=t,Deelname aan een college... dat
noet ie klein links niet aandoen"
fi^DA-FRACTIEVOORZITTER MARIETJE VAN DER MOLEN:
^ttt")EN /REGIO Ccidóc (Sou/uwt dinsdag 27 november 1964 pagina 5
Unde.
t om
tf
De lokale Democratie
De Leidse gemeenteraad: Een
burgemeester, 39 raadsleden
en zes uit hun midden gekozen
wethouders. Vier wethouders
behoren tot de PvdA-fractie
twee tot de WD-fractie. Met
de burgemeester vormt dit zes
tal het dagelijks bestuur van
de gemeente. De gemeenteraad
is het algemeen bestuur van
de stad.
Er heeft zich in de afgelopen
vijftien jaar een wezenlijke
verandering voorgedaan in de
Leidse gemeenteraad. Het
klassieke afspiegelingscollege
(een college van B en W waar
in vrijwel alle partijen verte
genwoordigd zijn) maakte
plaats voor een programcolle
ge op smalle basis: een college
waaraan slechts enkele partij
en op basis van een tevoren
overeengekomen program
deelnemen.
Dit heeft het karakter van de
gemeentepolitiek ingrijpend
veranderd. Waar enkele partij
en de politieke krachten bun
delden in het college, werden
de overigen in een oppositierol
gedwongen. Zijn de partijen
die niet aan het college deelne
men nog wel in staat hun ver
antwoordelijkheid waar te
maken? En in hoeverre zijn zij
hiervoor afhankelijk van de
medewerking van de college
partijen? Of zijn het enkel en
alleen deze collegepartijen die
de dienst in Leiden uitmaken?
Verslaggever Gert Visser
sprak hierover met de fractie
voorzitters van CDA, WD,
PSP en PvdA. Vandaag het
vierde deel van een serie be
schouwingen over het funktio-
neren van de lokale democra
tie. Ontstaan aan de hand van
een gesprek met Marietje van
der Molen, sedert 1982 fractie
voorzitter yan de PvdA. De
PvdA maakt al tien jaar deel
uit van het college, aanvanke
lijk met de kleine linkse par
tijen maar nu reeds zes jaar
tot beider tevredenheid met
de WD. Een verstandshuwe
lijk dat niet had kunnen be
staan zonder verdeeldheid tus
sen WD en CDA. Van der Mo
len: „Op het moment dat CDA
en VVD een strategie hadden
uitgestippeld van 'samen uit,
samen thuis' was het mis
schien wel tot een soort afspie
gelingscollege gekomen
[DEN Marietje van
Molen: „De PvdA
lm in de jaren zestig
de conclusie dat tegen
[jngen jn de gemeente-
h de Pek onvoldoende tot
verte- kwamen door de
Ieder- lier waarop het college
urant Ben W werd samen-
11 om :eid. In het toenmalige
liegelingscollege na-
1 alle grote partijen op
s van evenredigheid
>rk in onêeackt het pro-
maar nma dat ze uit wilden
io be- ren. Een onwenselijke
elling atie, omdat als gevolg
'-hou--vari de wethouders in
y0671" college de compromis-
moesten sluiten. Zo
ef bot het voor, dat de
on-houders zich op be
lde punten niet gebon-
achtten aan hun frac-
Het college stelde
l dan ook vaak op als
aparte fractie met
loyaliteit onderling
n een met de fracties. Dit
foofd- ikte het college in veel
ru ballen machtiger dan
Ie rest van de gemeen-
lad. Eén van de grote
ivorvenheden van de
tisering vind ik, dat
m&Z W'f" zo langzamer-
75 op- H het programcollege
ber in tcepteerd hebben: dat
10 de-yp basis van een over
gekomen programma
houders voor het col-
worden geleverd".
I97O maakte de PvdA in
sc®n*Men een einde aan het af-
^y^gelingscollege door de
uo/en-rderheid op te
.te vormen programcolle-
jr niftygfélen. vindt van der
en. „De PvdA stond op
al te rigide standpunt dat
1 zich alleen in het beleid
herkennen met een
rfHtfk-Fderheid 'n het college.
liejaar. t accepteerde dat men
J£a]y.snspel zou komen te
bevoJ-t1' wanneer dat niet luk-
Voord-
minis-gebeurde dan ook, VVD
je van*DA sloten een coalitie
ruiden Ie PvdA belandde in de
tsitie. De verkiezingsuit-
in '74 zorgde ervoor, dat
1 meerderheidsstrategie
de PvdA meer succes
een Met klein-links werd
e Onderbond gesloten en Lei-
kreeg een progressief
ge waarin de PvdA met
van de zes wethouders-
5 de dienst uitmaakte.
mor-
Molen: „De politise-
ling tee opstelling van de
groter.^ heeft uiteindelijk tot
lg gehad, dat er een om-
in het beleid heeft
sgevonden. Het toenma-
beleid ten aanzien van
anmdwnnenstad, dat uitging
amen- grootschalige doorbra-
l Mor- is totaal gewijzigd en ik
lief do-\ dat met de voortzetting
d®'*"een afspiegelingscollege
duidelijke omslag zich
dames hacj voorgedaan. Het
ige stadsvernieuwings-
d is het gevolg van die
hdering".
1 er opnieuw ge-
iestm?ïnd
^/"^raadsverkiezing
figrijk gegeven bij de
ge-onderhandelingen
de onbetrouwbaarheid
de PSP, die halverwege
"jm^roorgaande periode uit
^"""Progressieve college was
P^~der Molen: „Toen PvdA
^gein-links het in '78 niet
f,rnrj~n konden worden (de
wilde het ook niet ge-
de ervaringen met de
j, ontstond de mogelijk-
van een coalitie met
en D'66. Daar was een
van PV(1 A-afdeling
eriod£' d*e vonc^ dat een heil-
ven heulen met de vij-
re-zo werd dat heel sterk
tauran&d. Ik heb toen als be-
itellend afdelingslid een
p ingediend om een coa-
'met de VVD juist wel
ilijk te maken, omdat
n/""* Ion steunen op een com-
LjVX lhele meerderheid in de
Door die meerderheid
I dat vie meer dissidentie in je
laars #e kunnen toestaan en
tot stireativiteit van je eigen
>skern Mieden kunnen stimule-
Nieü meerderheid met
r te trapinks zou zo krap ge-
realiseft zijn, dat er niemand af
onderfkunnen vallen. Dat zou
rem zijn geweest op het
jtioneren van PvdA-frac-
den".
Het PvdA-VVD college
kwam er en hield het vier
jaar vol. Zodat de PvdA in
'82 opnieuw voor de moeilij
ke keus kwam te staan of de
samenwerking met de libera
len voortgezet moest worden
(een links meerderheidscol
lege zat er niet in) dan wel...
„De fractie heeft toen heel
lang gepraat over de vraag of
de PvdA programmatisch
dichter bij het CDA dan bij
de VVD zat. Er waren men
sen die vonden, dat we beter
met het CDA in zee konden
gaan, maar ik was van me
ning dat de verschillen tus
sen PvdA enerzijds en VVD
en CDA anderzijds niet zoda
nig groot waren, dat een
keuze voor de één of de an
der voor de hand lag. We ko
zen uiteindelijk voor de
VVD, omdat we er goede er
varingen mee hadden en om
wille van de bestuurlijk con
tinuïteit. Maar op het mo
ment dat CDA en VVD een
strategie hadden uitgestip
peld van 'samen uit, samen
thuis', was het misschien wel
tot een soort afspiegelingscol
lege gekomen".
Moeite
„De VVD is de partij die de
grootste moeite heeft gehad
met de politisering van het
gemeentebestuur. De libera
len hebben zich het langst
verre gehouden van uitspra
ken over de wenselijkheid
van programcolleges en col
leges op smalle basis. In het
VVD-verkiezingsprogram
van '82 werd nog steeds vast
gehouden aan een afspiege
lingscollege. Vanuit die ge
dachte is het voor de VVD
ook niet erg om met twee ze
tels in het college genoegen
te nemen, want in een af
spiegelingscollege zouden ze
er ook nooit meer krijgen. In
hun idee is dat ook een rede
lijk wethoudersaantal, 't gaat
er hen om dat ze deel uit ma
ken van het college".
„De VVD is natuurlijk een
veel echtere politieke partij
geworden dan ze vroeger
was. Toen had de VVD iets
van „a9h, wel aardig om ons
in de politiek te begeven"
een extra kwaliteit van het
bestaan maar ze zijn zich
toch meer als een echte poli
tieke partij gaan opstellen.
De mensen die daar gerecru-
teerd worden, willen ook
wat meer (ik heb begrepen
dat de kwaliteit van de indi
viduele VVD-raadsleden de
laatste jaren behoorlijk is
verbeterd) en dat vergroot de
invloed die ze hebben op het
beleid. Het is zeker niet zo,
dat de VVD de PvdA maar
een beetje achternaloopt. In
het college wordt op voet
van gelijkheid met elkaar
omgegaan".
Chaos
De uitgangspunten van het
beleid dat het college voert,
zijn vastgelegd in een colle
geprogram. Wanneer bij de
uitvoering ervan zich proble
men voor dreigen te doen
tussen beide collegepartijen,
kan het wekelijkse praatuur
tje tussen wethouders en
fractievoorzitters van VVD
en PvdA uitkomst bieden.
Vroeger had die wekelijkse
bijeenkomst echter een ande
re functie.
Van der Molen: „Het overleg
tussen fractievoorzitters en
wethouders (WOF) is destijds
ingesteld om de greep van de
collegepartijen op hun wet
houders te verstevigen. Om
te voorkomen dat wethou
ders met een kant en klaar
'take it or leave it' voorstel
komen waar de fracties niet
in gekend zijn".
„Het WOF zie ik als een ver
sterking van de positie van
de gemeenteraad. Het ver
sterkt in ieder geval de posi
tie van de raadsleden van de
collegepartijen. Het is niet
waar dat het WOF politiek
tot een binnenskamers-aan
gelegenheid maakt. Als alles
in het WOF zou worden ge
regeld, zou er geen enkel
voorstel van de oppositie
worden overgenomen, en dat
blijkt niet het geval. Wan
neer je de begrotingsbehan
delingen van de afgelopen
jaren bekijkt, zijn verschil
lende amendementen op de
begroting met name van
de klein-linkse partijen
aangenomen, al zijn het er
niet zo veel geweest. Je zou
kunnen zeggen, dat de ideale
situatie is, dat er geen enkel
voorstel van B en W in de
raad behandeld wordt, maar
dat uitsluitend voorstellen
van raadsleden besproken
worden. Dan heb je de opti
male vrijheid voor discussie.
Maar dat wordt bestuurlijk
natuurlijk een chaos".
„Je probeert in een democra
tisch systeem de rechten van
de minderheden in het oog te
houden en het zou natuurlijk
heel slecht zijn wanneer je
onvoldoende informatie gaf,
wanneer je niet wenste te
antwoorden op schriftelijke
vragen of wanneer je inter-
pellatieverzoeken van de op
positie niet zou honoreren...
dan zou je op een hellend
vlak zitten. Maar interpella-
tieverzoeken worden altijd
gehonoreerd en schriftelijke
vragen worden hoewel
niet altijd tijdig beant
woord".
Inbraak
„Er bestaat een zekere infor
matie-achterstand voor de
oppositie. Wanneer zaken
politiek gevoelig liggen, wor
den ze doorgesproken in de
fracties van de collegepartij
en en dat kan betekenen dat
er weinig ruimte is voor in
braak op zo'n voorstel. Maar
op het moment dat je zou
zeggen „alles moet open",
ontken je de functie van het
collegeprogram. En iedereen
erkent dat collegeprogram
ma. De oppositie valt het col-
wordt afgeweken. Het is één
van de twee. Of je accepteert
het en je gebruikt het, ook
als oppositie, als toetsingska
der of je zegt „ik krijg geen
kans meer om daar op in te
breken dus dan moet het
maar niet tot stand komen".
Je kunt het een nadeel noe
men, maar het is een gevolg
van het feit dat je het insti
tuut programcollege aan
vaardbaar vindt".
„Over hoeveel informatie de
oppositie beschikt, hangt sa
men met de ijver die je zelf
ontplooit. Hans de la Mar
(PSP) is natuurlijk een uit
stekend geïnformeerd raads
lid, veel beter dan sommige
raadsleden van de college
partijen. Dat komt omdat hij
er zelf op afstapt".
„Ambtenaren kunnen op
verzoek ook aan fracties van
oppositiepartijen toelichting
geven. Ambtenaren hebben
altijd de bereidheid en
daarin vind ik het Leidse
ambtelijk apparaat heel open
om informatie te ver
schaffen. Dat sommige
raadsleden daar geen ge
bruik van maken is hun
zaak. Ik vind ook dat wan
neer een oppositielid infor
matie van een ambtenaar wil
hebben, de wethouder zijn
ambtenaar daarvoor altijd
toestemming zou moeten ge
ven. Volgens mij gebeurt dat
in praktijk ook, het hangt
echt van de ijver van het
raadslid af hoe goed hij of zij
geïnformeerd is
Circuit
„Raadsleden krijgen geen
notulen van de vergaderin
gen van B en W, maar ze
zouden er ook weinig aan
hebben, want het merkwaar
dige is dat er in de officiële
collegevergaderingen weinig
discussie plaats heeft. Inte
ressant zijn de informele dis
cussies tussen wethouders en
de discussies tussen wethou
ders en ambtenaren. Boven
dien zou er bij meer open
heid toch een soort vlucht
mechanisme ontstaan, waar
door zaken die men liever
niet aan de openbaarheid
prijs wil geven, in een apart
circuit komen. Dat zag je ook
bij de PvdA-fractievergade-
ringen. Op het moment dat
het politiek-tactisch uitkwam
om er de pers niet bij te heb
ben, werd de vergadering
besloten verklaard. Dat was
voor een deel van de fractie
aanleiding om te zeggen „la
ten we die openbaarheid for
meel maar afschaffen". We
hebben uiteindelijk een com
promis gevonden: de meeste
fractievergaderingen zijn nu
besloten".
„In '70-'74 had de openbaar
heid duidelijk een functie om
als oppositiepartij de pers te
laten weten wat je dacht,
maar in '74-'78 werd het
heb ik begrepen meestal
gebruikt als een soort weke
lijkse persconferentie voor
wethouder Waal en in '78-'82
werd het vooral door dissi
dente fractieleden gebruikt
om zich te profileren. Het
oorspronkelijke idee was, dat
je de burger kon laten zien
hoe besluitvorming tot stand
kwam. Ik was er ook van
overtuigd, dat je op die ma
nier de betrokkenheid van
burgers bij het bestuur kon
vergroten. Maar dat is niet
mogelijk gebleken. Het is
voor buitenstaanders erg
moeilijk te begrijpen waar
het over gaat".
Tegenspel
„Het is de vraag of part-time
raadsleden wél voldoende te
genspel aan het college zou
den kunnen bieden. Dat
geldt niet alleen voor de op
positie, maar ook voor de le
den van de collegepartijen.
Fred (fractievoorzitter VVD)
en ik verkeren door onze po
sitie in het WOF nog in de
meest ideale situatie. Maar
dan is het zelfs al moeilijk
om dat tegenwicht te bieden.
Raadsleden kunnen zich niet
met alles bezighouden. Ze
moeten steeds keuzes ma
ken".
„Als het raadslidmaatschap
een full-time baan zou zijn,
ontbreekt toch nog de steun
van het ambtelijk apparaat.
Dat zou nog geregeld kunnen
worden, maar de vraag is of
de kosten tegen de opbrengst
zouden opwegen. Er zou dan
geen onderscheid gemaakt
moeten worden tussen colle
gepartijen en oppositie, want
ook wij worstelen vaak met
het probleem dat we niet ge
noeg tegenwicht kunnen bie
den aan de wethouders. Bo
vendien, wat nu oppositie is
kan de volgende keer colle
gepartij zijn
„Meer geld betekent niet per
definitie meer inbreng. Ik zie
nu al dat met dezelfde mid
delen de ene oppositiepartij
veel actiever is aan de ande
re. Maar stel dat het de in
breng van raadsleden zou
vergroten, hoeveel geld heb
je er dan voor over? Dan
wordt het een keus tussen
meer geld voor de fracties* of
vernieuwing van de Kraaier-
brug. Iedereen is er bij ge
baat dat er wat gebeurt in de
stad en als dat minder zou
worden, omdat meer geld
wordt besteed aan de fracties
zullen de burgers daar niet
dankbaar voor zijn".
„De kwaliteit van de besluit
vorming neemt toe als er een
sterke oppositie is. Je kunt
als collegepartij niet aan alles
denken en ik vind het heel
plezierig als er een raadslid
is of hij nu tot een opposi
tiepartij behoort of niet
die een creatieve gedachte
aandraagt. Natuurlijk is een
collegepartij wat meer ge
neigd aan te schurken tegen
je wethouders maar je kunt
bepaalde gezichtspunten
over het hoofd zien. En dat
gebeurt ook wel".
„Ik heb in mijn jaarverslag
het verwijt aan het CDA ge
maakt dat het gebrek aan
oppositie te maken heeft met
de kwaliteit van individuele
CDA-raadsleden. Die kwali
teit is laag".
Zielig
„Het nadeel voor het CDA is
dat wij gevoeliger zijn voor
verwante partijen. Wij zijn
bijvoorbaat meer geneigd om
te denken dat wat uit de
klein-linkse hoek komt, be
ter is. Dat wordt helaas ver
sterkt doordat het CDA er
weinig aan doet om dat voor
oordeel te ontkrachten".
„Het heeft natuurlijk alles te
maken met hun partijtraditie
waarbij ze altijd gewend wa
ren deel uit te maken van
het college. Het CDA hecht
vooral aan het bestuurlijke
en vindt dat aardiger om te
doen. Zoals PvdA-raadsleden
zich misschien beter kunnen
profileren in de rol van op
positie. Je kunt natuurlijk
wel de nadruk leggen op de
zielige leden van cle opposi
tiepartijen, maar de positie
van PvdA-fractieleden. die
toevallig geen wethouder
zijn, is ook niet altijd even
leuk. Nieuwe ideeën kan je
niet openbaar maken, want
mensen verwachten dat ze
onmiddellijk in daden wordt
omgezet. Je hebt tenslotte de
meerderheid. En dat is heel
frustrerend voor sommige
PvdA-raadsleden".
„In deze periode is het wel
eens voorgekomen dat enke
le leden van de PvdA-fractie
een afwijkend standpunt
hadden. Het aardige is dat in
de fractie geen sprake is van
een duidelijk links-rechts te-
tenstelling, het zijn wisselen-
e uit-de-boot-vallers. Wij
hebben geen fractiediscipli
ne, we hebben alleen de af
spraak dat de minderheid
een voorbehoud mag ma
ken".
„Bij de VVD en het CDA
heerst een veel grotere frac
tiediscipline, dat valt me met
name bij het CDA op. Ik
hoor wel eens van ÖDA-
fractieleden, dat zij er anders
over denken, maar dan wor
den zij door Walenkamp toch
in de rij gezet. Dat vind ik
een slechte zaak, zeker bij
een partij die de PvdA ver
wijten maakt over arrogantie
van de macht".
Wens
„Ik weet niet of als de VVD
bij de volgende verkiezingen
groter wordt, ze niet bij het
CDA zullen kijken of ze het
eens kunnen worden over
zaken waar met de PvdA
verschil van mening over
bestaat. Dan denk ik bijvoor
beeld aan het verkeersbeleid.
Voor de PvdA zou een keuze
tussen VVD en CDA op dit
moment in het voordeel van
de VVD uitpakken. Waar we
het met de VVD oneens over
zijn, zijn we het ook oneens
met het CDA dus dan heeft
het geen zin om te ruilen.
Het alternatief is een links
meerderheidscollege, van
een hele hoop mensen in
mijn partij is dat de liefste
wens. Van anderen weer niet
en dat heeft te maken met
ervaringen uit de periode
'74-'78. Eigenlijk zijn klein-
linkse partijen qua instelling
niet geschikt en dat moet
je ze ook niet aandoen om
bestuursverantwoordelijk-
heid te dragen, want dat be
tekent onherroepelijk dat ze
compromissen moeten slui-
ten. Ze zouden het zelf niet
moeten willen, want hun be-
langrijkste functie is toch die
van 'horzel in de pels'. Die
functie verliezen ze, als ze in
het college zitten"
GERT VISSER