Jan Kikkert volgde grillige spoor van twintig eeuwen toerisme in de Lage Landen OPSTAP INNEDERLAND: VAN NUL TOT HONDERD I MILJOEN VRIJE DAGEN - ZATERDAG 4 MEI 1 Openbaar vervoer vond in de Ne derlanden vanaf het midden van de 15e eeuw voornamelijk plaats over bestaande rivieren en meren. Daar kwamen in het eerste kwar taal van de 17e eeuw de verbin dingskanalen bij, die het mogelijk maakten per trekschuit te reizen van Rotterdam via Haarlem naar Amsterdam. Buitenlandse bezoe kers verbaasden zich met name Deze afstandstabel uit 1821 doet op het eerste gezicht modern aan. Maar de onderlinge afstanden staan hier aangegeven In „uren gaans" en wie dat in zoveel uren wilde lopen, moest flink doorstappen. over de stiptheid van de dienstre geling en de frequentie der afvaar ten. Zolang het licht was vertrok op de meeste liinen eens per uur een schuit, die plaats bood aan vijf tig passagiers. Op goed beklante trajecten zoals tussen Amsterdam en Haarlem, Leiden, Gouda en Utrecht voeren er zelfs meer. De trekschuiten waren weliswaar vier T»geH „Modern" openbaar vervoer in de vorige eeuw naar het Schevening 'eth badhuis. De beginperiode van het „moderne toeristenverkeer". verzekerd U vrijelick zo gy oit hun netten geraekt, dat gy dat_._ niet uyt suit komen, tensy gy ^ri kaal en vederloos syt, dat gy |ire< naauernoot een hemd suit hebbr om uw lichaem mee te bedeckerjtnjc In zijn eigen kostelijke boek ,,%e; stap in Nederland", uitgegevl°"r door Fibula Van Dishoek in WeeJ*oeN beschrijft Kikkert vervolgens fm. trektocht, die twee heren v»erK stand, te weten Jacob van Lem en Dirk van Hogendorp, zoon y| de beroemde Gijsbert Karei, 1823 kris kras door de Lage L den maakten. Hun bevinding waren meestal teleurstellend: voren was in hun ógèn „eeh 'ellë dig voorbeeld van verVallen grb heid", Harlingen idem dito. In 1" tem troffen zij slecht geplavt straten aan, in Borculo „eene elk* dige stad, die zich door akelig VB®!?" vallen huizen en met vuilnis feyol dekte straten onderscheidt". Ploc Geertruidenberg en Veére n; noeg dezelfde treurnis: „Eene lendige, in moerassen verzónke,... stad" en „alle kenteekenen van ff'J' diepste verval". ff1 ng BpUi len Met de stoomtrein, die vanaf de trekschuit en de diligence laiTen j zaam maar zeker overbodig ma»1: te, arriveert Kikkert tenslotte r,^ 1883, dat door hem omzichtig, J het beginjaar van het moderns t ristenverkeer in Nederland wt uitgeroepen. Drie jaar eerder 1 de Engelsman Harry Lawson l ~i moderne fiets met kettingaandjfn^p ving uitgevonden. En een jaar far* vond de oprichting plaats vart j' Noord Zuid-Hollapdse Stoomtrai weg Maatschappij. Op 1 mei I£fonc gingen de poorten open van de W reldtentoonstelling in Amsterdam die door het ongehoorde aantal anderhalf miljoen mensen zou w den bezocht. En twee maandP^r daarna werd de Nederlandse Vef®_ cipedisten Bond in Utrecht opg~ richt (in 1885 omgedoopt ANWB). Het Algemeen Handelsblad schr^en in augustus 1883: „Aardiger dfi h iets op de wereldtentoonstellingen K het schouwspel van die ontelbaToe landbouwers en werklieden uit al oorden van ons land". De redacfBl móest overduidelijk nog even wel nen aan het verschijnsel massa-t<£i "1 risme, dat ruim een eeuw later 1^^ I lieve vaderland onwrikbaar in r houdgreep heeft. Eensgezind offert men nu jaarlij I 17 miljard gulden aan de heil^l koe der vakantiegeneugten; er zi ruim vier miljoen auto's in oi land, 400.000 vaartuigen, variërey^ van kapitale jachten tot lekke pil I remagoggels. Er zijn voorts hd™^ derdduizenden surfplanken, ac miljoen fietsen en tientallen recre tfeparken en florerende badplaa „DE HOLLANDSE VROUWEN ZIJN GROOT EN AANTREKKELIJK, BLANK EN ROSE EN MET EEN GAVE HUID" rist is geweest die per schip door baaien, zeearmen, poelen en kre ken door de moerassen der Lage Landen reisde. Aan het einde van die uitputtingsslag schreef hij: „In feite maken wij mensen grote rei zen om dingen te zien waarop wij in onze woonplaats geen acht slaan". Wat evenzogoed een wijs heid is, die tot op de dag van van daag niets van zijn actualiteit ver loren heeft. In die tijd werd elke tocht ten noorden van de Rijn auto matisch een expeditie vol ontberin gen. „Het landschap bestaat uit rui ge wouden ofwel stinkende moe rassen", deelde Tacitus reeds mis prijzend mee. En ter verdere af schrikking liet hij er op volgen, dat deze gebieden bewoond werden slordig groepsverband over vrijwel onbegaanbare wegen naar de pel grimsoorden, waar men werd opge wacht door de voorhoede van de toeristenindustrie: herbergiers, winkeliers, hoefsmeden, wagenma kers en souvenirverkopers, die hun buidels spekten met de duiten van vrome medemensen. Lommerd Deze horde werd op de voet ge volgd door kooplieden uit Lombar den in het noorden van Italië, die het begrip „lommerd" introduceer den, wat hun benaming was van de plaatsen waar zij geld uitleenden Zedeprekers Ook de Italiaanse edelman Lodovi- co Guicciardini uit Florence reisde OOSTVOORNE Veertien miljoen Nederlanders hebben samen in 1985 de beschikking over een buffervoorraad van honderd miljoen vrije dagen, die ze voor een belangrijk deel zullen besteden aan re creatieve doeleinden. Vorig jaar werd er aan dagtochten in Nederland 8,5 miljard gulden uitgegeven, tijdens korte va kanties nog eens 4,1 miljard, bij vakantieaankopen 2,5 mil jard en voor verblijf in hotels en op campings 2,2 miljard gulden. Duizelingwekkende bedragen, die ondubbelzinnig aantonen, dat toerisme in ons land een steeds uitbundiger spuitende bron van inkomsten voor velen is. En dan te bedenken, dat school hoofd Jan Hendrik van Dale uit Sluis halverwege de vorige eeuw het woord toerisme niet kende en in zijn onsterfelijke woordenboek slecht}» gewag maakte van „de toe rist", die hij omschreef als „een rondreizend persoon". In latere drukken van zijn „Dikke van Dale" hebben diverse bewer kers aanzienlijk meer aandacht be steed aan de toerist, die volgens hen iemand is, die het reizen als sport of voor ontspanning beoefent, meestal met het doel verschillende bezienswaardigheden of bekende plaatsen te bezoeken. Vervolgens noemen zij in alfabetische volgorde 27 woorden, die rechtstreeks ver band houden met het toerisme, va riërend van toeristenbalans tot toe ristenzielzorg. Het toerisme is zo oud als de weg naar Rome, stelt Jan G. Kikkert vast in zijn boek „Op stap in Ne derland", waarvan hij het eerste exemplaar afgelopen donderdag in het Haagse Nieuwspoort aan staats secretaris Van Zeil van Economi sche Zaken heeft aangeboden. Deze geschiedenisleraar annex beroeps- vorser uit Oostvoorne volgde het grillig spoor terug en stuitte uitein delijk op Gaius Plinius Secundus Maior, die omstreeks het jaar 70 na Christus de eerste loepzuivere toe met goederen als onderpand. Een van hen was Antonio de Beatis, die in de jaren 1517 en 1518 tijdens een rondreis door de Nederlanden met name onder de indruk kwam van de kleine stad 's Gravenhage op ruim een uur gaans van Delft, die in zijn ogen zo bekoorlijk was, dat zij geen enkele vergelijking behoef de te vrezen. „De stad telt zesdui zend huizen", turfde hij nauwgezet, „en voorts treft men er een heel mooi paleis aan met daarvoor een klein meer en een fraaie kerk". Daarmee gaf Beatis een van de eer ste beschrijvingen van het Haagse Binnenhof en de hofvijver. Danig onder de indruk was Don Antonio ook van de Hollandse vrouwen, wier frisheid van teint, rijzige posturen, gulheid, vriende lijkheid en opmerkelijke kuisheid door hem ten zeerste geprezen wer den. „De Hollandse vrouwen", ver trouwde hij zijn dagboek toe, „zijn groot en aantrekkelijk, blank en roze en met een gave huid. Schoon heidsmiddelen zijn hun onbekend. Helaas hebben zij slechte tanden, misschien door de boter en het bier. Toen is hun adem niet bedor ven, want zij zijn gezond en ze heb ben een goede maag". Voorts prees Beatis nog de eerlijk heid van de bewoners der Lage Landen en vermeldde hij met eni ge verbazing hun zindelijkheid, die zelfs zo groot was „dat zij bang zijn de vloeren van hun huizen te be vuilen. Bij hun deuren treft men een tapijt aan, waarop bezoekers hun voeten dienen af te vegen al vorens binnen te treden". Rechts: Open baar vervoer vond vanaf het midden van de 15e eeuw voor namelijk plaats met de trekschuit over bestaande rivieren en me ren. Daar kwa men in de 17e eeuw de verbin dingskanalen bij. (Gravure van Adriaen van der Venne. begin 17e eeuw). Links. Nadat te gen het einde van de 19e eeuw de fiets met ket tingaandrijving was uitgevonden, kreeg het toeris me een nieuwe impuls. Deze litho uit 1896 toont de Hinde, van de rij- wielfabriek Van Gink en Co te Amsterdam, een Juweeltje van een fiets. (Illustraties uit „Op stap In Ne derland"). tot vijf keer zo langzaam als de vergelijkbare diligencediensten, maar ze kostten dan ook de helft en soms zelfs driekwart minder. En haast had in die tijd vrijwel nie mand. Alleen Karl Marx klaagde in 1843 luidkeels over het trage tempo van de trekschuiten in Ne derland. Stiptheid Eerste reisboek De boekverkoper Jan ten Hoorn zag op het einde van de 17e eeuw reeds duidelijk een gat in de groei ende toeristenmarkt en publiceerde het eerste „Reis-boek door de Ver- eenigde Nederlandsche Provinciën en der zeiver aangrenzende land schappen en koningrijken, bene vens een naauwkeurige beschrij ving der steden, een aanwijzing van de schuit- en wagenvaarten, mitsgaders de bekwaame herber gen daar de reizigers in iedere stad konnen logeerden". In zijn bestsel ler waarschuwde Ten Hoorn de toerist ook „voor dobbelaars, val- sche spelers, hoeren, roovers, die ven en diergelijkcke lieden: want Toerisme is zonneklaar een vP waardige, vitale industrie gewtP1^ den, waar jaarlijks zo'n 200.0kun manjaren in worden gestoken., Vije a neerkomt op ruim 5 procent totale werkgelegenheid in land. Nauwelijks een eeuw geled speurde het schoolhoofd drik van Dale uit Sluis van deze explosieve ont\ en volstond hij met zijn ving van de toerist, die hij rondreizend persoon noemde. Als hij toen geweten had wat vaderland boven het hoofd was zijn Van Dale aanzienlijk ker uitgevallen. LEO tot zeer lang in deze verlichte eeuw, trok een stoomtram zijn roche lend spoor door (onder ander) de binnenstad van Delft. Voor velen die in Scheveningen wilden uitwaaien, bood dit monster 's zomers de enige zeer tijdrovende manier van reizen. Toch hadden enkele voorname sin- jeuren uit Holland reeds in 1692 de euvele moed gehad om gezamenlijk een verkenningsreis door Drente te maken. Na hun behouden thuis komst berichtten ze er over zoals men in de twintigste eeuw een bloedstollende safari door de bin nenlanden van Brazilië beschrijft. Houten palen bij de ene konden ze ternauwernood de volgende zien wezen hun de weg door zuigen de moerassen. In het dorp Beilen hielden zij halt voor een maaltijd, waarbij „de morsigheyd ons alles deed degouteren". Beilen, jammer de men in het dagboek, is een spe lonk van desperatie. Verderop Werd het er al niet beter op. De zogenaamde hoofdplaats As sen was in hun ogen slechts een „ghemeen dorp" waar het drink water al even drabbig was als in Beilen. Drie eeuwen Pas in 1915 werden de laatste dili- gencelijnen tussen Gouda en Schoonhoven en Utrecht en Har- melen opgeheven. Als geregeld openbaar vervoer hadden zij het toen ruim drie eeuwen volgehou den. Wie het betalen kon, nam ove rigens een huurrijtuig. Vooral in de 18e eeuw was dat het favoriete ver voermiddel voor zakenlieden, beursspeculanten en rijke vagebon den, die ook wel „toeristen" wer den genoemd. Voor een rit van Amsterdam naar Haarlem moest vijf gulden worden betaald, wat een fortuin was in vergelijking met de acht stuivers die men kwijt was voor dezelfde rit per diligence en voor de vier stuivers voor een tocht per trekschuit. Dat een reis per huurkoets ook al geen pretje was ontdekte Nicolaas Beets aan den lijve. Onder zijn schrijversnaam Hildebrand bracht hij daar op beeldende wijze verslag over uit: „Men zet ons in een schokkende, nauwe, dreunende, vuile, tochtige, harde, tuitelige doos op vier wielen; in de ene hebben wij geen plaats voor onze dijen, in de andere geen ruimte voor onze knieën. Uit deze komen we met be vroren tenen, uit gene met een stij ve nek. Wij rijden ons ziek, wij rij den ons hoofdpijn. Wij menen gek te worden van het gesnor aan onze oren en het gedender aan onze voe ten. En dikwijls denken wij er, on der het dooreenwerpen onzer inge wanden, met bekommering aan, wat gelukkiger zou zijn: dood of le vend er uit te komen" door vechtlustige roodharige lie den. Na de ineenstorting van het im mense Romeinse rijk duurde het tot in de middeleeuwen voordat er weer sprake was van toeristische belangstelling voor de noordelijke streken. Doorgaans betrof het be devaartgangers die huis en haard ontvluchtten om boete te doen of in hun diepe nood de hulp in te roe pen van de Heer en diens gecano niseerde oogappels. Hoog en laag, rijk en arm, geletterd of eenvoudig, men trok eensgezind en veelal in intensief door de Lage Landen en publiceerde zijn bevindingen rond 1567 in een boek, waarin hij zijn bewondering verwoordde voor de Nederlandse strijdbaarheid, de smaakvolle binnenhuizen, de vak bekwaamheid van ambachtslieden en zeevarenden en de kundigheid van de Nederlandse kooplieden. Forse kritiek had hij op de koel heid, de afstandelijkheid en de ver regaande zedeprekerij der Hollan ders. En een uitgesproken afkeer had hij van onze drankzucht, schraapzucht en koppigheid. Om zijn oordeel enigermate te verzach ten voegde hij er aan toe, dat de drankzucht volgens hem het gevolg was van het sombere en vochtige klimaat, dat zijns inziens uitermate droefgeestig was en leidde tot de zwaarmoedigheid, die het overma tig drinken in de hand werkte. Gouden eeuw De Gouden Eeuw veroorzaakte een ware toeristische springgolf in de Nederlanden, ontdekte Kikkert tij dens zijn intensieve bestudering van tientallen vergeelde folianten. Het toerisme in die periode bleef overigens voornamelijk voorbehou den aan een, selecte bovenlaag uit de samenleving die in negen van de tien gevallen niet verder kwam dan de stad Amsterdam en nog eni ge plaatsen in het gewest Holland. Volgens Friedrich von Guenderro- de, kamerheer van de markgraaf van Baden, was dat ook niet nodig. „Wie Amsterdam gezien heeft", schreef hij in 1774, „die heeft de kwintessens en tegelijk ook het voorbeeld van alle Hollandse ste den gezien". Beroepsvorser JanG. Kikkert: door twintig eeuwen van nul tot honderd miljoen vrije dagen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1985 | | pagina 18