finale Willem III en hofleven onverbloemd te kijk gezet Koningin Sophie: vreemdelinge in hofstad Van koniri Willem I blijft gee spaan he Aquarel van Huis ten Bosch: „Den Haag is saaier dan ooit". ZATERDAG 17 NOVEMBER 1 „Een verrassing met betrekking tot 't Loo. Ik heb ontdekt dat hij daar een soort kroeg inri en er zijn minnaressen installeren wil". hem mijn antwoord vrouw bij zit; dan bloost hij als op heterdaad betrapte dief', kankert op prins Alexander, broer van haar man. „Hij is j paar dagen op Het Loo geweest] heb lange rijtoeren met hem maakt en geluisterd naar zijn gepraat over zijn gezondheid, dacht ik bij mezelf: het is net alleen ben met een oud wijf", vooral ontluistert ze.de nagedac|jjet nis van haar schoonmoeder, te* tante, Anna Paulowna, de vi van koning Willem II, aan wil een grondige hekel had. Nt maart 1865: „Ze stierf zonder vriendelijk woord tot wie dan ofschoon ze bij vol bewustzijn en tot anderhalf uur voor overlijden spreken kon. Wij allen aanwezig. Ze wilde niet balsemd worden, de staat van| binding was al spoedig onbesi felijk, want tijdens haar ziekte! ze steeds overvloedig gegeten gedronken. Volgens het afschu 'en lijke Russische gebruik moest i iedere dag naar toe. De stan niet te harden. Haar testament tweedracht zaaien tussen haar deren. Ook na haar dood zal, fr als tijdens haar leven, een twis u. pel de vrucht van haar doen en y estrijci Profetische woorden d "aat, Afr in ■roe 'n' Aan zo'n laatste zin valt te mei dat koningin Sophie goed kon met de ganzeveer. Inde was het mede aan haar schrijft te danken, dat grote geleerder denkers uit heel Europa tot vriendenkring behoorden. De gave van haar brieven aan Malet betekent dan ook niet sluitend, dat er een doos van dorra aan Oranje-roddel ontsl wordt. Er is wel degelijk rair en cultuur-historisch mee gediend. Vrijwel alle geki de hoofden uit haar tijd heef persoonlijk gekend contacten rapporteert ze even van de lever als politiek kneed. Van groot inzicht bijv beeld getuigt het feit, dat der weinigen in die tijd bevn hoezeer de opkomst van Pru het feodale Duitsland zou om men tot een moderne, agre; wereldmacht. „Geloof me", nol de ze al in 1859, „als Duitsland Frankrijk aanvalt, zal men de gevolgen zien. Daaruit zal nieuw Duitsland voortkomen dat zal Engeland heel wat meer bezorgen dan het oude Duitsla Precies zo is het in 1914 en nieuw in 1940 uitgekomen. Of voorspelling uit 1870. „Ik zie ii toekomst drie grote mogendh» een verschrikkelijk Duitsland, zeer machtig Rusland, een dreij Amerika. Frankrijk en Engel die twee lichten van de modi wereld: ingekrompen en naar houding obscuur geworden". Pt tische woorden. In de tengere phie blijkt een Cassandra van reldformaat gestoken te hel Daarom was het haar lot in Haag een vreemdelinge te mc blijven. Nederland was te I PIET SNOK#'1 n «1 w ?bben tol ;li rs gel a. Ni lar d rJmger ..Een vreemdelinge in Den Ij Hella S. Haase en prof. S. IV. man. Sijthoff, Amsterdam. 34,50. id o and £mt. IRCVf de r pla; ich st< »nger rtvers it at kir ieders 'order i'gfcen e I; an w lc roep. lauret •r aleerc tan Van he J]ectie int si Kon. V er op DEN HAAG „Mijn echtge noot heeft allerlei proeven ge nomen met vuurwapens, het geen een arme kerel het leven heeft gekost. Toen hij de stak ker bloedend en kreunend met verbrijzeld gezicht zag liggen, heeft hij nog grappen gemaakt over die grimassen. De jonge officieren die bij hem waren, stonden als ver steend van afschuw". Speelt dit onthutsende tafereel zich af in een verre Zuidamerikaanse bananendictatuur? Nee. Toneel van handeling is Paleis het Loo. Alleen de datum ligt ver weg: november 1854. En de hoofdrolspeler is ver weg. Op de lagere scholen wordt weinig meer over hem onderwezen dan dat hij van 1849 tot 1890 ko ning der Nederlanden en groother tog van Luxemburg is geweest, dat hij. er steeds weer in slaagde een modernisering van de grondwet te gen te houden, dat zijn toenemende onverschilligheid jegens het maat schappelijk leven een doorn in het oog was van de opkomende socia- listische beweging, en dat uit zijn tweede huwelijk koningin Wilhel- mina geboren werd, de moeder des vaderlands, die dubbel en dwars goed zou maken wat haar vader als vader des vaderlands had ver prutst. Willem III dus. Men vindt de schokkende passage in het boek „Een vreemdelinge in Den Haag", dat zojuist is verschenen. Een on verdachte bron, want het turfdikke werk bevat een wetenschappelijk begeleide selectie uit bijna tweedui zend brieven, die tussen 1842 en 1877 (haar stervensjaar) geschreven werden door koningin Sophie, de eerste vrouw van Willem III. De zeldzaamheid van het document wordt onderstreept door het feit, dat het koninklijk huisarchief, voorzover het de lotgevallen van de Oranje's in de vorige eeuw be treft, tot 1990 potdicht moet blijven. Zo wilde koningin Emma dat in haar testament. De brieven van haar voorgangster in de echtelijke sponde van Willem III echter, zijn aan dit hoge bevel ontsnapt. Ze wa ren namelijk gericht aan lady Ma rian Malet, de echtgenote van een voormalige Engelse gezant in Den Haag, die de vertrouwelinge van koningin Sophie was geworden. Vijfendertig jaar lang wisselden beide dames schriftelijk hun harts geheimen uit. Dank zij de gelukki ge omstandigheid, dat lady Malet verzuimde de correspondentie te verbranden, zoals Sophie had ver zocht, konden de vorstelijke ont boezemingen verzeild raken in de manuscriptenverzameling van de universiteit in de Amerikaanse stad Durham. Daar werden ze onder het stof van daan gehaald door een zekere pro fessor Sidney W. Jackman. Deze specialist in oude correspondenties had al eerder een publikatie gewijd aan handschriften van de Roma novsde Russische keizerlijke fa milie en aangezien Sophie van moederszijde met dit geslacht was geparenteerd, achtte hij haar brie ven een welkome aanvulling op zijn wetenschappelijke studie Maar het ontcijferen bleek een giganti sche klus. Omdat de professor op het laatst door de bomen het bos niet meer zag, zocht hij hulp in Ne derland. Hij wist de belangstelling te wekken van de uitgeverij Sijt hoff in Amsterdam, die op zijn beurt de schrijfster Hella S. Haasse bereid vond het materiaal (600 ge typte foliovellen en nog eens 250 kantjes met aantekeningen) te ver talen, te bewerken en te becom mentariëren. De vrucht van haar kloosterlijke arbeid ligt nu onder de titel „Een vreemdelinge in Den Haag" op de toonbank. Pikante bij zonderheid is, dat de koninklijke familie niet van tevoren inzage heeft gekregen in de tekst. De ont hullingen betreffende haar over grootvader, die Sophie doet, zijn voor koningin Beatrix even nieuw als voor de eerste de beste lezer. Onverbloemd Het toeval wil dat amper twee maanden geleden ook al een ge schrift van koningin Sophie open baar is gemaakt. Toen betrof het haar memoires, een uitgave die we tenschappelijk werd begeleid door dr. C. Tamse van de Rijksuniversi teit te Groningen. Het verschil met het nieuwe boek is, dat Sophie haar levensverhaal schreef met de na drukkelijke bedoeling, dat het door derden gelezen zou worden. Ze stelde zichzelf paal en perk. Ze liet niet het achterste van haar tong zien. De memoires vielen ook niet onder het geheim van het konink lijk huis-archief. Prinses Juliana nam zelfs officieel het eerste exem plaar in ontvangst. Met de brieven ligt het anders. Koningin Sophie heeft nooit kunnen bevroeden dat haar zieleroerselen onder andere ogen zouden komen dan die van haar hartsvriendin. Hier dus geen enkele reden om een blad voor de mond te nemen. Onverbloemd wordt het Haagse hofleven met zijn intriges, zijn spionage en zijn jaloe zie te kijk gezet. Van echtgenoot Willem III, die in de memoires al niet gespaard werd („het is mij vol komen duidelijk dat hij niet de vol ledige beschikking over zijn ver standelijke vermogens heeft; aan moreel besef ontbreekt het hem to taal") blijft in de brieven bijna geen spaan meer heel. Toch heeft Hella Haasse laten weten, dat ze van de kant van het koninklijk huis niet op moeilijkheden rekent „omdat het per slot van rekening gaat over gebeurtenissen van een tijd gele- Wat voor gebeurtenissen? Het ge halte daarvan laat zich samenvat ten in een scène met Willem III, die op pagina 59 beschreven staat. „Op een ochtend toen ik zat te schrijven in de kleine salon, storm de hij naar binnen en krabde mij zonder enige aanleiding zo op mijn armen, mijn hals en keel, dat de krassen van zijn nagels nog te zien zijn. Op een andere dag liet hij me door een bediende het bevel over brengen, dat ik met mijn hofdames in mijn slaapkamer moest eten. Al leen al die aanblik van dat woeste gezicht, dat slordige lange haar en de manier waarop hij rondbeende men kan het geen lopen noemen maakte me ziek van afschuw. Nu de storm is uitgewoed, is hij zichzelf weer. Maar, hoewel hij ie dere dag door mijn zwarte lange handschoenen herinnerd wordt aan de krassen op mijn armen, geen woord. Net als een kind dat ondeu gend is geweest, probeert hij het weer goed te maken door dineetjes te organiseren van het soort, dat ik prettig vind". Soort van kroeg Exemplarisch is ook deze verzuch ting, geslaakt twee jaar voor haar dood. toen ze al ernstig ziek was. „De koning kan mij niet vergeven dat ik niet, zoals hij verwachtte, ge storven ben. Hij komt nooit bij mij, laat ook nooit vragen hoe het met mij gaat. Toen ik er laatst heel erg aan toe was, zong hij en liet hij ie mand hard piano spelen onder mijn slaapkamer". Of deze, op 5 januari 1851: „Misschien ben ik zwanger, maar praat er met niemand over; zijn humeur is van dien aard, dat hij in staat zou zijn me te mishan delen om me een miskraam te be zorgen". Dat er tussen Willem III en Sophie een vorm van echtelijke guerrilla woedde, was ruimschoots bekend, De genadeloze bitterheid ervan echter wordt pas duidelijk uit de klaagbrieven aan lady Malet. Zestien april 1846- „Een vreemde verrassing met betrekking tot Het Loo. Ik heb ontdekt dat hij daar een soort van kroeg inricht en er zijn minnaressen installeren wil". Januari 1849: „Ik bracht hem op 7 uur vanmorgen naar de haven. Hij is weg. Naar die vrouw van hem in Engeland, die beweert dat ze vijf maanden zwanger van hem is. Met achterlating van onbetaalde schul den en thuis een chaos, waar men zich geen voorstelling van kan ma ken". Maart 1852: „Sinds een week heb ik de koning niet gezien. Hij leeft samen met een ordinaire vrouw op een afstand van drie hui zen van het paleis verwijderd. Ze is ziek en daarom heeft hij daar zijn huishouden. Dat is mijn leven Een vreemdelinge in Den Haag. De door Hella Haasse gekozen titel wordt begrijpelijk, wanneer men leest hoe koningin Sophie de resi dentie ervoer, waar ze, vervreemd van haar man, in het gezelschap van negen papegaaien, Huis ten Bosch bewoonde. Maar eerst dient vastgesteld dat het hier niet om een geboren zuurpruim gaat, die zwarte gal in plaats van moedermelk heeft binnengekregen. Integendeel. Een van haar hooggeleerde vrienden die had ze vele beschreef haar tijdens haar jeugd in het ouderlijk paleis te Stuttgart als „een wezentje van licht en zonneschijn, louter kwikzilver". En de beroemde histo ricus Von Ranke hemelde haar al dus op: „Een intelligente en hoogst aantrekkelijke vrouw, zo buitenge woon dat ik nergens haar gelijke heb aangetroffen. Ze heeft een Eu ropees leven. Ze is een cosmopo- liet". Droefgeestig Hoe kon het zover komen, dat de briefwisseling van dit begaafde en begiftigde wezen doordrenkt is met wat soms wel krokodilletranen lij ken? „Ik leef, dat is alles. Wanneer ik 's morgens opsta, vraag ik me zelf af: is gisteren nog niet voorbij? Ik voel een diepe, droefgeestige be rusting in mijn lot. Indien ik niet wist dat het zonde was, zou ik mij zelf ogenblikkelijk van kant ma ken". De sfeer van Den Haag moet een domper hebben gezet op haar toch al flakkerende levensvreugde aan de afwezige zijde van Willem III. „Steeds het geluid van regen en wind tegen de ruiten", schrijft ze. „Soms komt er 's avonds een van de oudere heren om een partij whist met me te spelen dat is al les. Wanneer 's ochtends het uur van de postbestelling nadert, zit ik bij het raam uit te kijken, niet om dat ik een bijzonder schrijven ver wacht, maar omdat die couranten en brieven mijn enige contact zijn met de wereld waarin iets gebeurt. Ik heb hier te maken met personen die een onvoorstelbaar lage dunk hebben van het begripsvermogen van een vrouw. Dat is een over heersende karaktertrek van Neder landers. Hun vrouwen moeten huisvrouwen zijn, de kinderen in bad doen en de dienstbode kapitte len en verder niets. Ik ontmoet al leen saaie, domme mensen, die er, net als ik, naar snakken weer weg te kunnen gaan. Den Haag is saaier dan ooit geen society, geen lief deshistories, zelfs geen schandalen. De uitgaande wereld is nog verve lender dan toen u, lieve vriendin, hier was. Jonge vrouwen van uw leeftijd verliezen hun jeugd en vro lijkheid en er komt niets nieuws om de leemte op te vullen. Geen Frans toneel, geen ontvangsten. In deze uithoek van de wereld hoor je maar weinig. Zich amuseren is in Den Haag een onmogelijke zaak; men weet hier niet meer wat het betekent. Men zou hier iedereen stenigen die zal proberen een klein beetje leven of esprit te brengen in deze donkere vijver met stilstaand water". Geldgebrek verergerde het isole ment van koningin Sophie. „Ter wijl de koning", schrijft ze in 1858, „duizenden uitgeeft aan slechte vrouwen, die kastelen laten bou wen tussen Saint Cloud en Meudon en villa's bewonen aan de Champs Elysées, moet ik mijn eigen huis houden bekostigen. Ik voel me echt arm". Een jaar later: „Ja, ik zou ei genlijk voor mijn gezondheid ba den in minerale bronnen moeten gaan nemen, maar het grote strui kelblok is geld. Ik kan niet zeggen hoe krap ik zit". In 1867: „De on verschilligheid van de koning, die aan niets anders denkt dan aan de jacht, zijn maitresses, zijn smerige vermaken, is onvoorstelbaar. Ik heb mijn eigen bescheiden inko men. daar moet ik het mee doen. De koning geeft mij 1.600 pond, hetzelfde bedrag dat ik van zijn grootvader kreeg toen we trouw den. Aan zijn maitresse geeft de koning 20.000 pond per jaar". Duivels plezier Het hofleven? Al vijf jaar na haar huwelijk met Willem hangt het haar de keel uit. „Het afschuwelij ke van mijn positie is, dat ik vaak de schuld krijg van zijn dwaashe den, en dat sommigen, met wie ik dagelijks moet omgaan, er duivels plezier in scheppen op alles kritiek te hebben, op het model van mijn schoenen, de kleur van mijn japon, op alles, alles. Een hevig geschil punt is zijn adem, die iedereen op valt en die vermoedens wekt Het is zo erg, dat onze jongste zoon op wie hij dol is, begint te huilen als hij hem een kus wil geven". Weer vijf jaar later deze klacht: „Hovelingen zijn overal en altijd een slap stel mensen. Hier intrige ren ze wel niet, maar ze zijn egoïs tisch, bang. Ze voelen er zelf niets voor, als er onrecht is geschied, het risico te lopen dat hun heer en meester kwaad wordt. Vreemd dat, sinds hij koning is, er zoveel men sen zijn die proberen mij de schuld van alles te geven; natuurlijk om dat hij de macht heeft en niet ik. Wat mij met ontzetting vervult is het feit, dat iemand blijkbaar de macht heeft om in mijn kamer en aan mijn persoonlijke bezittingen te komen. Toen ik vanmorgen uw brief in handen kreeg, bleek het zegel onmiskenbaar, schaamteloos verbroken. Ik was voor de zoveel ste maal woedend op degenen, die wroeten in een ongevaarlijke brief wisseling als de onze". Zo klapt Sophie klaaglijk voort uit de koninklijke hogeschool. Ze tobt over het feit dat prins Frederik op haar verliefd is, een oom nota bene van haar echtgenoot. „Er is op het ogenblik iets wat ik erg vervelend vind. Hij komt vier- tot vijfmaal in de week bij mij op bezoek en schrijft me steeds briefjes. Ik geef van hem heel.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1984 | | pagina 16