„Er zit nog een uiltje
da t iets wil zeggen
iinaie
Haken
je: „Verbogen. Waardeloos. Gooi
maar weg ..Neeneenee! Die knik,
dat is nou net de true van de Jen.
De haak heet Tru-turn, is in
vele maten speciaal gemaakt
voor het beazen met worm. En ze
vissen perfect. Zo goed dat het
Amerikaanse leger heeft verordon
neerd dat deze haken in de plaats
moeten komen van alle gewone
vishaken in de „overlevingsbundel-
tjes" die soldaten bij zich hebben en
waarin bij de Amerikanen (bij ons
misschien ook wel, maar dat weet
ik niet) al jaren visspullen zitten.
Fabrikant in de Verenigde Staten
is Wriht McG Gill Co, in Denver,
Colorado, van huis uit niet de eer
ste de beste firma op dit terrein,
en jawel, jawel, voor Europa
onze befaamde Noren O'Mustad en
zonen die al eerder in dit verhaal
ter sprake zijn gekomen. Ik hoop
dat deze haken hier gauw in de
handel komen en raad u warm aan
ze meteen te kopen.
Nu nog een aardigheidje, ook uit
Amerika, ook hartstikke nieuw, en
op het ogenblik dat ik dit schrijf
ook nog niet hier te krijgen: de Bla-
kemore roadrunner, van Blakemo-
re in Branson, USA. Jan Eggers, de
internationale snoekexpert uit Bo-
venkarspel in Noord-Holland,
kreeg een zwik van die dingen toe
gezonden uit Amerika, en ik was er
meteen verliefd op. Het heeft een
jigkoppie, en twisterstaartje (met
ïr or
enkele haak daar doorheei^je|
prikt) en een klein zilverklu to
spinnersblaadje onder de borstfujt,
gen. Volgens Jan, die er al akjen
wat keren met succes mee heeC^,.
vist, is 't vooral dat heel klein
pel- of spinnersblaadje dat 'tl
doet. Het parool dat hij me gaf
naar Jan Eggers moet je altijd^^
teren, dat is gewoon in je eige^*
lang, de man heeft een meerjg ij
grandioze hengeltechniek) Je b
„Langzaam, langzamer, fekb
zaamst". Inderdaad: die roadri% v<
kun je zo sloom niet door het Hg;
laten gaan of de actie blijft. Inhet
maten zijn ze er, vooral jjedc
snoekbaarzen, maar Jan E£ h«
heeft er ook al eens een riet£net
van klasse mee gepakt en zelibeh
ik me voor, in de daartoe gescJrpe
tijd (dus over een paar maandefc
het zilte nat de zeebaarzen hfen
ven zuur te gaan maken m«0nt
grotere uitvoeringen. Troufcn
het komt me voor dat een gaJEng
we de laatse paar jaar steeds hj
aan onze kusten zien en di«i zc
best met kunstaas te belagen ijk
zeeforel, voor dit nieuwe hebbc
getje ook best zou kunnen vallis
Houdt, als u er ooit mee vistfoei
onder alle omstandigheden delen
van de fabrikant voor ogen hi
roadrunner kan niet verkeerdfete
den gevist zo lang hij langh.
wordt gevist". ;gr<
A C.W.VAN DERtdi|
ZATERDAG 19 JANUARI
Ploeteren
John volgt inmiddels ee:
formatica aan de universitei
Leiden en heeft voor zijn prog
ma's markten gevonden in I HA/
land, Duitsland, Italië en Fir een
rijk. Op zijn zolderkamertje feer df
hij al een klein vermogen kante
diend. „Pas na anderhalf jaar'. Iets
teren kon ik mijn eerste red van t
programmaatje schrijven, tin de
daarna is het hard gegaan", zdhet v.
schrijft hij zijn loopbaan alstfy w;
standig programmeur. j, dus
„Het is een soort roes waar je flen m
als je gaat programmeren, jteit
werk ik drie weken door, fpte t
dagen per week, zestien uur en D
dag. En het gekke is: ik wot en
nauwelijks moe van. De voldoéteger
als je een programma hebt Ger
werkt, maakt alles weer goed'al w
Groe
Een beetje ontmoedigend isgewa
licht het gegeven dat in het co*n. V
terwereldje de meest geniale tfouwi
sten al snel achterhaald zijn. H vai
is zich daar terdege van beidat 1
„Het is een haastig wereldje ie gre
je in zit. Daar kies je voor. j ged«
programma's gaan hooguit ai om
half jaar mee, want dan zijn »Lom
weer achterhaald door nieel 2
computers en nieuwe mogelij met
den". S de
Triest? Mey
„Och, dat vind ik niet. Omdatfcg v<
Nederland voorlopig de eniger'.
die dit soort avonturen rrtnke
maak ik ook zelf de ontwik» bij
gen. Dat is natuurlijk wel pifevei
En die korte levensduur varfde z
computerprogramma is ook t»"an<
relatief. Tenslotte wordt Lordtot it
ron vandaag de dag ook nauwUteui
meer gelezen. Ja toch?". [-sta;
PAUL KOOPjgem
Haken zijn een belangrijk, en
merkwaardigerwijs al te vaak
verwaarloosd instrument van
de hengelaar. Hoe veel vis zou
er wel niet worden verspeeld
omdat niet de juiste haak voor
een bepaalde vis, of aan een
bepaald vistuig, wordt ge
bruikt?
Of, erger nog: omdat men uit zui
nigheid-die-de-wijsheid-bedriegt
niet tijdig zijn haken vervangt dan
wel scherpt? (Ik ken heel wat lie
den die aan het einde van een dag
de haak of haken waarmee ze heb
ben gevist thuis in de vuilnisem
mer doen en ze hebben nog niet
eens zo erg ongelijk. Ook de beste
haken worden op den duur wat
minder scherp, en andere haken
waarvan je dat op grond van de
prijs niet altijd zou zeggen roesten
eerder dan u denkt.)
Er zijn haken in letterlijk honder
den soorten en maten, maar bijna
alle zijn van het bekende, klassieke
model. De variaties liggen (uiter
aard afgezien van de grootte) in
lengte van de steel, wijdte van de
haakbocht, dikte, weerhaakjes ja of
nee op de steelmaar de grond
vorm is bij al die soorten eender.
En waarop een visser na iaren zijn
voorkeuren baseert? Jawel, natuur
lijk: op het vangen. Ik ben bijvoor
beeld erg gesteld op de Blue Aber-
deens, in alle maten. Ik wéét hun
nadelen: ze roesten bij het leven, ze
buigen gemakkelijk door. ze heb
ben zelfs een neiging om te snel te
breken maar ja: ik heb vaak
veel vis met die dingen gevangen.
Overigens is dat er écht wel een die
aan het einde van de visdag in de
vuilnisbak behoort.
Ik kom op het gebied van haken
vandaag met twee nieuwtjes aan
boord. Nooit gedacht dat dat nog
mogelijk zou zijn, eigenlijk: nieuwe
haakvormen! De onze zijn al zo
oud, de praehistorische mens viste
al met haken van ongeveer die
vorm.
Maar er zijn er nu twee op de
markt die ik, na er mee te hebben
geëxperimenteerd, bepaald een
grootse toekomst wil voorspellen.
De een is al een beetje bekend bij
ons, met name in het zuiden van
het land. de andere is hier nog zeg
maar niet bekend; op het ogenblik
dat ik dit verhaal schrijf is er nog
niet eens een Nederlandse impor
teur voor dit, Amerikaans/Noorse,
produkt
We beginnen met dat ding dat al
een béétje bekend is: de Mustad
37141. 't Is een vrij forse haak, 2/0,
dat is dus een haak van het for
maat waarmee de zeevisser de gul
en wijting belaagt.
Toen ik dat ding voor de eerste
keer zag. aan de onderlijn van een
zuiderbuur, had ik de neiging te
zeggen: „Er heeft iemand op uw
haak getrapt". Want zo ziet het
ding er uit alsof iemand 't verticaal
in een kiertje tussen twee planken
heeft gewurmd en er toen éven
met de hak een duwtje op heeft ge
MUSTAD
PjDAD RUNNER.
geven. Maar nee, niks mismaakts:
zo hoort het.
Ik moet zeggen: die haak vist best.
Het aantal missers dat ik er mee
had was bepaald geringer dan het
aantal missers aan de „gewone"
Mustad waarmee ik tegelijkertijd
viste. Want zo moet je dat doen, na
tuurlijk, anders heb je geen verge
lijkingsmateriaal: vissen met twee
hengels en hetzij de ene optuigen
met de gewone en de andere met
de afwijkende haak, hetzij aan elke
stok een onderlijn met twee haken:
een gewone en een nieuwe. Ik heb
't allebei gedaan en kwam tot de
conclusie dat de vis sneller hing
aan die nieuwe haak. Maar ook, dat
onthaken moeilijker is. Veel moei
lijker! Je moet met een onthakings-
tang werken.
De andere haak is er één met een
heel lange steel en daar zit een
knik in. Op het eerste gezicht zeg
Nu de computers
de woonkamers
zijn
binnengedrongen,
is een markt
ontstaan voor een
nieuw soort
vermaak: de
elektronische
roman. De eerste
Nederlandse
auteur is de
Leidse student
John van der
Aart. Op een
zolderkamertje in
het ouderlijk huis
in Vogelenzang
verricht hij
pionierswerk. Wie
zijn „boeken"
openslaat wordt
binnengevoerd in
een schijn
werkelijkheid
waarbij de
ingrediënten
spanning, raadsels
en avontuur
garant staan voor
dagenlang
leesplezier. John:
„Tot op het bot
van de computer
gaan, dat is mijn
streven. En wie
weet win ik er nog
wel eens een
literair prijsje
mee".
John van der Aart, computerprogrammeur op zijn zolderkamer,
idee dat je zelf deel uitmaakt van het verhaal".
roman steeds. Telkens weer dat
vraag- en antwoordspelletje met de
computer. Met elke goed ingetoet
ste opdracht (ga noord, zuid, om
hoog, omlaag, beweeg paneel, open
deur, zie luik) wordt een nieuw
stukje van de puzzel opgelost. Ra
deloos dwaalt de avonturier door
de vele kamers in het kasteel, die
in fraaie kleuren op zijn beeld
scherm verschijnen. Maar naarma
te meer raadsels opgelost worden,
wordt het zoeken gerichter. „In
welke kamer lag dat zwaard ook
weer? Ik moet nog de geest te spre
ken krijgen, maar hoe? Waarom
gaat dat luik niet open?". Het leven
van een computer-avonturier gaat
niet over rozen.
John vindt het prachtig, als enkele
mensen via-via-via zijn adres we
ten te achterhalen en hem opbellen
met de vraag: „Ik kom er niet uit.
Ik ben al tien dagen bezig, maar ik
kom niet verder. Wat moet ik
doen?". Dan krijgt hij, zo stellen we
ons voor, het zelfvoldane air van
de auteur die van een van zijn le
zers hoort dat diens huwelijksleven
ernstig te lijden heeft onder zijn
jongste boeiende roman.
John: „Dat is de grote kunst: wie
aan een avontuur begint moet het
niet meer opzij kunnen leggen. Het
moet een verhaal zijn met een be
gin en een eind. Die raadsels mo
gen je niet loslaten. Die telefoontjes
en brieven geven me af en toe het
idee dat ik een echte schrijver ben,
al vrees ik dat ik altijd wel een
programmeur zal blijven".
Misstappen
John moet met vele misstappen en
denkfouten van zijn lezers reke
ning houden, om te voorkomen dat
zijn „roman" onleesbaar wordt. De
computer geeft om de spanning
vast te houden bijvoorbeeld gere
geld spontaan cryptische hints. Zo
is er steeds dat uiltje, dat de vorde
ringen van de „lezer" knipogend
gadeslaat. Na een aantal uren spe
len krijgt de lezer tenslotte de tip:
„Er zit een uiltje dat iets wil zeg
gen". Het is dan nog de kunst, ui
teraard, het uiltje aan het spreken
te krijgen.
Een beetje onnozel?
John: „Ik denk van niet. Sommige
mensen kunnen echt met het zweet
in de handen zitten. Na verloop
van tijd krijg je het idee dat je zelf
deel uitmaakt van het verhaal. Wie
zich een beetje inleeft kan echt in
paniek raken, als in „Horror Hotel"
graaf A. Cula je bijvoorbeeld op de
hielen zit en je weet nog niet hoe je
die vampier om zeep kunt helpen.
Want zo eenvoudig is dat niet meer
tegenwoordig. Een houten spies en
knoflook zijn ouderwets gewor-
Manuscript
John pakt het „manuscript" van
„Horror Hotel" er maar eventjes
bij. Niet dat de stapel van zeker
„Na verloop van tijd krijg je
vijftig A-4-vellen met lange
sen onbegrijpelijke codes ve
heldert. Wie zich een moment
puteranalfabeet wil voelen, d
goed aan zo'n pakket eens d
bladeren. John, niet zonder
„Er mogen geen losse steken i
computerprogramma zitten
dood spoor, want dan komt
bruiker er niet uit. Ik
betreft een perfectionis
avontuur de gebruiker
een appel eet, dan moet
derhand op het
zelfde appel terugzien. Nee
moet daar een klokhuis
liefst zou ik de computer
een kauwgeluid bij laten
maar alle apparatuur heeft
maal zo zijn beperkingen".
Het programmeren heeft
genlijk spelenderwijs geleer
vertelt: „Ik ben er drie jaar
mee begonnen nadat ik
computertje had gekocht,
een vakantiebaantje waarbij
een tekstverwerker moest
en ik raakte ben
ding werkt. Dat
beetje in mijn natuur. Ik
mijn eigen auto om dezelfde
tot op de bodemplaat uit elka
schroefd".
Verdiept in een boek. Over een paar jaar de overstap naar een tekstavontuur?
DE SCHIJN WERKELIJKHEID VAN DE ELEKTRONISCHE ROMAN:
Vraag en antwoord
Zoals hierboven wordt geschetst, zo
vergaat het de gebruiker zo u
wilt lezer van de elektronische
VOGELENZANG Lokatie: het
slot van graaf Von Schwarzherzen.
Aantal slotkamers: 27. Opdracht:
verander lood in goud. Tip: denk
om de magische woorden en als ie
er niet uit komt, probeer dan de
opdrachten „Help" of „Kijk".
We hebben het elektronisch avon
tuur „De steen der wijzen" voor
ons. John van der Aart heeft het
werkje (geen beduimeld boek met
slappe kaft, maar een handzaam
cassettebandje) zojuist in zijn huis
computer gestopt. En zie: er gebeu
ren allerlei wonderlijke dingen. Op
het beeldscherm verschijnt een
kasteel, met op de torens klapwie
kende kraaien. We moeten het slot
binnen, maar potdorie: er zit een ij
zeren traliehek voor de poort. Ga
er maar aan staan.
„Open traliehek" tikt John op zijn
toetsenbord en warempel: er weer
klinkt een vrolijk deuntje en het
traliehek voor de poort schuift om
hoog. We kunnen het kasteel bin
nen. Kinderlijk eenvoudig toch?
Maar John waarschuwt: „Dit is nog
maar het begin. De meeste mensen
hebben drie tot vier weken nodig
om dit avontuur uit te spelen. Ik
houd ervan de intelligentie te prik
kelen. Het moet wel interessant
blijven".
Jules Verne
Soms doen vaders voorspellingen
van profetisch gehalte. We schrij
ven 1967. Een jonge boekenwurm
heeft zojuist „20 000 Mijlen onder
zee" van Jules Verne uitgelezen.
„Net echt. hè?", constateert zijn va
der met scherpe opmerkingsgave
en vervolgt op geheimzinnige toon:
„Maar jongen, ik zeg je: er komt
misschien een tijd dat boeken nog
veel spannender zijn. Dan speel je
zelf de hoofdrol, dan bepaal je zelf
wat er gebeurt. Je dwaalt door gan
gen in een grot, gaat geheimzinnige
kamers binnen, moet vijanden ver
slaan. De techniek staat voor niets.
Ik weet niet hoe, maar het gaat er
komen".
Computers waren toen nog reus
achtige stroomverslindende appa
raten met buizen en lampen. Pro
grammeurs behoorden tot een on
bereikbare elite: geheimzinnige lie
den in witte doktersjassen die voor
de belangrijke opdracht stonden al
die duizenden lampen en buizen in
een bepaalde volgorde aan het
gloeien te krijgen. Niemand die er
een snars van snapte. Avonturen a
la Jules Verne uit die logge appara
ten? Onzin!
Ernie en Bert
En nu is die jonge boekenwurm
van weleer in de hoedanigheid van
verslaggever te gast bij John van
der Aart, een hedendaagse compu
terprogrammeur. De voorspellin
gen van toen blijken zij het in
een iets andere context haast
onopgemerkt werkelijkheid te zijn
geworden. In zijn zolderkamertje
met prenten van „Ernie en
Bert" uit Sesamstraat, rubberen
Garfield knijp- en smijtbeesten,
kleurenillustraties uit motorbladen
en verpieterde plantjes, kortom:
een echte jongenskamer voert
John de verbijsterde reporter de
wereld van graaf A. Cula, graaf
Von Schwarzherzen en „Anony
mus" binnen. De eerste drie Neder
landse elektronische romans.
Hij vertelt: „Je ziet dat nu de vijfde
generatie computerspelletjes op de
markt komt. In het begin was het
allemaal heel simpel en vrij geest
dodend. Vliegende schotels met een
joy-stick uit de lucht schieten. Dat
was alles: schieten, schieten, schie
ten. Zo veel schotels, zo veel pun
ten. Toen kwamen de wat intelli
gentere spelletjes zoals Pac Man;
een mannetje in een doolhof. Maar
op den duur is dat toch niet bevre
digend. Je raakt er op uitgekeken.
Met de huiscomputers van nu zijn
veel meer dingen mogelijk. Muziek,
tekst, ruimtelijke voorwerpen, ver
snellen, vertragen, beeldcomposi
ties, noem maar op. Ik ben er zo
eentje: ik wil alle mogelijkheden
knoping die zijn schaduw vooruit
werpt. Bovendien: de elektronische
avonturen worden tegenwoordig
ook in warenhuizen verkocht en
toevallig nog wel voor de prijs
van een middenklasse „hard-co-
ver".
Maar toch zijn er ook verschillen.
De programma's van John van der
Aart en buitenlandse collega's zijn
allereerst, zoals gezegd, meer spel
en avontuur dan lectuur. Al kan de
programmeur de teksten die de
computer na elke handeling op
hoest natuurlijk zo bondig, breed
voerig of barok maken als hij zelf
wil.
Wat John aangaat: hij houdt vooral
van de korte, krachtige frase, en
af en toe een bescheiden grap
je. Hij meent: „Dat is het voordeel
als je een programma in de eigen
taal maakt. Je kunt een beetje op
het Nederlandse gevoel voor hu
mor inspelen". Ter illustratie voert
hij een scène op uit het avontuur
„De steen der wijzen".
„Help!" toetst hij in, als de kasteel
poort in zicht komt. „En we zijn
nog maar net begonnen!", ant
woordt de computer prompt. En
besluit met de retorische vraag:
„Zit er niet iets dicht?".
Kapitein Nemo in
Jules Vernes
20.000 mijlen
onder zee:
„Jbngen, er komt
een tijd dat je
zelf de hoofdrol
speelt in de
boeken die je
leest".
ravontuur alleen wordt een miljoen
gulden besteed. Wie het raadsel
van „Eureka" weet op te lossen,
kan 100.000 gulden winnen. Daar
zullen „ouderwetse" auteurs, die
nog met de boekdrukkunst wer
ken, hun ganzeveren en ballpoints
bij aflikken.
De vergelijking tussen een elektro
nisch avontuur en bijvoorbeeld een
geschreven detective is niet uit de
lucht gegrepen. Evenals bij de boe
ken van Jan Willem van de Wete
ring staat de „lezer" voor de uitda
ging geheel op eigen kracht de plot
te achterhalen. Er is de spanning,
de identificatie met het bedreigde
slachtoffer, het avontuur en de ont-
Miljoenenbedrijf
Niet dat John van der Aart de
elektronische roman heeft uitge
vonden. In het buitenland bestaan
dergelijke avonturen al wat langer
en in Nederland was er ooit ene
P K. niet ondergetekende -
die eenvoudige (computer)teksta-
vonturen maakte, zonder geluid en
zonder beeld. Spectaculairder is het
programma „Eureka", het nieuwste
van het nieuwste uit Engeland.
Aan de promotie van dit compute-
benutten die er zijn. Dat heeft de
elektronische roman opgeleverd".