Waarom kunstmatig mensen produceren als zoveel kinderen in nood zijn? &'sje Wenen HOOGLERAAR ADOPTIE RENE HOKSBERGEN BENAUWD VOOR MEDISCHE ONTWIKKELINGEN 29 JUNI sate Tony: an hij aar bij elpee v wel raj Lissycat, n gewe ?paalde :en plai uistere strijkei Ook a kten, i ben. I •a doet aansla kent nii°k8ber9en: "A,s 1® 9®en kinderen kunt krijgen of in je eentje een kke goe opvoeden, zou je ook een kind kunnen adopteren". t n". Als jT De afspraak stond waam tijdje. René Hoksbergen ide drukte rond zijn be en prat#lPrimeur' eerst eventjes Dat h» betijen. Een gesprek Dan kwi hem beter uit na zijn dat je^ar de Verenigde Staten, "het" ïee s*00t een drietal makkern verschillende lan- mmer finnen drie weken, af. dan kle verslaggever zich op n de overeengekomen tijdstip ®rmeldt, treft hij een in teslotSen wrijvende man aan, ian te ph afvraagt wat de be- eer. Daff komt doen. /er, ml ïvloedejergen worstelt nog met het fschil met Amerika, maar pi"-hit$snel terzake. Hij heeft het g stee® op de media, die verhalen rdt ergerden over mislukte adop- Tonjjan oudere buitenlandse kin- log gei. Hoksbergen noemt met als i- de televisie, weekblad De of pajn dagblad Trouw en spreekt ^nd. Hwerband over „sensatieverha- dt naaen „zogenaamde mislukte mmersps". Hij vertelt dat daardoor ooi zijp zo zijn geschrokken, dat probeoinder echtparen dan voor- je: ik buitenlandse kinderen willen Maken die ouder zijn dan één n. Tenjlk constateer dat met grote wereld leid. Die angst slaat gewoon iplarems op en het gaat natuurlijk die aken koste van de kinderen. loeten nu tot hun achttiende lolo-cal tehuis in hun geboorteland ie vani en stel je van de verzorging te vrortoekomstkansen van die kin- en. „Almaar niet te veel voor", ïland Spreekt hij van eenzijdige en t al diltelijk onjuiste aandacht voor e kleii problemen. Hij vermoedt dat op. Iners die zo openlijk over hun Duitïnen hebben verteld, zich de rika, {en daarvan helemaal niet machten gerealiseerd. „Maar die ge- li zijn er nu wel, ten koste van nderen die nu ineens niet g^^>aar zijn. En ook ten koste e ouders van veel buitenland- bptiekinderen". Uitdrukkelijk ïoksbergen dat het adopteren en wat ouder kind juist extra /oldoening kan geven. „Als je ders ziet hoe de kinderen zich n moeilijke begintijd herstel- pbloeien en zich weten te ont- ïlen, dan geniet je daar extra e wolk >ergen, sociaal-psycholoog, een historische verklaring de recente ontwikkelingen, i we begonnen met adoptie, r veel enthousiasme; iedereen jr heel druk, geestdriftig en sief mee bezig. Zaken als „op- ngsproblemen" waren niet Ie orde of verhalen daarover n mij al in 1974 werden gehoord of gelezen. Het was ^jeetje de sfeer van de roze Nu lijken we naar de andere te zijn doorgeslagen en is er veel aandacht, te veel naar mening, voor negatieve ver- De moeilijkheden en teleur- ïgen hebben nu de overhand pers. Moeilijkheden zijn er ijk, maar ze staan niet in ding tot het aantal goed ver- de adopties. Hooguit ander half tot twee procent van de gea dopteerde kinderen moet uiteinde lijk worden overgeplaatst. Soms tij delijk naar een kindertehuis; veelal gaan ze naar een ander gezin, waar het bijna altijd wel goed gaat. Maar dat gezin is er natuurlijk wel op uitgezocht. Ik denk dat we nu in het midden van die twee benade ringen roze wolk of overdreven negatief moeten gaan zitten: niet te positief en niet te negatief. Gewoon onszelf voorhouden dat adoptie in principe een voortreffe lijke zaak is, maar dat het niet al tijd rozegeur en maneschijn is". René Hoksbergen werkte lange tijd voor de vereniging Wereldkinde ren en begeleidde in die functie tal loze adoptiekinderen naar Neder land. Hij herinnert zich: „Op een keer deed een kind zijn behoefte in het gangpad van het vliegtuig. Al les aan die kinderen was eigenlijk moeilijk; medisch, psychologisch, pedagogisch, èlles. Als je ze dan ja ren later terugziet, dan begrijp je bijna niet hoeveel er mogelijk is". Aan de universiteit van Utrecht, waar hij de scepter zwaait over de tien leden sterke werkgroep adop tie, is hij mede naar aanleiding van die ervaringen een onderzoek be gonnen. Daarvoor volgde hij 116 geadopteerde kinderen uit Thai land, van wie een behoorlijk aantal ouder was dan een jaar toen ze in Nederland kwamen. Vooruitlopend op de -publikatie van dat onder zoekt aan het eind van dit jaar, geeft hij vast de primeur van enke le bevindingen. Beter functioneren Jeno- ten blijken deze Thaise kinderen op school er zelfs iets beter uit te springen in werkhouding, school prestaties, relaties en emotionele houding. Op een aantal punten zijn ze hetzelfde, gelukkig maar, anders zou ik achterdochtig worden, maar op geen enkel punt functioneren ze slechter. Veel van die kinderen hadden wel aanpassingsproblemen gehad toen ze in het adoptiegezin kwamen. En die duurden gemid deld een flinke tijd. Maar toen we het onderzoek deden, vier tot zes jaar na hun komst, bleek toch hoe groot hun herstellingsvermogen is. Eén van de 116 kinderen moest uit eindelijk worden overgeplaatst. Vergelijk dat eens met Nederlandse kinderen, daar is die verhouding denk ik hetzelfde. Alles bij elkaar valt mij op hoe positief eigenlijk het oordeel moet zijn naar aanlei ding van onze onderzoekgegevens. Het begin van deze kinderen is im mers veel moeilijker geweest". „Ik ben tot de conclusie gekomen dat wij in onze cultuur hoge eisen stellen aan het patroon van relaties. Het kind dat gewend is aan een te huis, moet zich, onder meer, aan die eisen aanpassen. En dat kost soms jaren. Maar ik wil de schuld vraag niet graag stellen. Ik maak altijd de volgende onderverdeling: in een derde van de overplaatsings- gevallen zijn de ouders minder ge schikt, in een derde van deze ge vallen klikt het niet tussen ouders en kind en in een derde van deze gevallen zouden heel weinig gezin nen geschikt zijn. De adoptieouders pakt bt i Om de twee jaar no- n ui de Oostenrijkse regering van twintigtal in Bonn gesta- °an er<*e buitenlandse jour- htcr 'en ult om een kijkje te sn nemen in het land van ;te ti Viener Süngerknaben en It m lel weiss. Zo ook dit jaar. een itig journalisten uit acht- voll an^en bezoeken in drie Wenen en Salzburg. ES ets twee landen zijn met twee vertegenwoordigers van de partij: Denemarken en Ne derland. De jonge collega met wie ik me tijdens de trip zo nu en dan in moeders taal kan onderhouden, zal ik hier voor het gemak maar aanduiden met de eerste twee letters van het alfabet: A.B. Een uur voor de nachttrein vanuit Bonn vertrekt, belt B. op. Ik hoor hem al stekkeren voordat ik de hoorn bij mijn oor heb. Verdorie, ik heb vanmiddag mijn jasje naar de stomerij gebracht en nu kom ik er achter dat daar mijn pas in zit. Vorige week overkwam een vriend van mij dat en toen heb ik nog har telijk zitten lachen". B. is lichtelijk over zijn toeren. Ik raad hem aan dr. Menhofer, de persattaché van de Oostenrijkse ambassade in Bonn te bellen. Even later meldt B. zich weer met een stemgeluid dat op toegenomen ont reddering duidt: „Menhofer is al naar het station toe om ons uitge leide te doen Wij naar het station. Menhofer belooft B. dat hij zijn best zal doen hem toch de jUpenrepu- bliek binnen te loodsen. Hij zal met Wenen bellen en de douane bij de grensovergang Passau in kennis stellen. Opgelucht bestijgt B. de trein. Het volgende bedrijf speelt zich 's nachts om twee uur af. Er wordt hard op de deur van de slaapwagon gebonsd en twee douaniers wur men zich naar binnen en maken licht. Ze zwaaien met een formu lier. Het moet ondertekend wor den. Niemand weet in de gauwig heid wat er aan de hand is. Mijn Is raëlische collega Daniël Dagan, die in het bovenste stapelbed ligt, heeft als eerste een pen in de hand (een goed journalist kennelijken zet een poot. De zes mark die voor het document betaald moeten worden, peuter ik uit mijn portemonnee. Collega B., voor wie het reisdocu ment bedoeld is, slaapt intussen vredig door. Dromend waarschijn lijk van een Europa waar alle gren zen zijn weggevallen en waar uit sluitend aan de ingang van stome rijen nog paspoortcontroles plaats vinden. In Wenen beleven we een verras sing. Als we in de Staatsoper zitten om een uitvoering van Beethovens „Fidelio" bij te wonen, rijst het pu bliek plotsklaps als één man om hoog. In gezelschap van Oosten rijks president Kirschenschlager vertonen Beatrix en Claus zich in de koninklijke suite. Het konink lijk paar is voor een middagje en avond even overgevlogen, zo mel den de Weense kranten de volgen de dag. Wenen is een mooie stad met schit terende gebouwen, maar wie na de opera nog gezellig ergens een pilsje wil drinken, komt van een kou we kermis thuis. Bij gebrek aan keurig vertier, maar even bij Maxim's binnen. „Zwanzig nette Madchen belooft het bord aan de ingang. Binnen in het halfduister tellen B. en ik er echter maar vier. Wo sind die andere sechzehn?", vragen we de eigenaar, de heer Maxim zelve waarschijnlijk. „Die ha ben sich versteekt", zo luidt het droge ant woord. Dat we daarna, als echte Hollanders, vier-vijfde van het en treegeld terug eisen, kan de heer Maxim maar weinig bekoren en hij wijst ons de deur. In Salzburg wordt collega B. op nieuw zwaar op de proef gesteld. Terwijl iedereen al in de trein zit, heeft B. in de stationshal proble men met de douane. Hij heeft zijn door Dagan ondertekende en door mij betaalde reisdocument verlo ren. Het kost hem enige moeite de douaniers duidelijk te maken dat hij zowel een pas als een vervan gend reisdocument had. B. mag blij zijn dat de perschef van de Oosten rijkse regering nog enig geduld met hem heeft. „Duitsers kunnen niet improviseren", zegt hij, „wij Oos tenrijkers wel". Er klinkt een luid gejuich van negentien journalisten uit achttien landen als de verloren zoon tenslotte toch de trein be treedt. Een paar dagen later in Bonn. B. aan de telefoon: „Ik heb goed nieuws en ik heb slecht nieuws Het meisje van de stomerij had mijn pas er uitgehaald". En het slechte nieuws? „Ik ben al mijn aantekeningen van de reis kwijt geraakt". Journalistiek blijft een boeiend vak. GERARD KESSELS „We weten niets van de erfelijke belasting, maar die kan een essentiële rol spelen bij de manier waarop een kind zich gedraagt". Europa genoemd. Iedereen kan vandaag nog op eigen houtje een kind plaatsen en de bestaande or ganisaties kunnen elkaar in het buitenland beconcurreren. Het is daarom, vindt hij, de hoogste tijd voor een vergunningenstelsel. De overheid moet eisen stellen waar aan organisaties dienen te voldoen. „Dat leidt onherroepelijk tot kwali teitsverbetering". Daarnaast vindt Hoksbergen dat mensen die via de dan erkende organisaties een kind adopteren voor tien- vijftiendui zend gulden, die kosten geheel van de belasting moeten kunnen af trekken. Voor de laagste inkomens dient er een subsidie van twee- drieduizend gulden te komen, zodat ook die makkelijker een kind kun nen adopteren". Hoksbergen vindt het nog altijd te gek dat adoptie-ouders alles moeten betalen, maar dat de kosten be perkt zijn als mensen op een ande re manier een kind „nemen". Adoptie op afstand bijvoorbeeld, zoals via het Foster Parents Plan, geldt als gift en is geheel aftrek baar van de belasting. Is een vergunningenstelsel wel de oplossing? Mensen hebben een he kel aan gezinsonderzoeken, moeten vaak jaren wachten. Is het dan niet logisch dat ze ervan afzien of ille gaal adopteren? „Je kunt niets volledig uitbannen, maar ik denk dat je met een ver gunningenstelsel inderdaad de meeste problemen ondervangt. Het belangrijkste is als je de wachttijd kunt beperken tot één anderhalf jaar, dan vervalt de belangrijkste reden om op eigen houtje aan de ZATERDAG 29IUNI1985 die de laatste tijd zo naar voren zijn gekomen met hun teleurstellingen, waren erg slecht voorbereid op de adopties. Men denkt nogal eens ge makkelijk over de problematiek van adoptiekinderen, maar een adoptiekind en een Nederlands kind zijn niet met elkaar te verge lijken. Adoptie-ouders zijn vaak meer gemotiveerd om tot een op lossing te komen, maar voelen zich dikwijls onzekerder. En bij het kind kunnen factoren een rol spe len die anders zijn dan bij Neder landse kinderen, omdat we vrijwel nooit iets weten van de achtergron den. We weten niets van de erfelij ke belasting, maar die kan een es sentiële rol spelen bij de manier waarop een kind zich gedraagt". „Bij ons aan de universiteit bestaat de indruk dat binnen bepaalde hulpverleningsgroepen in Neder land, sneller dan wij wenselijk ach ten, de neiging bestaat te zeggen: dat kind moet maar uit huis en bij voorbeeld een aantal maanden in een observatiekliniek. Adoptie-ou ders dienen heel voorzichtig te zijn met dergelijke adviezen. Heel voor zichtig. Zoiets betekent opnieuw een breuk voor dat kind en dat kan zeer vervelende gevolgen hebben voor zijn of haar verder leven. Ik heb ervaringen achter de rug waar bij conclusies van hulpverleners, dat een kind niet in staat was tot het aangaan van emotionele rela ties, door feiten achterhaald wer den. Daarmee zeg ik niet dat uit huis plaatsen in alle gevallen on juist is, maar dat die stap, die abso luut extreme stap, soms te snel wordt genomen". Hoksbergen heeft, met anderen, Nederland wel eens de risee van Twee (Koreaanse) adoptiekinderen aan de hand van een stewardess op weg naar een nieuwe, onzekere toe komst. Hoksbergen: „Als je als ouders ziet hoe de kinderen zich herstellen, opbloeien en zich weten te ont wikkelen, geniet je daar extra van". gang te gaan. Die voorbereiding is een van de essentiële punten. Ik zeg al een tijd lang dat de voorbe reiding van adoptie-ouders onvol doende is en dat Justitie en WVC zich dat zouden moeten aantrek ken. Doorgaans hebben ouders nu één of twee voorbereidende ge sprekken voordat ze adopteren en dat is natuurlijk bij lange na niet voldoende. Zeker niet voor ouders die een ouder kind krijgen of een gehandicapt kind; zeg: een moeilijk plaatsbaar kind". „Die ouders worden geconfron teerd met ingewikkelde problemen. Ze moeten zicht krijgen op hun ei gen reacties als een kind een be paald gedrag vertoont. Ze moeten ook weten waarom dat zo is en niet altijd denken dat dat een heel be wust gedrag van het kind is. Het kind heeft bepaalde dingen nog niet geleerd of is in bepaalde op zichten jaren achter. Als je een vijf jarige thuis krijgt die zich nog ge draagt als 'n een- of tweejarig kind, dan moet je wel weten dat dat zo is, wat dat betekent en hoe je dat kunt verbeteren. Dat weet je niet alle maal na één of twee gesprekken; daarvoor is een uitstekende peda gogische kennis nodig en die moet je veelal worden geleerd. Kortom, de voorlichting gebeurt te veel op een toevallige basis en is lang niet uitgebreid genoeg". Hoksbergen denkt dat zijn centrum aan de universiteit een goede mo gelijkheid is om als overkoepelend orgaan te dienen in adoptieland. Van daaruit kan, met ongeveer een half miljoen aan subsidie, de voor bereiding inhoudelijk beter ge structureerd worden, waardoor het gezinsonderzoek minder tijd hoeft te kosten. Hij ziet wel iets in de manier die hij in de Verenigde Sta ten en Zweden tegenkwam: groeps gesprekken. „Daardoor ontstaat een natuurlijke selectie; mensen komen zelf tot de ontdekking wel ke richting ze op moeten gaan, wat voor kind ze het beste kunnen adopteren, of dat ze er misschien juist wel helemaal van af moeten zien. De mensen komen dan in elk geval tot een heel duidelijke beslis sing over hun eigen mogelijkhe den". Kwaliteit van het leven Na een paar uur moet hij grinniken om de constatering dat het gesprek eigenlijk was bedoeld om in te gaan op de juridische consequenties van zijn oratie bij de aanvaarding van zijn ambt. Want Hoksbergen gooide daarbij nogal wat heilige medische huisjes omver door te stellen dat de Grote Leugen moet verdwijnen. Kunstmatig verwekte kinderen via donorzaad en/of donoreicel Hoksbergen spreekt van verbor gen adoptie moeten volgens hem het recht hebben te weten wie hun biologische vader en moeder zijn. „Mensen hebben dat begrepen als het verstrekken van naam, adres en woonplaats. Maar zo ver ga ik niet Een foto en enkele alge mene gegevens zijn misschien al genoeg. Ik vind dat je de kwaliteit van het leven bewust verlaagt als je een mens onthoudt te weten waar hij vandaan komt, wat zijn roots zijn. In Zweden is het een wet, dat vast moet liggen wie de sperma- of eidonor is. Dat wil ik in Nederland ook. Kinderen kunnen dan zelf beslissen of ze van die ge gevens gebruik maken of niet". Dus maar stoppen met alles tot er een wetgeving is op dit terrein? „Eh, tja, eh, daar doe ik maar geen uitspraak over. Maar het valt wel te overwegen". Zou de ultieme consequentie niet zijn dat we alle manieren moeten afschaffen, waarmee we kinderen kunnen krijgen anders dan op de „normale" biologische manier? Wilt u zo ver gaan? „Nee, natuurlijk niet. Maar wel moeten we kritischer kijken naar al die verschillende manieren om een kind te krijgen. Er zijn ten slot te mensen genoeg. Als je geen kin deren kunt krijgen of in je eentje een kind wilt opvoeden, zou je ook een kind kunnen adopteren. Er zijn er zoveel in nood, in binnen- èn buitenland. Die zouden toch gea dopteerd móeten worden. We creëren op allerlei manieren nieu we mensen. Ontzettend knap, maar moeten mensen wel ten koste van alles de mogelijkheid hebben om een kind te krijgen? Natuurlijk, het is een heel intiem gebeuren, het is misschien leuk om zwanger te zijn of om een andere vrouw als draag moeder te kunnen gebruiken. Maar we zijn heel hard bezig mensen tot een produkt te maken. En ik vind dat we alles moeten tegenhouden dat mensen tot een produkt maakt. De enorme kennis die we hebben over voorplantingstechnieken In de Verenigde Staten wordt al naar de kwaliteit van de nieuwe mens gekeken; hij moet intelligent zijn, en creatief, en weet ik niet al lemaal wat We zijn goed be schouwd bezig Übermenschen te produceren, zonder na te denken over de consequenties. Manipule ren met genen betekent dat je be wust voor bepaalde achtergronden kiest Er kan een bepaald verwach tingspatroon bij de ouders ontstaan, dat bewust op het kind wordt ge legd. Dat is uitermate gevaarlijk; zo erg dat suïcide voor het kind of de latere volwassene soms nog de eni ge oplossing lijkt". Zijn kinderen niet een middel ge worden voor de mensen die ze wil len? Anders gezegd: staat het be lang van het kind centraal of gaal het toch eigenlijk alleen maar om de ouders? „Zo sterk zou ik het niet zeggen, maar er zit wel een kern van waar heid in. Er ziin zeer idealistische mensen, waarbij echter weer het gevaar bestaat dat ze in dat idealis me, of altruïsme, blijven steken. Aan de andere kant heb je mensen die heel erg gericht ziin op het kind. Daar bestaat weer het gevaar dat het kind te weinig als een zelf standig individu wordt gezien en veel te beschermend wordt opge treden. Er ziin ook mensen die de heel moeilijke beslissing nemen géén kind te willen, juist in het be lang van dat kind. Maar inderdaad, er zijn nog altijd mensen die zich de gevolgen te weinig realiseren. Het is ook iets van: zo graag dat kind willen dat je blind wordt voor de consequenties. Dat geldt voor adoptiekinderen en biologische kinderen. Tja, het is zó'n emotio neel diepgaand gebeuren DICK HOFLAND

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1985 | | pagina 21