„Polen een verloren land" Poolse oud-strijders als één man achter „die fantastische paus" Joodse overlevende van Auschwitz terug naar hefI land van de moordenaar: ?~p IMSMM STANISLAW WERNER: geen visum. jscon derla Dr Al pijffl rtiri ;n m ertea yeno Het spreekt vanzelf, dat de vereniging van Poolse oud strijders in Nederland graag acte de présence had gegeven tijdens het bezoek van paus Johannes Paulus II aan Ne derland. In een oriëntatiege- sprek met vertegenwoordigers van het organisatiecomité werd echter medegedeeld, dat de ex-militairen onder geen beding in de Poolse taal met hun landgenoot Karol Woytila zouden mogen converseren. „Het was een verbod waar niet aan te tornen viel", be merkte voorzitter Stanislaw Werner al gauw en dat schoot hem onmiddellijk in het ver keerde keelgat. „Het is volstrekt belachelijk en zeer vernederend voor ons dat wii de paus niet in onze eigen landstaal mogen begroeten", concludeert hij. „Dat is een restrictie, die wij niet mogen en kunnen aanvaarden". Daarom is te elfder ure besloten, dat de in Nederland woonachtige Poolse oud-strijders voor hun ont moeting met de paus zullen uitwij ken naaf Brussel, waar het wel wordt toegestaan om met ^ïem in het Pools te praten en te zingen. „In Nederland zullen wij nu alleen met een zo groot mogelijke delega tie aanwezig zijn bij zijn aankomst op het vliegveld Beek", voegt Wer ner eraan toe. „Tussen die hon derdduizend anderen zullen wij waarschijnlijk onzichtbaar blijven. Maar op die manier willen wij toch onze solidariteit tonen met deze fantastische man". Groot leider Zijn bewondering voor Johannes Paulus II licht Werner graag nader toe: „De paus voldoet aan alle eisen die je aan een echt grote leider moet stellen. Hij heeft visie en cha risma. Ik heb teksten van hem ge lezen, die buitengewoon verhelde rend zijn. Daaruit blijkt, dat hij feilloos aanvoelt waar het gevaar dreigt en wat er gedaan moet wor den om dat gevaar te bezweren. Wat hij nu consequent probeert, is de geestesstromingen met elkaar te verzoenen, zodat de katholieke kerk weer een hechte eenheid wordt, een rots in de branding van tegengestelde meningen. Niemand kan op welk gebied ook deze paus overtreffen. Hij heeft in zijn leven niet alleen een onvoorstelbare hoe veelheid kennis vergaard, maar die ook verwerkt. Daarom laat hij zich door niemand overdonderen, hij weigert zich op zijpaden te laten manoeuvreren. Deze paus weet, dat hem nog maar bitter weinig tijd ge gund is om de zaken te regelen, orde te scheppen in de chaos. Het is vijf voor twaalf. Hij wil hoe dan ook klaar zijn, de werkelijk belang rijke dingen van het leven op een rij hebben, voordat het te laat is". Bezorgdheid „Daarom is het doodjammer, dat er in Nederland mensen zijn, die moeite met hem hebben. Voor mij is het een bewijs, dat ze de paus niet kennen, zijn bedoelingen niet doorgronden en zijn bezorgdheid niet willen delen, omdat ze de ge varen over het hoofd zien. Ik houd van Nederland, dat staat voorop, en ik kan als genaturaliseerde Pool begrijpen waarom de Nederlanders zo'n hoge dunk van zichzelf heb ben. Daar hebben ze recht op. Want ze hebben in de loop der eeu wen genoeg gepresteerd. Maar wat er de laatste jaren in Nederland ge beurt, is niet goed te praten. Dit land heeft zich net zo lang vrijhe den veroorlooft, totdat het volledig gedemoraliseerd was. En niemand vraagt zich af: bieden die zoge naamde vrijheden nu wel voldoen de garantie voor de toekomst? Of is het een vorm van hersenspoeling, die mensen moreel en geestelijk ontwapent?". derland volop aan de gang. Het is een revolutie, die op het punt staat te verworden tot een allergie. De fiijn die Nederland op dit moment ijdt en waardoor bijna niemand zich meer gelukkig voelt, wordt veroorzaakt door de spanningen die zijn ontstaan bij het verleggen van de grenzen van het leven. Er wordt geen geloof meer gehecht aan de heilzame werking van een hiërarchie. Aan de solidariteit tus sen mensen. Massaal zijn de Neder landers de Rubicon overgetrokken, de rivier tussen Italië en Gallië, waar zoveel kwaad doorheen stroomt, dat overschrijding fatale gevolgen heeft. Julius Caesar heeft het al in 49 voor Christus gepro beerd. Hij trok met zijn legers over de Rubicon en werd prompt versla gen". Valse sentimenten „Het wordt tijd, dat Nederland wakker wordt. Het wordt tijd, dat men in dit land erkent, dat de be zorgdheid van de paus hem niet wordt ingegeven door valse senti menten. Wat hem bezielt, en waar voor hij de halve wereld rondreist, is een morele bewapeningswedloop, die hij moet winnen om de wereld voor de ondergang te behoeden". LEO THURING ZATERDAG 4 MEI 1 f BERLIJN „Toen ik mijn vrienden in Amerika vertelde dat ik terug ging naar Duits land, klapten t ze helemaal dicht. Dat werd me erg kwa lijk genomen. Ik werd overal met een ijzig zwijgen ont haald. Het heeft lang geduurd voor ze weer wat ontdooiden". De zestigjarige jood Gunter Ruschin, overlevende van de hel van Auschwitz, heeft een stap gezet, die velen in de joodse gemeenschap nooit zul len kunnen begrijpen. Hij is teruggekeerd naar het land van de moordenaars, naar Duitsland. „Hier in Berlijn", zegt hij zacht, „kan men le ven. Hier is het graf van mijn moeder". Een onopvallend huis in het hart van Berlijn. Niets duidt er op dat hier de leiding van de Joodse Ge meente in West-Berlijn is gehuis vest. Ook de naamkaartjes bij de bel geven geen enkel uitsluitsel over de bewoners. Eenmaal binnen in het voorportaal wordt het pas echt beklemmend. Een portier en een bewaker monsteren het bezoek langdurig vanachter een glazen wand. Vervolgens wordt de deur geopend en mogen we binnen. Er volgt een grondige controle op wa pens. De inhoud van de zakken wordt op een stoel gedeponeerd. Fotograaf Anders Schoelzel moet zijn zware koffer helemaal leegma ken. Daags daarna zal hetzelfde ri tueel zich herhalen. Dan mogen we omhoog naar de derde verdieping, waar Ruschin zijn bureau heeft. „Het is triest dat we ons zo moeten barricaderen", zegt Ruschin, „maar het is nodig. Een tijd geleden werd hier beneden een pakje afgegeven. De naam van de afzender was be kend in de joodse gemeenschap. Toen de portier begon uit te pak ken, kwam er in een keer een stuk 'draad tevoorschijn. Onmiddellijk werd de politie gewaarschuwd. Het bleek een zware bom te zijn. Mijn vrouw werkt hier bij een joodse in stelling. Daar ontplofte tien jaar ge leden op een weekeinde een bom, die grote schade aanrichtte". Veertig jaar na de oorlog en de massa-moord op hun volk moeten de ruim 6.000 Berlijnse joden voort durend oppassen voor rechts ex treem geweld. Bij de synagoge in de stad staan altijd politie-mensen met het geweer bij de hand. Het joodse kerkhof wordt extra in de gaten gehouden om te voorkomen dat agressieve grafschenners een kans krijgen. De angst zit er nog zo in dat Ru schin niet gefotografeerd wil wor den. Hij zou herkend kunnen wor den. Mijn opmerking dat de kans dat hij problemen krijgt door een publikatie in een Nederlandse krant toch wel minimaal is, wuift hij weg met de opmerking: ,.Je kunt nooit weten". Ook tijdens het tweede gesprek, de volgende dag, is hij niet te vermurwen. Duimschroeven Als Hitler in januari 1933 aan de macht komt is Gunter Ruschin acht jaar. Ruschins' ouders onderschat ten het gevaar. „Ik weet nog dat mijn vader zei: Dat duurt maar een half jaar. Maar ze wisten al snel be ter. De duimschroeven werden steeds vaster gedraaid. Vooral mijn moeder wilde weg, maar ze stierf in 1939. Daarna wilde mijn vader graag naar de Verenigde Staten, maar dat land hield, zoals veel an dere, de deur dicht. Mijn zus kon wel weg. Ze kon bij een arts in Cambridge als ziekenzuster gaan werken. Maar na een periode van twijfel besloot ze toch in Berlijn te blijven. Ze wilde mijn vader en mij niet in de steek laten. Dat was haar doodvonnis. Mijn vader en mijn zuster zijn in Auschwitz om het le ven gekomen". „Ik had een eenjarige opleiding als lasser gehad en dat heeft later mijn leven gered. In april 1941 moesten wij in de bewapeningsindustrie gaan werken. Van zes uur 's mor gens tot zes uur 's avonds en de week daarop van 's avonds zes tot 's morgens zes. Ik moest laswerk doen, mijn vader projectielen poet sen. Dat duurde tot februari 1943, toen de nazi's ernst gingen maken met de Endlösung. De SS omsingel de alle fabrieken in Berlijn waar nog joden werkten. Ik werd op straat opgepakt. Mijn geld en mijn horloge werden meteen ingepikt. Ik weet nog dat een SS-er mijn handschoenen erg mooi vond en ze bij zich stak". „De 60.000 joden van Berlijn wer den per trein afgevoerd. Dat beeld van het perron vergeet ik nooit meer. Daar stond Alois Brunner, een medewerker van Eichmann, die nu waarschijnlijk in Syrië leeft. Hij was zeer elegant gekleed, hij droeg een mooi zwart streepjespak. In zijn hand had hij een rijzweep en deze keurig uitziende man sloeg er keihard, maar heel gediscippli- neerd op los. Het was een hels ge schreeuw van vrouwen en kinde ren. Hij probeerde er zoveel moge lijk letterlijk de wagons in te' slaan". „Ik zat in Auschwitz III, het kamp Monowitz, waar IG Farben synthe tische benzine probeerde te maken. Vooral de eerste tijd was afschuwe lijk. Een leerling-slager, een bonk van een kerel, die een kop groter was dan ik, was na een maand in het kamp zo kapot dat hij naar de gaskamer werd gestuurd. Het was Het joodse kerkhof in de etad. In West-Berlijn wonen anno 1985 nog slechts 6.000 joden. fcer t. [het jerstt tijd mijn geluk dat ze in het kampvic!l*® mensen nodig hadden. Ik weet dat ik buiten stond te lassen, J* mijn enkels in het water. Dat J? levensgevaarlijk. Ik vroeg opz [f11*1 ter Weber van IG Farben om gi der mi-laarzen, maar hij weigerde. jn Wi SS-er had dat gehoord en zei rcschr koel tegen de opzichter: „Wij tal D< moorden hier de joden, jullie ni ij he Ik kreeg mijn laarzen. Na de ooialhu kwam ik Weber in Berlijn op sti >lirei tegen. Hij kende mij niet mi Toen ik mijn naam noemde wi hij lijkbleek. Ik zei: „Ga opzij, wil u nooit meer zien, wam volgende keer kan ik niet voor, gevolgen instaan". Geselecteerd „Mijn vader heb ik in Ausch' nog een keer gezien. Hij werd .al vier weken „geselecteerd", zoals dat noemden. Hij was 45 jaar. zus heb ik na de scheiding mannen en vrouwen bij aanki nooit meer gezien. Al mijn instio>ie ten in het kamp waren er op I0)je richt van dag tot dag te 0Ver^evth€ Dat was vooral in de laatste daf voor het einde van de oorlog?1? v' grote angst, dat er toch nog iets fijt C gebeuren". Je) Si „Ik heb tachtig ophangingen geaetge in het kamp. Er was een jonju c van veertien jaar, die een R,rlr aardappels had gestolen. Hij zei F hij er spijt van had en het n4e1 meer zou doen, maar hij werd jecer gehangen. Hij spartelde nog en i zijn benen en een SS-er trokkj.' aan, zoals iemand aan een harlel trekt, om de strop verder vast. snoeren" 'K De laatste maanden van de oo£ brengen nieuwe verschrikking. Omdat de .Russen in aantocht wordt Auschwitz geëvacueerd.^ voet gaat het naar het concentraL*? -kamp Buchenwald en van daaf^' na korte tijd weer verder. Wie r p meer mee kan, wordt doodgescl"\ ten. Van Ruschins' 1.400 man sf j, ke groep blijven er uiteindelijk rV over. Op 8 mei 1945 ondertekent, Duitse generaal Wilhelm Keitef Berlijn de capitulatie-oorkonde.j oorlog is afgelopen. Ergens bij|at j. Tsjechoslowaakse grens laat de Ruschin en zijn medegevanger.' vrij. „Ik liep ongeveer drie kiloi ter en toen zag ik een AmerikaaL jeep. Ik moest huilen als een k^f kind". j Na een kort verblijf in Berlijn, v huist Ruschin naar Chili, waar[ha(j als koopman actief is in de han met grondstoffen. Hij trouw-t-j krijgt twee kinderen. In 1970 vl trekt hij naar de Verenigde StaÉ maar hij krijgt, net als zijn val vraagt hem dan om terug te k< naar de vroegere hoofdstad or helpen bij de opbouw van de kT< joodse gemeenschap. Ruschin het. „Hier kan men leven", zegi opnieuw. Maar voelt hij er zich echt thuis? „Bespaar me dat", woordt hij. „Wat is thuis? Ik nergens thuis. Ik kan nergens t blij om zijn, me nergens ecl over verheugen. Dat kan ik si die tijd niet meer". ^p.. „Als ik hier lees dat er in witz geen joden zijn vergast of Lj j het dagboek van Anne Frank vervalsing van de geallieerde: dan word ik gek. Dan zou i] naar buiten kunnen lopen enfBt' t vijgen gaan uitdelen". Ook de maandenlange discuss jj de Bondsrepubliek of en h< achtste mei 1945 herdacht worden, zijn een voortdurende] gemis voor de overlevende Auschwitz. „Het is toch de dag de bevrijding? Voor mij is de a ste mei 1945 mijn tweede verji dag. Toen werd ik voor de twi keer geboren". GERARD KESS1 VENLO Drie grenzen en vele honderden kilometers liggen er tussen Warschau en het sombere flatgebouw aan de zacht glooiende oostzijde van Venlo, waar Stanislaw Emanuël Werner het heim wee naar zijn geboorteland Polen steeds beter onder con trole krijgt. Sinds 1946 heeft hij met patriottische koppig heid volgehouden, dat het verblijf in Nederland op een geografisch en politiek mis verstand berustte en dat de te rugkeer naar de stad van zijn hart nog slechts een kwestie van overzichtelijke tijd was. Pas gaandeweg begreep ook hij, dat zijn optimisme alleen nog dekking kreeg van illu sies, die geen enkel houvast hadden in de realiteit. „Het is afschuwelijk het te moeten toegeven", zegt hij, „maar ik heb geen andere keuze meer. Op het vaandel van mijn regiment stond, dat er tot de laatste druppel bloed gestreden zou worden voor een vrij en democratisch Polen. En dat heb ben wij toen, in 1939, zes weken volgehouden. Dat was een prestatie die geen enkel ander land in Euro pa heeft kunnen evenaren. En daar zijn wij Polen dan ook niet weinig trots op. Het Duitse leger was im mers oppermachtig en Hitier ver onderstelde dan ook, dat hij ons volk binnen enkele dagen op de knieën zou dwingen. In feite ge beurde dat pas in oktober, nadat de Russen ons in de rug hadden aan gevallen". „Voor ons betekende dat tweede front de doodsteek. Ik kwam als tweede luitenant, groen als gras, net van de Militaire Academie en werd van de ene op de andere dag naar het zuidoosten van Polen ge stuurd om tegen de vijand te vech ten. Een vijand overigens, die niet voor de eerste keer probeerde Po len te overmeesteren. Mijn land is al eeuwen een speelbal voor Slaven en Germanen, die keer op keer ge probeerd hebben de grenzen van hun eigen territorium te verleggen. Voortdurend is ons volk door hun legers in de diepste ellende gedom peld. Maar steeds wist het op een miraculeuze wijze te overleven en kreeg het zijn vrijheid terug". Tranen „Op dat wonder durf ik nu niet meer te hopen. Ik beken dat met tranen in mijn ogen. In het politie ke spel der grootmachten is geen ruimte meer voor een bevredigen de oplossing op korte termijn. Ik heb daar jaren op gehoopt, voor ge vochten en gebeden. Het kon im mers niet waar zijn, dat de Polen, die zo overduidelijk georiënteerd zijn op het Westen, blijvend onder de knoet van een Slavisch volk zouden moeten leven". „In mijn wanhoop klampte ik mij vast aan cijfers en statistieken, die zwart op wit bewezen, dat slechts twee procent van ons volk lid is van de communistische partij. Maar ik vergaf daarbij, dat die twee pro cent met steun van de Russen wel kans heeft gezien de overgrote meerderheid der Polen vleugellam en monddood te maken. Het is een terreur, die tot in de hoogste per fectie wordt uitgevoerd. Het wan trouwen is inmiddels zo groot, dat geen Pool zijn eigen buurman nog in vertrouwen durft te nemen; de ondergrondse bewegingen zitten hopeloos gevangen in een verra derlijk web en kunnen geen kant meer uit. Dit arme Polen, waar ik hartstochtelijk van houd, is voorlo pig tot niks meer in staat. Dit is een verloren land". Bierkaai „Het heeft trouwens geen enkele zin om bij de eerste de beste provo catie naar de wapenen te grijpen. Want het is toch vechten tegen de bierkaai. Toen Solidariteit enkele jaren geleden een reëel gevaar dreigde te worden, werd er geroe pen: „Laten ze maar oppassen, want anders komen de Russen". Maar die Russen zijn al lang in Po len. Ze hebben midden in het land een basis, die vele malen groter is dan die van de NAVO bij Mün- chen-Gladbach. Vele tienduizenden Russen staan daar tot de tanden toe bewapend klaar om uit te rukken. De vijanden zijn dus al massaal aanwezig in Polen. En als dat aan tal niet voldoende is om een op stand in de kiem te smoren, kun nen versterkingen binnen het uur vanuit Rusland worden overgevlo gen. In de moderne oorlogvoering kost het echt geen enkele moeite om hele regimenten vliegensvlug naar bedreigde plaatsen te dirige ren. Nee, in de Tweede Wereldoor log heeft Polen met meer dan zes honderdduizend doden al een te groot offer gebracht. Wij moeten nu zuinig zijn op het Poolse bloed". „Toch haat ik de Russen niet. Ik haat alleen hun systeem, dat ver derfelijk is. Lees er de boeken van Marx en Lenin maar op na. Dan huiver je. Ik ga ook niet meer naar Polen. Tien jaar geleden ben ik er voor het laatst geweest. Sindsdien breng ik de moed niet meer op het risico te wagen. Ik heb toen de be grafenis van mijn moeder bijge woond en dacht op dat moment: het komt wel goed; Stanislaw Wer ner komt binnenkort terug in een vrij en democratisch Polen. Maar de kans daarop is verkeken. Ik heb mij daarom verzoend met het idee, dat ik mijn land niet terug zal zien". Bomenzee Staande voor het keukenraam van zijn galerijflat op de zesde etage kan Werner de bomenzee van het Reichswald zien. De grens is vlak bij. Enkele minuten met de auto. Daarachter ligt het nu verdeelde Duitsland, dat op een september- ochtend in 1939 nog eensgezind met een goed geoliede oorlogsma chine zijn vaderland overweldigde. Zes weken later was die ongelijke strijd voorbij en capituleerde Polen voor de overmacht van de Russen en Duitsers. Met tienduizend ande re Poolse militairen vluchtte Wer ner via Roemenië en Hongarije naar het Westen, waar hij uiteinde- ,:.jk Engeland bereikte. Vandaar Stanislaw Werner: „Er wordt in Nederland geen geloof meer gehecht aan de heilzame werking van een hiërarchie". waagde hij na D-Day als kapitein met de Poolse pantserdivisie van generaal Stanislaw Maczek de sprong naar het vasteland van Eu ropa, waar de vijf jaar uitgestelde rekening met erfvijand Duitsland alsnog vereffend werd. Voor gek Na de oorlog besloot Werner niet naar Polen terug te gaan en voorlo pig in Nederland te blijven. Als toen iemand had durven beweren, dat het een definitieve keuze was, had Werner hem spontaan voor gek verklaard. Dat gold trouwens evenzeer voor de tweeduizend Poolse militairen, die hetzelfde be sluit namen en ook in Nederland achterbleven in afwachting van het moment, waarop Polen weer het oude, vertrouwde, vrije land zou zijn. „Dat wachten is tot nog toe duide lijk niet beloond", constateert Wer ner, die als voorzitter van de ko ninklijk erkende vereniging van Poolse oud-strijders in Nederland, Stowarzyszenie Polskich Komba- tantow W Holandii, voortdurend nieuwe initiatieven ontplooit ten bate van zijn onbereikbare landge noten in Polen. „Onze vereniging", legt hij uit, „is beslist geen clubje van zwakke, ontheemde broeders, die in den vreemde twee keer per jaar bij elkaar komen en met een glas wodka in de hand droeve lie deren zingen en en passant hun wonden likken. Wij maken deel uit van een perfect draaiende interna tionale organisatie met afdelingen in 28 landen, waar Poolse ex-mili tairen leven. Dat zijn er met elkaar tien- en tienduizenden. Stuk voor stuk proberen ze hun land op alle mogelijke manieren te helpen. Er worden voedseltransporten georga niseerd, medicamenten en goede ren gestuurd en petities aangebo den. Wij bieden ook hulp aan vluchtelingen en bemiddelen voor hen bij de officiële instanties. Of schoon deze activiteiten duidelijk geen militair karakter dragen, vor men wij in de ogen van Jaruzelski en zijn trawanten toch een gevaar voor de Poolse staat".

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1985 | | pagina 24