Het perspectief van de ombuiging
De duur betaalde rekening
[NENLAND
CeicUeSomcwit
DINSDAG 18 SEPTEMBER 1984 PAGINA 17
Vandaag twee beschouwingen bij de Miljoenennota 1985. De eerste is van de
hand van prof.dr. C.J. Rijnvos, hoogleraar algemene economie aan de Rotter
damse Erasmus Universiteit, oud lid van de Eerste Kamer voor het CDA. De
tweede analyse is van prof.dr.ir. J.M.M. Ritzen, hoogleraar economie van de pu
blieke sector aan dezelfde universiteit. Prof. Ritzen is tevens mede-opstelter van
het recente PvdA-plan met oud-minister Van Kemenade en PvdA-kamerlid
Wöltgens voor een toekomstig economisch beleid.
lijdt geen twijfel dat de
lemen op het sociaal-eco-
lische vlak, waarmee Ne-
ind reeds enige jaren
"]ipt, zijn geconcentreerd
de arbeid en het geld.
ids geruime tijd is er in
land een groot tekort aan
kgelegenheid. Dit jaar zijn
■000 mensen werkloos en
volgende jaar eenzelfde
tal. Tevens is het financie-
'jstekort van de overheid
bron van zorg. In 1983
kikte dit een recordniveau
11,5 procent van het na-
lale inkomen.
samenhang hiermee
vjt het functioneren van de
bedreigd en wel op tweeër-
litieyijze. Ten eerste ontstond door
eer Dr stijgende kredietverliezen
en toodzakelijke toevoegingen aan
kfyoorziening algemene risico's
jkendruk op het bankwezen. Deze
Miede door de betalingsproble-
dat van diverse schuldenlanden,
zal omvangrijke bankkredieten
ële >en opgenomen, nog altijd aan-
ven(g. Voor vandaag moge deze
verder buiten be-
lenliiwing blijven,
ictide tweede plaats werden in de
enbtopen jaren de ontspoorde
minheidsfinanciën een gevaar
vol; het monetaire bestel, in die
foodat mogelijkerwijs de belegger
in de overheid als
dalietnemer zou kunnen verlie-
De vraag rijst hoe de proble-
pr^ met betrekking tot de arbeid
lak iet geld zich verhouden tot el-
ang.
Itradictie of
llelliteit?
i de zorg voor meer werkge-
heid en een verbetering van
[nonetaire situatie parallel of
jzij tegenstrijdig? Uiteraard is
antwoord op deze vraag maat-
|nd voor de te kiezen beleids-
Ongelukkigerwijze wordt in
^rscheiden politieke kringen in
land de kwestie niet eenduidig
^irdeeld.
Ifieesten zijn verdeeld en daarbij
jhen globaal twee richtingen
lien onderscheiden. Het werk-
legjnbe'dsbeleid zo luidt de
-ste gedachtengang moet
tral fan overheidswege worden
oerd. Vanuit Den Haag moet
't meer werk worden gezorgd
omlat kost veel geld. De werkge-
nelkiheidszorg vereist dan ook een
itsebngrijk financieringstekort.
aegenover staat dat de zorg
htel gezonde monetaire verhou-
aafen juist gediend is met een be-
-o éing van het deficit. Zo'n be
aming kan immers leiden tot
van het overheids-
ëp op de kapitaalmarkt en zal
mend werken voor wat betreft
19Jreatie van nieuwe liquiditei-
et (als gevolg waarvan de rente
eundalen. Bijgevolg, zo luidt de
fh^usie van deze gedachtengang
vafluidelijk traditioneel socialisti
sche trekken vertoont, zijn de zorg
voor verbetering van de werkgele
genheid en voor gezonde monetai
re verhoudingen tegenstrijdig.
Hiertegenover staat, als tweede
wijze van benadering, de idee dat
de problemen met betrekking tot
de arbeid en het geld beide in
hoofdzaak zijn veroorzaakt door
een te sterk uitgedijde collectieve
sector. Hierdoor werden de belas
tingen en de premies te hoog, ter
wijl het omvangrijke financie
ringstekort van de overheid nood
zaakte tot een sterk stijgend be
roep op de kapitaalmarkt, hetgeen
de interest omhoog dreef. Volgens
deze gedachtengang moeten zowel
ten behoeve van de arbeid als het
geld de collectieve lasten naar be
neden en het financieringstekort
worden beperkt. De zorg voor bei
de loopt in deze gedachtengang pa
rallel.
De geschetste contradictie speelde
een belangrijke, politiek verlam
mende rol in de jaren 19811982.
Hierdoor kwam een doorzichtig,
consistent en consequent te voeren
ombuigingsbeleid niet van de
grond. Tegelijkertijd werden de
problemen steeds ernstiger. Het
werkloosheidscijfer groeide ge
staag en het financieringstekort
nam van jaar tot jaar sterk toe. In
feite verkeerde Nederland in die
dagen in een ernstige bestuurlijke
crisis. Het was een fase met veel
aarzeling, politieke onmacht en
een verontrustend gebrek aan be
stuurlijke daadkracht. Zo was het
in de tweede helft van 1982 de
vraag of Nederland erin zou slagen
de bestuurlijke crisis met een juiste
oplossing van bovenomschreven
controverse te overwinnen. Het
kabinet-Lubbers, dat in november
1982 aantrad, deed een duidelijke
keus en wel voor de tweede bo
venomschreven benaderingswijze.
Beleidslijn
De zorg voor werkgelegenheid en
gezond geld lopen parallel, zo geldt
als richtsnoer voor het beleid sinds
1982. Dat kwam bij het aantreden
van het huidige kabinet reeds met
een op vijf punten concreet naar
voren. De regering zou ten eer
ste streven naar een geleidelijke
vermindering van het financie
ringstekort met anderhalf procent
per jaar in de periode 1984-1986,
waarmee aan het einde van de ka
binetstermijn het zou uitkomen op
7,4 procent.
Voorts zou. ten tweede wor
den gestreefd naar een stabilisatie,
respectievelijk vermindering van
de collectieve lastendruk, oftewel
van de belastingen en de sociale
premies.
Ten derde zou het beleid worden
gericht op kostenmatiging, vooral
ter verbetering van de concurren
tiepositie van het bedrijfsleven.
Het een en ander zou voor een
goed deel via renteverlaging sa
menlopen met de beperking van
het financieringstekort. Daarnaast
werd besloten tot specifieke kos-
tenbeperkende maatregelen, zoals
vergroting van de vermogens- en
voorraadaftrek in de fiscale wetge
door dr. C.J. Rijnvos
hoogleraar algemene economie Erasmus Universiteit Rotterdam
ving en een vermindering van de
werkgeverspremie.
Het kabinet koos, als vierde aange
legenheid, voor een uitbreiding
van de werkgelegenheid en een genheidssituaties zijn, zo werd ge-
herverdeling van werk, voorzover zegd, de overheid en het bedrijfs-
deze mogelijk zouden blijken. Met leven verplicht „langs alle denk-
het oog op de sombere werkgele- bare en verantwoorde wegen te
zoeken naar mogelijkheden om
meer mensen in het arbeidsproces
in te schakelen en scholing van
werklozen een zwaarder accent te
geven".
Ten vijfde en tot slot ging het om
een versterking van dé economi
sche structuur, mede door een ac
tief daarop gericht beleid, onder
andere door vergroting van het
beschikbare ondernemingsvermo
gen. De voorstellen op dit punt
zoals bijvoorbeeld verschaffing
van kapitaalkredieten waren
bescheiden, maar dat kon in de ge
geven situatie moeilijk anders.
Resultaten
Intussen zijn na de geschetste
overwinning van de bestuurlijke
crisis en de duidelijke keuze in de
contradictie bij de zorg voor arbeid
en geld twee jaren verstreken. Tot
dusver heeft het kabinet-Lubbers
de beloften waar gemaakt. Veel
effectiever dan voorheen werd een
ombuigingsbeleid gevoerd, met
name voor wat betreft het finan
cieringstekort en de vermindering
van de collectieve druk. Zo kan
sinds het einde van 1982 worden
gesproken van een grondige pro
bleemaanpak. De tijd rijpt om te
komen tot een evaluatie en de Mil
joenennota 1985 biedt daarvoor
een welkome gelegenheid.
Daarbij trekken drie aangelegen
heden in het bijzonder de aan
dacht. Ten eerste kan worden
vastgesteld dat de keuze voor wat
betreft de parallelliteit in de zorg
voor de arbeid en het geld juist is.
De verwerkelijking van bovenom
schreven vijf beleidspunten levert
positieve resultaten op met betrek
king tot de werkgelegenheid en
het herstel van de overheidsfinan
ciën. In vele bedrijven is duidelijk
sprake van een verheugend her
stel van de rentabiliteit, hetgeen
kan leiden tot verbetering van de
vermogensposities. Langzaam
trekken de investeringen aan. Ter
wijl het volume van de bruto be
drijfsinvesteringen in 1982 nog
daalde met 2 procent, vindt dit
jaar een stijging plaats van 4 pro
cent en in 1985 van 5 procent. In
tussen is het werkloosheidscijfer
op het weliswaar zeer hoge niveau
van 830.000 personen gestabili
seerd.
Van dit alles kan en mag worden
gezegd dat het bescheiden resulta
ten zijn. Dat is ongetwijfeld waar,
maar daarmee blijft onverlet dat
met de gekozen ombuiging toch
een goede weg is ingeslagen.
De bescheidenheid van de positie
ve resultaten, die tot dusver wer
den bereikt, leiden tot de tweede
aangelegenheid. Daarbij gaat het
er om dat de ombuigingsoperatie
zeer moeilijk realiseerbaar is en
veel tijd kost. Weliswaar daalt de
belasting- en premiedruk van 51,9
procent van het nationale inko
men in 1984 tot 50,5 procent in
1985, hetgeen een goede zaak is.
Maar de druk blijft onverminderd
hoog en een verdere daling is in
de komende jaren-dan ook nodig.
Voor wat het financieringstekort
betreft kan, ondanks het stringen
te ombuigingsbeleid, dit jaar toch
slechts een vermindering met 1,4
procent worden bereikt, waarmee
het op 10,5 procent zal uitkomen.
Hoewel in 1985 het ombuigingsbe
leid met kracht zal worden voort
gezet, zal het in het volgend jaar
toch nog 9,7 procent bedragen. Bij
gevolg is het de vraag of de daling
tot 7,4 procent aan het einde van
de huidige kabinetsperiode zal
worden bereikt.
Dat brengt ons bij de derde en
laatste aantekening. Het is nu
reeds te voorzien dat het ombui
gingsbeleid door het volgende ka
binet zal moeten worden voortge
zet. Als dat lukt wordt het decen
nium van de tachtiger jaren dat
van de ombuiging. Het is echter de
vraag of zo'n langdurige ombui
ging inderdaad lukken zal.
Voortzetting
Het is niet moeilijk uit de Miljoe
nennota 1985 te concluderen dat
inderdaad de ombuiging nog gedu
rende een reeks van jaren zal
moeten worden voortgezet. Heel
instructief op dit punt zijn de blad
zijden, gewijd aan de ontwikkeling
van de overheidsrentelast en van
de staatsschuld. Dit jaar bedraagt
de rentelast 4,9 procent van het
nationale inkomen. Een verdere
stijging kan slechts worden voor
komen als strikt de hand wordt
gehouden aan een verdere daling
van het financieringstekort naar
5,5 procent in 1986 en daarna een
nog verdere daling. Als het tekort
slechts lichtelijk daalt tot 8 pro
cent in 1985 en vervolgens con
stant blijft en de rente ook 8,5 pro
cent blijft bedragen, loopt de inte-
restlast gaandeweg op tot 8,8 pro
cent van het nationale inkomen in
1993, terwijl de staatsschuld even
groot wordt als het nationale inko
men.
Hieruit blijkt duidelijk dat het om
buigingsbeleid ook in de tweede
helft van de jaren tachtig moet
worden voortgezet. Het is echter
de vraag of dat tot de mogelijkhe
den behoort.
Bij de mogelijkheden in die rich
ting passen reeds nu twee vraagte
kens. Ten eerste lijkt het niet uit
gesloten dat na 1986 opnieuw een
bestuurlijke crisis zal ontstaan, zo
als het geval was in de jaren 1981-
1982. Dat zou funest zijn. Op de
tweede plaats zijn reeds sympto
men in de Nederlandse samenle
ving waarneembaar, die een voort
zetting van het ombuigingsbeleid
in de loop van de komende jaren
mogelijkerwijs verstoren. In dit
verband gaat de aandacht uit naar
de plannen de ambtenarensalaris
sen extra te verhogen in verband
met de zuigkracht van het be
drijfsleven en naar eventuele loon
eisen in de sectoren en bedrijven,
waar het gaandeweg beter gaat.
Realisering van dergelijke ideeën
kan de voortgang van het ombui
gingsbeleid in de loop van de tijd
ernstig bemoeilijken en het broze
sociaal-economische herstel, zoals
dat intussen op gang is gebracht,
schade doen.
Miljoenennota 1985 is
een politiek document,
-vu is dan °°k niet verwon-
rucijk dat de inhoud van dit
•hajiment botst met economi-
dg* wijsheid. In zijn inlei-
lur| onderstreept de Minister
63 Financiën dit politieke
ngjkter vooral met zijn laat-
zin: „De rekening moet
klé worden betaald".
de pijn zit is dat de rekening
^dig duur wordt betaald. Een
Ier stringent bezuinigingsbe-
gekoppeld aan een grotere
uk op flexibiliteit en mobili-
>p de arbeidsmarkt en op de
aalmarkt en aan een groter
fit op de verkorting van de ar-
fcjduur, zou veel beter zijn én
C het financieringstekort én
de werkgelegenheid én voor
roei van het nationale inko-
Het PvdA-plan opgesteld
Van Kemenade en Wöltgens
•aandergetekende omschrijft de
keuren van dit alternatief.
y>lan is natuurlijk óók een po-
i document. Maar er is één
verschil. De inzet was om
kplan te ontwerpen, weliswaar
biit een duidelijke ideologische
(bevorderen van werk-
°|enheid en van een rechtvaar-
♦oHnkomensverdeling), maar los
°asdogma's. Terwijl de Miljoe-
Jg<ota 1985 met handen en voe-
jeklonken is aan het dogma
ciiet regeerakkoord dat in sep-
1982 werd opgesteld tegen
JJhtergrond van de op dat mo-
bestaande situatie en tot op
re hoogte als een schrikreactie
}P
nat niet tegen
kq>ofdlijn van de Miljoenennota
een verdere bezuiniging op
b^tgaven van de overheid en
van de sociale verzekeringen met
9,5 miljard gulden. Die lijn vloeit
voort uit het regeerakkoord. Maar
het regeerakkoord heeft lang niet
opgeleverd wat ervan werd ver
wacht. Bij 7 miljard bezuinigen per
jaar zou het nationaal inkomen
groeien met gemiddeld 1 a 1,5 pro
cent per jaar (was in 1983: 0,6 pro
cent en in 1984: 1,5), de werkloos
heid zou afnemen tot 785.000 men
sen Jaargemiddelde over 1986) en
het financieringstekort zou dalen
van 10,1 procent van het nationaal
inkomen in 1982 tot 7 procent in
1986. In 1983 steeg de werkloos
heid en het financieringstekort.
Toch zat het wat de externe
omstandigheden betreft niet te
gen: de internationale conjunctuur
was ongeveer zoals verwacht bij
de berekeningen voor het regeer
akkoord. Ook werden de lonen on
geveer gematigd zoals gehoopt.
In 1984 komt een doorbraak. Ja
wel, maar de wereldhandel die
voor Nederland van belang is,
groeide tweemaal zo hard als ver
wacht bij het opstellen van het re
geerakkoord en de lonen werden
veel meer gematigd. Dat het finan
cieringstekort iets daalde ten op
zichte van 1983 is dan wel buiten
gewoon verheugend, maar men
moet zich afvragen of bij beperk
tere bezuinigingen in 1984, gekop
peld aan meer nadruk op de mobi
liteit op de arbeidsmarkt en op de
kapitaalmarkt, dit niet veel meer
had kunnen zijn. Bezuinigingen
verminderen immers de nationale
bestedingen, waardoor de econo
mische groei afneemt, de «werk
loosheidsuitgaven toenemen en de
belastinginkomsten teruglopen.
De Miljoenennota 1985 verdedigt
zich tegen deze kritiek: het zou
wel meevallen met de daling van
de bestedingen en bovendien: het
moest toch eens gebeuren. Want er
werd* te veel besteed, waardoor de
broodnodige investeringen uitble
ven. Bovendien daalden de beste-
door dr.ir. J.M.M. Ritzen
hoogleraar economie van de publieke sector Erasmus Universiteit Rotterdam
dingen niet eens in 1983 ondanks om na lang uitstel een nieu- de voorgenomen bezuinigingen
récord-bezuinigingen. we auto te kopen. Maar veel be- schieten we langs het evenwichts-
Wat dit laatste betreft: wie enigs- langrijker is dat inmiddels de punt. Dat is niet in het voordeel
zins vertrouwd is met de cijfers winsten weer op peil zijn geko- van de werkgelegenheid en even-
weet dat het cijfer voor 1983 verte- men: een structureel evenwicht min althans op langere termijn
kend is door de opname van spaar- tussen besteden nu en investeren van de winsten in het bedrijfs
geld en krediet door particulieren voor later is vrijwel bereikt. Met leven. Op korte termijn zal het fi
nancieringstekort weliswaar dalen,
maar op de wat langere termijn
wordt het moeilijker om tot een
structureel niveau van 4 a 5 pro
cent van het nationaal inkomen te
komen.
Mysterie
Met de verdeling van de bezuini
gingen over de verschillende on
derdelen van de collectieve uitga
ven zijn we inmiddels vertrouwd.
Het regeerakkoord heeft daarvoor
een sleutel gegeven, waarvan de
economische achtergrond overi
gens nog steeds een mysterie is.
Voor 1985 komt het neer op 2,5
miljard bezuinigingen op zowel de
salarissen van ambtenaren en
trendvolgers als op de uitkeringen,
verder 3,1 miljard door minder uit
te geven voor overheidsdiensten
en 1,2 miljard bezuinigingen op de
volksgezondheid.
Vergeleken met voorgaande jaren
is de' invulling van de bezuinigin
gen op de ambtenarensalarissen
minder concreet uitgewerkt. De
ambtenaren mogen zelf voorstel
len doen. Er worden wel alvast
wat suggesties gedaan, zoals invoe
ring van betaling van premies ao-
w/aww door ambtenaren. De
maatregelen in de sociale zeker
heid zijn grotendeels beschreven
met enerzijds de verlaging van de
uitkeringspercentages van de ww,
wwv en wao per 1.1.85 (1,1 mil
jard) en anderzijds de maatregelen
voor de ziektewet (0,9 miljard).
De bezuinigigen op de overheids
diensten zijn minder dan ze lijken:
2 miljard van de 3.1 miljard is al in
de Miljoenennota 1984 opgenomen,
Toch blijft nog 1,1 miljard over
waarin volkshuisvesting (minder
woningbouw) het grootste aandeel
neemt (0,4 miljard).
In het oog springt dat op één punt
het in februari 1983 bijgestelde re
geerakkoord wordt losgelaten. De
personeelsreductie bij de Rijks
dienst van 2 procent per jaar hoeft
niet meer tot bezuinigingen te lei
den. Decentralisatie van taken, ge
paard gaande met een personeel
suitbreiding bij lagere overheden
of privatisering van een kosten
dekkende dienst, mogen ook als
„personeelsreductie" worden aan
gemerkt.
Voor de cynicus niets onver
wachts: bezuinigingsbeslissingen,
die in ambtelijk Den Haag worden
genomen, zullen volgens de theo
rie naar alle punten verdeeld wor
den, zolang ambtelijk- Den Haag
zelf maar buiten schot blijft. Zo
kan het nu gebeuren, dat het per
soneelsbestand in het onderwijs in
de periode 1983-1986 (volgens het
regeerakkoord) met 15 procent te
rugloopt, terwijl het aantal ambte
naren bij het ministerie van On
derwijs en Wetenschappen (inclu
sief gedecentraliseerde of gepriva
tiseerde diensten) constant blijft.
Bij deze ommezwaai ten opzichte
van het regeerakkoord moet men
te meer vraagtekens plaatsen, om
dat juist de departementen binnen
de rijksuitgaven (afgezien van de
WIR, de rente en de werkloos
heidsuitgaven) de grootste groeiers
waren in de periode 1976-1983.
Noe steeds ziek
Verheugend is dat de draad van
het werkloosheidsbeleid die men
de afgelopen drie jaar heeft laten
liggen, weer wordt opgepakt. Er is
extra geld (0,7 miljard) voor een
aantal maatregelen ter bestrijding
van de werkloosheid: een starters-
plan, een jeugdwerkloosheidsplan
en een werkgelegenheidsplan in
het onderwijs.
Terecht zegt de minister van Fi
nanciën dat de patiënt nog steeds
ziek is. Maar of het onthouden van
een voedzaam bestedingssoepje nu
de juiste remedie is, daaraan twij
fel ik.