Belgen tonen liefde voor bier vooral in hun specialiteiten
VLEZENBEEK Bier is voor
Belgen heel belangrijk, maar
niets getuigt meer van de lief
de die zij ervoor voelen dan
hun speciale brouwsels. Hoe
wel Belgisch bier over de hele
wereld wordt verkocht, legt
dit land met 10 miljoen inwo
ners nog altijd eer in met vele
verschillende bieren, die vaak
alleen plaatselijk te verkrijgen
zijn. Zij beslaan een heel kleu
rengamma van wit-geel via
diep bruin tot koperrood. Zij
worden met of zonder schuim
geserveerd en de brouwers
zijn helemaal niet beledigd als
sommige soorten door begin
nelingen als „wijnachtig" of
„fruitig" worden omschreven.
Voor sommige soorten is dan
ook beslist een ervaren smaak
nodig.
Een nog betrekkelijk nieuwe spe
cialiteit streeft de verfijning van
champagne na. Het diepe, rijke
bouquet van de „framboise" geeft
als geen ander brouwsel een bijzon
der finesse aan wat toch voor alles
de drank is van de Belgische arbei
dersklasse. De roze drank zit in
grote flessen die zijn afgesloten met
een kurk. Om de hals is rood folie
gewikkeld. De kurk knalt bij het
openen uit de fles, omdat hét fram-
boise-bier, net als champagne, in de
fles een tweede gisting ondergaat
De afgelopen jaren zijn kleine hoe
veelheden van het bier naar het
buitenland geëxporteerd. Het
wordt bijvoorbeeld op de Parijse
Champs Elysees geschonken voor
maar liefst 150 francs (55 gulden)
per glas. Rene Lindemans, een
brouwer en exporteur in het lande
lijke Vlezenbeek, ten zuidwesten
van Brussel, exporteert een kleine
hoeveelheid framboise naar Frank
rijk. Ook verkoopt hij jaarlijks
13.000 liter naar de Verenigde Sta
ten, waar zijn framboise zeven dol
lar (23 gulden) per flqs doet.
Doodshoofd
Zijn framboise wordt meestal ge
serveerd als aperitief, in een glas
met een voet en versierd -met een
framboos. De drank streelt het ge
hemelte als champagne, maar be
houdt tegelijkertijd de gistige af
dronk van bier. Nadat het onge
veer een jaar in eikenhouten vaten
is gerijpt, wordt het brouwsel, dat
dan Lambiek genoemd wordt, ge
botteld voor een tweede gisting,
waaruit men „gueze" verkrijgt.
Voor zijn framboise voegt Linde
mans frambozensap toe. Hij kan er
ook kersensap bij doen, of zijn
gueuze puur verkopen, een ietwat
zure, troebele drank. Hij is niet de
enige. Vlezenbeek is een van de
tien gueuze-producerende stadjes
rond Brussel in een gebied dat be
kend staat als Pajottenland, een ge
bied van glooiende akkers, dat is
vereeuwigd in de barokke schilde
rijen van Pieter Brueghel de oude,
waarop boeren zich tegoed doen
aan bier uit stqnen kruiken. De
Belgische VVV heeft een „Brue-
ghel-route" uitgezet die langs acht
brouwerssteden voert. Beginnelin
gen wordt echter op het hart ge
drukt matigheid te betrachten bij
het proeven van de plaatselijke
brouwsels. Het alcoholpercentage
kan oplopen tot 8 procent. De naam
van een van de merken is „Mort
Subite" ofwel plotselinge dood, en
op enkele van de 50 vaten die Lin
demans naar Frankrijk uitvoert
zijn etiketten met een doodshoofd
geplakt.
Wild bier
De bieren van Pajottenland ont
staan door spontane gisting tenge
volge van, zo gelooft men, speciale
micro-organismen die in dat gebied
in de lucht voorkomen. Daarom
staat gueuze bekend als een „wild"
bier. De jaarlijkse produktie van
Lindemans ongeveer 1 miljoen
liter valt in het niet bij wat de
grote bierbrouwerijen in België
Zijn export naar de Verenigde Sta
ten en Frankrijk is bescheiden,
maar kan het begin vormen van
een trend. „Wie weet, misschien
gaan we binnenkort wel naar Mos
kou", zegt Lindemans. Hij heeft
aanvragen gekregen uit Japan en
Quebec, maar over zijn vooruitzich
ten daar wil hij niets loslaten.
Het denkbeeld om gueuze qver de
hele wereld te gaan uitvoeren is
niet erg geliefd in Pajottenland.
Jean Pierre van Roy, directeur van
de kleine brouwerij Cotillon in
Brussel en een bekend puritein op
het gebied van bierbrouwen, zegt
dat het niet mogelijk is echte fram
boise- gueuze te exporteren.
„Framboise moet je niet pasteurise
ren, en voor de export is dat nu
eenmaal onvermijdelijk", aldus
Van Roy. Hij waarschuwt voor
sluipende vercommercialisering.
„In deze branche lopen teveel men
sen rond die alles zouden doen om
aan de smaak van het publiek tege
moet te komen en zo de echtheid
van het produkt op te offeren
ZATERDAG 15 SEPTEMBER 1984
jf voor half twee lijkt de
ie hol en hoog als een
ial van de Technische
hooi te Eindhoven een
nest. Om half twee is
bij toverslag leeg. Zo'n
ïaliteit zullen geregelde
;ers van de academische
zelden hebben aan-
/d. Hier bouwen stu-
nog aan hun toekomst,
ig duidelijk zijn. En een
ist hebben ze. Gemid-
igt het werkloosheidscij-
or Nederlandse afgestu-
:n op acht procent. Bij
|sche technologen echter
:wee procent, bij techni-
iatuurkundigen idem en
lektrotechnici nog geen
fjfrocent.
:t zelfs een verschiet in ei-
Ü|is. Enschede, Delft, Eindho-
'iveral gapen in de weten-
ïlijke staven de gaten van-
.-vallen plaatsen en nieuwe
[res die niet kunnen worden
ld. Maar zo'n toekomst heb-
studenten nauwelijks op het
ze zich naar de colle
en reppen. Het bedrijfsleven,
Agt de ren waar het blije ka-
Cvan de kip met de gouden ei-
letRjordt gehoord. Noch zijn de
luhschappelijke staven zelf doof
al dit geluid. „Technische hoge-
ceen zien onderzoekers met lede
it| vertrekken" en „Knieval
jle industrie" kloegen de kop-
ii de kranten, waaronder de
werden samengevat
e rectores-magnifici hadden
ter opening van het aca-
™h seizoen 1984-85. Het wekt
erial de suggestie alsof reeksen
paichappers in het voetspoor
inèt oude volk op zijn uittocht
h [vleespotten van Egypte van-
z|— een Rode Zee van verwij-
r >tseren teneinde het beloofde
6 bereiken waar de melk en
ten van het bedrijfsleven wach-
oc;
f1} het omgekeerde. Hoogge-
Jiceerde deskundigen die de
f. eur aan de melk en honing
et bedrijfsleven blijven ge-
|nJoe aanlokkelijk de academi-
1 .wereld zijn vleespotten ook
jrt te doen geuren. Spraak-
®|d voorbeeld van dit laatste is
[Viegers geweest die deze zo-
in benoeming tot hoogleraar
TH Twente afwees omdat
ver bij het Philips Natuur-
Laboratorium in Eindho-
■ïef werken. Hoewel? Het sa-
tas niet de doorslaggevende
jvoor zijn weigering, liet deze
wetenschapper vroom weten. Nee,
„door de bezuinigingen is het niet
meer mogelijk op een verantwoor
de wijze onderzoeksprogramma's
uit te voeren". De kwaliteit van het
werk was in het geding. Daarbij
sluit mooi een gepeperde uitspraak
van prof. dr. E. Dijkstra aan, die af
gelopen maand de TH Eindhoven
heeft verruild voor een toekomst in
Amerika. „Universiteiten lijken
momenteel heel sterk op omroe
pen", sprak hij onder het pakken
van zijn biezen. „Voor beide geldt
als voornaamste zorg dat het pro
gramma onnozel genoeg moet zijn.
Er is voor een gewetensvolle infor-
matiedeskundige nauwelijks meer
te werken in Nederland".
Lik op stuk
Prof. ir. A. Heetman met deze cita
ten geconfronteerd. Zijn leerop
dracht in Eindhoven omvat de tele
communicatie, in het bijzonder de
informatieverwerkende technie
ken. Hij heeft zich als LTS'er door
het bedrijfsleven heen een weg
naar de academische Parnassus ge
worsteld en onderhoudt nog steeds
innige contacten met de industrie.
Is in bëide werelden gepokt en ge
mazeld. Baarde onlangs opzien toen
hij directeur-generaal R. in 't Veld
van Onderzoek en Hoger Onder
wijs lik op stuk gaf. Deze hoge
ambtenaar was ongeveer komen
betogen dat de wetenschappelijke
staven zich in de toekomst best
zouden kunnen behelpen met laag
betaalde assistenten-in-opleiding.
Immers: „Die mensen komen naar
de universiteit of hogeschool voor
de pure beoefening van de'weten
schap". Heetman, nog witheet wan
neer hij eraan terugdenkt: „Ik heb
tegen hem gezegd: „Vergeet het
maar. Als je die mensen niet goed
betaalt, komen ze niet, want ze
kunnen overal terecht". Volgens de
nieuwe plannen zouden die assis
tenten-in-opleiding iets moeten
gaan verdienen tussen de bijstand
en het minimum-loon. Nou: in het
bedrijfsleven kunnen mensen van
een dergelijk niveau meteen aan de
slag voor 35.000 gulden. Ik zou bij
na zeggen: wanneer ze dus kiezen
voor zo'n assistentschap hier, dan
zijn ze niet goed genoeg. En als ze
eenmaal geld geproefd hebben,
krijg je ze niet meer terug. Geld
smaakt lekker; dat gaat niet meer
over. Ik raak jonge mensen kwijt
die weg gaan voor een halve ton.
Terwijl er binnen mijn vakgebied
een enorme behoefte aan die men
sen is. Ik zie het allemaal heel som
ber in".
Toch het geld dus. Heetman, snui
vend: „Wie zegt dat wetenschap
sche hogescholen, maar ook bij de
PTT, bij de belastingen, bij econo
mische zaken. „Nou zeggen ze wel:
goed, fokken we gewoor) nieuw ta
lent. Maar de produktie van crea
tief denkende mensen is niet zo
eenvoudig. Je fokt geen talent. Je
geeft bij een opleiding hoogstens de
aanzet tot een vorming die de mens
zelf, gesteund door zijn omgeving,
af moet maken. Een afgestudeerde
is geen eindprodukt. Afstuderen is
het begin van ziek en misselijk zijn
omdat iets niet lukt; het is een
prikkel voor creativiteit, meer
niet".
Wat gebeurt er wanneer Deetman
het de technische wetenschappen
onmogelijk blijft maken te concur
reren met het bedrijfsleven? De
immer alerte ogen van Heetman
krijgen iets slims. Verre van mee te
huilen in het bos, oppert hij tegen
draads: „Dat zou op korte termijn
best eens voordeliger kunnen zijn
dan veel Nederlanders denken.
Stel: een aantal heel goede mensen
verdwijnt naar de industrie. Daar
wordt de flessehals gevormd door
het probleem hoe te innoveren. Die
goede mensen bedenken dan de
nieuwe dingen, hetgeen zeer wel
zou kunnen leiden tot wat minder
werkloosheid. Maar op langere ter
mijn een jaar of tien zou er
een duidelijke degeneratie op gaan
treden van de mensen die door het
onderwijs worden afgeleverd. Im
mers: de kwaliteit van de opleiders
die dan nog aanwezig zijn, is slech
ter, simpelweg omdat je de mensen
die je zou willen hebben, niet kunt
krijgen. De salarisstructuur is zoda
nig dat je niet over de beste men
sen kunt beschikken, terwijl de
studieprogramma's juist de inzet
van de beste krachten vergen".
Wisselwerking
Zo zal het bedrijfsleven zichzelf op
termijn in de vingers snijden. Door
nu de concurrentieslag met de aca
demische wereld te winnen, haalt
de industrie zichzelf straks een
aanbod van minder gekwalificeer
de krachten op de hals. „Het be
drijfsleven ziet dat in", weet prof.
Heetman uit zijn contacten. „Je
hoort nu al het geluid dat de indus
trie best bereid is hoog gekwalifi
ceerde wetenschappers weer uit te
lenen aan ons. Ik vermoed dat deze
wijze van denken ingang zal vin
den. Een soort subsidiëring in natu-
ra dus; de meerkosten. Op die ma
nier zie ik een wisselwerking tot
stand komen tussen het weten
schappelijk onderwijs en de indus
trie met een daaraan aangepaste sa
larisstructuur. Het zal een tijdje du
ren, maar ik ben optimistisch. Mits
de politiek meewerkt. Wat mij ver
ontrust heeft, is het enorme stuk
polarisatie in de maatschappij ten
aanzien van de top van het onder
wijs. We hebben een periode gehad
waarin we werden afgeschilderd
als duur betaalde parasieten. Heil
loos. Daar plukken we nu de wran
ge vruchten van. Iedereen is er in
gaan geloven. Bij de politiek zou
weer het inzicht moeten komen dat
een heleboel hoogleraren verdraaid
hard en goed werken".
PIET SNOEREN
Prof. A. Heetman: „Hoogleraren werken
hard en goed".
pers zich verheven voelen boven
het slijk der aarde, kan voor mij
grosso modo de pot op. Daar geloof
ik, op een enkele uitzondering na,
niks van". Hij zal het bijgevolg
gloeiend oneens zijn met de rector-
magnificus van de Rotterdamse
Erasmus Universiteit die op de
drempel van het nieuwe acade
misch jaar zedig boodschapte: „Ik
verwerp de opvatting dat goede af
gestudeerden snel zullen bezwijken
voor de verlokking van een goed
salaris buiten de universiteit en dat
wij met de kneuzen blijven zitten.
Als dit waar zou zijn, moeten wij
ons diep schamen". En hij zal het
ook gloeiend oneens zijn met prof.
W. Draijer, rector-magnificus van
de TH Twente, die bij dezelfde ge
legenheid predikte: „Een feit blijft
dat iemand die het ambt van hoog
leraar uitsluitend op financiële
gronden verwerpt, ook eigenlijk
beter geen hoogleraar kan worden.
Dit meen ik uit de grond van mijn
hart".
De verdienste is een dwaas als het
geld haar niet begeleidt, gaf de to
neelschrijver Montfleury een van
zijn hoofdpersonen in de mond.
Heetman: „Wanneer een jonge in
genieur die hier is afgestudeerd en
terecht is gekomen in de industrie,
na een jaar de man ontmoet die
hem in zijn laatste fase van zijn
studie intens begeleid heeft en
wanneer ze dan allebei hetzelfde
blijken te verdienen, is dat uiter
mate pijnlijk. „Het hooggestemde
ideaal van de wetenschap om de
wetenschap doet hem losbarsten in
een van zijn bulderende lachbuien.
„Mijn antwoord is dat je de weten
schap kunt beoefenen. Het is mis
schien dank zij de onbekendheid
met de omringende wereld dat er
hier op de TH nog mensen blijven.
Als je werkt bij het Natuurkundig
Laboratorium van Philips, doe je
veel meer wetenschappelijke con
tacten op. Neem mijn eigen reis-
budget. Ik kan niet eens twee keer
per jaar iemand naar een buiten
lands congres sturen, terwijl die
nou juist zo verschrikkelijk belang
rijk zijn. Het gaat er niet om wat je
daar precies hoort dat kun je la
ter nazien maar het gaat om de
manier van brengen, de denkdisci-
pline die erachter zit en waarvan je
een hoop kunt leren".
Lagere rang
Lang is het beroep van hoogleraar
financieel aantrekkelijk geweest.
Men werd aangenomen op het
maximum in de hoogste rang. Te
genwoordig haalt menige professor
het maximum niet meer en kan hij
aangesteld worden in een lagere
rang. Het betekent soms een ver
schil van 3000 gulden per maand,
vergeleken bij vroeger. „Er komt
de klad in", stelt Heetman vast.
„Een wetenschapper van rond de
vijfenveertig jaar met voldoende
kwaliteit en organisatietalent krijgt
in het bedrijfsleven al gauw ander
halve ton. Dat is twintigduizend
gulden meer dan hij ooit als hoog
leraar zou kunnen verdienen. Dus
gaat een groot aantal bekwame jon
ge mensen tussen de vijfendertig
en vijfenveertig jaar denken: wat
wil ik? Want je komt op een leef
tijd dat je jezelf niet meer aan de
straatstenen kwijt kunt. Je moet
niet boven de vijftig zijn. Ik zie het
op mijn eigen vakgebied. Veertig
procent van de wetenschappelijk
hoofdmedewerkers houdt zich be
zig met de vraag: zal ik blijven of
niet blijven? Er spelen ook andere
overwegingen mee, hoor. De be
stuurlijke rompslomp in de acade
mische wereld. Het frustrerende
effect van de raadscommissies
waarin je te maken krijgt met men
sen die onvoldoende verstand heb
ben van je vakgebied. Maar de be
taling blijft de belangrijkste over
weging".
Frontaal vervolgens, een zestig jaar
oud enfant terrible zoals hij zich
zelf koket afschildert: „Ik neem het
minister Deetman van Onderwijs
kwalijk dat hij zich niet realiseert
hoezeer de technische wetenschap
pen op moeten boksen tegen de
concurrentie van het bedrijfsleven.
Hij heeft makkelijk praten, want
zestig of misschien zeventig pro
cent van de afgestudeerden in Ne
derland valt vroeg of laat in han
den van de staat, hetzij direct, het
zij als trendvolger. Wanneer ie
mand Grieks gaat studeren, heeft
hij in de praktijk al een contract
met de staat gesloten dat hij in
dienst genomen zal worden. Dat
ligt vast. Deetman heeft hem in de
hand. Hij kan alle kanten met hem
uit. Er is geen concurrentie".
V akverschijnsel
Maar bij de technische wetenschap
pen geldt het tegenovergestelde,
wil Heetman zijn bijna-naamgenoot
Deetman inhameren. „Wij leiden
praktisch uitsluitend op voor de in
dustrie. Bij mij is dat negentig pro
cent en ik mag aannemen dat het
een vakverschijnsel is. Dus zou ik
minstens willen zeggen dat er meer
differentiatie in de betaling moet
komen, afgestemd op wat de ar
beidsmarkt biedt. Dat zou moeten
gelden voor heel de wetenschappe
lijke staf. Schele ogen bij de alpha-
collega's die vastzitten aan hun
contract met de staat? Kan me niet
schelen. En binnen elk technisch
vakgebied zou je moeten kijken of
ook daar geen differentiatie in de
salarissen wenselijk is. Prestatie
beloning. Ik begrijp niet dat er
overal over prestatie gesproken
mag worden behalve op je eigen
vakgebied. Dat is niet modern
meer. Je moet de betaling optrek
ken naar wat de maatschappij
biedt".
Blijft dit achterwege, dan ziet prof.
Heetman een aantal zeer bekwame
mensen uit de overheidsdienst ver
trekken, niet alleen bij de techni-