Jinalë
Voor het eerst op reis na 125 miljoen jaar
Bejaarden
knappen
helemaal
FRIDABARTELS
VANANWB-
Q STEUNPUNT
TORREMOLINOS:
ZATERDAG 18 MEI 1985
BRUSSEL „Hoe hard is het
gegeven van de beesten. Hun
koud bewegen is tot tijd ge
stold, het essentiële van hun
lijven achter glas en dreigend
klaar om alsnog op te ruk
ken".
Zo onder de indruk is de Vlaamse
dichter Geert van Istendael, ook
bekend van het Belgisch tv-jour-
naal, van de 29 iguanodons, die in
het Museum voor Natuurweten
schappen in Brussel staan, dat hij
er een hele bundel prachtgedichten
aan wijdde. Van Istendael is niet de
enige die zich blijft verbazen over
wat ons nog overgebleven is van de
gigantische Iguanodon Dinosaurus,
die meer dan 125 miljoen jaar gele
den over de aarde rondstapte. Meer
dan 200.000 mensen bezoeken jaar
lijks het museum in de Brusselse
Vautierstraat 31 (dagelijks geopend
van 9 30 tot 12.30 uur en van 13.30
tot 16.45 uur, toegang gratis) waar
de geprepareerde skeletten in hun
volle glorie staan opgesteld, inder
daad, zoals de dichter het ver
woordt, dreigend klaar om alsnog
op te rukken.
Na 125 miljoen jaren verblijf in
België gaan er nu een paar op reis
naar Japan, waar naar schatting
meer dan een miljoen mensen zich
tussen 8 juli en 24 november in To
kio en Nagoya aan de voorwereld
lijke wezens zullen vergapen, afge
zien nog van de vele miljoenen die
via de televisie kennis met hen zul
len maken. De verzameling skelet
ten in Brussel is uniek in de wereld
en het heeft maar een haartje ge
scheeld of ze waren nooit, althans
niet in onze tijd, gevonden; ze wa
ren verbrand of als niet voldoende
op waarde geschat vernietigd. We
hebben de geraamten en daarmee
een blik in de pre-historie te dan
ken aan de mijnwerkers Jules Cre-
teur en Alphonse Blanchard, die op
2 april 1878 in het Waalse mijn-
dorpje Bernissart op een bot stootte,
dat zij aanvankelijk voor goud aan
zagen. Spoedig bleek er echter
sprake te zijn van een kerkhof van
29 iguanodons (odon is Grieks voor
tand), behorend tot de grote familie
van de dinosaurussen.
Huiver
Met de vondst was het ook uit met
de sprookjes rond het voorwereld
lijk monster. Uit eerdere opgravin
gen van een duim, een bot en een
paar tanden had men zich laten
verleiden tot de fantasie dat het
dier 35 meter hoog zou zijn ge
weest, met een soort hoorn op de
kop (waarvoor men abusievelijk de
duim had aangezien), die zich
voedde met vlees Op een tentoon
stelling in Londen in 1854 heeft die
fantasie nog geleid tot een recon
structie, die de toeschouwer met
huiver vervulde. Pas na 1878 kon
men, volgens het hoofd van de af
deling fosielen van het museum,
Pierre Bultinck, zich pas echt een
voorstelling maken van de handel
en wandel van de iguanodon Het
dier bleek een gewicht te hebben
gehad van gemiddeld 5 ton, een li
chaamslengte van circa 5 meter,
het was een planteneter met een
voorliefde voor varens, het bewoog
zich met zijn enorme afmetingen
en kleine schedel log voort op twee
grote achterpoten, waardoor het
een hoogte kon bereiken van 10
meter, terwijl de voorpoten in de
lucht zwaaiend voor het evenwicht
zorgden.
Maar alles weet men nog niet. Zo is
niets bekend over de wijze van
voortplanten, evenmin kan men
een wijfje van een mannetje onder
scheiden, kent men de huidskleur
van de iguanodons niet en weet
men niet met zekerheid of ze
warm- dan wel koudbloedig waren.
Bovendien zal het wel eeuwig een
raadsel blijven waardoor de 29
voorwereldlijke „verschrikkelijke
hagedissen" in Bernissart het leven
lieten. Zijn ze als groep verzeild ge
raakt in een moeras, waar ze niet
meer uitkwamen? Werden zij ver
rast door een aardverschuiving?
Hebben zij, zoals in de dierenwe
reld vaker wordt waargenomen,
massaal zelfmoord gepleegd door
niet meer te eten? De skeletten
noch de vindplaats geven het ge
heim prijs.
Buiten België zijn er nog iguano-
donresten gevonden in Zuid-Enge-
land, Spanje. Frankrijk, Noord-
Afrika, Noord-Amerika en in
Centraal-Azië en Mongolië, maar
geen van die vondsten is te verge
lijken met die in België. Vandaar
het uitstapje naar Japan.
AAD JONGBLOED
/eer jong
in f
wfVida praat vol vuur als ze dit alle-
aal vertelt. Volgens haar - knap
en die ouderen juist weer hele-
aal op aan de zonnige Spaanse
;ust. Ze beginnen weer te leven,
zant ze krijgen eindelijk weer ver-
intwoordelijkheid. Ze voelen zich
eer jong. En dan wordt er natuur
lijk ook gevreeën en geflirt. Ze zijn
L-eer blij en gelukkig, maar ook ja-
•ers en kwaad. „We hebben hier
wel eens een bejaarde Nederlander
ir fiehad", zegt Frida, „die was zo
jg'gj Kwaad dat hij met een bijl de voor-
lj—-r ging inhakken bij zijn vrien-
Misschien moest hij bij dat
ikken wel vlug een pilletje onder
Frida Bartels van ANWB's steunpunt in Torremolinos. „Wat ik hier mee
maak, ik zou er een boek over kunnen schrijven".
st, JORREMOLINOS Neder
landse bejaarden die harts
tochtelijk vrijen in de warme
g fjon; corrupte buitenlandse
viaijrtsen die de toeristen met
t eijlechte raad veel geld uit de
Hak kloppen; de versuffende
doMfecten van de Nederlandse
^welvaartsstaat.
ee pet zijn enkele van de onver-
t sdvachte dingen die je tegen-
aniomt als je eens goed rond-
kijkt aan de Spaanse Costa del
ïseifcoi
ip
we|Veinig mensen zullen het beter
j^lien dan de Utrechtse Frida Bartels
2Gin Leon Pecasse uit Maastricht. Sa-
er|men vormen zij het hart en de ziel
netVan het ANWB-steunpunt in Tor-
het centrum van de
Eisende Zuidspaanse kust. „Zeg*
ister eens, heb je geen lekker ios-
ipend wijfje voor me?". Frida wist
liet wat ze hoorde. Gelukkig
ze niet. Per slot van reke-
heeft ze al heel wat meege-
laakt. Vroeger was ze bedrijfsver-
leegster in een grote Utrechtse fa-
•iek met vijfhonderd ruwe bin-
i. Ze herinnert zich nog steeds
de botte expeditiechef, een reus
•an een vent, haar eens huilend
de hals viel. Ze was namelijk de
rste persoon die hem eens gron-
3] ilig de waarheid had gezegd.
hjFrida kan zich dus wel redden. En
;hcdat blijkt ook wel. Want in haar
't v eentje leidt ze het steunpunt van de
y'ANWB in Torremolinos. Ze moest
""rhen toen die Nederlandse be-
irde binnenkwam met die gekke
raag. „Ja, luister eens meneer, ik
an u met veel dingen helpen,
laar ik ben hier pas sinds afgelo-
•n oktober. Ik heb nog geen tijd
had om een kaartenbak aan te
n met loslopende Nederlandse
iwen".
|geir'rida lacht als ze terugdenkt aan
die ondernemende bejaarde Neder-
ander. „Weet je", zegt ze, „ik maak
lier werkelijk van alles mee. Ik
in er wel een boek over schrij-
in". Frida is al twintig jaar weg
lil Nederland. Misschien dat ze
jjuist daarom sommige dingen zo
goed kan zien. „In Nederland wor
den de oude mensen betutteld. Als
je 65 bent, dan tel je niet meer mee.
Dan word je behandeld alsof je
niets meer kunt. Als de kranten in
Nederland schrijven over de be
jaarden aan de Costa del Sol, dan is
Het altijd een zielig verhaal. Dan
Vertellen ze over een omaatje van
tachtig jaar dat half verlamd door
het raam van haar appartementje
res maanden lang naar buiten
kijkt. Nou, vergeet het maar. Als je
jlenkt dat ze zielig zijn, dan heb je
zijn tong leggen, maar dat is nor
maal. Het zijn nu eenmaal niet
meer de jongsten. Maar denk alsje
blieft niet dat ze zijn uitgeblust. Als
ze kwaad of jaloers worden, dan is
dat juist een goed teken. Dat hoort
toch zeker ook bij het echte leven?
Het zijn echt geen tere kasplantjes,
zoals men zo vaak denkt. Weet je,
in heel veel gevallen worden ze
juist suf gemaakt. Suf van de Ne
derlandse welvaartsstaat. Daar tel
je niet meer mee als je bent gepen
sioneerd. Maar schrijf dat maar
niet in de krant, want dan komen
al die honderdduizend thuisblijven
de bejaarden er achter dat ze hier
weer voor vol worden aangezien.
En dan stroomt Nederland binnen
de kortste keren leeg. Dan wordt
duidelijk wie er zielig is. Dat is dan
die oude man of vrouw die bijvoor
beeld in Amsterdam woont en die
's winters niet buiten komt omdat
de trap van de bovenwoning veel
te steil is of omdat het buiten vol
ligt met dikke pakken sneeuw".
Frida is wat je noemt een vrouw
met pit. De kordate verpleegster
zorgt er in haar eentje voor dat het
ANWB-kantoor in Torremolinos
geweldig goed draait. Ze doet het
zelfs zo goed dat de ANWB besloot
voor de eerste keer het centrum de
hele winter open te laten.
V ertrou wensarts
Frida is trouwens niet de enige die
zo denkt over de betuttelende Ne
derlandse welvaartsstaat. Dat vindt
ook Leon Pecasse. Hij is geboren in
Maastricht. Tegenwoordig is hij in
Malaga de vertrouwensarts van de
ANWB. Dat is hij niet zomaar ge
worden. Nee," er gaat een heel bij
zonder, verhaal aan vooraf. En dat
verhaai is misschien wel het beste
bewijs voor wat Frida zojuist alle
maal heeft verteld.
In Nederlapd werkte Leon als che
misch analist bij een papierfabriek
in Maastricht. De darmziekte van
Crohn zorgde er voor dat hij in
1972 vervroegd werd gepensio
neerd. In Nederland had men hem
niet meer nodig. Pecasse werd af
geschreven. Hij kon van de uitke
ring gaan leven. En dat op een
leeftiid van nauwelijks veertig jaar.
Gelukkig kwam Leon een bevrien
de arts tegen. Die raadde hem aan
om in Zuid-Spanje te gaan wonen.
Met z'n vrouw en hond ging hij
toen naar de Costa del Sol. Door
het stabiele klimaat knapte hij
weer helemaal op. Maar Pecasse
werd niet alleen beter. Hij deed
nog veel meer. Hij besloot om me
dicijnen te gaan studeren aan de
universiteit van Malaga. Zes jaar
lang heeft hij keihard gewerkt. Nu
is hij recordhouder op velerlei ge
bied. Hij was de eerste Nederlandse
student aan een Spaanse medische
faculteit, hij is de eerste Nederlan
der die ooit een Spaanse artsentitel
heeft behaald; en natuurlijk is hij
helemaal de allereerste Limburger
die zo'n huzarenstukje heeft ver
richt. „Wat moest ik in Nederland?
Daar was ik afgeschreven. Daar
hadden ze me niet meer nodig. Als
je dan rustig van de uitkering gaat
leven, dan roest je binnen de kort
ste keren weg. De verleiding om
niets nieuws te ondernemen is in
Nederland heel groot. Alles is mis
schien wel veel te goed georgani
seerd. Die verzorgingsstaat ont
neemt je elk initiatief".
Leon weet waarover hij praat. Hij
is namelijk al jaren vertrouwens
arts van het ANWB-steunpunt aaru
Bejaarden in Spanje. „Als je denkt dat ze zielig zijn, nou dan heb je het mie".
Arabieren. Daar lopen me toch een
paar gevallen rond. Soms vraag ik
me af of ze überhaupt wel ooit heb
ben gestudeerd. Het probleem is,
dat je het aan de buitenkant niet
kunt zien. We hebben ooit een Ne
derlandse patiënt gehad, die dacht
slim te zijn. Hij had aan zijn vrien
den naar de allerbeste arts ge
vraagd die er aan de kust te vinden
was. Nou, dat zou dan een Arabier
zijn die nota bene de lijfarts van
een stinkendrijke oliesheik was. De
hele wachtkamer van die dokter
zag er prachtig uit. Overal grote
spiegels en dik marmer. Die arts
onderzocht hem niet eens. Nee, hij
bekeek hem alleen maar. „Me
neer", zegt hij, „u heeft een long
ontsteking". Die Nederlander krijgt
wat pillen en gaat weer naar huis.
Maar na drie dagen is hij nog niet
beter. Uiteindelijk komt hij hier
naar toe. Hij had geen longontste
king, maar een acute blaasontste
king. Wel even een verschil!".
Als je dit allemaal zo hoort, lijken
de waarschuwingen van de
ANWB-arts wel op zijn plaats. „Als
iemand iets ernstigs heeft, moet hij
onmiddellijk naar een van de grote
ziekenhuizen gaan. Er zijn wel goe
de buitenlandse privé-klinieken,
maar die zijn vaak moeilijk te vin
den. Je kunt helaas ook niet altijd
afgaan op de raad die je van ken
nissen krijgt. Want sommige artsen
geven je gewoon een spuit met een
cortison-achtig produkt. Dan voel
je je onmiddellijk weer kiplekker.
Maar zo'n middel onderdrukt al
leen maar de symptomen van de
ziekte. Je wordt er niet beter van.
Maar dat zal sommigen van die art
sen een rotzorg zijn. Die toerist is
over tien dagen toch weer in zijn
eigen land. Laten ze het daar maar
uitzoeken, denkt hij dan. Voor een
sneetje in je vinger kun je natuur
lijk best naar een particuliere kli
niek. Dat is zelfs nog beter, want
de gewone afdelingen in de grote
ziekenhuizen zijn vaak overvol.
Daar is het in vergelijking met Ne
derland wel wat rommeliger. Het is
er druk en het hangt er soms vol
rook. Maar ja, dat is nu eenmaal
een beetje de Spaanse mentaliteit.
Voor ernstige gevallen word je in
die ziekenhuizen echter uitmun
tend behandeld. Vraag het in zo'n'
geval echter niet aan de portier
van je hotelletje. Want als die je
hoort roepen „Medico, medico",
nou, dan weet hij wel een vriendje
in een of andere kliniek, en dan is
het „God zegene de greep". Schrijf
jij nou maar in de krant dat de
mensen die echt ziek worden hier
naar het ziekenhuis moeten komen
of moeten opbellen naar de ANWB,
in Torremolinos. Daar zit Frida
Bartels, een fantastische meid. Dan
komt alles wel goed. En dan zijn
wij ook tevreden. Want we zijn wel
lang weg uit Nederland, maar wij
zijn elke keer weer blij als we ie
mand kunnen helpen uit ons va
derland. En vergeet ook niet dat
verhaal op te schrijven over die be
jaarden. Hier worden ze weer ge
lukkig. Frida en ik denken er zelfs
over om binnenkort te beginnen
met een huwelijksbureau. Hoewel,
laat dat maar, dat knappen die oud
jes zelf wel op. Doe de groeten
maar aan het vaderland".
PAUL VAN DER VOORT
niet alleen met de Nederlandse
merknaam, maar ook met de alge
mene soortnaam. Dat briefje hoeft
echt niet in het Latijn te zijn ge
schreven. In het Engels is het ook
goed. Dat kunnen de artsen hier te
genwoordig echt wel lezen. We zit
ten toch zeker niet in de rimboe?".
Privé-klinieken
De heer Pecasse heeft ongetwijfeld
gelijk als hij zegt dat de Costa del
Sol al jarenlang geen rimboe meer
is. Maar toch is het ook niet alle
maal rozegeur en maneschijn.
Want een beetje oerwoud treffen
we er toch wel aan. Dat oerwoud is
de jungle van de buitenlandse pri
vé-klinieken aan deze kust. Leon is
het hier helemaal mee eens. Hij
kan ook moeilijk anders, want hij
heeft van dichtbij al heel wat dra
ma's meegemaakt. Ook de vrouw
van Leon Pecasse kan er over mee
praten. Met haar meisjesnaam heet
ze Gerda Geele. Oorspronkelijk
komt ze uit Valkenburg. Gerda zit
ook niet stil aan de Costa del Sol.
Samen met nog een tiental andere
Nederlanders heeft zij een vertaal
dienst opgericht in het grote zie
kenhuis Carlos Hayo van Malaga.
Dag en nacht zijn de dames paraat.
Vaak zijn ze de reddende engel
voor een zieke toerist die geen raad
weet met die vreemde Spaanse taal.
Gerda vertelt een voorbeeld van de
mafia onder de buitenlandse artsen
aan de kust: „Die privé-klinieken
zijn opgericht door buitenlanders
die een paar talen spreken. Zij pro
fiteren ervan dat de Spaanse artsen
vaak zo'n slechte naam hebben. Ze
zorgen dat de praktijk er piekfijn
uitziet. Dan komen de klanten van
zelf. Vorige week was er hier een
Engelse vrouw. Ze had vreselijke
hoofdpijn en moest overgeven.
Toen werd ze door een particuliere
arts naar een van die privé-klinie
ken gebracht. Daar zei de dokter
dat er niets aan de hand was. „Rus
tig maar mevrouwtje, u hebt alleen
de maag wat van streek". Die dame
was echter zo stom geweest om
zonder reisverzekering op vakantie
te gaan. „No money, no money",
zei ze tegen de arts. Die had dus
snel in de gaten dat er weinig te
vangen was. Daarom stuurden ze
haar onmiddellijk door naar het
staatsziekenhuis Hospital Civil.
Daar kwam ze Leon tegen. En wat
een geluk voor die dame dat ze
geen geld bij zich had. Want toen
wij haar hier onderzochten, kwam
er heel iets anders uit. Ze was op
sterven na dood. Ze had namelijk
een zeer ernstige hersenvliesontste
king".
De allerbeste
De ANWB-arts schudt bijna wan
hopig het hoofd als hij weer terug
denkt aan het verhaal dat zijn
vrouw vertelt. „Weet je", zegt
Leon, „ik kan je nog wel een paar
sterke verhalen vertellen. Maar
eerst moet ik natuurlijk wel onder
strepen dat natuurlijk niet alle bui
tenlandse klinieken slecht zijn. Er
zitten ook goede artsen bij. De on
betrouwbare klinieken zijn vaak
bemand door Zuidamerikanen en
Leon trilt van verontwaardiging
als hij hieraan terugdenkt. „Aan
die dodelijke kanker was inder
daad niets meer te doen. Maar dan
nog laat je iemand toch niet zomaar
stikken!". Volgens hem wordt er
ook vaak roekeloos met de Neder
landse bejaarden omgesprongen.
„Ze krijgen van de dokter toestem
ming om zes maanden naar Zuid-
-Spanje te gaan", zo zegt Leon.
„Dan heeft de dokter gezegd: „Me
vrouw, neemt u die rooie, die blau
we en die witte pilletjes maar
mee". En dan komen ze hier. Met
hun enorme doos pillen. Het enige
dat er dan vaak opstaat is „vier
maal daags innemen. Apotheker
Jansen". Maar God mag weten wat
er in zit. Dat zeggen de Nederland
se artsen er nooit bij. De bejaarden
worden zonder medisch briefje
naar het buitenland gestuurd. En
als er iets misgaat, zegt de Neder
landse arts dan, komt u dan maar
onmiddellijk naar huis. Nou", zegt
Leon Pecasse, „alsof dat allemaal
zo eenvoudig is. In ernstige geval
len kun je een patiënt niet zomaar
op een brancard gooien en naar
Overwinteren in Spanje, de mensen knappen er helemaal van op.
Het echtpaar Pecasse, in Spanje actief als respectievelijk arts en ver
taalster voor Nederlanders.
Roekeloos
de mooie Costa del Sol. Daar maakt
hij werkelijk van alles mee. „Elk
jaar komen hier steeds meer Ne
derlandse overwinteraars. In het
begin zijn ze nog wat bang. Maar ze
komen er al snel achter dat ze nog
helemaal niet zijn uitgeblust. Hier
leven ze weer op. Het is alleen jam
mer dat ze vanuit Nederland zo
slecht worden begeleid. Af en toe
maak je dingen mee die werkelijk
onvoorstelbaar zijn. Veel Nederlan
ders denken dat de Spaanse zieken
huizen zo slecht zijn. En dat de Ne
derlandse artsen altijd fantastisch
zijn. Nou, schrijf het maar op je
buik: we hebben hier ooit een Ne
derlandse jongen gehad. Zo'n twin
tig jaar oud. Een ongeneeslijke
kankerpatiënt. Zijn Nederlandse
dokter zei „Ga jij maar gerust op
vakantie. Dan geniet je nog wat
van je leven". Maar die dokter ver
telde er niet bij, dat hij een zware
vochtophoping in zijn longen had.
Toen hij met de bus in Granada
aankwam, zakte hij volledig in el
kaar. Hij kon geen adem meer ha
len. Bijna was hij gestikt. Hier in
het ziekenhuis hebben we vijf liter
vocht uit zijn longen gehaald. Toen
kwam hij weer bij. Daarna hebben
we zijn Nederlandse arts gebeld.
Weet je wat die zei? „Waarom heb
ben jullie dat in hemelsnaam ge
daan? Die jongen is opgegeven".
Amsterdam sturen. Bovendien, dat
is vaak helemaal niet nodig. De
mensen denken dat de artsen en de
ziekenhuizen hier allemaal zo
slecht zijn. Daar klopt weinig van.
Ik moet toegeven dat de Spaanse
huisartsen van het ziekenfonds niet
allemaal even goed zijn. Maar de
specialisten in de staatsziekenhui-
zen zijn de grootste vakmensen die
er te vinden zijn. Ze zijn fantastisch
goed. Als je in Spanje iets ernstigs
krijgt, moet je je geen twee keer
bedenken. Dan moet je onmiddel
lijk naar een groot ziekenhuis gaan.
Hier in Malaga zijn dat er twee: het
Hospital Civil en het ziekenhuis
Carlos Hayo. Schrijf dat maar ge
rust op. Dan kunnen de mensen
het noteren in geval ze hier in de
buurt op vakantie gaan. En zeg er
dan meteen maar even bij, dat de
patiënten die iets mankeren er bij
hun arts op aandringen dat ze een
briefje meekrijgen. Daar moet op
staan wat ze mankeren en wat voor
pillen ze slikken. En dan natuurlijk