ferhalen uit de holocaust
ödel, Bach en Escher
DE
KEER
Voor-
publikatie
uit een
bekroond
boek
elgische kijk op Tour de France
boeken
actueel
35pA<;KEN
CeidacSouocwit
VRIJDAG 28 JUNI 1985 PAGINA 19
KïFINK - EEN KLEIN OGENBLIK
(Ned)
(ZOR)
(Spa)
(Fra)
lez (Spat
1e (Spa)n week geleden werd
(Spa) jjat ,je schrijfster Ida
van
(Ned)
Jriguez fw ingestelde Anne-
/ez-Magfijs. Een prijs die gaat
jrez (Spn nieuw werk dat wat
aJp en inhoud betreft
Bei) insluit bij het Dagboek
Bel) ne Frank,
s (Bel)
t (Bel) l geboren in Polen en
°.r®n i?K>7 woonachtig in Is-
kx (Btfijg1 in september die
s (Bei) sen geldbedrag van
t (Bel) ulden) uit handen van
nde (Bakster Van Thijn van
Amsterdam voor haar verha
lenbundel „Een klein ogen
blik" met de ondertitel „Ver
halen uit de holocaust". Een
serie van 28 verhalen, waarin
Ida Fink het lot schildert van
de Poolse joden tijdens de
Tweede Wereldoorlog.
De verhalen van Ida Fink zijn
„kleine verhalen", bijna alle
daags in hun eenvoudige
weergave van een verschrik
kelijke werkelijkheid. De toon
van haar werk lijkt soms sterk
op die van Marga Minco's „Het
bittere kruid". Ida Fink tekent
vooral de meest weerlozen on
der de weerloze joodse bevol
king van het Oostpoolse plat
teland: vrouwen, kinderen,
ouderen. Soms „praat" ze haar
verhalen bijna voor zich uit,
zich herinnerend, mijmerend.
De grote verschrikkingen
worden nauwelijks met naam
en toenaam genoemd, het zijn
de kleinere, persoonlijke voor
vallen die tegen de achter
grond die we allemaal kennen,
des te aangrijpender worden.
Over twee weken komt „Een
klein ogenblik" (uit het Pools
vertaald door Gerard Rasch)
uit bij de Haagse uitgeverij-
Bzztóh. Die uitgeverij gaf ons
de mogelijkheid een van de
verhalen van de winnares van
de Anne-Frankprijs in voor-
publikatie te brengen. Wij ko
zen voor u het verhaal „Jean-
Christophe" omdat het in al
zijn simpelheid tekenend is
voor wat Ida Fink ons wil ver
tellen. Het is het absurde ver
haal van een groep joodse
meisjes die wachten, wachten
tot de dood in de vorm van
een trein langs komt dende
ren. Een van hen leest de ro
man „Jean-Christophe" (waar
in Romain Rolland zich deels
inspireerde op het leven van
Beethoven en waarin de vrij
heidsidee centraal staat). Aan
dat boek, dat ze nog uit wil
krijgen, vóórdatwordt het
leven dat hun rest gemeten.
Wat er nog geleefd kan wor
den de werkelijkheid heeft
geen tijd meer zijn woorden
uit een boek.
BERT JANSMA
S (B„nChristophe
door IDA FINK
«siingifanares Anne-Frankprijs)
elingen)
I (Nedjirkfen aan de Ostbahn, dat was
i (Bel) erki want de Aufseherin was een
(QBotpt ons goed kende en dat wij goed
(Spa) 1 ze had ooit op dezelfde school ge-
i (Spa) Hooi, rond, zwart, met lange lok-
:iano (Voeger sliep ze met de gemeen te-
(Spa|aren> nu met de Duitsers, maar het
[Spa) J me'sje- ze sliep alleen maar
tin (Spj^n verder niks. Ja. en het was ook
estanyi goed werk omdat het planeren
SanchifcpoordyA- geen zwaar werk was, en
(Spa) jen was fet in een bos, een heel
(SANIfos' v'rf' m'ssc^'en acht kilometer
e (Beijoe stad, in de stilte, tussen de bo
rn (ita) n de Aufseherin lette helemaal niet
l,a) en hoe we deden, ze zat zich onder
»ya' tom te vervelen, had graag een
(?ta) met ons ëemaakt, maar was vast
at ze dan haar baantje zou verlie-
asio (Itc/af het ongepast was, dus zag ze er
silo (itafat alsof ze graag een praatje wilde
to (Ita) Ze
was niet meer zo mooi als
rONlSf- ze was dik, had een vuile teint.
el) fcwam ze onder de middagpauze
dichterbij zitten en zei: „Een mooi bos,
hè?" „Ja, mooi,antwoordden we. Ze was
zoals blijkt fijngevoelig.
En op die dag dat de actie in onze stad aan
de gang was, vroeg ze niet eens waarom
we niet werkten, waarom de schoppen en
spaden onder de boom lagen, ze keek niet
naar ons. zat aan de rand van de open
plek, met de rug naar ons toe, terwijl wij
in het gras lagen, niemand zei iets, we
wachtten tot we de trein zouden horen
denderen, want dan zouden we weten dat
alles voorbij was, al wisten we dan nog
niet wie er in de trein zaten en wie zich
hadden weten te redden.
We lagen in het gras, niemand zei iets, we
wachtten tot we de trein zouden horen
denderen, want dan zouden we weten dat
alles voorbij was, al wisten we dan nog
niet wie er in de trein zaten en wie zich
hadden weten te redden.
We lagen in het gras, niemand zei iets,
alsof ons gepraat het gedender van de
trein zou kunnen overstemmen, hij zou
aan de rand van het bos passeren, niet ver
van waar we werkten.
Eén meisje huilde maar, lang niet de jong
ste en juist diegene die niemand meer in
de stad had, ze was alleen. Ze huilde zach
tjes, af en toe kreunde ze. Niemand pro
beerde haar te kalmeren. Een ander meis
je vlocht kransjes om ons heen groei
den grote bossen veldklokjes maar zo
dra ze klaar was met een kransje, trok ze
het kapot en begon weer van voren af
aan. De hele open plek had ze leegge
plukt. Weer een ander hapte van haar
brood, kauwde elke hap vervolgens lang
zaam en nadenkend tussen haar tanden
en toen ze haar eigen brood op had, pakte
ze zonder te vragen het brood van een an
der meisje en kauwde door. De oudste
drukt haar oor op de grond.
Het was heel stil in dit bos, geen vogels,
maar wel een heerlijke geur van de bo
men en bloemen. Daarvandaan was ook
niets te horen, ook al spitste je je oren nog
zo je hoorde niets. Die stilte was vrese
lijk want we wisten toch dat daar gescho
ten werd, en geschreeuwd en gehuild, dat
daar een slachting aan de gang was. En
hier waren klokjes, hazelaars, madeliefjes
en nog andere bloemen, heel mooi, veel
kleuren. Ja, dat was juist zo vreselijk,
even vreselijk als het wachten op het den
deren van de trein, even vreselijk als de
vraag wie ze meegenomen zouden heb
ben.
Er was één meisje, mager en zwart, dat
zich van de groep afzonderde en alleen in
de schaduw van de hazelaars lag, ze lag op
haar buik en luisterde helemaal niet,
maar las een boek. We hoorden het regel
matige zachte geritsel van bladzijden die
werden omgeslagen, niet een keer tilde ze
haar hoofd op, ze keek niet naar ons. Het
boek was dik en kapotgelezen, want toen
er om twaalf uur (de trein kwam nog
steeds niet aandenderen) een stevig briesje
opstak, fladderden er verscheidene blad
zijden omhoog en vlogen als duiven boven
ons, en zij, mager en zwart, rende rond en
riep: „Pak ze!" Daarna haalde ze alle blad
zijden op, legde ze op hun plaats, ging op
haar buik liggen, leunde op haar armen
en las weer.
Zij die huilde, snikte nu harder, we wisten
trouwens allemaal dat ieder ogenblik het
denderen van de trein dichterbij bracht
en dat we dadelijk de dood over de rails
zouden horen rijden. Eén riep zelfs:„Moe-
der!" en nog een paar stemmen riepen
„Moeder!" want het echode in het bos.
De Aufseherin was klaar met het zomen
van haar zakdoek, gooide een leeg sigaret
tendoosje in de struiken, stond op en be
gon heen en weer te wandelen. Een keer
bleef ze bij het magere zwarte meisje
staan, ze wilde haar duidelijk iets vragen,
maar durfde blijkbaar niet want ze ging
meteen weer weg, terwijl ze zachtjes neu
riede en almaar op haar horloge keek.
Toen ze echter voor de tweede keer vlak
bij het lezende meisje was, hield ze het
niet uit
Wat lees je toch?" vroeg ze.
Het meisje rukte zich met zichtbare moei
te los van haar boek en blikte de vraag
ster aan.
„JeanChristophe".
„JeanChristophe?", verwonderde de
Aufseherin zich. „Alleen JeanChristop
he en verder niets?"
„JeanChristophe", herhaalde het meisje.
„Is het mooi?"
Ze knikte.
„Over liefde?"
Het meisje dacht na, erg mager was ze, in
plaats van een bloes droeg ze een colbert
jasje, erg lelijk, ze antwoordde ernstig:
„Ook over liefde".
„Over liefde!", barstte de Aufseherin in
lachen uit. Misschien lachte ze omdat ze
van liefde hield. „Mag ik het later lenen?"
„Waarom niet?", antwoordde de ander.
„Ik geef het je, voor altijd.
„Nee, niet voor altijd, ie leent het me, ik
zal het je terugggeven
Ze stond even in gepeins verzonken.
„Het is vast heel mooi, als je er de hele
dag in leest, en juist vandaag wanneer ze
jullie moeten oppakken".
„Ik moet opschieten", antwoordde het
meisje. „Ik wil het uitlezen. Er is nog een
deel. Ik ben bang dat ik het niet haal". Ze
bekeek het boek. schatte het aantal blad
zijden dat ze nog te lezen had.
„Ik ben bang dat ik het niet haal", zei ze
nog een keer, alleen tegen zichzelf, maar
de Aufseherin hoorde het en die woorden
overtuigden haar totaal.
„Het moet wel erg mooi zijn. Hoe heette
het ook weer? Ik ben het vergeten o ja,
JeanChristophe,herhaalde ze een paar
keer waarvoor ze zich trouwens veront
schuldigde: „Want als jij het me niet meer
kunt lenen, zoek ik het wel in een biblio
theek".
Maar daarna kreeg ze spijt van haar
woorden, dus voegde ze eraan toe:
„Maar je haalt het vast wel. Zo dik is het
nu ook weer niet".
Zij die huilde begon nu heel hard te hui
len. het was zelfs geen huilen rgeer maar
weeklagen. De oudste knielde en drukte
haar oor op de grond.
Ida Fink: „Een klein ogenblik, verha
len uit de holocaust". Vertaling: Ge
rard Rasch. Uitgeverij Bzztóh. Prijs
ƒ28,50.
(Bel)
3el)
;gt binnen veertien da- Zelfs het aangeven van de in-
a het verschijnen van houd is al moeilijk. Want hoe
ensbe^ Escher, Bach, een eeu- maak je in kort bestek duide-
lamejouden band" het boek lijk wat bij Douglas R. Hofs-
en te hebben, is een ge- tadter de relatie is tussen de
den,.een leugenaar. Het om- Goldbergvariaties van Bach;
^,raajke boek - 899 bladzij- de wiskundige stellingen van
Sw'ls te ingewikkeld om in Gödel en de tekeningen van
ZEhejj te doorgronden Escher? Nog afgezien van de
3orde_
ir:„Waterval". Het water valt en blijft toch op de zelfde
moleculair-theorieën die hij
ten beste geeft en de vergelij
kingen tussen intelligentie bij
mensen en bij computers.
Toch maar een poging: Hofs
tadter gaat in op het raadsel
van Eschers tekeningen. Bij
voorbeeld „Waterval". Het
water valt, maar blijft op de
zelfde hoogte. Wat daar ge
beurt, kan niet. Toch staat het
getekend. Wat zich afspeelt bij
Eschers „onbestaanbare wer
kelijkheid" laat zich bij Bach
horen in verschillende van
diens werken. Stellingen van
Gödel gaan over hetzelfde.
De beschrijvingen hierover
zijn een opmaat tot een vrijwel
onbegrensde metaforische fuga
op mensen en machines. Tal
van wetenschappelijke disci
plines worden op harmonieuze
wijze bijelkaar gebracht, met
als uitkomst een verrassende
visie op geest en materie.
Een ingewikkeld boek, dat zo
intrigerend is door de grens
verleggende inhoud, maar ook
door de stijl: Grappige dialo
gen afgewisseld door met hu
mor geschreven technische
verhalen.
De vertaler, Ronald Jonkers,
werkte diverse jaren aan het
magistrale werk. Wat werd ge
vreesd, namelijk dat het boek
met de vele woordspelingen
en andere taalgebonden stijlfi
guren in een vertaling veel
aantrekkelijks zou verliezen, is
niet uitgekomen.
LÜTSEN KOOISTRA
Douglas R. Hofstadter: „Gö
del, Escher, Bach". Uitgeve
rij Contact, omvang 899
bladzijden, prijs ƒ59,50 (pa
perback); ƒ79,50 (gebon
den).
11 mei 1893, de dag
Henri Desgrange op de
!o-piste in Parijs een top-
itie leverde door op een
'an 15 kilo in één uur
>5 km af te leggen, en de
'tachtig, waarin verschei-
coureurs, onder wie
:esco Moser, met behulp
^Joegepaste aërodynamica
pl||iedische wetenschap in
Ifffffur meer dan vijftig kilo-
■jir rijden, ligt een interes-
K&rok wielerhistorie.
Hjdan ook veel geschreven
^^*e wielersport, met name
de Tour de France in al
IS «facetten. Het boek van de
rJldBche journalist Robert
lens, die vanaf 1962 de
Cn Je van Frankrijk volgt, is
>p geen uitzondering. Ro-
Janssens putte uit meer
VOX vijfentwintig Tour de
■ce-boeken en heeft nu als
P CWe titel „Vreugde en ver
in de Tour" op de markt
icht.
f h(Tourboek blinkt uit door
igedegen historisch over
hel; Alles begon eigenlijk
de strijd tussen de vele
ibladen waar in Frankrijk
f VJenorme markt voor is.
ito en Le Vélo waren in
ijd dat de Tour ontstond
sommeerde bladen en
^Qken steeds wegen om hun
*^rs iets nieuws voor te
Plen. In dit gevecht op-
Géo Lefèvre het idee
n Tour de France te la-
ïrrijden. Lefèvre volgde
ste Ronde van Frankrijk
het organiserende blad
Jan Janssen en ploegleider Ab
Geldermans vieren de overwin
ning.
L'Auto. Hij was wedstrijdlei
der, aankomstrechter en jour
nalist. Hij verplaatste zich ge
deeltelijk met de trein, maar
de fiets was ook een waardig
vervoermiddel. Het was echter
Henri Desgrange die het door
zettingsvermogen heeft gehad
om de eerste Tour te laten
starten.
Robert Janssens gaat geen on
derwerp uit de weg; uitgebreid
gaat hij ook in op verboden
stimulerende middelen, die
natuurlijk al veel eerder wer
den gebruikt dan in 1967, het
jaar waarin Tommy Simpson
op de Mont Ventoux de dood
vond. Reeds in 1894 voerden
renners actie tegen de doping
controles.
Ook het verhaal over de „Wit
te Dame" van Fausto Coppi,
die in die tijd voor vele kran
tekolommen zorgde in Italië,
komt in het boek voor. Wie-
Ierliefhebbers in Nederland
moeten echter wel bedenken
dat in „Vreugde en verdriet in
de Tour" met name de Belgi
sche successen breed uitgeme
ten worden. En hoewel België
de bakermat van het wielren
nen genoemd wordt, is die
aandacht misschien wel te veel
van het goede. Zo meldt de
schrijver bijvoorbeeld ook, dat
Jan Janssen zijn nipte zege in
de Tour de France van 1968,
waarbij de Belg Herman van
Springel (volgens zijn landge
noten een betere tijdrijder dan
Janssen) tweede werd, alleen
te danken heeft aan het feit,
dat hij door Tourbaas Felix
Lévitan niet naar de doping
controle werd gestuurd!
HAN NIEUWMANS
Robert Janssens: „Vreugde
en verdriet in de Tour". Uit
geverij Wereldbibliotheek.
Prijs ƒ29,50.
(ADVERTENTIE)
BOEKHANDEL
LEIDEN - LEIDERDORP
OEGSTGEEST KATWIJK
VOORSCHOTEN
boeken xl)n bl) ons dlrekl lever-
bsv. óf vla onze TERMINAL te
bestellen en dan binnen drie da
gen verkrijgbaar.
Door
Jan Verstappen
Een leven'
De uitzendingen van de TV-serie over
het leven van de grote Zweedse au
teur August Strindberg zijn zojuist af
gesloten. Het script voor die serie was
van de hand van de Zweedse drama
turg en toneelkritikus Per Olov En-
Lucienne Stassaert.
.Karen'
verde en een nieuwe titel bedacht,
maar dat zij het motto uit het boek
wegliet, evenals de opdracht („To my
parents"). Het motto was ontleend aan
notities van Melville: „Time, Cash,
Strenght, Patience", vier zaken waar
Reve indertijd kennelijk een grote be
hoefte aan had.
Relikwieën
Het Nederlands Letterkundig Mu
seum en Documentatiecentrum open
de op 20 april j.l. officieel de nieuwe
behuizing in dat grote witte gebouw
achter het Haagse Babyion. Daarvoor
was W. F. Hermans uitgenodigd,
steeds duidelijker de „grand old man"
van de Nederlandse letteren. Hij hield
een lezing met de titel „Relikwieën en
documenten", waarin hij zich voorna
melijk bezig hield met het opsommen
van allerlei argumenten tégen het be
waren van curiosa, manuscripten, no
tities, dagboeken, brieven en dat soort
zaken van schrijvers.
Thommy Berggren als August Strind
berg met Stina Ekblad als Stina von
Essen zoals ze te zien waren In de tv-
serie. Het boek is rijkelijk voorzien van
foto's.
quist, die een jaar of tien geleden
overal, behalve in ons land, bekend
werd met een indrukwekkend en
spannend toneelstuk over Strindberg
en twee vrouwen in zijn leven, Siri
von Essen en Maria David, die beiden
ook zeer nadrukkelijk in deze tv-serie
aanwezig waren. „De nacht der triba-
den" is in Nederland later in het mar
ge-theater gespeeld.
Enquist heeft het leven van Strind
berg in een reeks van episoden vast
gelegd, waarmee hij de basis verschaf
te voor de verfilming. Het verhaal is
nu door Manteau in een Nederlandse
vertaling uitgebracht.
Hoewel dit verhaal in filmische scè
nes is gedacht en geschreven, vindt de
lezer er toch geen weergave van alle
taferelen uit de film in. Hij leest meer:
een aantal door Enquist geschreven
scènes komt immers niet meer in de
tv-film voor. Het boek geeft intussen
een helder, indringend beeld van de
spanningen in Strindbergs leven en in
zijn kunstenaarschap. In zijn korte in
leiding laat Enquist over het doel van
deze uitgave overigens geen twijfel
bestaan, het gaat hem om „het lezen
van Strindbergs eigen teksten, de boe
ken die hij zelf heeft geschreven".
In een van de episodes die Enquist
wijdde aan het leven van Strindberg
laat hij zijn hoofdfiguur de Noorse-
schilder Edvard Munch ontmoeten.
De schrijfster Lucienne Stassaert
heeft diens leven tot onderwerp van
een biografie gemaakt, hoewel ze
daarbij niet de traditionele vorm van
het genre koos. Het eerste grote deel
van haar boek laat de tante van
Munch aan het woord, Karen Bjol-
stad, die de opvoeding van Munch en
zijn broertjes en zusjes op zich nam,
toen hun moeder stierf. Lucienne
Stassaert laat haar een brief schrijven,
waarin een beeld wordt gegeven van
de Noorse maatschappij in haar tijd
(de tweede helft van de vorige eeuw).
Het tweede deel van het boek is een
brief van de oud geworden Edvard
Munch, die wordt afgesloten op
Nieuwjaar 1935.
August Strindberg speelt herhaalde
lijk een rol in deze brieven. Lucienne
Stassaert heeft met dit onderwerp de
mogelijkheden benut van een vast
thema in haar werk: de spanningen
tussen de maatschappij en de kunste
naar.
Engelse Reve
In de jaren vijftig ging het niet' zo
goed met Gerard Reve. Na de bom,
die hij met „De Avonden" had laten
inslaan gebeurde er heel weinig. Een
poging om toneel te gaan bedrijven
mislukte falikant, het leverde alleen
op dat Reve een aantal prachtige to
neelvertalingen maakte, o.a. van stuk
ken van Pinter en Albee.
Uit nood, armoe, wanhoop of hoe je
het ook wilt noemen, vertrok Reve
naar Engeland, waar hij een nieuw
begin wilde maken met zijn schrij
versschap. Hij publiceerde een verha
lenbundel „The Acrobat and other
stories", in 1956 uitgegeven en nogal
onbekend gebleven. Pas in 1963 werd
het boek door Hanny Michaëlis (die
een hoofdrol had gespeeld in Reves
leven) vertaald tot „Vier Winterver
tellingen" Manteau heeft de oor
spronkelijke versie nu uitgegeven met
de kwalifikatie „First edition, second
printing", zonder dat er overigens in
het boek nadere informatie over de
geschiedenis ervan is opgenomen. De
vermelding dat het oorspronkelijk uit
kwam bij Van Oorschot is alles. Of de
suggestie dat dit boek een gelijkenis
vertoont of identiek is aan de eerste
druk, waar is, laat men jammer ge
noeg in het midden.
Aardig is dat Hanny Michaëlis inder
tijd niet alleen een prima vertaling le-
Wie dat leuke betoog (Hermans wordt
steeds leuker, zoals men kan waarne
men) wil lezen, kan terecht bij een
klein boekje dat de Bezige Bij ervan
maakte.
Auwera
Fernand Auwera heeft een jaar of
vijftien geleden heel wat werk verzet
om er achter te komen hoe Belgische
en Nederlandse auteurs dachten over
het literaire engagement. Daar kwa
men twee boeken uit voort, waarin
deze interviews gebundeld werden.
Auwera neemt nu, vijftien jaar later,
een proef. Hij zoekt negentien van de
indertijd door hem ondervraagde au
teurs op om ze te confronteren met
hun uitspraken van toen. Zijn bevin
dingen heeft hij te boek gesteld in
„Engagement of escapisme", nieuwe
gesprekken met 19 schrijvers en men
sen die met boeken te maken hebben.
Bernlef, Jef Geeraerts, Hella S. Haas-
se, Ivo Michiels, Ward Ruyslinck,
Paul de Wispelaere en anderen. Adri-
aan van der Veen heeft niet zoveel op
met de term „engagement": „Nog een
laatste woord over het engagement,
vóór we het begrip even vaarwel zeg
gen. Of men daarin nu gelooft of niet.
doet er niet toe. Als men maar beseft
dat iets voorschrijven aan een schrij
ver altijd uit den boze is. Maar nóg er
ger is het als een schrijver zich om
onverschillig welke reden, zich wat
dan ook laat voorschrijven wat hij
niet ervaart als noodzaak voor hem
zelf en voor zijn werk".
Parijse Prins
Ook van Jan Siebelink is er een boek
je met informatie over andere schrij
vers. „De prins van nachtelijk Parijs"
is een verzameling gesprekken en
portretten met een reeks van auteurs
die in Parijs wonen of op een andere
manier veel met die stad van doen
hebben. Schrijvers uit het verleden,
zoals Drieu la Rochèlle, de gebroeders
De Goncourt of André Gide komen
aan de orde, maar ook eigentijdse au
teurs. Daarbij gaat het Siebelink dan
kennelijk niet altijd om een of andere
band met Parijs, zoals de titel van het
boekje en de lijn ervan toch sugge
reert. Aan James Purdy is een uitvoe
rig opstel gewijd, dat wordt voorafge
gaan door een lang interview, in New
York afgenomen.
De literaire belangstelling van auteur
Siebelink is in dit boekje goed af te
meten. Zijn voorkeuren voor auteurs,
stijlen, technieken en thema's worden
erg duidelijk in deze ontmoetingen
met andere schrijvers. Een uitvoerige
bibliografie van al deze auteurs be
sluit het boek.
Meulenbelt
Een bundel met portretten van schrij
vende vrouwen, die zich er zeer van
bewust (willen) zijn, dat zij als vrouw
opereren, samengesteld door Anja
Meulenbelt. „Vrouwen hebben een
andere relatie tot de literatuur en tot
het literaire bedrijf dan mannen" is
de stelling die zij als uitgangspunt
voor dit boek hanteerde.
Zij koos een aantal auteurs en legde
hen thema's, vragen voor. „Hoe ze tot
schrijven zijn gekomen, en hoe ze
schrijven. Of ze denken dat ze als
vrouw anders schrijven dan een man
zou doen. en of dat wat uitgemaakt
heeft bij het vinden van een uitgever,
of in de houding van critici". Renate
Dorrestein („Opzij, opzij voor de bar
barij" roept zij uit), Marion Bloem,
Astrid Roemer. Margaretha Ferguson,
Tessa de Loo, en nog zes anderen, on
der wie Anja Meulenbelt zelf. Portret
ten en handschrift-proeven staan bij
hun artikeltjes afgedrukt. Monica van
Paemel is met dit soort aandacht voor
vrouwen in de literatuur niet onver
deeld gelukkig: „Maar het deugt na
tuurlijk niet zolang vrouwen de keuze
tussen volgzaamheid of heldhaftig
heid wordt gelaten. Goed dat er
vluchthuizen zijn, maar is het niet
evengoed een schande dat ze er moe
ten zijn? Goed dat schrijfsters zich
waarmaken, maar wordt het niet te
gek. dat we het nog altijd als een pro
bleem moeten behandelen?"
In deze rubriek besproken en ge
noemde boeken:
Per Olov Enquist: „Strindberg - een
leven". Uitgave, Manteau. Prijs
ƒ32.50.
Lucienne Stassaert: „Karei - een
ontmoeting in de ruimte". Uitgave
Manteau. Prijs ƒ17.90.
Gerard Reve: „The Acrobat and
other stories". Uitgave Manteau.
Prijs ƒ32.50.
Willem Frderik Hermans :„Relik-
wieën en documenten" - en toe
spraak. Uitgave De Bezige Bij.
Prijs ƒ7,50.
Fernand Auwera: „Engagement of
escapisme". Uitgave Het Wereld
venster, Weesp. Prijs ƒ24,50.
Jan Siebelink: „De prins van nach
telijk Parijs." Uitgave Meulenhoff.
Prijs ƒ27,50.
Anja Meulenbelt: „Wie weegt de
woorden - de auteur en haar werk'
Feministische uitgeverij Sara.
Prijs ƒ27,50.