Helder gestructureerde „De Vulkaan" „Ui begin nu pas te schrijven Risico van geloof blijft risico" De kroeg als bakermat van schilderstijlen NOVELLE VAN PETER HOEFNAGELS Carnavals kostuum nu volgens het boekje BOEKEN fieidaeSou/umt VRIJDAG 1 FEBRUARI 198S PAGINA 9 Peter Hoefnagels heeft zich in zijn onlangs uitgekomen no velle „De vulkaan" bezig ge houden met een bekend thema in onze letteren: de relatie tus sen twee mensen van verschil lende ras. De een is een Ne derland (de „ik" van het ver haal). de ander is zijn jeugd vriend. een „Indische" jongen, die merkwaardig genoeg Japi heet. In hun kinderjaren trek ken zij heel intensief met el kaar op. maar dat kontakt gaat verloren en later, als beiden zich op grote afstand van el kaar bevinden, is er heimwee om wat vroeger was en nim mer terug zal keren. Peter Hoefnagels publiceerde eerder twee boeken, die een sterk autobiografisch indruk maakte. In 1981 keek hij terug naar zijn vroegere jeugdjaren („Aan God die mijn jeugd ver blijdt"), daarna kwam het ver haal „De vleesheuvel", dat zich afspeelt in de na-oorlogse tijd in Nederland. Ook daar was de hoofdpersoon een jon geman met de naam Thomas, net als in „De Vulkaan". Mag je daaruit afleiden, dat deze verhalen op een of andere ma nier een samenhang hebben, die te maken heeft met erva ringen van de auteur zelf? De structuur van dit nieuwe boek geeft daar echter geen aanleiding toe: de opbouw van het verhaal verraadt de hand van een auteur, die op zeer li teraire wijze bezig is gewees! en een verhaal heeft gecon strueerd. Tussen de verschil lende momenten en passages zijn allerlei parallellen en spie gelingen. Het geheel is gevat in een kort moment in het le ven van de hoofdfiguur, die alles wat met Japi te maken heeft aan zich voorbij ziet gaan in zijn overpeinzingen als bij hem door de postbode een brief wordt bezorgd. Die struc tuur is heel helder, maar tege lijk erg overheersend, vooral ook omdat de uitgever of de auteur het konden nalaten, op de achterflap de lezer nadruk kelijk op dit aspect te wijzen, in zinnen als: „In het begin, het midden en het eind van het boek ontmoeten we een oer-Hollandse postbode, een Shakesperiaanse bijrol, maar voor een literaire speurneus is hij niet zonder betekenis." Het blijkt dan gelukkig dat ie niet zo deskundig hoeft te zijn in het literaire speurwerk om achter de symboliek van deze en andere elementen uit het verhaal te komen. Het verhaal beslaat in hoofd zaak twee episoden. In het eerste deel zijn de twee vrien den nog jongens. Ze groeien op in de oorlogsjaren. Japi is een Indische jongen, die in een heel mysterieus groot huis en in onverklaarbare familie-om standigheden leeft. Met Tho mas bouwt hij hutten in de bo men van het bos in de buurt, met loopbruggen, waardoor het tweetal elkaar kan berei ken. Over symboliek gespro ken! De climax van deze epi sode brengt het eind van de vriendschap tussen de jongens: hun geheime schuilplaats in het bos, waaruit zij toezien op een Duitse legereenheid, dient om een broer van Japi, die een stommiteit begaat, te redden van zijn Duitse achtervolgers. Tevergeefs. Later, als Thomas ouder is, komt hij in Indië, of Indonesië terecht, waar hij de ruïnes van de ouderlijke wo ning van Japi bezoek. Hij hoort daar het tragische ver haal over de familie-verhou dingen en Japi's lot. Waar Japi een buitenstaander was, in de Hollandse wereld, zo is Tho mas nu een buitenstaander in deze Indische wereld. Met Jap; komt het niet meer goed. Hoefnagels heeft op een zuive re manier die breekbare rela tie van de twee jongens gete kend en weet overtuigend ver der te gaan op dit thema door subtiel te vertellen hoe Tho mas bezig blijft met Japi en met de brug die ze naar elkaar zouden moeten slaan, als dat zou kunnen. Dat de structurele elementen van het boek wat opvallend zijn in hun literaire bedoelingen, is daarom wel jammer. JAN VERSTAPPEN Peter Hoefnagels: „De Vul kaan-novelle. Uitgeverij De Prom. Prijs 18,50. Wie zich tijdens het komende carnaval eens in het feestge woel wil storten zonder uit monstering uit een of andere feestwinkel of warenhuis, maar zich toch volgens het boekje wil verkleden, kan nu voor het eerst daarover ook werkelijk een boekje raadple gen. Tegenwoordig zijn immers overal boekjes over in de han del, dus waarom niet over het zich tot zot verkleden? Martin Jans was al eerder op het idee gekomen om mensen die zich willen verkleden een handje te helpen en greep daar on langs al het Sinterklaas- en Kerstfeest voor aan. Hij liet toen een boekje verschijnen over de juiste manier waarop de hoofdfiguren op deze fees ten. inclusief Zwarte Piet, zichzelf, zonder al te hoge kos ten. zouden kunnen uitdossen. „Karnaval, twaalf kostuum en schmink", heet het en het geeft ook precies wat daarmee wordt aangekondigd. Zo krij gen moeders die voor hun kin deren zelf carnavalskostuums willen maken allerlei tips. De knippatronen in het boekje zijn getekend op een schaal 1 op 8. dus voor elke centimeter moeten ze eigenlijk 8 centime ter rekenen. Men moet die dan wel goed kunnen natekenen, maar voor een doorgewinterde huismoeder moet dat zeker omdat het op ruitjespapier is getekend erg eenvoudig zijn. Bij elk ontwerp worden ook voorbeelden gegeven van de finishing touch: het schminken. Kleurenfoto's ge ven een goed idee van hoe dat zou kunnen en hoe het geheel „staat". Zo vindt men er een leuk gestreept pakje in onder de titel Zoembie (patroon maat 104), compleet met aanwijzin gen voor de benodigde stof, fournituren en accessoires. In een iets grotere maat (110) vindt men de Toverbal, een pakje gemaakt uit ballenstof. Oplopend in maat treft men een spokenpak, een rafelpakje en een dierenpak (Spotje) aan in de grootste kindermaat 134. De carnavalskostuums voor volwassenen worden op de zelfde manier, ook steeds met een naam, in het boekje be handeld, zowel voor dames als voor heren. Daar kan men kiezen uit pak ken met weinig en met over dadig veel stof. In het boekje worden nuttige tips gegeven voor het naaien en het schminken en afschminken. Een praktisch boekje, waaruit men een leuke keuze kan ma ken als men eens origineel op het carnaval wil verschijnen. Tenzij de buurvrouw (of - man), die naar hetzelfde car navalsfeest gaat, ook dit boek te aanschaft. Dan hebben ze de kans dat ze zichzelf tegenko men. AAD VAN HOLSTEIN Martin Jans: Karnaval, 12 kostuums en schmink. Uit geverij Maja. Prijs: 17.90. MARGREET VAN HOORNS 50e BOEK: HOORN „Welnee!" roept ze afkeurend, „vijf tig boeken is helemaal geen prestatie. Het gaat niet om een bepaald aan tal, het gaat om die twee of drie boeken waarbij het lekker loopt. Daar ben ik dan een beetje blij mee. Maar vijftig boeken zegt verder niks. Ik heb sterk het gevoel dat ik nu pas begin te schrijven!" De Hoornse romanschrij- ster Margreet van Hoorn, zelf ietsje ouder dan het aantal boeken dat ze in ruim twintig jaar schreef, publiceert eind april haar vijftigste roman: „Het grote onbegrip". Een warm, gevoelig en ro mantisch boek waarvan het thema, zoals bij al haar boeken het geval is, werd ontleend aan de werkelijkheid, maar door haar fantasie werd inge vuld. Het gaat over een man die iets heeft mis daan wat iedereen zou kunnen overkomen en waar het hele gezin onder lijdt. „Het grote waarom, waar je nooit uitkomt", zegt de schrijfster, „vroe ger schreef ik zoiets van uit mijn gevoel, nu weet ik dat er veel denken en veel begrijpen bij te pas komt". Margreet van Hoorns aller eerste boek was een streekro man, die ook verscheen als feuilleton: „Moeder Maaike". Sindsdien staat ze te boek als schrijfster van streekromans, terwijl al haar andere boeken niet over een bepaalde streek gaan, maar over dingen uit het volle leven. Over verhou dingen, relaties tussen men sen en wat daar allemaal bij komt kijken. De laatste twee: „Uit vrije wil" en „Een zinvol leven" beschouwt ze zelf als haar beste romans. Alle ande re boeken noemt ze „vinge roefeningen". „Schrijven is ontzettend moeilijk", zegt ze ronduit, „vroeger schreef ik volkomen onbevangen. Te genwoordig verwacht men iets van mij en dat legt een druk op je". Margreet van Hoorn, de naam zegt het al. woont met twee „Schrijven is durven, helemaal los van schaamte gewoon je zelf laten zien". poezen in een knus grachten huisje in een stukje verstild Hoorn. De plaats inspireert haar, zegt ze. Al met acht jaar maakte ze haar eerste gedich tjes, terwijl haar eerste meis jesroman werd geschreven toen ze 18 was. Maar verder kwam ze indertijd niet, want ze ging de journalistiek in. „Daar leer je veel van", meent ze, „maar voor romans heb je dan geen tijd rpeer". Ze werd redactrice bij een da mesblad. Daar werd haar ech te naam Margreet de Reus veranderd in Margreet van Hoorn. „Ze vonden De Reus geen naam voor een redactri ce", herinnert ze zich nog. „Maar ach, zo'n redaktie met allemaal vrouwen, dat was het ook niet. De journalistiek is ook zo hard geworden. Ter wijl er zoveel liefs op de we reld is". Stap In 1962 nam Magreet van Hoorn de beslissende stap. „Schrijven is durven", be dacht ze toen. „helemaal los van schaamte gewoon jezelf laten zien". „Want", zo reali seert ze zich nu, „schrijven is bijna alles van jezelf prijsge ven. Het slechte en het goeie. Alles wat je opschrijft is ten slotte in jouw geest opgeko men, dus daar verraad je enorm veel mee van jezelf Ze begon te schrijven. Twee. soms drie boeken per jaar. Over dingen die ze gehoord had en die haar zo fascineer den dat ze er een heel verhaal omheen kon bouwen. „Uit vrije wil" bijvoorbeeld gaat over iemand met spierdystro fie Een triest gegeven, vrij hard geschreven, maar toch weer met die typische Mar greet van Hoorn-ingrediën ten: warmte en gevoel. „Ik had me zo in die jongen' inge leefd dat ik, toen de telefoon tijdens het schrijven ging, dacht: ik kan hem niet oppak ken, want ik kan er niet bij vanuit mijn rolstoel. Later werd ik opgebeld door een mevrouw die zei: u heeft zelf zo'n kind, hè? Ik zei: hoezo? Ze antwoordde: anders had u er nooit zó over kunnen schrijven! Maar ik heb na tuurlijk helemaal geen kinde ren. Wel veel contact met doktorep en die vertellen mij precies hoe zo'n ziekteproces verloopt en wat de conse quenties zijn. Ik vul het ver haal zo zelf in". Inzicht Margreet van Hoorn schrijft uitsluitend over dingen waar in ze zich verplaatsen kan. „Harde zaken als drugs, incest of homofilie, daar schrijf ik niet over, want daar kan ik niets mee doen. Ik kan wel schrijven over het krijgen van een kind, ook al heb ik zelf nooit een kind gehad. Want ik kan me indenken hoe dat voelt. Wat ik persoonlijk jam mer vind is dat het zo lang heeft moeten duren voor ik werkelijk inzicht kreeg in al lerlei dingen. Pas de laatste jaren kom ik steeds verder. Ik schrap nu ook veel meer. Ik beschrijf minder de omgeving waarin zich alles afspeelt. Ik begin nu meteen met de dia loog". Aan een boek gaat maanden denkwerk vooraf, maar dan zet de schrijfster het ook in een paar maanden op papier. „Eigenlijk ben je altijd aan het schrijven", voegt ze toe, „want je bent voortdurend alert op onder werpen, je ziet veel dingen Wat Carmiggelt in het café doet, doe ik hier in de buurt- winkeltjes. Ik raak met wild vreemde mensen in gesprek en die vertrouwen mij hun diepste gedachten toe". Eenzaam Toch heeft Margreet van Hoorn soms te kampen met een grote eenzaamheid. „Je wordt zo vaak niet begrepen als je gevoelig bent", is haar ervaring, „schrijven is op zich al eenzaam werk, al geeft het ook heel veel respons en ge luk. Maar fanmail en applaus na lezingen doen me niet zo veel. Het is allemaal zo be trekkelijk. Ik vraag me vaak af of ik eigenlijk wel echt schrijven kan. Die eeuwige twijfel of het wel beter wordt. Ik kan dat heel moeilijk uit leggen. Je draagt als schrijf ster een enorme verantwoor delijkheid Je komt in miljoe nen handen. Daar denk ik wel eens over na. Een boek moet eigenlijk een gesprek van vriend tot vriend zijn. Je kunt er alle kanten mee uit. Er zit zoveel als je kijkt en luistert. De boeken liggen op straat". Margreet van Hoorn schrijft het liefst 's winters. „Want 's zomers wil ik er aldoor uit". Ze schrijft voornamelijk 's middags en soms nog een deel van de avond, nooit 's nachts zoals zoveel andere schrijvers. „Je kunt in boeken veel aan verlangens, liefde en eenzaamheid kwijt. Je schrijft altijd vanuit datgene wat je niet hebt. Ik kan een verhou ding heel intens beschrijven omdat ik zelf heb liefgehad, heb samengewoond, ook al ben ik ongetrouwd gebleven Zo'n herinnering blijft leven dig. Dat niet hebben, dat is belangrijk. Men verwijt me vaak dat mijn boeken altijd goed aflopen, maar dat wil toch iederen graag? Ik hou erg van mensen, maar vooral van mensen die het moeilijk hebben. Ik voel me enorm verwant met mensen die moeten knokken en het net niet redden. Ik heb zo'n be grip voor mensen die ontluis teren Ik kan geweldig goed opschieten met mongooltjes bijvoorbeeld. Ik vind ze niet zielig, net zomin als mensen met een handicap. Ik maak geen brave mensen in mijn boeken". Ouder „Het heerlijke van ouder wor den is dat je heel sterk veran dert. Je oordeelt milder, je doorziet veel meer. Ik voel me vaak veel rijker in mijn eentje als wanneer ik sommi ge huwelijken zie. Het is vre selijk als je in een huwelijk je zelf niet kunt zijn. als je in een bepaald rollenpatroon wordt gedwongen Er is niets ergers dan niet begrepen te worden". Margreet van Hoorn zal het zeker niet bij vijftig boeken laten. Ze zegt ronduit niet zonder schrijven te kun nen. „Dan voel ik me onbe haaglijk, dan word ik ziek. Je verliest je in zoiets. Schrijven is tot de kern van de dingen durven gaan. Daarbij is ver wondering essentieel. Ik kan niet meer anders. Mijn hobby is mijn werk geworden". CORRY VIS /SS Henri Toulouse-Lautrec:De troep van Mlle.Eglantine (1896). LÉPICHON VOLGT DE SCHILDERS VAN HET GELUK „Alle grote vondsten in de schilderkunst, vanaf de revolutie van 1848 tot aan de Eerste Wereldoorlog zijn gedaan in en rondom herbergen en restaurants, bierhuizen en kroegen, cafés en tin geltangels". De Frans kunsthistoricus Yann le Pichon trok de afgelopen ja ren naar de plaatsen waar de kunstschilders uit die periode sa menschoolden: Barbizon, het Normandische kustplaatsje Hon- fleur, bakermat van de impressionisten, Montmartre, waar Tou louse-Lautrec. Renoir. Van Dongen en Picasso het sociale leven schilderden. Pont-Aven in Bretagne, waar Gauguin en Jacob Meyer de Haan tot enkele van hun beste werken kwamen en Montparnasse. waar allerlei stijlen samen kwamen in het werk van kunstenaars als opnieuw Picasso en Van Dongen, Léger. Duchamp en Chagall. Het resultaat van die langdurige reis bracht hem tot de conclusie, dat het juist de kroegen zijn ge weest waar de kunstenaars de inspiratie voor hun beste werken vonden. Le Pichon tekende zijn bevindingen op in het bijzonder fraaie, rijk geïllustreerde en waardevolle naslagwerk „De Schilders van het Geluk". Daarin beschrijft hij het leven in de kunstenaarsko lonies, de armoe van de kunstenaars, de invloeden die zij op el kaar uitoefenden. Le Pichon bezocht de kroegen, pensions en hotels, waar ze pla fonds. muren, kasten en deuren beschilderden als dank voor de genoten gastvrijheid en als tegemoetkoming in de kosten, die zij slechts zelden in staat waren te dragen. Daarnaast portretteer den ze de eigenaren van die etablissementen of maakten ruwe schetsen van hun onderkomens. Met name de kunstenaarskolo nie in Barbizon, vlakbij het bos van Fontainebleau. zocht zijn toevlucht tot een dergelijke verlichting van de financiële proble men. Met onder meer werken van Rousseau en Millet zijn daar van talrijke voorbeelden in het boek terug te vinden. In het ge val van de kunstenaars in Montmartre en Montparnasse zijn het vooral de schilderingen van de danshallen (Moulin Rouge), bor delen en kroegen die Le Pichons stelling in „De Schilders van het Geluk" onderbouwen. De waarde van het werk van Le Pichon ligt in het feit dat zo duidelijk naar voren komt hoe en onder welke invloeden de schilderkunst tussen 1848 en 1914 evolueerde Zo was het in het begin van die periode vooral het werk van Nederlandse land- schappsschilders als Ruysdael en Hobbema die het werk van de Franse schilders beïnvloedden. Later zie je de lijnen vervagen en de kleuren veranderen en het impressionisme als nieuwe stijl opkomen, aanvankelijk fel bekritiseerd, later alom bewonderd. Aan de hand van onder meer Picasso en Léger is er daarna op nieuw een opvallende verandering zichtbaar, met abstracte, soms hoekige vormen, en felle kleuren. Van al die stijlen, en de zijpaden die de kunstenaars vaak insloegen, zijn honderden van de beste voorbeelden in het boek terug te vinden. In de kroegen en tingeltangels vonden die stijlen hun vorm, be toogt Le Pichon: „Daar ontmoetten de origineelste en later ook invloedrijkste schilders elkaar, spraken elkaar moed in en voch ten zich vrij. In deze leefgemeenschappen kenden ze een tweele dig geluk, ondanks hun materiele moeilijkheden, hun armoede en hun inspanningen, ze waren broeders die aan één tafel aten in een sfeer die dank zij de drank steeds hartelijker werd en zij bezaten creativiteit". Het waren, zo zegt Le Pichon. schilders van het goede leven Enerzijds door het leven dat zij schilderden, anderzijds door het leven dat zij leidden Die overtuiging komt in „De Schilders van het Geluk" duidelijk naar voren. KOOS VAN WEES Yann le Pichon: De Schilders van het Geluk. Overzicht van de (Franse) schilderkunst in de periode 1848-1914. Meer dan 600 illustraties, 286 blz. Uitgeverij Elsevier. Winkelprijs ƒ125.-. Jacob Meyer de Haan: Boerderij met put in Le Pouldu (1889). êJLi ik** Allan Boesak: „Wij moeten allen bedenken dat sommige dingen zo dierbaar, sommige dingen zo kostbaar, zo eeuwig waar zijn, dat zij de moeite waard zijn om ervoor te sterven. De oorspronkelijke Engelse ti tel van deze prekenbundel van de Zuidafrikaanse predikant Boesak luidt: „Wandelend op doornen. De oproep tot chris telijke gehoorzaamheid". Boesak probeert uit te leggen wat hij onder die gehoorzaam heid verstaat: gehoorzaamheid niet aan de apartheidsregering van zijn land, maar aan de God van het evangelie. Hij vergelijkt de Zuidafrikaanse zwarte predikanten met de oude profeten van Israël, die niet voorspelden wat de ko ningen verwachtten of graag wilden horen, maar die de spreekbuis waren van God. Hij maakt ook heel duidelijk dat daar gevaren aan verbonden waren en zijn. Vele profeten belandden in de gevangenis, en datzelfde lot of erger staat ook de profeten in Zuid-Afri- ka te wachten als zij te duide lijk spreken. „Maar", zo vraagt Boesak zich af, „hoeveel kan een mens verdragen? Hoe lang moeten de profeten om vrede roepen? Als ik ontdek dat de dingen waarvoor wij nu strij den al vijftig jaar op de agenda van de kerken staan, overvalt mij een onbeschrijflijke moe heid. Is het werkelijk de moei te waard?" Moeite waard In de loop van deze preek, die uitgaat van het boek Konin gen, blijkt duidelijk dat Boesak de zaak inderdaad nog steeds de moeite waard vindt om voor te strijden. Hij spaart daarbij de kerken niet, ook, en vooral niet zijn eigen (zwarte) Sendingkerk. „De kerk moet duidelijxe keuzen doen", meent hij. „Eenheid ten koste van de armen en verdrukten, ten koste van de zuiverheid van het evangelie, is geen een heid". Maar daar zijn risico's aan ver bonden. ook dat maakt Boesak heel duidelijk, zowel voor ker ken als personen Maar ..het risico van het geloof blijft een risico", stelt hij „Het is echter onze opdracht God te gehoor zamen, ook als er geen uit komst lijkt te zijn". Hij voegt daaraan toe: „Zo lang je vast houdt aan het vaste patroon van de slaaf-meester verhou ding. ben je veilig. Maar vrij heid is anders De weg naar vrijheid wemelt van tegenstrij digheden en onzekerheden, die weg is glibberig van de ri sico's". Met deze preek gaat de Zuida frikaanse predikant in op de discussies en de noodzakelijke keuze voor de nieuwe grond- wet, waardoor ook kleurlingen en Indiërs een eigen parle ment kregen, maar de zwarten nog steeds uitgesloten werden Hij is niet bang om politiek in de kerk te brengen, omdat in zijn land alles politiek is en het geloof in alles met het da gelijkse leven te maken heeft. Boesak is bovendien voor alles theoloog Juist het feit dat in Zuid-Afrika de apartheid bij bels gefundeerd wordt, is voor hem zo onacceptabel. En hij is bereid daarvoor zichzelf in te zetten, hoe moeilijk dat ook is. Eigen leven Ontroerend is de preek die hij genoemd heeft ..Ja. zelfs zijn eigen leven" Daarin vertelt hij zijn gemeente over de spanningen in zijn gezin sinds de „Afrikaner weerstandbe- weging" openlijk aangekon digd heeft plannen te smeden om bisschop Desmond Tutu en Boesak zelf te vermoorden En de predikant zegt dan „Wij moeten allen bedenken dat sommige dingen zo dierbaar, sommige dingen zo kostbaar, sommige dingen zo eeuwig waar zijn, dat zij de moeite waard zijn om ervoor te ster ven. Ik moet eerlijk zijn tegen over u dit is geen grootspraak, ik spreek met vrees en beven Ik spreek ook met hoop. Ook al is het hopen tegen beter we ten in. Tegelijkertijd ben ik er absoluut zeker van dit is wat ik moet doen. Ik voel een vreemde vreugde vanochtend, omdat ik ontdekt heb dat ik niet langer bang ben. Mijn le ven is in de hand van de God die leeft Ik maak er geen aan spraak op alles te begrijpen wat ons overkomt, maar ik weet dat ik Gods wil wens te doen" Allan Boesak: „Walking on thorns" verschijnt door een initiatief van de Wereldraad van Kerken en wordt voor Nederland verzorgd door Uitgeverij Kok in Kampen. Prijs ƒ10.54 (Een Nederland se vertaling is niet verkrijg baar).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1985 | | pagina 9