"Als het maar
enigszins kan, g
uitbeeld" K
finale
„Het zware
viswerk"
P IÏ1GZGIX
-2046. Zoals
In geen jaren is er in de Ne-
de- se kustwateren zo veel
wi0 gevangen als deze
hert4:' Het is in zoverre niet
opzienbarend dat het was
voorspeld: de biologen van het
Rijksinstituut voor Visserij-on
derzoek te IJmuiden hadden
op grond van gunstige broed-
val enkele jaren geleden ge
zegd dat er dit najaar bést wij
ting zou moeten zitten. Maar
al is het dan geen totale ver
rassing, de vreugde is er niet
minder om.
Ik moet in mijn herinnering vele,
vele jaren teruggaan eer ik stuit op
fierioden dat een vangst van 25
raaie wijtingen aan één hengel he
lemaal niets uitzonderlijks was.
Welnu: voor wie de stekken kent
en de methodiek kneist is in deze
weken een dergelijke vangst inder
daad niet uitzonderlijk. En als het
een beetje wil zal de wijting wel tot
het einde van het jaar in onze kust
wateren blijven, dus u doet uw best
maar.
Kansen op 25 en (soms véél) meer
stuks wijting heeft de visser als hij
hetzij met een grote hengelaarsboot
meegaat, hetzij een kleine zeewaar
dige boot heeft (maar de laatste ca
tegorie heeft mijn advies waarach
tig niet nodig, die lui weten van de
hoed en de rand). Hengelaarsboten
die de Noordzee op mogen vertrek
ken uit vele kustplaatsen (Den Hel
der, IJmuiden, Scheveningen, Stel
lendam, Jacobahaven op Noord-Be
veland). Ik ben laatst weer eens
meegeweest met de Andromeda,
een kittige voor de sportvisserij
verbouwde viskotter van kapitein
H. P. van 't Slot die uit die Jacoba
haven vaart. En als altijd was het
weer een feest, want het schip is
prima voor de sportvisserij uitge
rust, de kapitein (zeeman sinds zijn
dertiende, zelf enthousiast visser) is
hulpvaardig voor degenen die in
het zware viswerk op zee niet zo
bedreven zijn, en de vis deed
het. De wijting met name.
„Het zware viswerk" schreef ik
daar. Wat is er wel zo zwaar aan?
Kijk, je vist op de Noordzee. Als
het weer het toelaat: een kilometer
of vijftien uit de kust op de Steen-
banken, als het wat pittig waait
dichter onder de wal maar toch nog
altijd een paar mijl buitengaats. Dat
betekent: je vist in de felle stroom,
want zowel bij opkomend als bij af
gaand water giert het tij langs onze
kusten. Dat betekent dat men voor
het vissen op zee een heel stevige
hengel nodig heeft, een lijn van ze
ker 45-00 en liever nog 50-00, en
een lood van minimaal 250 en lie
ver nog 300 gram, een lood boven
dien dat voorzien moet zijn van
lange ijzeren ankers. U moet er
slag van hebben, dat lood, schuin
naar voren want tegen de stroom
in, zo ver mogelijk weg te zetten.
Zo ver als kapitein Van 't Slot zult
u niet werpen! Hij geeft dat lood
van die fenomenale slingers dat je
er met open mond naar staat te kij
ken. Nu, zo ver hoeft het echt niet
hoor, al zijn vangstkansen beter
naarmate men verder werpt, omdat
het aas dan beter wordt aangebo
den.
Het aas bestaat uit zeepieren. Hoe
groter hoe mooier. (Voor deze vis
serij zijn zeepieren echt beter dan
zagers). Ze worden gemonteerd op
een onderlijn met twee haken, fik
se haken, maar niet zo groot als u
zoudt gebruiken wanneer het om
gul te doen was. Enneom gul is
het toch óók te doen
Mag ik deze duistere woorden even
verduidelijken? Normaal is dit de
tijd van het jaar dat men, van
strand en dijken af maar zeker ook
op zee, de gul, de jonge kabeljauw
dus, belaagt. Er is wel gul, hoor, en
niet te weinig, dat valt best mee,
maarde wijting is talrijker. Nu,
als u met een grote haak vist, hebt
u kans dat u veel wijting mist (al
zijn ze heel wat mans, deze felle ro
vers) en als u met een iets kleinere
haak vist, pakt u de langs vigile
rende gul ook wel. Ik raad aan de
Mustad Beak 1-0 of 2-0 (vaak Octo-
pushaak genoemd). Beaas die zéér
royaal; ik schuif meestal een pier
helemaal over de haak, dus over de
onderlijn, en daarna zet ik een
tweede die de hele haak bedekt.
Als u hebt ingegooid (denk erom:
iets schuin naar voren, tegen
stroom in, ook als u middendeks
staat, en zelfs als u achterop staat is
het wijs de hele handel zijwaarts
weg te zetten) wacht u tot het lood
de grond raakt, dan geeft u een
metertje loos om de ankers tijd te
geven zich in de grond in te gra
ven, en dan zet u de lijn strak. Als
u daar slag van hebt, gaat uw lood
niet aan de wandel en komt uw on
derlijn niet tussen die van medevis
sers terecht. Dat wil wel eens een
vijfentwintig fraaie wijtingen aan
één hengel.
probleem zijn, als er wat lieden
zonder ervaring en met te lichte
spullen aan boord zijn, en als ze
dan ook nog eigenwijs zijn, niet
luisteren naar goede raad en zo,
willen er nog wel eens minder wel
voeglijke woorden aan dek worden
gebezigd.
De beet is duidelijk: een korte, tril
lende buiging van de hengeltop.
Neenee, de gullebeet is heel anders,
dat is een lange trage diepe door-
buiger van de top. Het verschil in
vis bemerkt men ook als men (di
rect na de beet) gaat indraaien; een
gul, ook een kleinere, gaat c
i wijting stribbelt gewoon teg
Welk tij het beste is voor de wijt
zou ik niet weten Laatst was r
dat ze het bij wijze
spreken deden als makrelen;
klapten op de pier dat het een li< <j
lust was, de minste man aan bo< n
had aan het einde van de dag n
orge
Zeldzaam, zeldzaam. En ze ioej
heel de dag door. Een keer daa
vingen we leuk (25 de man vini
althans leuk als gemiddelde op
schip), maar vooral bij opkomifeèda
water. De derde keer dat ik ir
ging pakten we ze vooral aan
van de vloed, heel het „sti
water door, dus met weinig str<
en toen de ebstroom goed j
doorzetten was het nagenoeg
beurd Het is altijd weer and
Dat is trouwens ook een van
grote aantrekkelijkheden van
vissen. Als je de zaak tevoren
voorspellen was er niet veel
Hetgeen niet wegneemt dat ied
visser, wat ie ook beweert, n
één ding wil en dat is vis vanj
Al die mooie verhalen, zo
„Toch een lekkere dag buiten
had" en zo, bevatten best een li
van waarheid hoor, maar het g felje
om vis vangen. Nu, bel, als u nten,
Roti
het
sgezi
maf
«gaai
al opgemerkt: normaliter blijft
wijting onze kustwateren wel
volken tegen het einde van
jaar. Heel de maand november Ker I
ze zéker nog te pakken zijn.
Ook van de kant af?
Zeker, maar dat is een ander
haal. Dat is een letterlijk duü femai
verhaal. Mag dat tot de volgd «er
keer worden bewaard? [?t,
A. C. W. van der V*oest
ZATERDAG 17 NOVEMBER ifl
de actualiteitenrubriek van de
NCRV-tv, het huidige Hier en Nu.
Meestal werkte ik achter de scher
men, maar een enkele keer kwam
er ook presentatie bij".
„En, wat heel leuk was, ik maakte
reisreportages. Bijvoorbeeld een se
rie van vijf programma's over
Zuid-Amerika. Daar heb ik nog
Spaans voor geleerd. Vragen stel
len kon ik, maar als er te snel in
het Spaans geantwoord werd, kon
ik daar moeilijk op inspelen. Naar
Suriname en de Antillen ben ik
ook geweest. Ik zat toen wel zo'n
vier maanden van het jaar in het
buitenland. Dat was in die tijd! en
dan praat ik over 1967-1969, iets
heel bijzonders. Toen werd je nog
door collega's naar Schiphol ge
bracht en weer opgehaald
Elkaar aanvullen
Het gesprek wordt onderbroken.
Of hij even met Elleke wil bellen,
luidt het vriendelijke verzoek
waaraan hij meteen met een ver
ontschuldiging aan zijn bezoeker
voldoet. Elleke is Elleke van
Doorn, redactrice bij Hier en Nu-
radio. Maar dat niet alleen. Ze gaat
door het leven als mevrouw Mo-
chel. Naast overleg over huiselijke
zaken en de vijf kinderen dus ook
contact over het werk.
„Ach", zegt Henk Mochel, terug
van weggeweest, „dat komt bijna
niet voor. TV en radio raken el
kaar niet. Maar nu wil Hier en Nu
aandacht schenken aan het eutha-
nasie-boek van Klazien Sybrandy,
die ik diezelfde avond in mijn pro
gramma heb. Moesten we even re
gelen, opdat we elkaar niet in de
wielen rijden".
„Maar verder hebben we eigenlijk
nooit werkoverleg. Wat ik wel doe
is Elleke af en toe om raad vragen.
Neem nou zo'n onderwerp als het
draagmoederschap. Een Nederland
se vrouw krijgt een baby voor haar
zusje en ik wil met haar praten.
Maar Elleke is een vrouw en die
komt wellicht op heel andere vra
gen, waaraan ik als man niet denk.
Wat dat betreft vind ik trouwens
toch dat er te weinig vrouwen wer
ken bij de omroep. Het zou het bes
te zijn als er evenveel mannen als
vrouwen zouden werken, want je
vult elkaar toch aan. Vrouwen kij
ken anders tegen onderwerpen aan
dan mannen en krijgen uit een ge
sprek met dezelfde persoon soms
toch heel andere informatie los dan
een man".
Verder pratend over die draagmoe
der stelt Henk Mochel zonder ver
waandheid vast, dat zij bewust voor
zijn programma heeft gekozen. „Ze
kon kiezen 'tussen Ivo Niehe en
„Rondom tien". Ze koos voor ons,
omdat ze van oordeel is dat het on
derwerp daarin beter en vollediger
naar voren zou komen. „Rondom
tien" wordt niet onderbroken door
showelementen. Er hoeft niet ie
mand een liedje te zingen of zoiets.
Wij diepen een onderwerp goed uit.
Ja, er zijn mensen die dat te zwaar
vinden en die stoot je af. Toch heb
ben we altijd een redelijke kijk
dichtheid en een behoorlijke waar
dering gehad, dus valt die formule
toch ook wel in de smaak".
l| '"O
HENK MOCHEL HOUDT NIET VAN PRESENTEREN
[et 7
derc
lzri 1 T\ llz mD7Dl T
„Ik heb een hekel aan presen
teren". Henk Mochel (51)
kijkt me bij deze woorden
trouwhartig aan vanachter z'n
brilleglazen. Ik waag het dan
ook niet aan de oprechtheid
ervan te twijfelen. Sterker
nog: ik raak er steeds meer
van overtuigd dat het voor
deze man eigenlijk helemaal
niet zo'n opmerkelijke uit
spraak is, al verschijnt hij dan
elke maand op de televisie om
een aflevering van „Rondom
tien" aan elkaar te praten.
Henk Mochel behoort tot de slechts
dun gezaaide televisie-persoonlijk-
heden die zichzelf niet zo belang
rijk vinden. „Televisieprogramma's
maak je ondanks jezelf en dank zij
de mensen die in dat programma
willen verschijnen en aan het
woord komen", is de volgende stel
ling die hij op het kantinetafeltje in
het NCRV-gebouw deponeert. En
dan voegt hij er lachend aan toe:
„Dat je er zelf bij bent, is eigenlijk
jammer".
Van het pure aankondigen van on
derwerpen in actualiteitenpro
gramma's, zoals hij dat in het verle
den een enkele keer wel eens heeft
gedaan, houdt hij ook niet. „Ik kan
dat ook niet goed. Dat is een vak op
zich", zegt hij met kritische zelf
kennis. „In „Rondom tien" hoef ik
me gelukkig niet te houden aan
vaste teksten. Je weet met wie je
gaat praten en je weet hoe de volg
orde is. Wat je zegt, kun je als het
ware ter plekke improviseren en
dat ligt me beter. Bovendien is het
niet live. Het is een opname, zodat
er naderhand bij de montage altijd
nog wat recht getrokken kan wor
den. En als het maar enigszins kan,
haal ik mezelf er bij de montage
van het programma uit".
„Rondom tien" is een programma
naar zijn hart. Hij kan er zijn be
langstelling voor mensen en hun
beweegredenen volledig in kwijt.
Daar komt nog bij, dat hij en mede
presentator Hans Sleeuwenhoek el
kaar goed aanvullen. „De belang
stelling van Hans gaat vooral uit
naar sociaal getinte onderwerpen.
Zaken als kleine mensen, dikke
mensen, huwelijksbureaus. Terwijl
ik juist belangstelling heb voor de
ethiek. Ik wil weten wat kan en
wat niet kan en graaf dat graag
diep uit. Vandaar onderwerpen als
euthanasie en de ervaringen van
mensen die klinisch dood zijn ge
weest, die dus bij wijze van spreken
even aan de andere kant hebben
mogen kijken".
Grote vrijheid
„Neen, problemen over de keuze
van de onderwerpen hebben we bij
de NCRV niet. We hebben daar
een grote vrijheid in, en afkeuren
is er tot nu toe niet bij geweest. We
balanceren met de onderwerpen
wel eens op het randje, maar we
gaan er nooit overheen. Neem nou
zo'n programma over de ervarin
gen van mensen, die op het randje
van de dood hebben gezweefd. De
vrees bestond dat het bij de eigen
achterban niet zo goed zou vallen.
Nou, het tegendeel was het geval.
Juist bij de NCRV-leden was de
kijkdichtheid en de waardering
voor dat programma het hoogst".
De wens om diep te graven, koes
terde Henk Mochel reeds jong. In
de journalistiek kwam hij terecht
na de hbs, omdat hij gefascineerd
was door de verhalen van een
vriend van zijn broer, die bij het
ANP zat. „Die stond overal met
zijn neus vooraan. Dat leek mij ook
wel wat. Leuk, afwisselend". De
Amsterdamse, Rotterdamse en
Utrechtse redacties van dagblad
Trouw vormden z'n eerste stekken.
Maar helemaal tevreden was Mo
chel toch niet.
„Je komt van de middelbare school
en gaat dan de journalistiek in. Dan
komen er zoveel dingen op je af en
kom je met zoveel dingen in aanra
king waar je niet genoeg van weet.
Iedereen met een gemiddelde intel
ligentie kan zich bekwamen tot een
gemiddelde journalist. Maar ik wil
de er meer fundament aan geven
en heb daarom een paar jaar socio
logie gestudeerd in Utrecht. Tege
lijkertijd was ik nachtredacteur bij
het Utrechts Nieuwsblad. Die com
binatie van journalistiek en sociolo
gie vind ik een heel goede. Daar
heb ik echt profijt van gehad".
Toen hij na een paar jaar die studie
afbrak, lokte de NCRV. „Ja, waar
om de NCRV? Ach, ik kom wel een
beetje uit dat sfeertje. Maar zo be
wust is die keuze niet geweest. Er
was daar een vacature en ik heb
gesolliciteerd. En zo werd ik regis
seur bij Attentie. Dat was destijds
Henk Mochel:
„Televisieprogramma's
maak je ondank* jezelf en
dankzij de mensen die In
het programma willen
verschijnen en aan het
woord komen".
„Rondom tien" heeft het imago be
trouwbaar te zijn. Via advertenties
en oproepen melden zich per on
derwerp enkele tientallen mensen
aan die wel mee willen werken. Ik
houd bijeenkomsten in het land,
waar de zaak met de mensen wordt
voorbesproken. Noem het een soort
verkenning voor beiden. Dan maak
ik een selectie van mensen die in
de studio worden uitgenodigd. Ze
weten precies waar ze aan toe zijn.
En mochten dan soms toch bepaal
de uitlatingen niet worden gebruikt
voor het programma, omdat ze bij
nader inzien niet in de formule
passen, dan bel ik die mensen voor
de uitzending op. Ze weten dat wij
hen in hun waarde laten en dat
hun woorden niet uit hun verband
worden gehaald".
Aan de uitdrukking op zijn gezicht
te zien en aan de stellige toon te
horen zou er voor Henk Mochel
ook geen andere werkwijze be
staan.
De betrokkenheid bij mensen heeft
wel tot gevolg, dat Mochel niet zo
een, twee, drie los raakt van een
onderwerp. „Ik ben nu bijvoor
beeld bezig met een aflevering over
kinderen van overleden ouders.
Een zwaar onderwerp en wat je
hoort is soms adembenemend. Ja,
daar zit ik toch wel over te pieke
ren. Daar ben ik emotioneel bij be
trokken en soms denk ik: hoe kom
ik hier doorheen?. Toch is er ook
wel plaats voor een lach. Neem bij
voorbeeld het kind dat, nadat ik
vraag naar die vijfde lege stoel aan
tafel, heel nuchter zegt dat de kat
daar nu op zit. Ja, dan begint iet
een toch wel te lachen, hoe erni
het verder ook allemaal is". jental
chtei
ngaa
Erkenning
Terugkijkend op zijn inmiddelsLee
respectabele ómroeploopb£ar j
noemt hij als hoogtepunt het wLers
nen van de gouden Prix FuturaL^t
het internationaal televisiefesti^ 7PP
van Berlijn in 1978 met het
gramma „Een kind van vijf i
joen" over de prioriteiten in de
zondheidszorg. „De Volkskrjj
schreef op de dag dat het progri
ma op tv kwam: „Mochel veil
zich". Dan word je onzeker, r
dan toch die internationale erkl
ning komt voor je aanpak, I
geeft dat voldoening. Meer nog ■j '(j
het winnen van de Nipkov-schijt
1971 met een euthanasieprogrf
ma".
Gevraagd naar toekomstige
grammawensen komt er een I
verwacht antwoord. Henk Mod
zou graag een speelfilm willen
ken. „Moord in Meerkerk" nf
die heten en als basis dient
waar gebeurd verhaal over j:
diepgelovig boerengezin, waarknsvv
de godsdienstwaan zich meefcrt
maakt. Een kind wordt de Jezui",je'£
guur, een ander kind de duivel, [j
duivel wordt door de overige 1
deren uit het gezin vermoord, j
heb er niet mee lopen leuren. Z
toe laat ik het idee eens val
Wie weet, is er een producer
te vinden". jme,
NOLLY SPEIJI (J g(