„Tennis is nooit
een volkssport
geworden"
„Ik heb
het spelletje
altijd
meegespeeld"
ONDANKS SPECTACULAIRE GROEI
„Er is een tijd geweest
dat 't onbehoorlijk was
iemand van achteren
onderuit te halen..."
43
ÊcidócSoivuMit
PIETBIEGSTRAATEN:
PIET KANTEBEEN:
75 jaar Nieuws
gelegen
woonkaï
>de ,oil^l
badka
rdorp ge
ring) mo
net voor l
garage
ït uitzich
e hobby
jmentatif
begon z'n voetbalcarrière op dertienja-
i leeftijd. De aanvoerder van zijn team
op dat moment dertig jaar. Het elftal
rin hij begon: UVS 4. Jeugdteams wa-
er toen nog niet, vandaar. Het bleek
oegin van een imposante en ook lange
baan in de voetbalsport die de nu bij
l-jarige Piet Kantebeen in 1935 naar
noord voerde. De in die jaren al
ruchte Rotterdamse club, waarmee
been tot driemaal toe het landskam-
ischap veroverde. Toen echter kwam
oorlog en diende het Rotterdamse
fdstuk te worden afgesloten. ,,lk reisde
tijd met de trein naar Rotterdam om
te trainen en te voetballen. Maar die
ïn werden in die tijd geregeld be
lten en aangezien ik dat niet zo zag
in, heb ik Feyenoord maar verteld dat
er zou komen".
probleempjes die Kantebeen in 1935
UVS naar Feyenoord deden verhuizen,
jen op dat moment al weer opgelost,
waarom Piet Kantebeen zich weer
,,oude liefde" vervoegde. Tot in
1947 (,,lk was toen vierendertig jaar")
bleef Kantebeen als aanvaller actief voor
de biauwwitten. Z'n plan om langer, en
dan toij de veteranen, door te gaan leed
vervolgens schipbreuk.
Cursus
',,UVS had op dat moment geen trainer. En
ook al omdat ik bij Feyenoord had ge
speeld, werd mij gevraagd af ik die taak
op me wilde nemen. Ik kreeg toen een
trainerslicentie op voorwaarde dat ik een
cursus ging volgen. Nou, die cursus beviel
me zo goed, dat ik maar ben doorge
gaan". Kantebeen ging inderdaad ,,door".
Dertien jaar lang, om precies te zijn, was
hij oefenmeester van UVS. Toen vond hij
de tijd gekomen om het ook eens bij
Roodenburg te proberen. Daar hield hij
het exact één seizoen uit. ,,ln dat jaar de
gradeerde UVS uit het betaalde voetbal en
kwam de club in ernstige problemen. Er
vertrokken eenentwintig spelers en ook de
trainer hield het voor gezien. Toen ben ik
maar weer teruggegaan". Hoewel dat eer
ste jaar niet zo succesvol verliep (UVS de
gradeerde opnieuw) bleef Kantebeen bij
„zijn" club actief. En pas negen jaar later
zette hij definitief een punt achter zijn car
rière als clubtrainer van (toen nog ama
teurtopper) UVS.
„Een unieke zaak, zo lang bij één club? In
die tijd niet. De verhoudingen lagen toen
heel anders, er was niet zo'n noodzaak om
bijvoorbeeld na drie jaar weer van trainer
te veranderen. Ik geloof dat Jack Reynolds
in die periode zelfs vijfentwintig jaar onaf
gebroken bij Ajax werkte. Nou, ik haalde
in totaal maar tweeëntwintig jaar".
Prettig
Kantebeen, die na zijn periode als club
trainer als lid van de districts technische
commissie en als docent C/D-cursussen
nogal wat werk voor de KNVB verrichtte,
maar op dit moment niets meer In de
voetballerij doet, heeft in zijn loopbaan als
trainer vanzelfsprekend nogal wat met de
pers te maken gehad. Contacten die door
Kantebeen over het algemeen als „pret
tig" werden ervaren. „Er waren ook i
menten waarop ik me afvroeg „moet dat
nu zo?". Ik kan me herinneren dat UVS,
nog in de betaalde periode op de Wasse-
naarseweg, een thuiswedstrijd had verlo
ren. Met één-twee. Na afloop vertelde een
speler van ons, het was in de wasgelegen
heid, een verschrikkelijk goede mop,
waarom ik heel hard moest lachen. Nou,
dat werd gehoord door een journalist die
op de gang stond te wachten. De volgende
dag las ik in die krant „de ondanks de r
derlaag vrolijk lachende Kantebeen
„Natuurlijk lagen de clubs ook in die pe
riode wel eens in de clinch met de pers.
Maar echte problemen heb ik eigenlijk
nooit gehad. Als er al wat was, werd dat
direct uitgepraat. Dat waren dan trouwens
wel topbesprekingen hoor. Met die betref
fende journalist, de hoofdredacteur van
die krant, het bestuur en ikzelf, als trainer.
Maar die dingen gebeuren tegenwoordig
toch ook nog? En die worden vrijwel altijd
op dezelfde manier, met praten dus, opge
lost. Zo hoort dat ook. Het mag naar mijn
mening nooit zo zijn dat een club blijvend
overhoop ligt met de pers. Dat is niet goed
voor de club, maar ook niet voor de be
treffende krant".
Onbehoorlijk
Ook al omdat Kantebeen zich nog altijd
een zeer aandachtig voetbaltoeschouwer
mag noemen, kan hij de nodige vergelij
kingen maken tussen het voetbal van vijf
tig jaar terug en nu. Vergelijkingen die niet
direct in het voordeel van het huidige spel
letje uitvallen. „Er is een tijd geweest",
weet Kantebeen, „dat men het onbehoor
lijk vond iemand van achteren onderuit te
halen. Als iemand zoiets deed, kon hij er
van op aan dat hij problemen kreeg. Niet
alleen met de tegenpartij, maar ook en
vooral met z'n eigen ploegmakkers. Zoiets
deed je gewoon niet. Tegenwoordig ligt
dat wel wat anders. Er zijn veel, heel veel
spelers en dan niet alleen in het professio
nele voetbal, die nergens meer voor terug
deinzen. Daarbij worden overtredingen die
...nog altijd een zeer
aandachtig
voetbaltoeschouwer
vroeger terecht als onbehoorlijk werden
gezien, nu zelfs toegejuicht door trainers
en medespelers. Moeten die overtredingen
op die momenten zelfs worden gemaakt,
omdat de tegenstander anders wellicht
eens zou kunnen scoren". Vormen van
„voetbalvervuiling" die naar de mening
van Kantebeen met name door scheids
rechters steviger zouden moeten worden
aangepakt. „Ik heb sterk de indruk dat
scheidsrechters tegenwoordig veel te wei
nig gebruik maken van hun invloed. Ze
hebben het recht, en naar mijn idee zelfs
de plicht, op te treden tegen verregaande
overtredingen. Maar doen het te weinig,
waardoor dit soort zaken zo ingeburgerd
kunnen raken. Moeilijk? Misschien wel.
Maar aan de andere kant: de regels zijn
toch duidelijk. Waarom zou je je er dan
niet aan houden? Natuurlijk: op korte ter
mijn zul je ongetwijfeld problemen krijgen
als je als scheidsrechter naar de letter van
de wet gaat fluiten. Maar op wat langere
termijn ben ik er van overtuigd dat de situ
atie een heel stuk zal verbeteren. Op het
veld, maar ook op de tribunes
De Koninklijke Nederlandse Lawn Tennis-
bond bestond in 1974 vijfenzeventig jaar.
In de toen uitgebrachte jubileumuitgave
trok M. S. Dicker, de toenmalige secreta
ris/penningmeester van de bond de stoute
schoenen aan en maakte gewag van een
ledental van 300.000 in 1985. Het is nog
sneller gegaan dan hij voorspelde. De be
langstelling voor tennis groeide en het
aantal beoefenaren steeg explosief. Reeds
in 1982 mocht de tennisbond het halfmil-
joenste lid.begroeten en anno 1984 telt de
bond meer dan 550.000 leden. Daarnaast
beoefenen velen deze buitensport in onge
organiseerd verband. Ook in het district
Leiden maakte het tennis een stormachti
ge groei door. Het aantal van 7500 leden
in 1973 groeide uit tot een totaal van
22.000 in 1984.
Tot de vijftien clubs, die voor de oprich
ting van de „Nederlandsche Lawn Tennis
bond" in 1889 al bestonden, behoorde
één Leidse. Drie jaar voor de totstandko
ming van de overkoepelende organisatie
werd de Leidse LTC opgericht. Deze vere
niging behaalde in 1900 voor de eerste en
enige maal de nationale clubtitel.
Deze Leidse tennisvereniging had haar do
micilie in de theetuin bij de Witte Rozen
straat, verhuisde later via de Posthof naar
het bekende „De Krogt" in Oegstgeest.
Dit park was particulier bezit en werd
mede bespeeld door de studententennis
vereniging. Toen de gemeente Oegstgeest
het tennispark aankocht, werd als eis ge
steld, dat een Oegstgeester vereniging het
park zou bespelen. Aan het eind van de
jaren zestig veranderde LLTC daardoor in
OLTC. Bij sommigen heeft dat de vraag
opgeroepen of de oude club destijds niet
werd opgeheven en een nieuwe is ont
staan. Bij OLTC wordt die vraag negatief
beantwoord. In Oegstgeest viert men vol
gend jaar het honderdjarig jubileum.
Na de oorlog is het aantal Leidse tennis
clubs sterk uitgebreid. Behalve De Mun-
nik, de Leiderdorpse vereniging, die al
voor 1940 werd opgericht, dienden Leidse
Hout (1946), Roomburg (1955) en Unicum
(1957) zich aan. Voorzitter en beste speler
van Unicum was wijlen Jaap Noordman,
de grote inspirator van het Leidse (jeugd)-
tennis. De vereniging Roomburg kwam in
één week tot stand. De directeur van de
dienst Sport en Recreatie, Coers, kon het
bestemmingsplan voor park Roomburg
nog wijzigen, indien er in dat korte tijdsbe
stek een vereniging van honderd leden
van de grond zou komen. Binnen zeven
dagen waren er honderd tennisenthousias
ten bij elkaar.
Het district Leiden ontstond pas in 1965.
Voor die tijd maakten de clubs uit Leiden
en de regio deel uit van de kring Leiden
van het district Den Haag. Het Leidse dis
trict, hoewel klein, heeft toch de aanzet
gegeven tot belangrijke ontwikkelingen in
het nationale tennisgebeuren. Bestuursle
den van het eerste uur Ton van Aelst en
Kees Kranenburg: „Wij hebben gezegd,
dat wanneer je de belangstelling voor ten
nis wilt verbrëden, er meer aandacht moet
komen voor de jeugd. In Leiden is het sys
teem van de groepstrainingen ontwik
keld, waaruit later het faseplan is ont
staan. Het tweede initiatief, dat landelijk
navolging heeft gevonden, is het recreatie-
tennis in competitief verband".
Het districtsbestuur en Leitensa een
samenwerkingsverband in stichtingsvorm
om als Leidse verenigingen één front naar
de gemeente te vormen hebben ook
getracht de accommodaties uit te breiden
en te verbeteren. Van Aelst, die jarenlang
voorzitter van Roomburg was: „Vaak was
het zo, dat de gemeente de voorkeur gaf
aan de aanleg van voetbalvelden, ledereen
was wel bereidwillig, maar wethouder Tes-
selaar is degene geweest, die wat dat be
treft de kogel door de kerk heeft ge
jaagd".
„Het is bij de aanleg van tennisaccommo-
daties vaak zo geweest, dat de afweging
van belangen wanneer het tennis betrof
zorgvuldiger geschiedde dan in andere ge
vallen. Voor een aantal gemeenten was
een zwembad een statussymbool. Veel
hangt af van de politieke signatuur van
een gemeenteraad. In Leiden hebben de
tennissers over het algemeen weinig te
klagen gehad", vult Kranenburg aan.
Hoewel de tennissport zich de laatste ja
ren wel van het elitaire karakter heeft ont
daan, kan het uit Engeland overgewaaide
spel nog immer geen volkssport worden
Links: Een nog
betrekkelijk jonge
Piet Kantebeen
geeft een elftal
t UVS voor de
aftrap de laatste
aanwijzingen.
Kantebeen was in
totaal
tweeëntwintig
jaar trainer van
de biauwwitten.
„Maar dat was in
die tijd zeker niet
re mooie dingen het nieuws nooit halen.
Als iets heel erg goed gaat, is dat toch ook
de moeite van het uitzenden, de moeite
van het publiceren waard?'-'
Zelf heeft Piet Biegstraaten door zijn func
ties in het sportieve Leidse leven tientallen
jaren in de belangstelling van de pers ge
staan. Over z'n eigen ervaringen met de
verzamelde journalistieke wereld laat hij
zich positief uit.
Spel
„Ik heb in het algemeen een goed gehoor
gehad bij de pers. Ook al omdat ik het
spelletje altijd heb meegespeeld. Een foto
graaf moet z'n foto's kunnen maken, een
journalist z'n verhaal. Als je jezelf zo op
stelt, voorkom je in principe al de nodige
problemen. Daarbij: je hebt elkaar gewoon
nodig. De pers, omdat de krant, het liefst
zo goed en zo informatief mogelijk vol
moet; de mensen in het verenigingswerk,
omdat ze er gewoon belang bij hebben
dat zaken zo goed mogelijk in de krant ko-
Boven: Lex Karamoy
speelde ooit nog voor
Roomburg.
Rechts: Een dikke
twintig jaar geleden
nestelde Loek Sanders
zich al op de hoogste
trede. Unicum en
Roomburg hadden in
hem een zeer
gewaardeerde kracht.
Kees
Kranenburg
(links) en Ton
van Aelst.
bestuursleden
van het eerste
uur van het
district Leiden.
genoemd. Van Aelst: „De Leidse LTC ken
de wel een ballotagecommissie, maar LTC
speelde op particuliere banen en kon niet
op de vingers worden getikt. Tegenwoor
dig spelen de clubs op gemeentelijke par
ken en kan men het niet maken een selec
tief toelatingsbeleid te voerenKranen
burg: „Tennis heeft nooit het image gekre
gen, dat iedereen er aan kon deelnemen.
Het is nooit een volkssport geworden.
Maar vraag je me. wat is dan wel een
volkssport, dan kom ik op klaverjassen en
voetbal. Het blijft altijd een vraag: waarom
slaat een sport aan bij een bepaalde cate
gorie van de bevolking?, waarom heeft
korfbal nooit een elitair karakter gehad?".
Om het tennis onder de mensen te bren
gen zijn er ook in Leiden voorstellen ge
daan openbare speelgelegenheden aan te
leggen. Van Aelst: „Wij hebben voorge
steld betonnen banen aan te leggen als
aanzet tot een verbreding van het tennis.
Het stuitte vanzelfsprekend af op financië
le problemen".
Kwalitatief heeft het Leidse tennis het niet
slecht gedaan. Louk Sanders speelde bij
Unicum en Roomburg, voordat hij naar het
Amsterdamse DDV verdween. Lex Kara
moy, die driemaal kampioen van Neder
land werd. speelde ooit nog voor Room
burg. In de jaren zeventig braken de ma
gere jaren aan. Het competitieniveau daal
de. Unicum heeft de laatste jaren gepro
beerd tiet verloren terrein goed te maken.
Afgelopen seizoen mislukte de sprong
naar de hoofdklasse.
C'
rond Leiden Met wie kun je
iver beter praten dan met het Leidse
neenteraadslid Piet Biegstraaten? Na
rzitter te zijn geweest van DOCOS was
jarenlang topman" van de landelijke
S en voorzitter van de inmiddels opge
ien Leidse Sportstichting. Maar gaat
specifiek over de volkssport numr
dan kom je vanzelf terecht bij een an-
e Piet, namelijk Piet Kantebeen, die als
ief voetballer met Feyenoord drie maal
landskampioenschap veroverde, terug-
Ie naar zijn ,,oude liefde" UVS en
tot zijn vierendertigste jaar een zeer
waardeerd aanvaller was. Daarna bleef
met een onderbreking van één jaar
)denburg, 22 jaar als trainer aan UVS
i,bondenHoewel het nog steeds geen
ie (ssport kan worden genoemd heeft het
vooral de laatste tien jaar een spec
ulate groei doorgemaakt. Leiden telt
22.000 georganiseerde beoefe-
rs, bijna 15.000 meer dan in 1973. Ton
Aelst en Kees Kranenburg, bestuurs-
n van het eerste uur van het district
idden, doen hierover hun zegje.
.ooo.-
j met tuiiT
il met toil schrijven 16 augustus 1932. En lezen
2 royale Leidsche (inderdaad, nog met „sch")
anr°n Lrant een meer dan een pagina be-
.000.- k.ltncj met vjer foto's gelardeerd artikel
aeleqeiT de Pontificale inzegening van het
CV-gas|rtterrein ..Haagweg".
onkamerj schrijven 1959. En lezen nog altijd
!de toiietjliezelfde Courant een bijna een pa-
a omvattend verhaal met als kop
.000.- k.iijrmachtige opening van DOCOS-com-
K in de Mors". Pas op pagina twee van
iiizonderesportieve gedeelte van de krant vinden
65 fraaie 'n de vorm van nieuwsberichten, de
iparatuurjilteten van voetbaltoppers als PSV en
l, balkonfenoord.
man die de oude uit-
de Leidse Courant „ter verdui-
e^chteri^'HQ uit ^et ei9en archief heeft gevist:
uinkamj9e'00* dat aard'9 de instelling van
juken. i^ger weergeeft. Wat er bij het katholie-
>t. 2e et.DOCOS, maar ook bij andere, identiek
Perfektfchte clubs gebeurde, werd door de
peens katholieke Leidse Courant be-
irijker geacht dan bijvoorbeeld PSV of
moord. Dat werd vroeger ook als nor-
il beschouwd. Zoals dat tegenwoordig
Donderdag 13 september 1984
als niet terecht zou worden ervaren".
Hoewel de sportieve kolommen in vroeger
dagen derhalve „zeer gericht" werden ge
vuld, herinnert Biegstraaten na zijn pe
riode als DOCOS-voorzitter, jarenlang
„topman" van de landelijke NKS, voorzit
ter van de inmiddels opgeheven Leidse
Sportstichting en tegenwoordig Leids
raadslid namens het CDA zich dat ook
niet katholieke clubs in de loop der jaren
ruimte kregen toegemeten.
Zonderop
„Martien Zonderop was in die tijd de re
dacteur die zich met sport bezighield. En
in die functie een complete verenigingspa
gina volschreef. Of beter: liet volschrijven.
Alle verenigingen die nieuws hadden, kon
den dat op papier zetten en opsturen. In
eerste instantie bleef hef allemaal beperkt
tot katholiek verenigingsnieuws. Maar la
ter kregen toch ook anders gerichte clubs
toegang tot die pagina. Een heel leuke pa
gina, trouwens. Je kon er van alles op vin-
den. Van aankondigingen van feestavond-
jes tot de opstellingen van de eerste
teams. Ja, als je het ruim ziet, kun je die
verenigingspagina's zien als de voorloper
van de stencils, de clubbladen die de ver
enigingen later zelf gingen uitgeven". Zon
derop was, zo herinnert Biegstraaten zich,
toch een „gouden man" voor de vereni
gingen. „Zijn motto was: ik ben er voor de
verenigingen, niet andersom. Het is mijn
taak het mooie van de verenigingen uit te
dragen. En dat deed hij dan ook".
De sportredacteur van de Leidse Courant
kon in die tijden dan ook nooit op een
enigszins kritische noot worden betrapt,
zo weet de net 64-jarige Biegstraaten.
„Zonderop was bijvoorbeeld een ambas
sadeur voor het verenigings-, het sportle
ven in Leiden en de regio. In zijn opstelling
paste het gewoon niet om minder geslaag
de kanten van dat sportieve gebeuren
openbaar te maken. Tegenwoordig ligt dat
inderdaad heel anders. Op zich heb ik
daar vanzelfsprekend geen problemen
mee. Een kritische pers kan heel nuttig
werk verrichten, maar het moet ook weer
niet overdreven worden. Er zijn voor mijn
gevoel grenzen die niet overschreden
moeten worden, terwijl dat toch
gebeurt".
Persoonlijk
Biegstraaten doelt dan met name op „per
soonlijke" aanvallen. „Ik vind dat je als
journalist, als krant, nooit op de man mag
spelen. Kritisch ingaan op wat voor kwes
tie dan ook, akkoord. Dat moet, dat hoort
bij de functie van de pers. Maar het moet
niet te scherp, te persoonlijk gericht zijn.
Er moet, in elk geval, altijd ruimte blijven.
Ruimte om te praten, ruimte om te discus
siëren. Je moet elkaar recht in de ogen
kunnen blijven kijken".
Wat Biegstraaten wel eens verbaast, is het
gegeven dat goed nieuws tegenwoordig
bijna geen nieuws meer is. „Zet 's avonds
het journaal maar aan. Binnen een kwar
tier krijg je alle narigheid van de hele we
reld over je heengestort. En. als je geluk
hebt, volgt daarna een flits leuk werk. Ik
vraag me wel eens af waarom al die ande-
Piet
Biegstraaten:
„Mede door de
begeleiding
van de pers is
sport niet meer
weg te denken
uit het
dagelijks
leven".
Het standpunt dat het „vroeger allemaal
zoveel beter was" wordt door Biegstraa
ten overigens niet gedeeld. Niet waar het
de journalistieke begeleiding van de sport
betreft („mede door de pers is sport nu
niet meer weg te denken uit het dagelijks
leven") en niet waar het de beoefening van
de sport zelf aangaat. „Ik geloof die men
sen niet die zeggen dat het vroeger alle
maal zoveel beter, zoveel braver was.
Vroeger waren heilige boontjes net zo
schaars als nu. Het enige wezenlijke ver
schil tussen vroeger en nu op de sportvel
den is dat het tegenwoordig allemaal veel
geraffineerder gaat. Als het vroeger
„warm" werd in het veld, zag je de botsin
gen in de hitte van de strijd van tevoren
aankomen. Nu wordt veel vaker gewacht
op het „goede moment" om iets uit te ha
len. Inderdaad: de tijd is voorbij dat iets
„belangrijks" als een kampioenswedstrijd
bij voetbal nog mooi kon zijn om te zien.
Maar daar moeten we niet al te drama
tisch over doen. Een tactische strijd kan
toch ook mooi zijn?".