Rudolf Geel en de vrouwen in zijn werk Grondige studie van potstallen, stookplaatsen, en gemakken „bij ons op de boerderieë" Loopje met de natuu' De wanhoop van een jonge, orthodoxe jood DE KEER Spannend zeeavontuur STAAT DER NEDERLANDEN Aanzien van veertig jaC wereldgeschiedenis i- BOEKEN £eidóeGouocwt VRIJDAG 31 MEI 1985 PAGD^Q r\i Maar zij zouden troosteloos en eenzaam ronddwalen als er geen vrouwen waren om hun voortbestaan veilig te stellen en hen van meet af aan te overladen met ongemak." De hoofdpersoon van het eerste verhaal uit de nieuwe bundel van Rudolf Geel stelt dit op zeker ogenblik vast, waarmee hij in feite een hoofdthema van Geel's verhalen in dit boek („Verleidingen") en van ander werk van deze auteur onder worden brengt. Men herinnert zich „De Ambitie", uit 1980, een indrukwekkende roman over de crisis in een vrouwenleven. In de vijf ver halen uit deze nieuwe bundel spelen vrouwen zonder uitzon dering een belangrijke rol. In het meest uitvoerige verhaal, het laatste, met de titel „Gena debrood", is de ik-persoon een wat oudere medewerkster aan de universiteit, die met haar vriendin op vakantie gaat. De problemen die zich in hun re latie opstapelen leiden tot een relatie met een andere hotel gast, een oudere heer, met wie de ik, tot haar verbazing en onrust, een heel goed kontakt ontwikkelt. Er zijn dingen in haar leven mogelijk, die ze tot dan toe niet heeft willen of kunnen toelaten. Haar vriendin, die haar verliet tijdens de vakantie-dagen, keert aan het einde van het verhaal terug, wat tot een on gemakkelijke en onduidelijke situatie leidt, waar de ik van het verhaal nogal moeite mee heeft. Die onoverzichtelijk heid, waar bepaalde gebeurte nissen in het leven toe leiden, levert een spanningsveld op, waar Geel zich keer op keer in beweegt, in deze verhalen uit „Verleidingen". Identiteit Het eerste verhaal beschrijft een reis, die de hoofdpersoon maakt in de voetsporen van zijn ouders, die samen met zijn grootouders in 1940 een reisje naar het Belgische Dinant maakten, in de dagen dat zijn moeder net zwanger van hem was. Het is duidelijk dat de man op een of andere manier de verwarring zoekt, die deze reis kan opleveren: een speur tocht naar de identiteitscrisis, lijkt het wel. Duidelijk komt dat zoeken naar spanning, naar het verliezen van de ze kerheden over zichzelf aan de orde in het verhaal „Sirenen zang", waar een man ver dwaalt in de ruimte van een klein, toeristisch eiland, waar de projectontwikkelaars aan het toeslaan zijn, en in zijn ei gen problemen, zoals bijvoor beeld blijkt uit een onover zichtelijke en voorzichtige ver houding met een zekere Alexandra, die veel in zich heeft om een soort mytische oer-vrouw met veel symboli sche aspecten te zijn. Een heel leuk verhaal in dit boekje van Geel is de geschei- denis van de bewonderaar van een groot, oud cabaretier, die een zeer afgeschermd leven leidt, waar niemand in door mag dringen. De huidhoud ster-secretaresse levensgezellin van de oude meester, Dauzenberg, bewaakt en verzorgt hem als een kloek, of zo men wil, een terriër. Geel maakt hier natuurlijk ge bruik van de mythe die zorg vuldig opgebouwd was rond een van onze grootste Neder landse cabaretiers uit het re cente verleden, maar hij doet dat op voldoende afstand en met genoeg ironie, om zich er van te verzekeren geen „rod- Rudolf Geel delbladen-sfeer in dit aardige verhaal toe te laten. Dat de persoon van de huishoudster- annex-veel-meer langzamer hand veel raadselachtiger en boeiender wordt dan de „grand old man", die nurks, zwak en feitelijk heel oninte ressant is, valt dan ook niet te verwonderen. Het vijfde ver haal is een herinnering: een kind moet met moeder mee op familie-bezoek en wordt daar, tegen zijn zin en tegen de be doeling van zijn moeder in, ge confronteerd met de dood. Ook in dit wat voor de hand liggende verhaal komt Rudolf Geel toch haarfijn bij een the- Om met de stal te beginnen wat is er vitaler aan een boer derij dan de stal? Op zand gronden vormde vanouds de akkerbouw de belangrijkste bron van inkomsten op het ge mengd boerenbedrijf. Daar was veel mest, zeg maar „mist", nodig die bewaard werd in de, vaak meer dan een meter diep uitgegraven, koestal. Zo'n verdiepte koestal noemde men een potstal. De beesten stonden er royaal in hun eigen mest. Om de zaak een beetje droog te houden werd aan de mest allerlei or ganisch materiaal toegevoegd, zoals heideplaggen, stro en bladeren, of teelaarde van de akkers. U mag nu de knijper op de neus plaatsen; in een ipotstal immers was hygiëne ver te zoeken. Tableau: het was er donker en vochtig en het vee was smerig. De kwali teit van de melk door de op de mest hurkende boerin (die desondanks niet van humor gespeend was) vergaard was dikwijls belabberd. Brak er een ziekte uit onder het vee dan was het onmogelijk de stal te ontsmetten, zodat vaak de hele veestapel verloren ging. Dan had je bovendien nog de kwalijke ammoniakdampen die slecht waren voor mens en dier en een slechte uitwerking hadden op de kwaliteit van het hooi en de oogstprodukten op zolder. En ai, de natte mest doordrenkte ook nog eens de grond en verontreinigde aldus het grondwater, dus ook het water in de put dat het boe rengezin tot drinkwater dien de... De potstal, met z'n „midden- en zijbeuken", is historie ge worden. In de „stoepstal" is het droger en hygiënischer ge- ADVERTENTIE BOEKHANDEL LEIDEN - LEIDERDORP OEGSTGEEST - KATWIJK VOORSCHOTEN Alle op deze pagina bespro ken boeken zijn bij ons direkt leverbaar, óf via onze TERMI NAL te bestellen en dan bin nen drie dagen verkrijgbaar. worden. Daar is sinds de derti ger jaren de grupstal, met een proper ligbed van vers stro. En de koestaart is aangebonden. Ben je nu in Zuid-Holland of Utrecht, dan zie je de Holland se stal: het vee staat daar naar de centrale voergang of deel gekeerd. De „Friese" stalling- wijze kenmerkt zich door de opstelling van het vee met de koppen naar de muur. Dat brengt een nadeel met zich mee, want daar moet achter langs gevoederd en gedrenkt worden. Potstal, grupstal, de moderne ligboxenstal, de gebinten, tel- merken, wanden en status, en nog zoveel boerderijzaken meer, alles kan men aantref fen in het gedetailleerde agra risch handzaam naslagwerk „Boerderijen bekijken". Het is de belichaming geworden van historisch boerderij-onderzoek in Nederland, waarbij de ont wikkeling van boerderijvor- men ontrafeld zijn en ons een blik wordt gegund op het landleven van onze boerende voorouders en ouders. Het is een door en door geïllustreer de uitgave van De Horstink, Amersfoort, ten behoeve van de Stichting Historisch Boer derij-onderzoek, die haar 25- jarig bestaan opluistert met een twee jaar durende ten toonstelling „Boerderijen be kijken" in het Nederlands Openluchtmuseum in Arn hem. „Deel voor deel" Een halve eeuw geleden telde ons land nog 234.000 boerderij en, nu zijn het er nog geen 100.000 meer. Eeuwenlang wa ren landbouw en veeteelt een zaak van mensenhanden. Het boek „Boerderijen bekijken" voert de geïnteresseerde lezer Zo bakte men nog brood in 1922 op een boerenerf in het Drentse Borger. niet alleen door allerlei soor ten traditionele of moderne stallen, het ordent (aan de hand van de bevindingen van een reeks uitermate gerenom meerde boerderijdocumentalis ten) de rijkdom van een nog immer indrukwekkend boer derijenbestand zoals die ook op de expositie in Arnhem met streektypen te zien is. Men mag wel zeggen, dat hier de boerderij „deel voor deel" in factoren ontleed wordt. Vanaf de stookplaatsen („leven met het open vuur") tot de gebin ten van oude en moderne draagconstructies, de houtsoor ten, houten of lemen wanden met vakwerk en de plaats van de boerderij in het landschap. De boerderij werd verre van het water gehouden. In het vlakke polderland van Mid den-Delfland in Zuid-Holland liggen op natuurlijke hoogten; in de Noordhollandse en Frie se kustgebieden werd op ter pen gebouwd. Maar zonder water gaat het niet, in ons Holland. De situering aan het water wordt benut voor boen- stoepen en boenhokken, of voor „kakdozen" of poepdozen aan of boven het water. Het hoorde allemaal bij de boerde rij: een agrarisch bedrijfsge bouw met een functionele ar chitectuur, en een rijke bron van historische informatie. TON PIETERS „Boerderijen bekijken" sa mengesteld en geredigeerd door P.A.M. van Wijk Uit geverij De Horstink. Prijs Wie een zwak heeft voor Mi- das Dekkers' visie op de die ren- eri mensenwereld kan weer volop genieten van de nieuwste bundel „De pinguin en andere beesten. Deskundige Dekker verstaat als weinig an dere vakgenoten de kunst de wetenschap in een ironisch jasje te steken, waarbij hij nog al eens het dier als uitgangs punt neemt voor zijn visie op de mensheid. Hij zit niet erg opgescheept met vooroordelen en met overdreven bewonde ring voor wat de mens in de natuur uitsteekt. Dat maakt hem dan ook niet zo gezien bij natuurbeschermers, want de boodschap van Midas Dekker is menigmaal: laat de natuur maar gewoon haar gang gaan, dan komt het piekfijn in orde. Aan hem zijn uitspraken als „de mens is druk bezig de die renwereld uit te roeien" niet besteed al gaat hij nu ook weer niet zo ver om de walvisjacht met drijvende fabrieken goed te keuren. Midas Dekker relativeert vooral, badineert en schopt hier en daar tegen heilige huisjes. En het lezen van zijn stukjes is voor hen, die zich daar niet aan ergeren, een ge not. In deze bundel staan vele stukjes en je moet ze niet ach ter elkaar lezen (evenmin als alle Kronkels van Carmiggelt) want dan krijg je zijn foefjes, opzetjes en schema's teveel door. Meer elke dag een;vijegi tie: prima. Dan kun je van i dagen van genieten wan^ dag veel onderwerpen staan Qrian aanvankelijk uitgespiwokk voor de radiomicrofoonEitten Vroege Vogels. Het rren do waardige is dat ze gelezen^onne diger zijn dan om te hferwe Maar misschien zijn we 'sfcoopl tends vroeg nog wat dus o^t te radio goed tot ons te fer-5l doordringen. Het boekje if0kke sen haakjes erg mooi g^ey streerd door Maus Slangew» E JAN LOU^ seri. Midas Dekker: „De pini T" en andere beesten". Uita|Q0 rij Contact, Amsterdam; blz. Prijs ƒ14,90. rw£ ma van zijn bundel uit, dat hem wellicht toch heeft belet deze verhalen een wat grotere kracht en wat meer omvatten de betekenis te geven. Telkens is immers de vraagstelling het einde, verder dan daar kan niemand komen. Niet dat Geel antwoorden op die vraag zou moeten geven, maar de consta tering dat zeker zoiets onmo gelijk is, had voelbaar kunnen zijn. Nu houdt het eigenlijk steeds al te gauw op. JAN VERSTAPPEN Rudolf Geel: „Verleidingen". Uitgeverij De Arbeiders* pers. Prijs 29,50. DAGBOEK VAN MOZES FLINKER OPNIEUW UITGEGEVElfleli ind Kort na de herdenkingshausse van veertig jaar bevrijding, komt uitgeverij Amphora met een herpublikatie van Het Dagboek van Mozes Flinker (1942-1943). Twaalf jaar na de eerste uitgave, bij Meulenhoff, moet dit boek daardoor extra aandacht krijgen en uit de schaduw komen van de dag boeken van Anne Frank en Etty Hillesum. Volgens voorzitter Dick Hou- waart van de Anne- Frank stichting horen de drie dag boeken bij elkaar als een drie luik in de schilderkunst. Het werk van Mozes Flinker noemt Hou waart daarin het godsdienstige paneel, „vol felle kleuren, in wanhoop geschre- ven, maar in een diep Gods- vertrouwen". Hij zegt daar mee, in het voorwoord, niets te veel. Maar is het toeval dat het dagboek twaalf jaar na zijn Mozes Flinker verschijning in Nederland nog nauwelijks bekendheid geniet? Anne Frank spreidde een voor de ganse wereld invoelbare hoop en menselijkheid ten toon en Etty Hillesum veroor zaakte een ware cultus door haar literair-filosofische over denkingen. Mozes Flinker is van een andere orde. Zijn soms bijna geëxalteerde belij denis van het orthodox-joodse geloof, meelijwekkend en tot discussie uitnodigend tegelijk, zal slechts een klein publiek bereiken. „Ja, wij zijn in nood. De ellen de is aJ veel groter dan onze zonden kunnen zijn geweest. En wat kan toch Gods bedoe ling zijn, dat Hij die vreselijke ellende niet tegenhoudt? Ik ben ervan overtuigd dat geen jood in berouw tot God terug keert door nog meer ellende, integendeel. Men kan eerder tot de gedachte komen, bij het zien van zo grote nood, dat er geen God op aarde is". Op 26 november 1942 ver woordt Mozes Flinker in zijn dagboek de alledaagse twijfel van menige gelovige. Jood of niet, wie kan er nog geloven in een God, laat staan een goe de God, als die een volk, nota bene zijn uitverkoren volk, sy stematisch laat uitroeien? Mo zes Flinker, net zestien jaar, zoekt het antwoord in Brussel waar hij met zijn ouders, broer en vijf zussen is ondergedo ken. Hij kan zich er tamelijk vrij bewegen, maar gaat voor de buitenwereld door voor niet-jood. Hij noemt zich in die omgeving ook Harry, wat hij bijna als een ontkenning van zijn bestaan beschouwt. „Het scheen alsof op dat ogenblik mijn waarde schrikbarend daalde bij mijn eigen ik, het betere van mijzelf. Voor deze abnormale tijd zou het nooit in mijn hoofd zijn opgekomen ook maar op de geringste ma nier het mooiste van mijn naam te verbergen en daar door zelfs ook maar de zweem van een gedachte te wekken dat ik mij voor mijn afkomst schaam". Parallellen Steeds vaker wordt Mozes Flinker, een puber nog, gecon fronteerd met de deportatie van joden uit Brussel en met verhalen over de verschrik kingen die de joden in de con centratie- en vernietigings kampen ondergaan. Hij ziet parallellen met het lijden van het joodse volk uit de geschie denis („De bijbelse vervloe kingsreeks wordt woord voor woord bewaarheid, letter voor letter"). Het joodse volk, zegt hij, heeft altijd in ballingschap moeten leven. Mozes Flinker komt zelf oorspronkelijk uit Den Haag en hoewel hij daar aan geen slechte herinnerin gen heeft, noemt hij het toch „de eerste stad van mijn bal lingschap". De jongen gaat zich gaandeweg het lot van het joodse volk aantrekken en be gint zich zelfs te schamen dat hij niet bij zijn „broeders" kan zijn in Polen, waar de meeste vernietigingskampen waren. De verbondenheid met het lot van de joden doet even den ken aan het (overigens omstre den) altruïsme van Etty Hille sum. Mozes Flinker trekt er echter een heel andere conclu sie uit: hij zal politicus worden, „een staatsman, een leider van het volk". „Maar niet zomaar een staatsman, maar een joods staatsman in Palestina. Want al geloof ik dat wij alleen door een wonder uit onze huidige ellende zullen geraken, de rest dat wil zeggen het leven op onze, eigen grond wordt beslist niet alleen door een wonder tot stand gebracht". Mozes Flinker wil iemand worden die het volk zal leiden op weg naar vrijheid van geest. Hij be sluit Arabisch te leren en stelt een schema op waardoor hij zichzelf dwingt veel in de Te- nach (bijbel) te lezen en de Heebreeuwse boeken te bestu- ècijfe oen ti .it ve deren die zich met het jcjje ja£ dom bezighouden. „Om w door mijn kennis over t(jaar volk te verbeteren". r^jke De twijfel maakt langt stijf maar zeker plaats voorL. D diep geloof. Steeds zek^ igg weet hij dat hij zich met,o pei volk zal vestigen in EretSg,al l raël (Palestina), zijn enige^and te vaderland. Hij gelooft d( oorlog niet zal eindigen i overwinning van één val strijdende partijen, maarl de overwinning van Godf de uiteindelijke verlossing? het joodse volk. „Het kanjHARK" een bevrijding zijn, wij zijn-jstk honderdduizend maal iir*®ll,e tijd van onze ballingschap^,^ vrijd". Neen, het moet DEs!30. vrijding zijn, anders zijnftèit verloren. (-) Niet door l5-99- land, niet door een land onze bevrijding. Maar onz^7 50/ vrijding zal komen door 970. p God Zelf en door Hemzelfi (ooi< len wij worden verlost t11?0 onze tweeduizendjarige ifo.* lingschap". j'2050 en t-2250 Verlossing ;25'2" De datering in het dag£io4n verandert alras in de jo40Ó-f dagtelling. De citaten ui370. 1 bijbel worden talrijker.ten en haalt vooral de Klaagliet^'SV( aan, die hem steeds meerj 140, roeren. Steeds vaker ook ipen hij over „zijn geliefde waarbij hij zelfs jaloers is vaderlandsliefde van de Ifejcht sers, al geeft hij daaraan«reden volstrekt andere inhoud, lager roep om verlossing wordtj°"9v maar groter, zo groot zelfQ^ het lijkt of hij tegen het efc prjjS van zijn dagboek in venmmei ring raakt. „V slechts één God, land, slechts één volk. Als dat weten en ons daarop |yEILI centreren, als wij ons dat ajL" ter harte nemen zal geen 1 stUk« sterker zijn dan wij, zal p. var ramp ons ten val brengen'60-61 Hij heeft echter geen hoof^o s het ooit zover zal komen gu hij met de ioden in het bel" 51-5 de land zal wonen. Op 23R- flr? 1943 schrijft hij dat er nietig', gebeurd dat zijn ziel die styMAp' dieper zinkt uit de put hb.000 gehaald. „De reden waaroeen in dat gevoel van leegheid J» kan kwijtraken moet welk ,2 j dat ik blijkbaar geen echtoK houd heb". Hij mist de mi«0-'i4.; len om tot zijn levensdoe-2.20. komen, luidt zijn conclusielj®0 eindigt zijn dagboek dan 0 in grote neerslachtigh«.MAI „Van de tijd dat die leegte}^ in zijn greep kreeg, voel ik per i alsof niets mij meer aanpwve alsof ik dood ben In werd Mozes Flinker opgefLDiJi door de Duitsers en gede*a9 3( teerd. Hij keerde niet teruP*1c DICK HOFLjfc£ I 95-2 Dagboek van Mozes Flid8-69 (1942-1943); uit het H20, breeuws vertaald door~£® Soetendorp. Uitgevj, 91 Amphora. Prijs 19,50. ipsieie 25" f730. ►545. Goed nieuws voor de lief hebbers van zeeverhalen: Van Goor heeft onlangs het jeugdboek „De Verstekeling" van Olov Svedelid in de boekhandel gebracht. Het boek, een vertaling uit het Zweeds, speelt in de tijd, waarin machtige zeilschepen nog de wereldzeeën bevoe ren. Hoofdpersoon is de 12- jarige Lars Olausson, die op de vlucht is. De jongen slaagt erin aan boord te komen van een schip van de Oostindi- sche Compagnie, dat China als bestemming heeft. Een maal op zee wordt de jeugdi ge verstekeling ontdekt en de kapitein dreigt hem over boord te gooien. Maar Lars boft: de scheepsjongen was niet komen opdagen toen het schip uitvoer en nu mag hij diens plaats innemen. Lars heeft al heel snel in de gaten dat met het schip merkwaar dige dingen aan de hand zijn, met de bemanning en met name ook met de lading. Het is een avontuurlijke reis. Zo wordt het schip onderweg bijvoorbeeld door piraten overvallen. Maar uiteindelijk komt het toch op haar be stemming aan. Lars kan ho gerop: hij krijgt het aanbod assistent van de beheerder van de Zweedse handelspost te worden. Hij weet echter te veel van het schip en haar lading. Dit spannende jeugdboek laat niet alleen de ontwikke ling van een jongen zien, maar schetst ook een beeld van de scheepvaart tijdens de Gouden Eeuw en de han delsbetrekkingen met China in die tijd. Het lijdt geen twijfel dat de lezers het boek is bedoeld voor kinde- ADVERTENTIE Olov Svedelid: „De Verste keling", vertaling Marijke Haagsma. Uitgeverij Van Goor; 189 blz., gebonden. Prijs: ƒ22,50. ren vanaf 11 jaar er veel plezier aan zullen beleven. LEO HENNY LENING 1985* PER 1991/1935 open bedrag de koers wordt na de inschrijving op 4 juni vastgesteld volgens het tendersysteem jaarlijks op 1 juli in 5 jaarlijkse termijnen van 1 juli 1991 af 4 juni a.s. van 9 tot 15 uur via banken en commissionairs 1 juli 1985 kosteloos bij banken en commissionairs iRAVI der da l And L Bla. „Het Aanzien. 40 jaar vrede?" laat zowel chronologisch als 1^s matisch zien dat, ook al herdenken we dat veertig jaar gelePK°* de oorlog eindigde, het in feite na 1945, geen moment vredig p£ geweest. Ook in landen die niet officieel in oorlog zijn, is vilsio.i slechts een betrekkelijk begrip zolang er armoede en hoiiflrot terrorisme of onderdrukking heersen. Dit overdadig geïllustreerde boek geeft een overzicht in P^g.^ des: zowel het gebrek aan vrede als het streven ernaar koil 37 aan de orde. Deze chronologische hoofdstukken worden atO-160 wisseld met artikelen waarin de problemen naar thema woi*peen behandeld, bijvoorbeeld racisme, de Derde Wereld, dekolon®615 tie en bewapening. Een apart hoofdstuk is gewijd aan de naifc logse Nederlandse geschiedenis. ht Het geheel levert een beeld op van duizenden summiere fel en talloze bekende plaatjes. Samensteller Peter Roorda N overigens niet altijd objectief willen zijn. Hij heeft zich wite go laten leiden door de waarde van de geweldloosheid. De Nefjjern landse en Belgische voorzitter van Amnesty International gaffj^ daaraan hun fiat en voorzagen het boek van een vriendq^,, voorwoord. en). 2 640-7 Het Aanzien. 40 jaar vrede? Uitgave Het Spectrum. San*50 steller Peter Roorda. Prijs 29,50.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1985 | | pagina 8