Jaar van de Os is goed begonnerl H 3sS5§S De waarheid aan het ziekbed o^'^r .*£S2&l ZATERDAG 9 M. :AAFTf de VoO*9 ^aa^® vat\ C^^a\tes^Vt taee.^aat 1 C^1? SU va-a etv°-Qeiaê :a« t>eV°' ,cV ee^ io ^e. 2ei*Setv, vvjee«ie ?S «v Aete^,et v,et eu^e PEKING Er is iets vreemds met onze begeleider Chang. Telkens wanneer wij ergens moeten wachten, tovert hij uit een van zijn jaszakken mini- voetzoekertjes die hij met de gloeiende as van zijn sigaret aansteekt en oorverdovend laat knallen. Dat is Changs aandeel aan het knalfestijn van het jaar: wat onder Mao Lente-festival genoemd werd heet nu weer, zoals vroeger, Chinees Nieuwjaar. Het Jaar' van de Rat is vorige week af gelost door het Jaar van de Os en dat heeft de Chinese han del geen windeieren gelegd. Sinds Deng Xiaoping met zijn hervormingen is begonnen, werkt ook het Chinese Bureau voor de Statistiek sneller en nauwkeuriger en het Jaar van de Os was nog geen dag oud of we wisten, dat elk van de 1,1 miljard Chinezen honderd tien keer had geknald en dat ze met z'n allen 25 procent meer varkensvlees, 33 procent meer kip en liefst viermaal zoveel vis als vorig jaar had den ingeslagen om de feestda gen door te komen. Aan het vuurwerk heeft Chang in elk geval zijn aandeel gehad. In het grootste warenhuis van Pe king, in de Wangfujing-straat, heb ben gedurende de dagen vooraf gaande aan het Chinese Nieuwjaar, dagelijks gemiddeld tweehonderd duizend Chinezen inkopen gedaan: dat is tweemaal zoveel als normaal. Dit stond allemaal in de Renmin Ribao, het Volksdagblad, dat door Chang desgewenst karakter voor karakter vertaald wordt. Dat was echter niet nodig, want de Engels talige krant China Daily (die zowel in Hongkong als in de Chinese Volksrepubliek verschijnt voor de- eder wil wel op de foto met het portret van Mao en de Poort van de Hemelse Vrede op de achtergrond. genen die het Chinees niet machtig zijn) gaf dezelfde informatie. Inderdaad kon men aan de voora vond van het Chinese Nieuwjaar waarnemen dat er een enorme kooplust heerste. Op de eerste plaats kwamen natuurlijk de lek kernijen en de sterke drank (voor Aziatische verhoudingen wekken de Chinezen de indruk dat ze stevi ge innemers zijn), maar ook vooral Westerse kleren en luxe artikelen. Zelfs een winkel die in huiscompu ters gespecialiseerd is (Wangfujing- straat nummer 11) trok zo nu en dan een klant. Changs glimlach zweeft tussen trots en verlegenheid wanneer ik hem vraag waar de mensen het geld vandaan halen om al die spul len te kopen. Hij vermant zich tot een uitgebreide verklaring. „Kijk, vroeger kregen we betaald onge acht of we goed of niet goed werk ten. Dat is nu anders. Iedereen heeft een basisloon, maar daarbo venop kun je nog een bonus krij gen, afhankelijk van hetgeen je resteert. Wie slecht werk aflevert, lijft aan de basis hangen; wie zijn best doet kan meer dan het dubbele verdienen. Eigenlijk is het heel eenvoudig en moet je je erover ver bazen dat Mao er niet op gekomen is. Het nieuwe systeem heeft zijn vruchten al afgeworpen. Onze boe ren zijn dankzij de vrijere econo mie rijker dan ze ooit geweest zijn. We hebben trouwens ook nog nooit zulke goede oogsten gehad. Nu kunnen we zelfs rijst en mais naar de Sovjet-Unie exporteren. En de koopkracht is enorm gestegen". In Pekings „Maxim", waarschijn lijk de duurste nachtgelegenheid in het Verre Oosten, bevestigt kelner Wang wat men langzamerhand be gint te vermoeden: China is op weg naar een gezonde, gemengd kapita- listisch-socialistische economie. Wang verzekert dat er ook in Maxime geen fooien worden geac cepteerd, maar desgevraagd vertelt hij wel zijn twee wensen voor de toekomst: „Op de eerste plaats, dat ik rijk word, en op de tweede plaats dat alle Chinezen rijk wor den". Dat dit laatste gauw zal ge beuren, waag ik te betwijfelen. Met name degenen die in overheids- Kinderen zijn overal hetzelfde, spelen overal met pistooltjes. dienst zijn en ook in het land van Deng is de staat de grootste werkgever worden maar pover tjes betaald. Maar Wang: „Waarom zouden we niet allemaal rijk kun nen worden? We zijn wel met zijn velen, maar iedereen heeft toch een kans en het loopt nu goed". „Change money?" In hoeverre werkelijk goed is ech ter een vraag. Chang heeft me al voorbereid op de schaduwzijde van het nieuwe systeem. Want hoewel de officiële voorschriften voor het wisselen van Westerse valuta Chinese yuan niet moeilijk zijn, is er toch al een zwarte markt ont staan. Wandelend van het Peking- hotel waar de drukke Wang zaal ook een acupunctuur-hal is in gericht langs de drukke Wang fujing-straat word je op zijn minst vijftien keer aangesproken door jonge knullen die „change money" fluisteren. Volgens Chang zijn het geen provocateurs. Maar proberen lijkt me te link. Bovendien, ook te gen de normale koers is China voor de „lange neuzen" spotgoedkoop. Chang, die me niet altijd vergezelt, heeft me al op de' eerste dag een paar praktische Chinese uitdruk kingen bijgebracht. Behalve het equivalent voor „dankjewel" „tot ziens" behoort daar ook toe iets dat naar „nun <tsu soah" klinkt, hetgeen herentoilet betekent, mits je het op de juiste manier uit spreekt en niet „nu" in plaats van „nun" zegt, want dan vraag je naar een ezelstoilet. En inderdaad, wanneer ik in een restaurantje in Pekings binnenstad de n vergeet, begint de kelner luid te lachen en hij vertelt het proes tend aan de andere klanten in het restaurant die ook luid beginnen te lachen en me met tranen in de ogen op mijn schouder komen kloppen. Uiteindelijk begeleidt de kelner me vriendelijk naar waar ik wezen wil. Een goedlachs volk, zelfs bij zo'n geringe aanleiding. Trouwens alle Chinezen, althans die in Peking, lijken vrijwel de g hele dag te lachen en te glimla chen. Chang heeft verteld, dat glimlachen een kwestie van be leefdheid is en dat het juiste ant woord een glimlach is. Als stijve Westerling heb je al op de ochtend van de tweede dag kramp in je ka ken. Lachen en glimlachen is echter on geveer het enige contact dat je met ruim een miljard Chinezen kunt hebben, want door het isolement waarin Mao Zedong zijn volk ge dwongen heeft is de talenkennis niet bijzonder groot. Het Engels is Oudere dokters (en iedereen die beroepsmatig met de dood omgaat) zijn minder zeker. Ieder van hen kan zo uit voorraad vertellen over mensen die door de zekerheid van hun overlijden al voor hun dood sneuvelden van angst. Er is een re gel: iedereen moet de waarheid we ten, tenzij. Door dat tenzij loopt de regel wèer leeg, want wie kan vast stellen wanneer er van een uitzon dering sprake is? Per slot van reke ning zijn we in het aangezicht van de dood allemaal amateurs. Net als in het leven trouwens. We weten zeker dat we dood gaan, onze enige zekerheid, maar de dood is, zoals Paul Bourget snedig op merkte, „van alle bezoekers de meest aangekondigde, en de minst verwachte". Zolang hij niet nabij is doen we net of we het eeuwige le ven hebben. Mensen die van de dokter een doodvonnis hebben ge kregen zijn daarom anders dan an deren. De illusie van'het eeuwige leven spat bij hen uiteen, de dood nog het meest favoriet en alle lange neuzen worden begroet met „hello,, of „you are welcome", soms ook met „bye bye", maar dat laatste is niet zo bedoeld. Gast is keizer De vriendelijkheid voert de boven toon en de gast is, men zou haast zeggen, keizer. Ook al sta je als nummer twintig in de rij voor een taxi, je wordt met je lange neus naar voren gehaald en je hoeft niet te wachten. De taxichauffeurs vin den dat overigens best, want zij worden om ondoorgrondelijke re denen liever betaald in tegen de viezen geruilde yuan (dat een beet je op monopoly-geld lijkt) dan in echte Chinese valuta, die overigens weer tegen de toeristen-yuan in wisselbaar is. Het fijne van de zaak kan ook Chang niet uitleggen, maar „kunstgeld" heeft blijkbaar een grotere aantrekkingskracht dan „echt geld", alhoewel de koop kracht van beide soorten in grote lijnen hetzelfde is. (Tenzij je een stuk Chinees antiek van enige om vang of een duur sieraad in de zo genaamde Friendshipstore wilt ko- fien, want daar moet je hoofdzake- ijk met „kunstgeld" betalen.) Een tipje van de sluier van het uit gavenpatroon kan Chang wel op lichten. Een gemiddeld echtpaar en hij beschouwt zichzelf en zijn vrouw kennelijk als zodanig be staat uit tweeverdieners. Ze verdie nen elk een basisloon van 50 tot 60 yuan en kunnen een bonus van tussen de vijftig en honderd yuan verdienen. Chang, die zijn werk uitstekend doet, maar nu ook weer geen bruinwerker is, stelt waar schijnlijk terecht het inkomen van laat zich niet meer over de horizon van een ongewisse toekomst schui ven. Strategie Sociale wetenschappers hebben nogal wat onderzoek gedaan bij mensen die ten dode zijn opge schreven en daaruit blijkt dat ie dereen zijn eigen strategie kiest. Een hele bekende strategie is bij voorbeeld wat dokters dissimulatie noemen. Het mag niet waar zijn, het kan dus niet waar zijn. Alle te kenen wijzen erop dat het einde nabij is, de dokter heeft het zelf ge zegd, maar de patiënt wil er niet van horen en blijft volhouden dat hij toch beter wordt. Een hoogle raar noemde dat een primitieve re actie, maar raar genoeg, zo bleek uit divers onderzoek, blijven heel wat van die patiënten daardoor be ter overeind. Ziekte, zo bleek ook uit onderzoek, zijn gezin op ongeveer 250 yuan per maand. Hij bewoont een flatje dat niet al te modern is en moet daar voor inclusief gas, water en elektri citeit twintig yuan per maand beta len. Omdat hij geen centrale ver warming heeft krijgt hij ook nog een kolentoeslag van 16 yuan per winter, dat is genoeg voor vierhon derd kilo kolen. Omdat er overdag niemand thuis is kan hij het daar mee redden. Voor eten en drinken Chang en zijn vrouw koken om beurten, zoals in de meeste Chinese gezinnen in de Volksrepubliek ge bruikelijk is geven ze ruim 100 yuan per maand uit. Voor de graag en lekker etende Chinezen is dat niet overdadig, maar wel voldoen de. Ongeveer de helft van het geza menlijke inkomen blijft dus over voor kleren, de geleidelijke aan schaf van luxe artikelen als een ijs kast, wasmachine, televisie en voor vermaak, inclusief, eenmaal per jaar, een grote dosis vuurwerk. Geen vakantie Erg veel tijd voor vermaak hebben Chang en zijn vrouw overigens niet, want in China is de betaalde vakantie nog een onbekend begrip. Er zijn slechts zeven vrije dagen per jaar; het Chinese Nieuwjaar dat twee dagen lang gevierd wordt en in februari valt Bevrijdings dag en de verjaardag van de stich ting van de Communistische Partij zijn zulke feestdagen. Wanneer man en vrouw in verschillende ste den werken en wonen, krijgen ze eens per jaar een maand betaald verlof en de mogelijkheid om een maand vrij te nemen voor eigen re kening. Dit laatste geldt dus niet voor Chang, want zijn vrouw en hij wo- kan heel wat verschillende beteke nissen hebben. De een ziet het als straf en probeert zich te rehabilite ren door met de pink op de naad van de broek een model-patiënt te zijn. De ander is opgelucht omdat nu all^ verantwoordelijkheden wegvallen en wordt beroepspatiënt. Weer pit* ander komt tot de con clusie clj^d hij de weinige tijd die hem nog rest zo goed mogelijk moet besteden, of wordt overmand door ongeloof en woede: waarom moet juist mij dit overkomen? Onoplosbaar Voor dokters en verpleegkundigen is het aanzeggen van een doodvon nis een onoplosbaar probleem. Een vuistregel is er niet, en als hij er al is dan zijn er prompt uitzonderin gen. Er zijn nog steeds dokters die helemaal niets zeggen. Anderen lichten weer de familie in, en niet de patiënt, zodat er een zwijgende I1SC nen en werken in' Peking. De vrije dagen die het begin vanBrei nieuwe Jaar van de Os hem oen, verde heeft hij dus uitbundi|ben vierd. van Chang, die over godsdienst el va vele religieuze symbolen vanr nii oude China niet bijster veel lij). E weten, vertelt wel, dat menseitaliti in het Jaar van de Os geborenlien (1913, 1925, 1937, 1949, 196kch 1973) als geduldige en ijverigeb a beiders gelden en dat dit jaaije j schikter is om te investeren een: het vorige Jaar van de Rat „ft er economie zal dit jaar dus weer da« stuk in de goede richting gediDaa kunnen worden", zegt hjj gverl zend. el t We staan op dat moment vooen. Poort van de Hemelse Vrede,i waar nog een meer dan levensa portret van Mao Zedong ha Links van zijn konterfeitsel i de spreuk: „Lang leve de Chi^l Volksrepubliek" en rechts: „L leve de vriendschap van alle vo> ren ter wereld". Chang vindt' - twee mooie spreuken. Terwijl er voor betaalt een plaatje met L"CC en de Poort van de Hemelse VI w op de achtergrond schieten, mj dt Chang duidelijk dat hij ditj.^ waardig besluit van de dag vr In het hotel wachten de glit chende portiers en kelnerinnPP1( me weer op. De twee Chi»ee: kooplui zitten warempel al iinan etage-bar. Nog voor het «j J glaasje Mao-tai realiseer ik me ter, dat Chang ook vandaag. 1 naam van Deng Xiaoping niet|*fr noemd heeft. I C LEO VAN VLIJïd. samenzwering rond het zietU kan ontstaan, waarbij iedereeif de hoogte is, behalve de meestf langhebbende. Maar ook als gevallen onverbloemd de wordt gesproken, kan dat uitpakken doordat de de last van de zekerheid Daar komt nog bij dat de kers en de familie in een dere wereld leven dan Je kunt een vermoeden van wat die patiënt maar zeker weten doe je werpt bovendien vragen op liever niet aan denkt. Je pen aart een zeggen, of jui ongeacht de meest voor de makkelijke oplossing, om je bij elke patiënt af te of hij of zij tegen de waarhe: En ook dat is eigenlijk een vraag. De echte vraag is wat een met die wetenschap daarna gaat, hoe kort dan leven verder. In deze open tijd zul je niet veel mensen vinden die het met de rab bijn van Martin Buber eens zijn. Vraag het de man in de straat, tien tegen een dat hij vindt dat de pa tiënt recht heeft op niets dan de waarheid, ook al is die dodelijk. Geen verstoppertje spelen dus. Me dische studenten en veel jonge dok ters zijn er bijna zonder uitzonde ring van overtuigd dat aan het ziekbed altijd de waarheid moet worden gesproken en een leugentje niet mag, ook niet om bestwil. het Chinese Nieuwjaar: lekkernijen, drank, maar ook luxe artikelen. In een verhaal van Martin Buber belt een man wit van schrik bij een rabbijn aan: Rebbe, ik ga dood, de dokters ge ven mij nog twee weken te leven. Zeg dat het niet waar is! De rabbijn kijkt de man aan en zegt dat het niet waar is. De man gaat opgelucht naar huis en over lijdt „volkomen onverwacht" twee weken later. „Hoe heb je dat nou kun nen doen?", vraagt iemand aan de rab bijn. Die heeft natuurlijk zijn argumen ten. „De man heeft twee weken lang nog wat aan. zijn leven gehad, zonder door vrees te zijn verpletterd. En bo- .vendien: we zoeken allemaal de waar heid, maar of we die ook altijd willen vinden is lang niet zeker". J. Paalman

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1985 | | pagina 22