Helder gestructureerde „De Vulkaan"
„Ui begin
nu pas te
schrijven
Risico van geloof blijft risico"
De kroeg als
bakermat van
schilderstijlen
NOVELLE VAN PETER HOEFNAGELS
Carnavals
kostuum
nu volgens
het boekje
BOEKEN
fieidaeSou/umt
VRIJDAG 1 FEBRUARI 198S PAGINA 9
Peter Hoefnagels heeft zich in
zijn onlangs uitgekomen no
velle „De vulkaan" bezig ge
houden met een bekend thema
in onze letteren: de relatie tus
sen twee mensen van verschil
lende ras. De een is een Ne
derland (de „ik" van het ver
haal). de ander is zijn jeugd
vriend. een „Indische" jongen,
die merkwaardig genoeg Japi
heet. In hun kinderjaren trek
ken zij heel intensief met el
kaar op. maar dat kontakt gaat
verloren en later, als beiden
zich op grote afstand van el
kaar bevinden, is er heimwee
om wat vroeger was en nim
mer terug zal keren.
Peter Hoefnagels publiceerde
eerder twee boeken, die een
sterk autobiografisch indruk
maakte. In 1981 keek hij terug
naar zijn vroegere jeugdjaren
(„Aan God die mijn jeugd ver
blijdt"), daarna kwam het ver
haal „De vleesheuvel", dat
zich afspeelt in de na-oorlogse
tijd in Nederland. Ook daar
was de hoofdpersoon een jon
geman met de naam Thomas,
net als in „De Vulkaan". Mag
je daaruit afleiden, dat deze
verhalen op een of andere ma
nier een samenhang hebben,
die te maken heeft met erva
ringen van de auteur zelf?
De structuur van dit nieuwe
boek geeft daar echter geen
aanleiding toe: de opbouw van
het verhaal verraadt de hand
van een auteur, die op zeer li
teraire wijze bezig is gewees!
en een verhaal heeft gecon
strueerd. Tussen de verschil
lende momenten en passages
zijn allerlei parallellen en spie
gelingen. Het geheel is gevat
in een kort moment in het le
ven van de hoofdfiguur, die
alles wat met Japi te maken
heeft aan zich voorbij ziet
gaan in zijn overpeinzingen als
bij hem door de postbode een
brief wordt bezorgd. Die struc
tuur is heel helder, maar tege
lijk erg overheersend, vooral
ook omdat de uitgever of de
auteur het konden nalaten, op
de achterflap de lezer nadruk
kelijk op dit aspect te wijzen,
in zinnen als: „In het begin,
het midden en het eind van
het boek ontmoeten we een
oer-Hollandse postbode, een
Shakesperiaanse bijrol, maar
voor een literaire speurneus is
hij niet zonder betekenis." Het
blijkt dan gelukkig dat ie niet
zo deskundig hoeft te zijn in
het literaire speurwerk om
achter de symboliek van deze
en andere elementen uit het
verhaal te komen.
Het verhaal beslaat in hoofd
zaak twee episoden. In het
eerste deel zijn de twee vrien
den nog jongens. Ze groeien op
in de oorlogsjaren. Japi is een
Indische jongen, die in een
heel mysterieus groot huis en
in onverklaarbare familie-om
standigheden leeft. Met Tho
mas bouwt hij hutten in de bo
men van het bos in de buurt,
met loopbruggen, waardoor
het tweetal elkaar kan berei
ken. Over symboliek gespro
ken! De climax van deze epi
sode brengt het eind van de
vriendschap tussen de jongens:
hun geheime schuilplaats in
het bos, waaruit zij toezien op
een Duitse legereenheid, dient
om een broer van Japi, die een
stommiteit begaat, te redden
van zijn Duitse achtervolgers.
Tevergeefs. Later, als Thomas
ouder is, komt hij in Indië, of
Indonesië terecht, waar hij de
ruïnes van de ouderlijke wo
ning van Japi bezoek. Hij
hoort daar het tragische ver
haal over de familie-verhou
dingen en Japi's lot. Waar Japi
een buitenstaander was, in de
Hollandse wereld, zo is Tho
mas nu een buitenstaander in
deze Indische wereld. Met Jap;
komt het niet meer goed.
Hoefnagels heeft op een zuive
re manier die breekbare rela
tie van de twee jongens gete
kend en weet overtuigend ver
der te gaan op dit thema door
subtiel te vertellen hoe Tho
mas bezig blijft met Japi en
met de brug die ze naar elkaar
zouden moeten slaan, als dat
zou kunnen. Dat de structurele
elementen van het boek wat
opvallend zijn in hun literaire
bedoelingen, is daarom wel
jammer.
JAN VERSTAPPEN
Peter Hoefnagels: „De Vul
kaan-novelle. Uitgeverij De
Prom. Prijs 18,50.
Wie zich tijdens het komende
carnaval eens in het feestge
woel wil storten zonder uit
monstering uit een of andere
feestwinkel of warenhuis,
maar zich toch volgens het
boekje wil verkleden, kan nu
voor het eerst daarover ook
werkelijk een boekje raadple
gen.
Tegenwoordig zijn immers
overal boekjes over in de han
del, dus waarom niet over het
zich tot zot verkleden? Martin
Jans was al eerder op het idee
gekomen om mensen die zich
willen verkleden een handje
te helpen en greep daar on
langs al het Sinterklaas- en
Kerstfeest voor aan. Hij liet
toen een boekje verschijnen
over de juiste manier waarop
de hoofdfiguren op deze fees
ten. inclusief Zwarte Piet,
zichzelf, zonder al te hoge kos
ten. zouden kunnen uitdossen.
„Karnaval, twaalf kostuum en
schmink", heet het en het
geeft ook precies wat daarmee
wordt aangekondigd. Zo krij
gen moeders die voor hun kin
deren zelf carnavalskostuums
willen maken allerlei tips. De
knippatronen in het boekje
zijn getekend op een schaal 1
op 8. dus voor elke centimeter
moeten ze eigenlijk 8 centime
ter rekenen. Men moet die dan
wel goed kunnen natekenen,
maar voor een doorgewinterde
huismoeder moet dat zeker
omdat het op ruitjespapier is
getekend erg eenvoudig
zijn. Bij elk ontwerp worden
ook voorbeelden gegeven van
de finishing touch: het
schminken. Kleurenfoto's ge
ven een goed idee van hoe dat
zou kunnen en hoe het geheel
„staat". Zo vindt men er een
leuk gestreept pakje in onder
de titel Zoembie (patroon maat
104), compleet met aanwijzin
gen voor de benodigde stof,
fournituren en accessoires. In
een iets grotere maat (110)
vindt men de Toverbal, een
pakje gemaakt uit ballenstof.
Oplopend in maat treft men
een spokenpak, een rafelpakje
en een dierenpak (Spotje) aan
in de grootste kindermaat 134.
De carnavalskostuums voor
volwassenen worden op de
zelfde manier, ook steeds met
een naam, in het boekje be
handeld, zowel voor dames als
voor heren.
Daar kan men kiezen uit pak
ken met weinig en met over
dadig veel stof. In het boekje
worden nuttige tips gegeven
voor het naaien en het
schminken en afschminken.
Een praktisch boekje, waaruit
men een leuke keuze kan ma
ken als men eens origineel op
het carnaval wil verschijnen.
Tenzij de buurvrouw (of -
man), die naar hetzelfde car
navalsfeest gaat, ook dit boek
te aanschaft. Dan hebben ze de
kans dat ze zichzelf tegenko
men.
AAD VAN HOLSTEIN
Martin Jans: Karnaval, 12
kostuums en schmink. Uit
geverij Maja. Prijs: 17.90.
MARGREET VAN HOORNS 50e BOEK:
HOORN „Welnee!"
roept ze afkeurend, „vijf
tig boeken is helemaal
geen prestatie. Het gaat
niet om een bepaald aan
tal, het gaat om die twee
of drie boeken waarbij
het lekker loopt. Daar
ben ik dan een beetje blij
mee. Maar vijftig boeken
zegt verder niks. Ik heb
sterk het gevoel dat ik nu
pas begin te schrijven!"
De Hoornse romanschrij-
ster Margreet van Hoorn,
zelf ietsje ouder dan het
aantal boeken dat ze in
ruim twintig jaar schreef,
publiceert eind april haar
vijftigste roman: „Het
grote onbegrip". Een
warm, gevoelig en ro
mantisch boek waarvan
het thema, zoals bij al
haar boeken het geval is,
werd ontleend aan de
werkelijkheid, maar door
haar fantasie werd inge
vuld. Het gaat over een
man die iets heeft mis
daan wat iedereen zou
kunnen overkomen en
waar het hele gezin onder
lijdt. „Het grote waarom,
waar je nooit uitkomt",
zegt de schrijfster, „vroe
ger schreef ik zoiets van
uit mijn gevoel, nu weet
ik dat er veel denken en
veel begrijpen bij te pas
komt".
Margreet van Hoorns aller
eerste boek was een streekro
man, die ook verscheen als
feuilleton: „Moeder Maaike".
Sindsdien staat ze te boek als
schrijfster van streekromans,
terwijl al haar andere boeken
niet over een bepaalde streek
gaan, maar over dingen uit
het volle leven. Over verhou
dingen, relaties tussen men
sen en wat daar allemaal bij
komt kijken. De laatste twee:
„Uit vrije wil" en „Een zinvol
leven" beschouwt ze zelf als
haar beste romans. Alle ande
re boeken noemt ze „vinge
roefeningen". „Schrijven is
ontzettend moeilijk", zegt ze
ronduit, „vroeger schreef ik
volkomen onbevangen. Te
genwoordig verwacht men
iets van mij en dat legt een
druk op je".
Margreet van Hoorn, de naam
zegt het al. woont met twee
„Schrijven is durven, helemaal
los van schaamte gewoon je
zelf laten zien".
poezen in een knus grachten
huisje in een stukje verstild
Hoorn. De plaats inspireert
haar, zegt ze. Al met acht jaar
maakte ze haar eerste gedich
tjes, terwijl haar eerste meis
jesroman werd geschreven
toen ze 18 was. Maar verder
kwam ze indertijd niet, want
ze ging de journalistiek in.
„Daar leer je veel van",
meent ze, „maar voor romans
heb je dan geen tijd rpeer". Ze
werd redactrice bij een da
mesblad. Daar werd haar ech
te naam Margreet de Reus
veranderd in Margreet van
Hoorn. „Ze vonden De Reus
geen naam voor een redactri
ce", herinnert ze zich nog.
„Maar ach, zo'n redaktie met
allemaal vrouwen, dat was
het ook niet. De journalistiek
is ook zo hard geworden. Ter
wijl er zoveel liefs op de we
reld is".
Stap
In 1962 nam Magreet van
Hoorn de beslissende stap.
„Schrijven is durven", be
dacht ze toen. „helemaal los
van schaamte gewoon jezelf
laten zien". „Want", zo reali
seert ze zich nu, „schrijven is
bijna alles van jezelf prijsge
ven. Het slechte en het goeie.
Alles wat je opschrijft is ten
slotte in jouw geest opgeko
men, dus daar verraad je
enorm veel mee van jezelf
Ze begon te schrijven. Twee.
soms drie boeken per jaar.
Over dingen die ze gehoord
had en die haar zo fascineer
den dat ze er een heel verhaal
omheen kon bouwen. „Uit
vrije wil" bijvoorbeeld gaat
over iemand met spierdystro
fie Een triest gegeven, vrij
hard geschreven, maar toch
weer met die typische Mar
greet van Hoorn-ingrediën
ten: warmte en gevoel. „Ik
had me zo in die jongen' inge
leefd dat ik, toen de telefoon
tijdens het schrijven ging,
dacht: ik kan hem niet oppak
ken, want ik kan er niet bij
vanuit mijn rolstoel. Later
werd ik opgebeld door een
mevrouw die zei: u heeft zelf
zo'n kind, hè? Ik zei: hoezo?
Ze antwoordde: anders had u
er nooit zó over kunnen
schrijven! Maar ik heb na
tuurlijk helemaal geen kinde
ren. Wel veel contact met
doktorep en die vertellen mij
precies hoe zo'n ziekteproces
verloopt en wat de conse
quenties zijn. Ik vul het ver
haal zo zelf in".
Inzicht
Margreet van Hoorn schrijft
uitsluitend over dingen waar
in ze zich verplaatsen kan.
„Harde zaken als drugs, incest
of homofilie, daar schrijf ik
niet over, want daar kan ik
niets mee doen. Ik kan wel
schrijven over het krijgen van
een kind, ook al heb ik zelf
nooit een kind gehad. Want
ik kan me indenken hoe dat
voelt. Wat ik persoonlijk jam
mer vind is dat het zo lang
heeft moeten duren voor ik
werkelijk inzicht kreeg in al
lerlei dingen. Pas de laatste
jaren kom ik steeds verder. Ik
schrap nu ook veel meer. Ik
beschrijf minder de omgeving
waarin zich alles afspeelt. Ik
begin nu meteen met de dia
loog". Aan een boek gaat
maanden denkwerk vooraf,
maar dan zet de schrijfster
het ook in een paar maanden
op papier. „Eigenlijk ben je
altijd aan het schrijven",
voegt ze toe, „want je bent
voortdurend alert op onder
werpen, je ziet veel dingen
Wat Carmiggelt in het café
doet, doe ik hier in de buurt-
winkeltjes. Ik raak met wild
vreemde mensen in gesprek
en die vertrouwen mij hun
diepste gedachten toe".
Eenzaam
Toch heeft Margreet van
Hoorn soms te kampen met
een grote eenzaamheid. „Je
wordt zo vaak niet begrepen
als je gevoelig bent", is haar
ervaring, „schrijven is op zich
al eenzaam werk, al geeft het
ook heel veel respons en ge
luk. Maar fanmail en applaus
na lezingen doen me niet zo
veel. Het is allemaal zo be
trekkelijk. Ik vraag me vaak
af of ik eigenlijk wel echt
schrijven kan. Die eeuwige
twijfel of het wel beter wordt.
Ik kan dat heel moeilijk uit
leggen. Je draagt als schrijf
ster een enorme verantwoor
delijkheid Je komt in miljoe
nen handen. Daar denk ik
wel eens over na. Een boek
moet eigenlijk een gesprek
van vriend tot vriend zijn. Je
kunt er alle kanten mee uit.
Er zit zoveel als je kijkt en
luistert. De boeken liggen op
straat".
Margreet van Hoorn schrijft
het liefst 's winters. „Want
's zomers wil ik er aldoor
uit". Ze schrijft voornamelijk
's middags en soms nog een
deel van de avond, nooit
's nachts zoals zoveel andere
schrijvers. „Je kunt in boeken
veel aan verlangens, liefde en
eenzaamheid kwijt. Je schrijft
altijd vanuit datgene wat je
niet hebt. Ik kan een verhou
ding heel intens beschrijven
omdat ik zelf heb liefgehad,
heb samengewoond, ook al
ben ik ongetrouwd gebleven
Zo'n herinnering blijft leven
dig. Dat niet hebben, dat is
belangrijk. Men verwijt me
vaak dat mijn boeken altijd
goed aflopen, maar dat wil
toch iederen graag? Ik hou
erg van mensen, maar vooral
van mensen die het moeilijk
hebben. Ik voel me enorm
verwant met mensen die
moeten knokken en het net
niet redden. Ik heb zo'n be
grip voor mensen die ontluis
teren Ik kan geweldig goed
opschieten met mongooltjes
bijvoorbeeld. Ik vind ze niet
zielig, net zomin als mensen
met een handicap. Ik maak
geen brave mensen in mijn
boeken".
Ouder
„Het heerlijke van ouder wor
den is dat je heel sterk veran
dert. Je oordeelt milder, je
doorziet veel meer. Ik voel
me vaak veel rijker in mijn
eentje als wanneer ik sommi
ge huwelijken zie. Het is vre
selijk als je in een huwelijk je
zelf niet kunt zijn. als je in
een bepaald rollenpatroon
wordt gedwongen Er is niets
ergers dan niet begrepen te
worden". Margreet van Hoorn
zal het zeker niet bij vijftig
boeken laten. Ze zegt ronduit
niet zonder schrijven te kun
nen. „Dan voel ik me onbe
haaglijk, dan word ik ziek. Je
verliest je in zoiets. Schrijven
is tot de kern van de dingen
durven gaan. Daarbij is ver
wondering essentieel. Ik kan
niet meer anders. Mijn hobby
is mijn werk geworden".
CORRY VIS
/SS
Henri Toulouse-Lautrec:De troep van Mlle.Eglantine (1896).
LÉPICHON VOLGT DE
SCHILDERS VAN HET GELUK
„Alle grote vondsten in de schilderkunst, vanaf de revolutie van
1848 tot aan de Eerste Wereldoorlog zijn gedaan in en rondom
herbergen en restaurants, bierhuizen en kroegen, cafés en tin
geltangels".
De Frans kunsthistoricus Yann le Pichon trok de afgelopen ja
ren naar de plaatsen waar de kunstschilders uit die periode sa
menschoolden: Barbizon, het Normandische kustplaatsje Hon-
fleur, bakermat van de impressionisten, Montmartre, waar Tou
louse-Lautrec. Renoir. Van Dongen en Picasso het sociale leven
schilderden. Pont-Aven in Bretagne, waar Gauguin en Jacob
Meyer de Haan tot enkele van hun beste werken kwamen en
Montparnasse. waar allerlei stijlen samen kwamen in het werk
van kunstenaars als opnieuw Picasso en Van Dongen, Léger.
Duchamp en Chagall. Het resultaat van die langdurige reis
bracht hem tot de conclusie, dat het juist de kroegen zijn ge
weest waar de kunstenaars de inspiratie voor hun beste werken
vonden.
Le Pichon tekende zijn bevindingen op in het bijzonder fraaie,
rijk geïllustreerde en waardevolle naslagwerk „De Schilders van
het Geluk". Daarin beschrijft hij het leven in de kunstenaarsko
lonies, de armoe van de kunstenaars, de invloeden die zij op el
kaar uitoefenden.
Le Pichon bezocht de kroegen, pensions en hotels, waar ze pla
fonds. muren, kasten en deuren beschilderden als dank voor de
genoten gastvrijheid en als tegemoetkoming in de kosten, die zij
slechts zelden in staat waren te dragen. Daarnaast portretteer
den ze de eigenaren van die etablissementen of maakten ruwe
schetsen van hun onderkomens. Met name de kunstenaarskolo
nie in Barbizon, vlakbij het bos van Fontainebleau. zocht zijn
toevlucht tot een dergelijke verlichting van de financiële proble
men. Met onder meer werken van Rousseau en Millet zijn daar
van talrijke voorbeelden in het boek terug te vinden. In het ge
val van de kunstenaars in Montmartre en Montparnasse zijn het
vooral de schilderingen van de danshallen (Moulin Rouge), bor
delen en kroegen die Le Pichons stelling in „De Schilders van
het Geluk" onderbouwen.
De waarde van het werk van Le Pichon ligt in het feit dat zo
duidelijk naar voren komt hoe en onder welke invloeden de
schilderkunst tussen 1848 en 1914 evolueerde Zo was het in het
begin van die periode vooral het werk van Nederlandse land-
schappsschilders als Ruysdael en Hobbema die het werk van de
Franse schilders beïnvloedden. Later zie je de lijnen vervagen
en de kleuren veranderen en het impressionisme als nieuwe stijl
opkomen, aanvankelijk fel bekritiseerd, later alom bewonderd.
Aan de hand van onder meer Picasso en Léger is er daarna op
nieuw een opvallende verandering zichtbaar, met abstracte,
soms hoekige vormen, en felle kleuren. Van al die stijlen, en de
zijpaden die de kunstenaars vaak insloegen, zijn honderden van
de beste voorbeelden in het boek terug te vinden.
In de kroegen en tingeltangels vonden die stijlen hun vorm, be
toogt Le Pichon: „Daar ontmoetten de origineelste en later ook
invloedrijkste schilders elkaar, spraken elkaar moed in en voch
ten zich vrij. In deze leefgemeenschappen kenden ze een tweele
dig geluk, ondanks hun materiele moeilijkheden, hun armoede
en hun inspanningen, ze waren broeders die aan één tafel aten
in een sfeer die dank zij de drank steeds hartelijker werd en zij
bezaten creativiteit".
Het waren, zo zegt Le Pichon. schilders van het goede leven
Enerzijds door het leven dat zij schilderden, anderzijds door het
leven dat zij leidden Die overtuiging komt in „De Schilders van
het Geluk" duidelijk naar voren.
KOOS VAN WEES
Yann le Pichon: De Schilders van het Geluk. Overzicht van
de (Franse) schilderkunst in de periode 1848-1914. Meer dan
600 illustraties, 286 blz. Uitgeverij Elsevier. Winkelprijs
ƒ125.-.
Jacob Meyer de Haan: Boerderij met put in Le Pouldu (1889).
êJLi ik**
Allan Boesak: „Wij moeten allen bedenken dat sommige dingen
zo dierbaar, sommige dingen zo kostbaar, zo eeuwig waar zijn,
dat zij de moeite waard zijn om ervoor te sterven.
De oorspronkelijke Engelse ti
tel van deze prekenbundel van
de Zuidafrikaanse predikant
Boesak luidt: „Wandelend op
doornen. De oproep tot chris
telijke gehoorzaamheid".
Boesak probeert uit te leggen
wat hij onder die gehoorzaam
heid verstaat: gehoorzaamheid
niet aan de apartheidsregering
van zijn land, maar aan de
God van het evangelie. Hij
vergelijkt de Zuidafrikaanse
zwarte predikanten met de
oude profeten van Israël, die
niet voorspelden wat de ko
ningen verwachtten of graag
wilden horen, maar die de
spreekbuis waren van God. Hij
maakt ook heel duidelijk dat
daar gevaren aan verbonden
waren en zijn. Vele profeten
belandden in de gevangenis,
en datzelfde lot of erger staat
ook de profeten in Zuid-Afri-
ka te wachten als zij te duide
lijk spreken. „Maar", zo vraagt
Boesak zich af, „hoeveel kan
een mens verdragen? Hoe lang
moeten de profeten om vrede
roepen? Als ik ontdek dat de
dingen waarvoor wij nu strij
den al vijftig jaar op de agenda
van de kerken staan, overvalt
mij een onbeschrijflijke moe
heid. Is het werkelijk de moei
te waard?"
Moeite waard
In de loop van deze preek, die
uitgaat van het boek Konin
gen, blijkt duidelijk dat Boesak
de zaak inderdaad nog steeds
de moeite waard vindt om
voor te strijden. Hij spaart
daarbij de kerken niet, ook, en
vooral niet zijn eigen (zwarte)
Sendingkerk. „De kerk moet
duidelijxe keuzen doen",
meent hij. „Eenheid ten koste
van de armen en verdrukten,
ten koste van de zuiverheid
van het evangelie, is geen een
heid".
Maar daar zijn risico's aan ver
bonden. ook dat maakt Boesak
heel duidelijk, zowel voor ker
ken als personen Maar ..het
risico van het geloof blijft een
risico", stelt hij „Het is echter
onze opdracht God te gehoor
zamen, ook als er geen uit
komst lijkt te zijn". Hij voegt
daaraan toe: „Zo lang je vast
houdt aan het vaste patroon
van de slaaf-meester verhou
ding. ben je veilig. Maar vrij
heid is anders De weg naar
vrijheid wemelt van tegenstrij
digheden en onzekerheden,
die weg is glibberig van de ri
sico's".
Met deze preek gaat de Zuida
frikaanse predikant in op de
discussies en de noodzakelijke
keuze voor de nieuwe grond-
wet, waardoor ook kleurlingen
en Indiërs een eigen parle
ment kregen, maar de zwarten
nog steeds uitgesloten werden
Hij is niet bang om politiek in
de kerk te brengen, omdat in
zijn land alles politiek is en
het geloof in alles met het da
gelijkse leven te maken heeft.
Boesak is bovendien voor alles
theoloog Juist het feit dat in
Zuid-Afrika de apartheid bij
bels gefundeerd wordt, is voor
hem zo onacceptabel. En hij is
bereid daarvoor zichzelf in te
zetten, hoe moeilijk dat ook is.
Eigen leven
Ontroerend is de preek die hij
genoemd heeft ..Ja. zelfs zijn
eigen leven" Daarin vertelt
hij zijn gemeente over de
spanningen in zijn gezin sinds
de „Afrikaner weerstandbe-
weging" openlijk aangekon
digd heeft plannen te smeden
om bisschop Desmond Tutu en
Boesak zelf te vermoorden En
de predikant zegt dan „Wij
moeten allen bedenken dat
sommige dingen zo dierbaar,
sommige dingen zo kostbaar,
sommige dingen zo eeuwig
waar zijn, dat zij de moeite
waard zijn om ervoor te ster
ven. Ik moet eerlijk zijn tegen
over u dit is geen grootspraak,
ik spreek met vrees en beven
Ik spreek ook met hoop. Ook
al is het hopen tegen beter we
ten in. Tegelijkertijd ben ik er
absoluut zeker van dit is wat
ik moet doen. Ik voel een
vreemde vreugde vanochtend,
omdat ik ontdekt heb dat ik
niet langer bang ben. Mijn le
ven is in de hand van de God
die leeft Ik maak er geen aan
spraak op alles te begrijpen
wat ons overkomt, maar ik
weet dat ik Gods wil wens te
doen"
Allan Boesak: „Walking on
thorns" verschijnt door een
initiatief van de Wereldraad
van Kerken en wordt voor
Nederland verzorgd door
Uitgeverij Kok in Kampen.
Prijs ƒ10.54 (Een Nederland
se vertaling is niet verkrijg
baar).