ferhalen uit de holocaust ödel, Bach en Escher DE KEER Voor- publikatie uit een bekroond boek elgische kijk op Tour de France boeken actueel 35pA<;KEN CeidacSouocwit VRIJDAG 28 JUNI 1985 PAGINA 19 KïFINK - EEN KLEIN OGENBLIK (Ned) (ZOR) (Spa) (Fra) lez (Spat 1e (Spa)n week geleden werd (Spa) jjat ,je schrijfster Ida van (Ned) Jriguez fw ingestelde Anne- /ez-Magfijs. Een prijs die gaat jrez (Spn nieuw werk dat wat aJp en inhoud betreft Bei) insluit bij het Dagboek Bel) ne Frank, s (Bel) t (Bel) l geboren in Polen en °.r®n i?K>7 woonachtig in Is- kx (Btfijg1 in september die s (Bei) sen geldbedrag van t (Bel) ulden) uit handen van nde (Bakster Van Thijn van Amsterdam voor haar verha lenbundel „Een klein ogen blik" met de ondertitel „Ver halen uit de holocaust". Een serie van 28 verhalen, waarin Ida Fink het lot schildert van de Poolse joden tijdens de Tweede Wereldoorlog. De verhalen van Ida Fink zijn „kleine verhalen", bijna alle daags in hun eenvoudige weergave van een verschrik kelijke werkelijkheid. De toon van haar werk lijkt soms sterk op die van Marga Minco's „Het bittere kruid". Ida Fink tekent vooral de meest weerlozen on der de weerloze joodse bevol king van het Oostpoolse plat teland: vrouwen, kinderen, ouderen. Soms „praat" ze haar verhalen bijna voor zich uit, zich herinnerend, mijmerend. De grote verschrikkingen worden nauwelijks met naam en toenaam genoemd, het zijn de kleinere, persoonlijke voor vallen die tegen de achter grond die we allemaal kennen, des te aangrijpender worden. Over twee weken komt „Een klein ogenblik" (uit het Pools vertaald door Gerard Rasch) uit bij de Haagse uitgeverij- Bzztóh. Die uitgeverij gaf ons de mogelijkheid een van de verhalen van de winnares van de Anne-Frankprijs in voor- publikatie te brengen. Wij ko zen voor u het verhaal „Jean- Christophe" omdat het in al zijn simpelheid tekenend is voor wat Ida Fink ons wil ver tellen. Het is het absurde ver haal van een groep joodse meisjes die wachten, wachten tot de dood in de vorm van een trein langs komt dende ren. Een van hen leest de ro man „Jean-Christophe" (waar in Romain Rolland zich deels inspireerde op het leven van Beethoven en waarin de vrij heidsidee centraal staat). Aan dat boek, dat ze nog uit wil krijgen, vóórdatwordt het leven dat hun rest gemeten. Wat er nog geleefd kan wor den de werkelijkheid heeft geen tijd meer zijn woorden uit een boek. BERT JANSMA S (B„nChristophe door IDA FINK «siingifanares Anne-Frankprijs) elingen) I (Nedjirkfen aan de Ostbahn, dat was i (Bel) erki want de Aufseherin was een (QBotpt ons goed kende en dat wij goed (Spa) 1 ze had ooit op dezelfde school ge- i (Spa) Hooi, rond, zwart, met lange lok- :iano (Voeger sliep ze met de gemeen te- (Spa|aren> nu met de Duitsers, maar het [Spa) J me'sje- ze sliep alleen maar tin (Spj^n verder niks. Ja. en het was ook estanyi goed werk omdat het planeren SanchifcpoordyA- geen zwaar werk was, en (Spa) jen was fet in een bos, een heel (SANIfos' v'rf' m'ssc^'en acht kilometer e (Beijoe stad, in de stilte, tussen de bo rn (ita) n de Aufseherin lette helemaal niet l,a) en hoe we deden, ze zat zich onder »ya' tom te vervelen, had graag een (?ta) met ons ëemaakt, maar was vast at ze dan haar baantje zou verlie- asio (Itc/af het ongepast was, dus zag ze er silo (itafat alsof ze graag een praatje wilde to (Ita) Ze was niet meer zo mooi als rONlSf- ze was dik, had een vuile teint. el) fcwam ze onder de middagpauze dichterbij zitten en zei: „Een mooi bos, hè?" „Ja, mooi,antwoordden we. Ze was zoals blijkt fijngevoelig. En op die dag dat de actie in onze stad aan de gang was, vroeg ze niet eens waarom we niet werkten, waarom de schoppen en spaden onder de boom lagen, ze keek niet naar ons. zat aan de rand van de open plek, met de rug naar ons toe, terwijl wij in het gras lagen, niemand zei iets, we wachtten tot we de trein zouden horen denderen, want dan zouden we weten dat alles voorbij was, al wisten we dan nog niet wie er in de trein zaten en wie zich hadden weten te redden. We lagen in het gras, niemand zei iets, we wachtten tot we de trein zouden horen denderen, want dan zouden we weten dat alles voorbij was, al wisten we dan nog niet wie er in de trein zaten en wie zich hadden weten te redden. We lagen in het gras, niemand zei iets, alsof ons gepraat het gedender van de trein zou kunnen overstemmen, hij zou aan de rand van het bos passeren, niet ver van waar we werkten. Eén meisje huilde maar, lang niet de jong ste en juist diegene die niemand meer in de stad had, ze was alleen. Ze huilde zach tjes, af en toe kreunde ze. Niemand pro beerde haar te kalmeren. Een ander meis je vlocht kransjes om ons heen groei den grote bossen veldklokjes maar zo dra ze klaar was met een kransje, trok ze het kapot en begon weer van voren af aan. De hele open plek had ze leegge plukt. Weer een ander hapte van haar brood, kauwde elke hap vervolgens lang zaam en nadenkend tussen haar tanden en toen ze haar eigen brood op had, pakte ze zonder te vragen het brood van een an der meisje en kauwde door. De oudste drukt haar oor op de grond. Het was heel stil in dit bos, geen vogels, maar wel een heerlijke geur van de bo men en bloemen. Daarvandaan was ook niets te horen, ook al spitste je je oren nog zo je hoorde niets. Die stilte was vrese lijk want we wisten toch dat daar gescho ten werd, en geschreeuwd en gehuild, dat daar een slachting aan de gang was. En hier waren klokjes, hazelaars, madeliefjes en nog andere bloemen, heel mooi, veel kleuren. Ja, dat was juist zo vreselijk, even vreselijk als het wachten op het den deren van de trein, even vreselijk als de vraag wie ze meegenomen zouden heb ben. Er was één meisje, mager en zwart, dat zich van de groep afzonderde en alleen in de schaduw van de hazelaars lag, ze lag op haar buik en luisterde helemaal niet, maar las een boek. We hoorden het regel matige zachte geritsel van bladzijden die werden omgeslagen, niet een keer tilde ze haar hoofd op, ze keek niet naar ons. Het boek was dik en kapotgelezen, want toen er om twaalf uur (de trein kwam nog steeds niet aandenderen) een stevig briesje opstak, fladderden er verscheidene blad zijden omhoog en vlogen als duiven boven ons, en zij, mager en zwart, rende rond en riep: „Pak ze!" Daarna haalde ze alle blad zijden op, legde ze op hun plaats, ging op haar buik liggen, leunde op haar armen en las weer. Zij die huilde, snikte nu harder, we wisten trouwens allemaal dat ieder ogenblik het denderen van de trein dichterbij bracht en dat we dadelijk de dood over de rails zouden horen rijden. Eén riep zelfs:„Moe- der!" en nog een paar stemmen riepen „Moeder!" want het echode in het bos. De Aufseherin was klaar met het zomen van haar zakdoek, gooide een leeg sigaret tendoosje in de struiken, stond op en be gon heen en weer te wandelen. Een keer bleef ze bij het magere zwarte meisje staan, ze wilde haar duidelijk iets vragen, maar durfde blijkbaar niet want ze ging meteen weer weg, terwijl ze zachtjes neu riede en almaar op haar horloge keek. Toen ze echter voor de tweede keer vlak bij het lezende meisje was, hield ze het niet uit Wat lees je toch?" vroeg ze. Het meisje rukte zich met zichtbare moei te los van haar boek en blikte de vraag ster aan. „JeanChristophe". „JeanChristophe?", verwonderde de Aufseherin zich. „Alleen JeanChristop he en verder niets?" „JeanChristophe", herhaalde het meisje. „Is het mooi?" Ze knikte. „Over liefde?" Het meisje dacht na, erg mager was ze, in plaats van een bloes droeg ze een colbert jasje, erg lelijk, ze antwoordde ernstig: „Ook over liefde". „Over liefde!", barstte de Aufseherin in lachen uit. Misschien lachte ze omdat ze van liefde hield. „Mag ik het later lenen?" „Waarom niet?", antwoordde de ander. „Ik geef het je, voor altijd. „Nee, niet voor altijd, ie leent het me, ik zal het je terugggeven Ze stond even in gepeins verzonken. „Het is vast heel mooi, als je er de hele dag in leest, en juist vandaag wanneer ze jullie moeten oppakken". „Ik moet opschieten", antwoordde het meisje. „Ik wil het uitlezen. Er is nog een deel. Ik ben bang dat ik het niet haal". Ze bekeek het boek. schatte het aantal blad zijden dat ze nog te lezen had. „Ik ben bang dat ik het niet haal", zei ze nog een keer, alleen tegen zichzelf, maar de Aufseherin hoorde het en die woorden overtuigden haar totaal. „Het moet wel erg mooi zijn. Hoe heette het ook weer? Ik ben het vergeten o ja, JeanChristophe,herhaalde ze een paar keer waarvoor ze zich trouwens veront schuldigde: „Want als jij het me niet meer kunt lenen, zoek ik het wel in een biblio theek". Maar daarna kreeg ze spijt van haar woorden, dus voegde ze eraan toe: „Maar je haalt het vast wel. Zo dik is het nu ook weer niet". Zij die huilde begon nu heel hard te hui len. het was zelfs geen huilen rgeer maar weeklagen. De oudste knielde en drukte haar oor op de grond. Ida Fink: „Een klein ogenblik, verha len uit de holocaust". Vertaling: Ge rard Rasch. Uitgeverij Bzztóh. Prijs ƒ28,50. (Bel) 3el) ;gt binnen veertien da- Zelfs het aangeven van de in- a het verschijnen van houd is al moeilijk. Want hoe ensbe^ Escher, Bach, een eeu- maak je in kort bestek duide- lamejouden band" het boek lijk wat bij Douglas R. Hofs- en te hebben, is een ge- tadter de relatie is tussen de den,.een leugenaar. Het om- Goldbergvariaties van Bach; ^,raajke boek - 899 bladzij- de wiskundige stellingen van Sw'ls te ingewikkeld om in Gödel en de tekeningen van ZEhejj te doorgronden Escher? Nog afgezien van de 3orde_ ir:„Waterval". Het water valt en blijft toch op de zelfde moleculair-theorieën die hij ten beste geeft en de vergelij kingen tussen intelligentie bij mensen en bij computers. Toch maar een poging: Hofs tadter gaat in op het raadsel van Eschers tekeningen. Bij voorbeeld „Waterval". Het water valt, maar blijft op de zelfde hoogte. Wat daar ge beurt, kan niet. Toch staat het getekend. Wat zich afspeelt bij Eschers „onbestaanbare wer kelijkheid" laat zich bij Bach horen in verschillende van diens werken. Stellingen van Gödel gaan over hetzelfde. De beschrijvingen hierover zijn een opmaat tot een vrijwel onbegrensde metaforische fuga op mensen en machines. Tal van wetenschappelijke disci plines worden op harmonieuze wijze bijelkaar gebracht, met als uitkomst een verrassende visie op geest en materie. Een ingewikkeld boek, dat zo intrigerend is door de grens verleggende inhoud, maar ook door de stijl: Grappige dialo gen afgewisseld door met hu mor geschreven technische verhalen. De vertaler, Ronald Jonkers, werkte diverse jaren aan het magistrale werk. Wat werd ge vreesd, namelijk dat het boek met de vele woordspelingen en andere taalgebonden stijlfi guren in een vertaling veel aantrekkelijks zou verliezen, is niet uitgekomen. LÜTSEN KOOISTRA Douglas R. Hofstadter: „Gö del, Escher, Bach". Uitgeve rij Contact, omvang 899 bladzijden, prijs ƒ59,50 (pa perback); ƒ79,50 (gebon den). 11 mei 1893, de dag Henri Desgrange op de !o-piste in Parijs een top- itie leverde door op een 'an 15 kilo in één uur >5 km af te leggen, en de 'tachtig, waarin verschei- coureurs, onder wie :esco Moser, met behulp ^Joegepaste aërodynamica pl||iedische wetenschap in Ifffffur meer dan vijftig kilo- ■jir rijden, ligt een interes- K&rok wielerhistorie. Hjdan ook veel geschreven ^^*e wielersport, met name de Tour de France in al IS «facetten. Het boek van de rJldBche journalist Robert lens, die vanaf 1962 de Cn Je van Frankrijk volgt, is >p geen uitzondering. Ro- Janssens putte uit meer VOX vijfentwintig Tour de ■ce-boeken en heeft nu als P CWe titel „Vreugde en ver in de Tour" op de markt icht. f h(Tourboek blinkt uit door igedegen historisch over hel; Alles begon eigenlijk de strijd tussen de vele ibladen waar in Frankrijk f VJenorme markt voor is. ito en Le Vélo waren in ijd dat de Tour ontstond sommeerde bladen en ^Qken steeds wegen om hun *^rs iets nieuws voor te Plen. In dit gevecht op- Géo Lefèvre het idee n Tour de France te la- ïrrijden. Lefèvre volgde ste Ronde van Frankrijk het organiserende blad Jan Janssen en ploegleider Ab Geldermans vieren de overwin ning. L'Auto. Hij was wedstrijdlei der, aankomstrechter en jour nalist. Hij verplaatste zich ge deeltelijk met de trein, maar de fiets was ook een waardig vervoermiddel. Het was echter Henri Desgrange die het door zettingsvermogen heeft gehad om de eerste Tour te laten starten. Robert Janssens gaat geen on derwerp uit de weg; uitgebreid gaat hij ook in op verboden stimulerende middelen, die natuurlijk al veel eerder wer den gebruikt dan in 1967, het jaar waarin Tommy Simpson op de Mont Ventoux de dood vond. Reeds in 1894 voerden renners actie tegen de doping controles. Ook het verhaal over de „Wit te Dame" van Fausto Coppi, die in die tijd voor vele kran tekolommen zorgde in Italië, komt in het boek voor. Wie- Ierliefhebbers in Nederland moeten echter wel bedenken dat in „Vreugde en verdriet in de Tour" met name de Belgi sche successen breed uitgeme ten worden. En hoewel België de bakermat van het wielren nen genoemd wordt, is die aandacht misschien wel te veel van het goede. Zo meldt de schrijver bijvoorbeeld ook, dat Jan Janssen zijn nipte zege in de Tour de France van 1968, waarbij de Belg Herman van Springel (volgens zijn landge noten een betere tijdrijder dan Janssen) tweede werd, alleen te danken heeft aan het feit, dat hij door Tourbaas Felix Lévitan niet naar de doping controle werd gestuurd! HAN NIEUWMANS Robert Janssens: „Vreugde en verdriet in de Tour". Uit geverij Wereldbibliotheek. Prijs ƒ29,50. (ADVERTENTIE) BOEKHANDEL LEIDEN - LEIDERDORP OEGSTGEEST KATWIJK VOORSCHOTEN boeken xl)n bl) ons dlrekl lever- bsv. óf vla onze TERMINAL te bestellen en dan binnen drie da gen verkrijgbaar. Door Jan Verstappen Een leven' De uitzendingen van de TV-serie over het leven van de grote Zweedse au teur August Strindberg zijn zojuist af gesloten. Het script voor die serie was van de hand van de Zweedse drama turg en toneelkritikus Per Olov En- Lucienne Stassaert. .Karen' verde en een nieuwe titel bedacht, maar dat zij het motto uit het boek wegliet, evenals de opdracht („To my parents"). Het motto was ontleend aan notities van Melville: „Time, Cash, Strenght, Patience", vier zaken waar Reve indertijd kennelijk een grote be hoefte aan had. Relikwieën Het Nederlands Letterkundig Mu seum en Documentatiecentrum open de op 20 april j.l. officieel de nieuwe behuizing in dat grote witte gebouw achter het Haagse Babyion. Daarvoor was W. F. Hermans uitgenodigd, steeds duidelijker de „grand old man" van de Nederlandse letteren. Hij hield een lezing met de titel „Relikwieën en documenten", waarin hij zich voorna melijk bezig hield met het opsommen van allerlei argumenten tégen het be waren van curiosa, manuscripten, no tities, dagboeken, brieven en dat soort zaken van schrijvers. Thommy Berggren als August Strind berg met Stina Ekblad als Stina von Essen zoals ze te zien waren In de tv- serie. Het boek is rijkelijk voorzien van foto's. quist, die een jaar of tien geleden overal, behalve in ons land, bekend werd met een indrukwekkend en spannend toneelstuk over Strindberg en twee vrouwen in zijn leven, Siri von Essen en Maria David, die beiden ook zeer nadrukkelijk in deze tv-serie aanwezig waren. „De nacht der triba- den" is in Nederland later in het mar ge-theater gespeeld. Enquist heeft het leven van Strind berg in een reeks van episoden vast gelegd, waarmee hij de basis verschaf te voor de verfilming. Het verhaal is nu door Manteau in een Nederlandse vertaling uitgebracht. Hoewel dit verhaal in filmische scè nes is gedacht en geschreven, vindt de lezer er toch geen weergave van alle taferelen uit de film in. Hij leest meer: een aantal door Enquist geschreven scènes komt immers niet meer in de tv-film voor. Het boek geeft intussen een helder, indringend beeld van de spanningen in Strindbergs leven en in zijn kunstenaarschap. In zijn korte in leiding laat Enquist over het doel van deze uitgave overigens geen twijfel bestaan, het gaat hem om „het lezen van Strindbergs eigen teksten, de boe ken die hij zelf heeft geschreven". In een van de episodes die Enquist wijdde aan het leven van Strindberg laat hij zijn hoofdfiguur de Noorse- schilder Edvard Munch ontmoeten. De schrijfster Lucienne Stassaert heeft diens leven tot onderwerp van een biografie gemaakt, hoewel ze daarbij niet de traditionele vorm van het genre koos. Het eerste grote deel van haar boek laat de tante van Munch aan het woord, Karen Bjol- stad, die de opvoeding van Munch en zijn broertjes en zusjes op zich nam, toen hun moeder stierf. Lucienne Stassaert laat haar een brief schrijven, waarin een beeld wordt gegeven van de Noorse maatschappij in haar tijd (de tweede helft van de vorige eeuw). Het tweede deel van het boek is een brief van de oud geworden Edvard Munch, die wordt afgesloten op Nieuwjaar 1935. August Strindberg speelt herhaalde lijk een rol in deze brieven. Lucienne Stassaert heeft met dit onderwerp de mogelijkheden benut van een vast thema in haar werk: de spanningen tussen de maatschappij en de kunste naar. Engelse Reve In de jaren vijftig ging het niet' zo goed met Gerard Reve. Na de bom, die hij met „De Avonden" had laten inslaan gebeurde er heel weinig. Een poging om toneel te gaan bedrijven mislukte falikant, het leverde alleen op dat Reve een aantal prachtige to neelvertalingen maakte, o.a. van stuk ken van Pinter en Albee. Uit nood, armoe, wanhoop of hoe je het ook wilt noemen, vertrok Reve naar Engeland, waar hij een nieuw begin wilde maken met zijn schrij versschap. Hij publiceerde een verha lenbundel „The Acrobat and other stories", in 1956 uitgegeven en nogal onbekend gebleven. Pas in 1963 werd het boek door Hanny Michaëlis (die een hoofdrol had gespeeld in Reves leven) vertaald tot „Vier Winterver tellingen" Manteau heeft de oor spronkelijke versie nu uitgegeven met de kwalifikatie „First edition, second printing", zonder dat er overigens in het boek nadere informatie over de geschiedenis ervan is opgenomen. De vermelding dat het oorspronkelijk uit kwam bij Van Oorschot is alles. Of de suggestie dat dit boek een gelijkenis vertoont of identiek is aan de eerste druk, waar is, laat men jammer ge noeg in het midden. Aardig is dat Hanny Michaëlis inder tijd niet alleen een prima vertaling le- Wie dat leuke betoog (Hermans wordt steeds leuker, zoals men kan waarne men) wil lezen, kan terecht bij een klein boekje dat de Bezige Bij ervan maakte. Auwera Fernand Auwera heeft een jaar of vijftien geleden heel wat werk verzet om er achter te komen hoe Belgische en Nederlandse auteurs dachten over het literaire engagement. Daar kwa men twee boeken uit voort, waarin deze interviews gebundeld werden. Auwera neemt nu, vijftien jaar later, een proef. Hij zoekt negentien van de indertijd door hem ondervraagde au teurs op om ze te confronteren met hun uitspraken van toen. Zijn bevin dingen heeft hij te boek gesteld in „Engagement of escapisme", nieuwe gesprekken met 19 schrijvers en men sen die met boeken te maken hebben. Bernlef, Jef Geeraerts, Hella S. Haas- se, Ivo Michiels, Ward Ruyslinck, Paul de Wispelaere en anderen. Adri- aan van der Veen heeft niet zoveel op met de term „engagement": „Nog een laatste woord over het engagement, vóór we het begrip even vaarwel zeg gen. Of men daarin nu gelooft of niet. doet er niet toe. Als men maar beseft dat iets voorschrijven aan een schrij ver altijd uit den boze is. Maar nóg er ger is het als een schrijver zich om onverschillig welke reden, zich wat dan ook laat voorschrijven wat hij niet ervaart als noodzaak voor hem zelf en voor zijn werk". Parijse Prins Ook van Jan Siebelink is er een boek je met informatie over andere schrij vers. „De prins van nachtelijk Parijs" is een verzameling gesprekken en portretten met een reeks van auteurs die in Parijs wonen of op een andere manier veel met die stad van doen hebben. Schrijvers uit het verleden, zoals Drieu la Rochèlle, de gebroeders De Goncourt of André Gide komen aan de orde, maar ook eigentijdse au teurs. Daarbij gaat het Siebelink dan kennelijk niet altijd om een of andere band met Parijs, zoals de titel van het boekje en de lijn ervan toch sugge reert. Aan James Purdy is een uitvoe rig opstel gewijd, dat wordt voorafge gaan door een lang interview, in New York afgenomen. De literaire belangstelling van auteur Siebelink is in dit boekje goed af te meten. Zijn voorkeuren voor auteurs, stijlen, technieken en thema's worden erg duidelijk in deze ontmoetingen met andere schrijvers. Een uitvoerige bibliografie van al deze auteurs be sluit het boek. Meulenbelt Een bundel met portretten van schrij vende vrouwen, die zich er zeer van bewust (willen) zijn, dat zij als vrouw opereren, samengesteld door Anja Meulenbelt. „Vrouwen hebben een andere relatie tot de literatuur en tot het literaire bedrijf dan mannen" is de stelling die zij als uitgangspunt voor dit boek hanteerde. Zij koos een aantal auteurs en legde hen thema's, vragen voor. „Hoe ze tot schrijven zijn gekomen, en hoe ze schrijven. Of ze denken dat ze als vrouw anders schrijven dan een man zou doen. en of dat wat uitgemaakt heeft bij het vinden van een uitgever, of in de houding van critici". Renate Dorrestein („Opzij, opzij voor de bar barij" roept zij uit), Marion Bloem, Astrid Roemer. Margaretha Ferguson, Tessa de Loo, en nog zes anderen, on der wie Anja Meulenbelt zelf. Portret ten en handschrift-proeven staan bij hun artikeltjes afgedrukt. Monica van Paemel is met dit soort aandacht voor vrouwen in de literatuur niet onver deeld gelukkig: „Maar het deugt na tuurlijk niet zolang vrouwen de keuze tussen volgzaamheid of heldhaftig heid wordt gelaten. Goed dat er vluchthuizen zijn, maar is het niet evengoed een schande dat ze er moe ten zijn? Goed dat schrijfsters zich waarmaken, maar wordt het niet te gek. dat we het nog altijd als een pro bleem moeten behandelen?" In deze rubriek besproken en ge noemde boeken: Per Olov Enquist: „Strindberg - een leven". Uitgave, Manteau. Prijs ƒ32.50. Lucienne Stassaert: „Karei - een ontmoeting in de ruimte". Uitgave Manteau. Prijs ƒ17.90. Gerard Reve: „The Acrobat and other stories". Uitgave Manteau. Prijs ƒ32.50. Willem Frderik Hermans :„Relik- wieën en documenten" - en toe spraak. Uitgave De Bezige Bij. Prijs ƒ7,50. Fernand Auwera: „Engagement of escapisme". Uitgave Het Wereld venster, Weesp. Prijs ƒ24,50. Jan Siebelink: „De prins van nach telijk Parijs." Uitgave Meulenhoff. Prijs ƒ27,50. Anja Meulenbelt: „Wie weegt de woorden - de auteur en haar werk' Feministische uitgeverij Sara. Prijs ƒ27,50.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1985 | | pagina 19