof-phOto-
graaf J. Goedeljee, ca. 1880.
Een woud van masten van de
in de Haven afgemeerde sche
pen rijst op achter de Kleine
Havenbrug met links de Kleine
Vleeshal en rechts de Zijl
poort. Tekening door W. van
Groenewoud, 1837.
hoed zouden worden. En ten
slotte wensten ze de aanstel
ling, op hun kosten, van een
klapperman, die met zijn ge
klepper in de nacht alle „die
verij en andere ongelukken"
en ook fraude met accijnzen
zou kunnen tegengaan. Wat
de brug betreft ging het be
stuur accoord; hij zou dezelfde
hoogte krijgen als de Groene-
brugge over de Steenschuur -
ook de klapperman zou aan
gesteld worden. In februari
1610 werkte stadstimmerman
Van Seyst inderdaad aan het
verlagen van de brug over de
Rijn.
Zijlpoort
In 1644 werd de Haven bin
nen de omwalling van de stad
getrokken. Daardoor was de
stadsherberg niet meer be
reikbaar en een nieuwe ver
rees op enige afstand van de
nieuwe Zijlpoort. Omdat in
1659 de stadsuitbreiding tus
sen Herengracht en Zijlsingel
plaatsvond, nam het verkeer
over de brug echter eerder toe
dan af. Hij zal rond 1630 al
wel eens geheel vernieuwd
zijn en ook in 1663 was een
ingrijpende reparatie nodig.
Op 6 september namen Jan
van Palesteyn en Jan van der
Gaeff, timmerlieden, die re
paratie voor 180 aan, maar
er kwam blijkbaar nog zoveel
meer aan het licht dat er op 6
november nog eens ƒ110 ex
tra betaald werd. De stadsher
berg, die vanaf 1644 opslag
plaats voor bouwmaterialen
geweest was, werd gesloopt en
in 1658 werd een groot deel
van het terrein vergraven
voor het nieuwe tracé van de
Herengracht. Het overblijven
de deel werd, met de gedemp
te Waardsloot en de Waar-
dstraat, tot een soort plein in
gericht waarop markt gehou
den kon worden. Met name
werden hier nuchtere kalve
ren verhandeld, zodat de
Waardstraat al snel beter be
kend werd als de Kalver
markt.
Aan de overkant van de Oude
Rijn, dus op het huidige Ha
venplein, werd in 1660 een
wachthuis gebouwd. Op 29
november 1670 werd het tot
een vleeshal ingericht, waar
uiteraard kalveren hun leven
beëindigd zagen. Toen later
de kalveren niet meer hier
verhandeld werden, werd de
Kleine Vleeshal,, zoals het ge
bouw ter onderscheiding van
de Vleeshal in het Stadhuis
genoemd werd, gedeeltelijk in
gebruik genomen als turf
schuur voor het R.K. armbe
stuur; tegen de hal stond een
brugwachtershuisje.
De brug over de Rijn bij de
nieuwe Vleeshal was in 1676
totaal versleten. Aansluitend
aan de vleeshal en dus naast
de bestaande brug kon de
nieuwe gelegd worden, met
gebruikmaking van de be
weegbare delen van de oude.
Op 20 augustus 1676 nam
Adriaen van Kerchoven voor
445 aan om de nieuwe brug,
die zo goed en meesterlijk ge
maakt moest worden als de
Pauwbrug over de Oude Vest,
te bouwen. Eerst moest hij
daartoe van de oude brug het
ophaalbare gedeelte verwijde
ren en er een „draai" voor in
de plaats leggen. Zodra het
werk aan de nieuwe brug ge-
reed was, volgde de algehele
afbraak van de oude. Op 27
maart van het volgende jaar
namen Evert Jansz. van Son-
nenberg en Bartholomeus
Aelbertsz. van Overvel voor 2
gulden 10 stuivers per „stijl"
aan vóór 8 mei ijzeren leunin
gen aan de bug te maken; uit
de afrekening op 3 juli blijkt
dat er in totaal 42 stijlen ge
plaatst waren.
Een zeer zware reparatie op
een uitvoerig bestek van stad
stimmerman Leendert de
Winde, met kommentaar
daarop door een soort super
visor, werd op 15 juni 1709
aanbesteed aan Adriaen
Kerckhoven voor ƒ1139. De
volgende geboekstaafde ver
nieuwing vond plaats tussen
14 september en 31 oktober
1761, toen Jan de Groot voor
283 vrijwel alles door nieuw
materiaal verving, zulks naar
ontwerp van Jan van Waren-
dorp jr. Diens werk was wel
licht niet al te best, want al op
de eerste maandag in juli 1779
begon Gerrit Plomp de oude
„irreparabele" brug te slopen
en door een nieuwe te ver
vangen. De vallen van deze
brug werden in 1793 door Pie-
ter Blommendaal vernieuwd.
Deze bracht in 1795 ook een
nieuw overdek op de overige
gedeelten van de brug aan. In
1802 werd de brug door Jan
Zuur en Pieter Blommendaal
weer eens volledig ver
nieuwd. Zij schijnen voortref
felijk werk geleverd te heb
ben, want afgezien van de
vernieuwing van het dek in
1824 door P. Coloos hield de
brug het uit tot 1856.
De houten draaibrug was ui
teraard aan slijtage en verrot
ting onderhevig. Daarom nam
op 14 februari 1870 de Grofs
mederij voor 6250,- aan om
zowel het draaibare deel als
het dek van het vaste deel
van smeed- en gietijzer te ma
ken. Dit materiaal is zo duur
zaam dat het ruim een eeuw
meegegaan is. Wel begon de
toestand van het draaihoofd
en het tussenjuk zorgen te ba
ren. Een bestek voor de ver
vanging daarvan werd op 21
augustus 1890 vastgesteld en
zelfs gedrukt, maar tot een
aanbesteding kwam het niet
Eerst op 2 augustus 1894 nam
Cornelis de Ruiter te Zoeter-
woude voor ƒ4900,- aan om
(naast de vernieuwing van
het draaihoofd van de Sche-
luwbrug) dit karwei alsnog te
klaren.
Behalve een kleine verleg
ging van de aansluitpunten op
de wal in 1929 veranderde er
in de loop der tijden niet veel.
Maar met het stijgen der jaren
verminderde de conditie van
de brug toch wel en op 12 ok
tober 1981 werd de draaibrug
naar de Stadshulpwerf ver
voerd. De toen aangebrachte
noodbrug ligt er thans nog
steeds, te wachten op de te
rugkeer van de gerestaureer
de Kleine Havenbrug.
Draaibrug
Bij de inspectie van 1854 had
men redenen om te vertrou
wen dat de vernieuwing nog
een jaar uitgesteld zou kun
nen worden, maar de conditie
van de brug verminderde zo
snel dat in 1855 „het gewaagd
zoude zijn om daarmede lan
ger te wachten. Voor die ver
nieuwing bestond het plan om
in plaats van een dubbele op
haalbrug een draaibrug te leg
gen met eene eenvoudige ijze
ren leuning". Daarom werd
op de begroting voor 1856
hiervoor ƒ6100,- uitgetrok
ken, waarmee de Gemeente
raad instemde. Stadsarchitect
Van der Paauw was in deze
periode erg bezig met de
nieuwste inzichten op het ter
rein van de bruggenbouw en
dit werd de eerste grote hou
ten draaibrug van Leiden. Op
3 april 1856 bleek J. Rijk met
5750,- de laagste van 8 in
schrijvers. De brug kwam te
rusten op 17 stevige beslagen
palen met koppen van 30 x 30
centimeter en 9 meter lengte.
Alle oude palen moesten ver
wijderd worden. De doorvaar-
topening werd 7 meter wijd
en de brug op het dek breed
4.50 meer.
Rijk diende meteen te begin
nen en de modellen van het
gietijzerwerk vooraf laten
zien. Deze gietmodellen moest
hij na de voltooiing in behoor
lijke staat aan de Stadstim-
merwerf leveren, wellicht
omdat later nog wel eens leu
ningen naar dat model gego
ten zouden kunnen worden.
Het ijzerwerk moest eerst
tweemaal gemenied en daar
na gebronsd worden. Zodra
met de sloop begonnen werd,
moest alles binnen 6 weken
gereed zijn met een uitloop
van 8 dagen voor het verven.
In het karwei was ook inbe
grepen de afbraak van het
brugwachtershuisje naast de
Turfschuur (Kleine Vleeshal)
zodra de draaibrug opgele
verd was; het jaar erna ver
dween overigens ook de
Vleeshal zelf, waarna hier een
politieposthuisje gebouwd
werd.
Onder redactie van Ton
Pieters.
Het kan geen kwaad u, le
zers, vandaag eens iets te
vertellen over hoe het Sabina
met haar toffe hoed verging
in een juli-nummer 1915 van
het „Geïllustreerd Zondags
blad". Het gehele dorp was
op de been, want er werd het
feest van Sint Joris, de
dorpspatroon, gevierd. Overi
gens was het een beetje een
zedeloos dorpje aan het wor
den, want er was een siga
renfabriek gekomen, en een
danszaal en een modern in
gerichte herberg en de meis
jes kleedden zich boven haar
stand. Zo niet de eenvoudige
Sabina, dochter van een
arme weduwe, die bovendien
al een jaar aan het ziekbed
gekluisterd lag. Sabina ging
ter kerke en iedereen keek
haar na. Ook de tortel lachte
haar na, ha ha ha ha ha ha.
„Wat een hoed", hoorde Sa
bina fluisteren; „Zoo'n hoed
zou miin grootmoeder nog
niet willen dragen. En wat
een rok! Stoffen met ruiten
zijn allang uit de mode. Al
was ik zoo arm als Job, zulk
een mantel zou ik voor geen
geld ter wereld dragen" De
schimpscheuten zouden nog
lang voortgeduurd hebben,
indien de klok den aanvang
der H.Mis niet had aange
kondigd".
Na de dienst verliet Sabina
de kerk ijlings, teneinde de
opmerkingen der lichtzinnige
meisjes te ontgaan. Het ont
ging moeder niet, dat er iets
schortte bij Sabina die ten
slotte, bij haar thuiskomst, in
snikken uitbarstte. En ze
vertelde van welke spotter
nijen zij het mikpunt was ge
weest „Met dien hoed durfde
zij zich niet meer vertoonen.
„Ween niet, kind", zei de
moeder bewogen, „ween niet.
Gij zijt een braaf en deugd
zaam kind. Indien gij ook
slechts een ouden hoed hebt
om naar de H.Mis te gaan, de
goede God zal u eenmaal be-
loonen voor alles wat gij voor
mij doet. Verzet u tegen den
spotlust dezer wufte meisjes.
Die zucht naar weelde kan
RODE KRUIS-
PRINS:
„Z.K.H.Prins
Hendrik, voorzit
ter van het He-
d.Roode Kruis,
bezocht de ver
gadering te
Goes. Hier is
Z.K.H. gekiekt,
terwijl hij eenige
exemplaren van
het prachtige
zware Zeeuwsche
paardenras be
zichtigt". Het
heeft er althans
alle schijn van.
Achteraf.
BEZOEKJE: „Een aardig kiekje van de hooge Bezoekster
de binnenplaats van het Museum. H.M.de Koningin-MoIJlJJ,*
bezocht het Frans Hals-Museum te Haarlem". Men lette ofoo
heren links, die iets weg te stoppen hebben. oo
HJi 27
dien meisjes geen geluk aan- Op een prachtigen Zont ^J"9
brengen. Zoodra het eenigs- vond zat de inmiddels
zins mogelijk is, zal ik een stelde moeder van Sabir.OO.
nieuwen hoed voor u bestel- den tuin en verlustigde
len", zoo sprak de verlamde in het zien der bloemen
vrouw tot hare dochter, die zij met de meeste
in haar armelijk gewaad de kweekte, toen schreden
met strikken en linten opge- deden opzien. „Wat voeBABY
smukte ijdeltuiten in zedelij- hierheen, Ferdinand? N^®3-
ke waarde verre overtrof. En u plaats, hier naast mij"
menige moeder in het ont
aarde dorp zuchtte: „Ach,
ware mijn dochter als Sabi-
zelend en een weinig
gen zei hij: „Ik kom u
bloem vragen".
Ik kan nu het hele volgë^01^
gesprek wel reconstru^^
maar het kwam erop r|7066)
dat met die „schooj.00.2
bloem" Sabina werd bedjj-.(,3;:
natuurlijk: „Geef mij SaR^J®8,
tot echtgenoote". De g^ 30.
vrouw kon geen woord Qrm
Wanorde en luiheid onder
mijnden den huiselijken
geest van gezelligheid in het
dorp van St. Joris. Maar zie,
de beloning Gods kwam snel
ler dan de zieke moeder
voorzien had. Daar ver
scheen opeens Ferdinand spreken, maar haar g<
Landry, een molenaar, die de straalde. Drie maanden
molen herstelde die z'n inha
lige oom Michel had laten
vervallen. Ferdinand deed de
bouwvallige woning van Mi
chel plaats maken voor een
sierlijk huisje. „Elke voorbij
ganger beschouwde met wel
gevallen" want er waren
ook nog normale lui op het
dorpje „den nieuwen mo
len met de hagelwitte muren,
omlijst door bloeiende
vruchtboomen. „Er ontbreekt
nu enkel nog een molenaar-
ster", zei men tot Ferdinand.
„Die zal ook nog wel ko
men", antwoordde hij dan la
chend.
betrad Sabina als de gelul
ge echtgenoote van Fq
nand de molen, „welks <f
met groen en bloemen {0°.1
sierd was. Verstandige lis3®- J
juichten de keuze van ^tmai
molenaar toe en zeiden,1. lb i
een vrome, zedige en wé): ma
zame vrouw geluk aan H*12
haard brengt". De schrP^
van het verhaal dorst erpi3.
voor uit te komen en onlboEC
tekende met C.G.J.M. M5.
P.S. In deze periode wef?Q b
professiefeesten gevierd
de Eerw.Zusters SynL (16;
Gaudens, Marie Theoaö 1
Ansgarda en Symphorosi6402)
H.KINDSHEID: „Volgens oud gebruik worden ook te Groningen op het feest der H.Kindshc
de vreemde Missiën door de kinderen in beeld gebracht: paters en zusters omringen dan d£
heidensche kleederdracht gestoken Chineezen: wel een aardig groepje, en het is mooi, hoe Ir
de kinderen reeds van jongs-af de heerlijkheid en vruchtbaarheid van het Missiewerk leer/!
dat voor de verbreiding van Gods Rijk op aarde het werk der H.Kindsheid! immer v-
zoo hoog belang is!"
KRANIG: „De R.K.Voetbalvereeniging „Graaf Willem II" te 's-Gravenhage, die op kranige wiCTwit
de overwinning behaalde in den kamp om den zilveren beker van de Haagsche V.V. „De Ocfmetp