Is levenloze natuur dood of iets anders? „Wij wachten op leerlingen van het RIO" De eindtoets: niet meer dan hulpmiddel bij schoolkeuze HET BELANG VAN TAAL VOOR ANDERE VAKKEN Kan taal helpen om ande re vakken beter te begrij pen? Op het Paulus-ly- ceum In Tilburg denken ze van wel. Daar worden ge schiedenis, biologie, wis kunde, tekenen en econo mie in enkele klassen ge combineerd met Neder lands. De conclusie van de docenten die eraan meewerken is dat de leer lingen zelfstandiger en met meer inzicht opdrach ten kunnen uitvoeren. Het Paulus-project, zoals de leerkrachten hun samenwer kingsvorm noemen, is gestart in 1976. Het pretendeert on- derwijsvernieuwend te zijn, maar alleen op het terrein van de organisatievorm, niet ten aanzien van de les-inhoud. Sommige leerplanontwikke laars zullen het project daar om eerder behoudend dan vernieuwend vinden; de heilig heid van het vak wordt im mers in stand gehouden. Op het Paulus-lyceum zelf noe men ze het louter een manier van kijken, niet dé manier van kijken. De aanleiding voor het project was dat steeds meer leerlin gen onvoldoendes op hun rapport hadden voor met name de vakken geschiedenis en biologie. Enkele docenten Nederlands trokken zich dat aan en besloten met hun col lega's naar een oplossing te zoeken. Dat leidde aanvanke lijk tot bijeenkomsten waar docenten eikaars manier van werken analyseerden en be commentarieerden. Het thema was ,,Taal door de vakken heen", waarbij Nederlands, geschreven en gesproken, een veel essentiëlere rol kreeg. Het initiatief werd gaandeweg uitgebreid naar meer vakken en nu durven alle betrokken leerkrachten te zeggen dat het hun zoveel belangrijks leert, dat ze ermee door willen blij ven gaan. Hans Goosen, coördinator van het project, is hun woordvoer der. Hij is docent Nederlands en zegt dat deze manier van onderwijs eigenlijk een indi recte vorm is. „Hoe vreemd het ook klinkt, het project is in eerste instantie misschien nog meer gericht op de leraren dan op de leerlingen. Je zou kunnen zeggen, dat als een le raar maar de mogelijkheid houdt fris tegen zichzelf aan te kijken, je beter onderwijs krijgt. Met dit project is dat gebeurd: de docenten zijn met elkaar aan het werk gegaan en dat heeft, indirect, geleid tot betere resultaten bij de leerlingen". Barmhartig Het begon eigenlijk met een collega van Goosen, wie het opviel dat hij moeite had om leerlingen het woord „barm hartig" uit te leggen, omdat het helemaal buiten hun bele vingswereld viel. Het volgende uur bij wiskunde hadden die zelfde leerlingen evenwel to taal geen moeite met de op dracht om de variabele over N te berekenen „Het mooie is", zegt Goosen, „dat iedereen dacht dat het bij dat laatste wel mis zou lopen, maar dat het daar dus niet mis liep. We kwamen dat later nog vaak te gen; leraren zijn zich blijkbaar heel erg bewust van specifiek taalgebruik, dat leggen ze ook uit, maar met algemeen gang bare begrippen zijn ze vaak minder voorzichtig. De biolo gieleraar legt bijvoorbeeld goed uit waar microscoop vandaan komt, maar niet wat hij verstaat onder leven of le venloze natuur. Leerlingen denken bij dat laatste vaak aan dood, terwijl de docent iets anders bedoelt". „De groep docenten die al be zig was met eikaars lessen te becommentariëren heeft ge zegd: daar zou je eens wat meer aandacht aan moeten besteden. Ze kwamen daarbij uit op het gebruik van taal in leerboeken. Dat heeft geleid tot het analyseren van die boeken en zoeken naar de punten waar de moeilijkheden voor de leerlingen konden lig gen. Die delen zijn herschre ven. De leerlingen klaagden op dat punt het meest over zaakvakken, dus aardrijkskun de, biologie, geschiedenis en godsdienst. Twee leraren ge schiedenis waren bereid op persoonlijke basis deel te ne men aan het experiment. La ter zijn er langzaam en gelei delijk meer vakken bijgeko men". draven. Dat is de manier waarop de docent tegen de werkelijkheid aankijkt, vanuit zijn vak althans. Goosen: „Als ik in een klas vraag: zie je, als je naar Til burg kijkt, een evenwichtige stad?, dan moeten de leerlin gen bij tekenen in de gaten hebben dat evenwicht mis schien slaat op ordeningswijze of op kleurschakeringen. Want daar heeft die leraar het altijd over. Bij economie zullen ze veel meer letten op fabrieken en kantoren en hoeveel men sen er in de winkels staan. Als ze dat nou maar in de gaten hebben, komen ze er wel uit. Problemen zijn meestal meer het ongevoelig zijn voor een „Si tu vas Rio Als je naar Rio gaat, kun je plezier hebben. Als je naar hèt RIO gaat, evenzeer. RIO met hoofdletters staat dan voor het Rijnlands In stituut voor Ondernemers onderwijs In Leiderdorp, een „ouderwetse" school waar dit jaar 1116 jongens en meisjes zich met plezier en overgave voorbereiden op een betrekking in het bedrijfsleven. Wie als antl-autoritalre opvoe der de prospectus van de school doorbladert, moet wel de schrik om het hart slaan als hij daarin zinnen leest als: „Voor zowel de LDS als de MDS geldt een verschijnings plicht" (spijbelen Is dus verbo den) en: „Bij herhaaldelijk te laat komen en/of onvoldoende huiswerkprestaties worden ge ëigende pedagogische maat regelen genomen. Van de ou ders wordt verwacht dat zij achter deze maatregelen staan". Nou, nouNiks nou, nou", zegt RIO-directeur J. van Brits,um, „wij hebben ervaren, en ervaren nog dage lijks dat onze leerlingen zich prettig voelen in een klimaat waarin eisen aan hen gesteld worden". Het RIO (lagere en middelbare opleiding) schoolt de leerlin gen voor kaderfuncties in het bedrijfsleven: banken, waren huizen, assurantlebedrijven en horeca (o.m.) zijn gretige afne mers van de school. De Instel ling bestaa* uit een LDS (La gere Detailhandelsschool) die vier jaar duurt en bestemd is voor leerlingen die van de ba sisschool komen en een MDS (Middelbare Detailhandels school). De laatste is een „vervolg" op de LDS, maar ook toegankelijk voor jongens en meisjes met een mavo-di ploma. Dikwijls komen er ook leerlingen die het op de een of andere manier op een andere school niet konden uithouden; voor wie het „normale school bestaan" een lijdensweg bete kent. Directeur Van Britsum: „Ik herinner me een meisje, een aantal jaren geleden, dat gymnasiale begaafdheid had. Dat kind was zelfs in een ze nuwinrichting terechtgeko men. Daarna kwam ze bij ons op school. Ze heeft hier voor treffelijk gefloreerd en alle di ploma's gehaald. Dat is zo maar een voorbeeld". „Kijk, als je op een middelba re school zit krijg je meetkun de, biologie, aardrijkskunde, vakken waar je je bij afvraagt: wat moet ik daar nou mee aan? Maar hier krijgen ze een vak als warenkennis en dat is eigenlijk een mix van fysica, biologie en scheikunde, maar dan uitgaande van de concre te stoffen: textiel, plastic, leer, hout, papier, koffie, thee, ta bak, vul maar in En dat trekt de leerlingen meer aan denk ik dan de abstrac te vakken zoals wij die vroe ger hebben gehad". „In de tijd dat ik zelf les gaf in Den Haag zat je als leraar let terlijk en figuurlijk op een soort verhoging. Dat hebben we hier niet. Maar ik sta er wel op dat ze „U" moeten zeggen. Er is hier ook een intensieve begeleiding van de leerlingen. Dat hebben ze nodig, vooral als er in het gezin iets mis Is. een scheiding of zo. Nooit heb ik de leerlingen horen klagen dat ze de bemoeienis van de school uit als hinderlijk heb ben ervaren". Weinig uitvaf Het RIO heeft bijzonder weinig uitval. Landelijk gezien gaat veertig procent van de leerlin gen voortijdig het vervolgon derwijs uit. Bij het RIO ligt dit op twintig procent. Van Brit sum: „Dat is niet altijd zo ge weest, een jaar of zeven gele den zaten we ook op het lan delijk gemiddelde. Toen heb ik een enquête gehouden on der de leerlingen, en daar bleek uit zo tussen de re gels door dat ze strenger wilden worden aangepakt. We hadden toen een systeem van democratisering en zo, leerlin gen mochten zelf bepalen dit, zelf bepalen dat, maar dat bleek dus niet te werken. Toen hebben we in één klap het roer omgegooid, en alles weer schools opgezet. Alle lessen zijn verplicht, dat soort zaken. Na een jaar daalde de uitval, na twee jaar nog meer. En dat proberen we nu zo te houden". Ontstaat niet het gevaar dat, zoals al in de naam van de school zit ingebouwd, de leer lingen een te gerichte onder nemersopleiding krijgen? Van Britsum: „Nee, pertinent niet. Onze school leidt op voor handel en dienstverlening. De nadruk daarbij ligt op het ont wikkelen van contactuele en commerciële eigenschappen. In handel en dienstverlening werkt ongeveer een kwart van de Nederlandse beroepsbe een aparte toets worden aan gevraagd". Nadrukkelijk wijst Joosen er nogmaals op dat de eindtoets slechts een hulpmiddel is. „Al die andere aspecten wegen ook zwaar, zo niet zwaarder". Het kan toch ook zo zijn dat een kind intellectueel wel aan vervolgonderwijs toe is, maar qua persoonlijkheid nog niet? Cito-medewerker, psycholoog H. Uiterwijk: „Als je de toet sen 'uit de hele schooltijd naast elkaar legt, krijg je een aardig beeld van de vorderin gen van het kind, of en in wel ke mate het de stof aankon. Tja, en dan is er bij de keuze voor vervolgonderwijs altijd nog een beroepskeuzetest mogelijk. Hoeveel kinderen op zo'n bureau belanden, weet ik niet. Er zijn zo'n honderd vijf tig beroepskeuzebureaus in Nederland, zodat het vrijwel onmogelijk is daar een goed beeld van te krijgen". „Als er een keuze gemaakt moet worden, is het 't beste naar het advies van de basis school, in casu het school hoofd te kijken. De ervaring leert dat dit advies de beste voorspellende waarde heeft, direct gevolgd door de schoolvorderingentoets. Dan is er op de laatste plaats het pychologisch onderzoek. Hon derd procent zekerheid voor de zes jaar vervolgonderwijs is natuurlijk niet te bieden. Dan zou je de mensen moeten pro grammeren en het onderwijs ook" „Het vervelende is", aldus Ui terwijk, „dat er ontzettend he veel factoren zijn die tijdens de verdere riode kunnen die factoren kt spellen. We beeld allemaal het voortgezet belangrijke zaak is. niemand ontkennen, zou je dan in de moeten gaan kijken motivatie zich zal gaan wikkelen. Kun je niet. Je wel aangeven hoe de vorderingen zich kelen, want twee namelijk stabiel: die vorderingen en de tie. Bij de motivatie voorbeeld de klasgenoten een rol. Voor veel kinderen overgang van derde de klas struikelblok. Verhoudinj L,: wijs vallen er dan meer af in voorgaande of volgend y01 ren. En dat is allemaal 'BK voorspelbaar". Ithc „Heel belangrijk is ooi ibbl werkwijze van de sd Zwart-wit gesteld: is hel school waar gezegd geen gezeur, hoge cijfers len we, hoe je daar aan I moet je zelf maar zien. Op andere school zijn sctux geleidingsdiensten. Tal kinderen voelen zich school nummer één thuis. Anderen, zullen et i mi^lükken. Het is nooit zekerheid te zeggen h<X metrHit kind! op die schor gaan. Onze toets pakl W 'gemeen niveau van de i ling,(maar zegt niet hoe li verder zal doen". LEO VAN OER :l Vakperspectief Vaak bleek dat het goed uit leggen van een moeilijk woord helemaal niets hielp. Volgens Goosen omdat de ervaringen van de kinderen niet aanslo ten bij de taal van de docent. Leerlingen zouden daarom de kans moeten krijgen de we reld van het vak te verkennen. Dan komt onvermijdelijk het begrip „vakperspectief" op- ZATERDAG 19 JANUARI» Produktief volking. Leerlingen van ons vind je terug als tandartsas sistente, kredietmedewerkers bij banken, hoofd dagverblijf voor ouderen, grafisch ont werper of ontwerpster, inko per bij een vliegtuigfabriek, al lemaal beroepen die nooit door een computer vervangen kunnen worden". De geldigheid van de leus „le dereen na school nog een baan" is niet uitsluitend het gevolg van het onderwijs op het RIO. Twee derde van zijn tijd besteedt directeur Van Britsum aan contacten met het bedrijfsleven. Om zijn leer lingen aan een baan of aan een (buitenlandse) stage te kunnen helpen. Vooral dit laatste blijkt bij de onderne mers zeer aan te slaan. „Als die stage tot beider tevreden heid is verlopen, kan de leer ling vaak direct bij het bedrijf in dienst treden. Vorig jaar 892 leerlingen, nu al 1116. Waardoor groeit de school zo snel? Van Britsum: „Mede omdat de theorievak ken rotvakken, noemen de leerlingen ze worden afge wisseld met de doe-vakken, zoals etaleren, algemene tech nieken, tekenen, reclame-te- kenen, en door de begelei ding. Bovendien worden de examens afgenomen door ge committeerden van het minis terie van economische zaken en niet van het ministerie van onderwijs. En daar hecht het bedrijfsleven veel waarde aan". Dat dit geen loze woorden zijn. bewijst de uitspraak van een bestuurslid van het KNOV: „We wachten op leer lingen van het RIO". LEO VAN DER MEEL „Bij het maken van de nieuwe schoolkeuze, vormt de Cito- toets een belangrijk hulpmid del", zegt Cito-medewerker Guido Joosen, „maar ook niet meer dan dat. Het is een van de gegevens bij de overgang van de lagere school naar het voortgezet onderwijs. Zwaar weegt vooral het advies van het schoolhoofd, natuurlijk de opvatting van de ouders en de mening van de toelatingscom missie". Zo'n toets kan toch niet méér zijn dan een momentopname? „Dat is een pasfoto ook. Die geeft ook een beeld van de si tuatie op dat moment. Onze ervaring is dat de Cito-toets in de loop der jaren een aan vaard hulpmiddel is geworden om er achter te komen in wel ke mate de leerlingen weten, kennen, begrijpen en over zien". Hieruit volgt eigenlijk logisch het tweede oogmerk van de eindtoets: aan de onderling vergelijkbare resultaten van de toets kunnen de leerkrach ten afmeten hoe het met de kwaliteit van het onderwijs staat: een zogeheten evalua tie. Eventuele vlekjes in het systeem kunnen dan worden weggewerkt. De „cyclus" die de toets door maakt voordat de zesdeklas- ser hem op zijn schrijfblad krijgt, duurt twee jaar. Nu al is men bij het Cito bezig met de eindtoets 1987. Wie denkt dat het toetsen bouwen gebeurt door een paar nijvere Cito-bij- en in een kamertje achteraf, zit er naast. Want wie kunnen beter weten wat er in de hoof den van de leerlingen omgaat dan degenen die dagelijks met hen te maken hebben? Joo sen; „Het vervaardigen van de toetsen gebeurt inderdaad door mensen die onderwijser varing hebben, en voor het merendeel zelf nog voor de klas staan. Er is een zoge naamd Doelenboek, met alle doelstellingen waarop de op gaven in de eindtoets geba seerd zijn. Alle scholen die de toets gebruiken, hebben een exemplaar. Geregeld wordt aan „het" onderwijs de vraag voorgelegd: zijn dit nog steeds de doelstellingen die jullie na streven? Op basis van de ant woorden gaan mensen uit het onderwijs aan de slag in groe pen die rekenopgaven maken, taalopgaven en opgaven voor informatieverwerking. Die worden besproken in groepen, voorgelegd aan deskundigen, gescreend en uitgeprobeerd. Want de opgaven moeten na tuurlijk niet te gemakkelijk of te moeilijk zijn, en er mogen geen valkuilen in zitten". „Natuurlijk valt er bij het sa menstellen van de toets niet te ontkomen aan een grote mate van uniformiteit. We richten ons naar de wensen van de gemiddelde klant. Bo vendien wordt de deelnemen de scholen geregeld gevraagd of de toets werkt en wat de scholen er van vinden. Zo is bijvoorbeeld op aandrang van de scholen in 1978 het onder werp woordbenoeming en zins ontleding uit de toets ge haald, omdat het grootste deel van de scholen er geen behoefte meer aan had. Er kan voor deze onderwerpen bepaalde manier waarop woorden worden gebruikt, dan een gebrekkige kennis van de taal. Als een leraar zich daarvan niet bewust is, bete kent het dat hij allerlei slimme opmerkingen van leerlingen niet kan begrijpen". „De bedoeling achter dit AVO ject is dat de leerlingen met het vak aan de slag ten kunnen. Daarvoor dan ook de waarin ze produktief zijn. Dus moet je nooit ren en alleen tnaar Want dan zitten ze niet actieve rol. Ze een opstel schrijven ze zelfstandig gebruik maken van gegevens betreffende vak. Of ze een tekst zelf vertellen ander perspectief, een biologietekst over honden gaat opnieuw vertellen, met mensen in honden. Dan blijkt, dat gen ineens in de knoei Er staat bijvoorbeeld ginele tekst dat een gen bomen plast om torium af te deren dat moeten sen naar een menselijk tie, schrijft iemand: hebben meestal een hun behoeften te doen, mand anders zegt: mat^ hebben een wc om hui hoeften te doen en om z beschermen bakenen ze gebied af met hekken. Hel i de I grip territorium is er bij póbS eerste niet en bij die tw wel. Hoe minder gesloten opdracht is, hoe zekerde^ kunt weten of de leerlij het begrepen hebben", ashini „Leren kan alleen maar leren zijn als je het kunt I ijsjes pelen aan iets dat al aanw aJ*a( is binnen jezelf. Dan heb^ we het niet over het van ten leren, of het leren van torische vaardigheden; idse a mi ift h< kan op een andere majt m* Nee, dan hebben we het i begripvol leren, zoals dat heet. Als je dat wilt doeift het het zinvolst als je dat ,s ankert aan ideeën die jfln de hebt. Dat kan soms bet gd nen dat je het rijker mi nters maar soms ook dat je j voor de indeling die ik in hoofd had moet ik een nk systematiek bedenken. 2 anav leren is dat je je kennis Bk TC op nieuwe situaties kunt ir an passen. Daarvoor moet^rs i voor leerlingen eerst opt-- r pen wat ze al weten en i iets nieuws op afzetten. S kan dat nieuwe er in wo#dar gevlochten, soms is het star iets anders. En ons ideM jaai dat die leeractiviteit bij ie# met gen eigenlijk altijd gelft van door faal". &n v DICK HOFlfentue eeft zi] verl Nog een goede twee maanden, en het is zo ver: met angst en beven zetten dan zo'n negentig duizend zesdeklassers van de basisschool zich aan het uitwerken van de eindtoets basisonder wijs" van het Cito. Het is niet niks: je sluit met die toets een belangrijke pe riode in je leven af, terwijl je nog maar moet afwach ten wat de nieuwe school gaat brengen. Of het daar even leuk is als je bij je zelf wel denkt. leerlingen".

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1985 | | pagina 30