éidóeSoivuxtit )ud-hopman llan Vreeburg: Als je te eten hebt I; het voorbij" s IMj' „TEGEN HET EINDE VAN DE OORLOG BEREIDDEN WE ONSAL VOOR OP DE TOEKOMST" BEVRIJDINGSBIJLAGE Wc ™a was dat ze er vanuit de parochie op aandrongen dat ik dat een tijdje zou gaan doen, maar van ganser harte heb ik me beziggehouden met die reclassering vlak na de bevrijding, jaartje of zo ben ik er mee bezig geweest, naast mijn gewo- agelijkse arbeid in de kleine scheepsbouw in Zoeterwoude dijk. Een nare toestand was dat". Rechts: Jan Vreeburg: een wijs geworden hopman Onder: Het „echte verken- ningswerk" van vlak na de bevrijding De verjongde Leonardus „op z'n best". enaar Jan W. Vreeburg, wiens eve wenkbrauwen en donkere jt^iet doen vermoeden dat hij de kruisjes aan het naderen is, ;t liever terug aan de periode iij aan kersverse verkennerspa- jles leiding gaf, de vlag ont- ide (brak in het verkennersjar en drie aaneengesloten vin- 1 in eresaluut aan de breedge- b hoed bracht: ,,lk ben nu ne- hzeventig, maar die rotjongens je niet los". Die „rotjongens" 40 tot omstreeks '50 speelden het spel van verkennen en zijn lerzame huisvaders wie je Bnkele misslag niet mag toere- in. Het waren de boys, de scou- SFboys, van de Leonardusgroep fe'iiden, Haagweg. ^ijkt bij Vreeburg thuis, aan de Sostastraat, via de achtertuin p een moderne Haagweg. Op' lei 1940 zag hij daar over de ers de gemobiliseerde Holland- jnnen Soldaat, recruten van de ipoortkazerne en ook de jon- :van de artillerie, niet al te vro- ichting Haagsch&iSchouw. trek- volgende dag kocht hij af- >ut, bij Noordman aan de over- om er een ladder van te ma- Die ladder klom hij op, met emmer zand en een schep; nt we moesten brandbommen het dak halen, als die zouden Dat was preventief voor- ft; niet echte angst, want die en we toen nog niet". Vijf jaar had ook Jan Vreeburg z'n por iehad en begon hij aan een v leven. Samen met de manne- jeugd van de Leonardusparo- In juni '45 werd hij geïnstal- als verkenner, maar dan een ovejen verkenner; een leidend jan dus. Met een geleende in Oldie te groot was, want zijn ei- offerfhoed moest uit Amerika ko- Bij 'an 3 n uitj 3rp klassering >nd Ir eind mei 1945, toen bevrijd I op fcrland met het eens beloofde erherrijzen" bezig was, werd hij i in hiant ook nog ,,in de reclasse- gegooid". Een niet al te frisse OUTgheid. Hoe dat precies zat weet ^jpk niet meer. Maar het ging om ^0ers- ..Profiteurs vaak, voor wie de Duitsers de neus ophaalden. er ^borateurs voornamelijk, en straf£en d<e winst belangrijker von- n a dan verlies. Ik heb met een eieve°f zes van die uit *e zuiveren Brs met de vijand te doen ge- Ze moesten zich op gezette tij- ondibij mij melden en anders gin- )m |We achter ze aan. Daar was een :tie z^man bij die zei: „Het heeft me d w)uizend gulden gekost". Ik her- me, dat ik toen antwoordde: bent u dan genadig van af- ïrrerfmen de n wi waren mensen die een tijdje nau#en vastgezeten en daarna plaleen bewijs van „goed vertrou- n p' moesten zien te krijgen. Jan va'n|burg, inmiddels versierd hop- oori, met donkere blik en met lih- immfinsignes en badges, steunde de eC|êring mentaal met overredings- Zoet^1- "Daar was ook een man bij en negen kinderen van drie vrou- had. Het leek erop, dat hij, on- (s zijn dubieuze verleden, bij vierde vrouw opnieuw zou kun- beginnen, maar die stelde haar En hij wilde best wel weer oliek worden ook, maar dan :hij weer naar z'n eerste vrouw a moeten. Nou, en daar be- q® «de hij voor: „Van m'n leven "hort' *eest 9'n9 toen m0°' n'et r, maar ergens is hij toch nog Voi'''k terecht9ekomen En dan a je ook nog een vrouw in aller- 'h ^jjberdste omstandigheden. Jg me niet meer hoe. Maar ze ïe verkommerd in een kolenhok B Jjitgemest moest worden". ;el ii 0p (Vreeburg heeft nog een flauwe n rofinering aan die bevrijdingsroes Hjj ^enkele weken lang. Hij ziet ook voor zijn geestesoog een stel jrieste knapen van de BS, de iblazen, van armbanden voor- uitwas der Binnenlandse iaïbf'kracbten. die „van haat be- ;rjj s) waren. Dat vond ik erg. Daar jn e ik van af. Dat waren soms rt v(jsen die zelf niet feilloos waren. Vergjlan dat in het wilde weg haren lippen van jonge vrouwen die dSsfchien een keertje een Duitser JOO^dendje gehad hadden". Een hoofd: wat een verworvenheden toch De bezige dar van gisteren is de oud-hopman (hoofdman) van van daag (gehuld in een kolbertje met een kippepoot-dessin) die eens Kruisvaart-vendels aan zich voorbij zag trekken. „Dat was een beetje massaal allemaal, in die tijd. De verkennerij leek individueler en was dat ook. Al vóór de bevrijding wa ren we organisatorisch met de toe komst bezig. En met 5 mei '45 wa ren de jongelui er al praktisch klaar voor. Nog voor de hongerwinter waren er knapen die zich ze zul len zich niet geheel bewust zijn ge weest van de risico's van dien in zetten met het waarschuwen van onderduikers voor komende razzi a's; in januari '44. Meestal in sa menwerking met veel moeders. Dan zag je ze door brandgangen slui pen; echt dat heg- en stegwerk. Bang was dat jonge grut helemaal niet; jonge kuikens kennen geen angst. Natuurlijk voelden ook de kinderen de druk van de oorlog, maar ze verwerkten het anders. Er waren een paar jongens van ons die onder de Morspoort een mof met een Leids meisje zagen lopen: „Dat is nu een moffenmeid!", riep er één. Toen moesten ze rennen om een goed heenkomen te zoeken, want die mof reageerde subiet WecyrjeUl^Diljetten^ Met de bevrijding was de druk weg gevallen. Je mocht weer ronduit praten, „maar je moest wel naar de pastoor luisteren", weet Vreeburg nog. Hij laat een identiteitskaart '41-'42 zien; hij was toen baljuw van de Kruisvaart. „Verzoeke bij ster vensgevaar onmiddellijk een R.-K. priester te waarschuwen", staat erop. Het klinkt een beetje als „geen arts, geen bloemen". Ze waren nog geen echte verken ners, die jongens van de Haagweg, maar de eerste aanzet was er, vlak na 5 mei '45. Ze verwijderden Duit se en aanverwante aanplakbiljetten van de muren: „Rader müszen rol len für den Sieg" en „Meldt u voor de Waffen SS". En ze kenden ook nog goed die versjesregel „Geen knoop van m'n gulp geef ik aan de Winterhulp". In mei '45 liepen de Leonardusjongens meteen al in „uniform", met een band om de arm: „Jeugdclub Leiden". Er moest opeens zo vreselijk veel ingehaald worden. De omhelsde Canadezen, die nog nooit van Leiden hadden gehoord, kregen er na een paar „unheimli- che" dagen hun blijde inkomste en de kerken werden leger. Het zo vaak en indringend, smekend ge zongen „Paree Domine, paree po pulo tuo. Ne in aeternum irascaris nobis" was verstomd. De Heer had die zielekreet waarschijnlijk begre pen; afgezien van de strategische inzichten der democratisch verbon denen. De overblijvenden in het ge knechte Westen waren de dans ontsprongen. De Heer hoefde zich niet meer te ontfermen over het be vrijde volk, en men nam aan, dat Hij zich ook, tot in eeuwigheid, niet meer zou vertoornen. We gingen opnieuw onze eigen gang. Ook aan de Haagweg, waar de eerste ver kenners, volgens de leer van een gerehabiliteerde Baden Powell, een kortstondig verkennend leven tege moet gingen. Tot rond 1960. Toen verdween de verkennerij van Vree- brug en de zijnen naar elders; naar andere parochies: gebrek aan lei ding en de Haagweg, „de Leonar dus", is altijd al armlastig geweest. „Ach", zegt Jan W. Vreeburg, iets wegslikkend en z'n zus serveert 'n tweede kopje koffie met een tweede bitterkoekje, terwijl een of andere buurman „buiten dg mu ren" de uitlopende rozen vastklemt „het was een rare tijd. We had den nog een oude vlag in die jaren veertig. Die hebben we afgestaan aan een kinderrijk gezin. Voor on derbroekjes TON PIETERS Maar Jan Vreeburg deelde na 5 mei '45 in het nationaal losgebroken en thousiasme over de herkregen vrij heid: „Een week of zes hebben we in die roes geleefd; op rantsoenen van kaakjes en lekker eten. Je keek met plezier de lijsten in de krant na, met al die toegewezen mondjes- maatse grammen van dit of dat. De bevrijding, die je toen onderhuids voelde, was dat de druk weg was. Die stilte om je heen, geen dreiging meer. Je mocht weer zeggen wat je dacht. En dat is toen ook wel ge daan! Je miste evenwel opeens nog erger dan voorheen degenen die er niet meer waren, die „ausradiert" waren door het sadisme en de re- presaillezucht van de bezetters. De laatste paar maanden van de oor log waren velen van ons verdoofd door de honger en de executies maakten niet veel indruk meer. Je ging er aan wennen. Maar toen we op 4 mei '45 's avonds om een uur of acht hoorden (het was een „hoort zegt het voort" in sperrtijd, een mare die voortsnelde dank zij de bezitters van verboden radio's die naar de Engelse zender luister den), dat de oorlog voorbij was, dat we de volgende dag „bevrijd" zou den zijn, voelden we opeens het schrijnend leed om de verliezen in zoveel gezinnen en families en on der vrienden. Ze waren er opeens niet meer bij! Terwijl we enkele we ken daarvóór nauwelijks meer op keken als er mannen en jongens werden opgepakt om even later neergeschoten te worden: „zij stier ven voor het vaderland". Jawel. Maar dat hoef je vandaag niet meer als het hoogst te slachtofferen goed te verkondigen. Dat is het vreemde in een levensbeschouwing die zich ontwikkeld heeft onder een perma nente nieuwe dreiging van „het ein de der tijden": in 1985 schijnt het gedaan te zijn met vrijheidslievend- Haagwegse Kruisvaarders van Sint-Jan, zo rond 1941. heid van bevrijde mensen. Nou, dat is een besef dat in mei '45 nog bij niemand leefde. De toekomst zou heel anders worden, dachten we toen nog even". De honger was snel vergeten, veer tig jaar geleden, en al sinds decen nia gooien we weer voedsel in de vuilnisbak. Jan Vreeburg zegt: „Voedsel was rond mei '45 die ene vreugde; het verlangen was vervuld. Dat was de grootste bevrijding. Als je te eten hebt is het voorbij, hè? Maar er waren in die dagen bijna afgeschreven mensen, uitgehonger- den, die niet eens meer wilden of konden eten toen het tij was ge keerd. Daarna begonnen we terug te lopen naar de oude orde". De vooroorlogse oude orde. Weer ruzie, geen eensgezindheid meer. De dominee en de pastoor, die vijf jaar lang zij aan zij, samen met so cialisten en communisten en vrij denkers, eerste hulp bij geestelijke ongelukken verleend hadden, be dienden weer hun eigen gemeente en preekten voor eigen parochie. En je moest weer aan je politieke trekken trachten te komen. Jan Vreeburg: „En Piet Lieftinck zat al bijna klaar met z'n actie: oud geld inleveren. Emmers vol zinken geld. Toen begon je weer met een „echt" briefje van tien. Nu leven we weer angstig Nieter^welvarendi Jan W. Vreeburg is met z'n gedach ten nog steeds bij die jeugdbewe ging, de verkenners van B.P., ofwel Biepie, zoals de Jamboree van Vo gelenzang in '37 leerde. Al vóór de oorlog hield hij zich bezig met jeugdleiding. „Dat was nog bij de Kruisvaart, de Kruisvaarders van St.-Jan. Verkennerij hadden we in „de Leonardus" toen nog niet, de buurt was niet erg welvarend. Twee vendelgroepen Kruisvaarders waren er". In '41 moest de jeugdorganisa tie van Baden Powell, omdat ze En gels was, in ons land ontmanteld worden.-Ook de Kruisvaarders trok ken hun uniformen uit en gingen de anonimiteit in. Vreeburg: „We wa ren opgeheven en moesten aan de Jeugdstorm, de jeugdbende der NSB, onze kas en bezittingen over dragen. Nou, die kas hadden we al achterover gedrukt. Er was nog twee gulden vijftien van over. Die mocht de Jeugdstorm hebben, en ook nog een paar stukken touw en een aftands vlaggetje. We hebben, zonder uniform, tot '43 nog een beetje gefunctioneerd: bivakeerspel en buitenleven gingen door We kampeerden bij de Grebbelinie, in Remmerden, waar we met gehuur de tandems naar toe reden. En in '43 hadden we een kamp, een voedselkampje, bij de Zoeterwoud- se Noord Aa: melk, boter, kaas en eieren in het open veld. Daar gin gen we in roeiboten heen. In '44 was alles afgelopen; toen leefde je van de ene dag in de andere. Soms trokken we nog een keer stiekem ons uniform aan om te kijken hoe mooi dat vroeger was. In de jaren tachtig rijden de scouts in luxe au to's naar hun kamp, en er wordt met een vrachtauto gefourageerd en de hopman zit in z'n eigen wa gen met walkie-talkie aan boord". Jan Vreeburg schudt langzaam z'n uitgelekt avontuurtje. Er bestaan nog steeds avontuurtjes die niet door de beugel kunnen, wil Vree burg maar zeggen. „Maar dan hoef je, als vrouw, nog niet vernederd te worden. De bevrijding kreeg begrij pelijke bij-aspecten, maar ze waren niet zelden net zo mensonterend als die verdomde Duitse praktijken". ZATERDAG 27 APRIL 1985 Te vuur en te zwaard, maar ook per envelop en kaart De geallieerden, de nazi's en de Japanners bestreden elkaar in de Tweede Wereldoorlog niet alleen te vuur en te zwaard, maar ook via ansichtkaarten en tekeningen op enveloppen. Met name de Amerika nen legden hun tegenstanders op die manier het vuur na aan de sche nen, al wisten ook de Duitsers op propagandistisch gebied van wan ten. Bijgaand een staalkaart van de oorlogvoering per kaart en enve lop, voornamelijk afkomstig uit de privècollectie van de Deventer post zegelhandelaar Theo Bakker. „Waar is de Tommy eigenlijk gebleven?". Kaarten, die door de Duit sers aan het front in Frankrijk werden verspreid. Wie de kaart links tegen het licht hield, vond de Tommy in bed bij zijn liefje. Herdenkingskaart ter gelegen heid van de opmars van de geal lieerden door bezet Europa. „Wir fahren gegen Engeland", zongen de nazi's in hun groot heidswaan. „Sergeant, ik wil graag wat meters prikkeldraad om sokken voor de Jappen te breien", spotten de Amerikanen per envelop. „Engeland zal worden verslagen", dichtte Robert Franke. „Europa wordt vrij van Churchills leugens en Engelands tirannie". "Aus Ospielen" 'Yes. All Washed I |i" Hitler is uitgespeeld. Over de De vooroorlogse inflatie juiste spelling bekommerden de Duitsland werd door een Ameri- Amerikanen zich allerminst. kaanse ontwerper aangegrepen om zijn landgenoten te bewegen meer geld te geven voor de oor logvoering.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1985 | | pagina 29