Skütsje silen is het mooist vóór de wedstrijd VISRUBRIEK In polder wateren zit nog zeelt ZATERDAG 14 JUL Op de Friese meren wordt deze weken gestreden om het kampioenschap skütsjesilen. „Gestreden" is eigenlijk niet het goede woord, want voor de echte liefhebber is skütsjesilen geen wedstrijd. Voor hem tellen alleen de schoonheid, de geur van hout en water en de stuurmanskunsten van de schippers. Wie die sfeer eenmaal heeft geproefd, kan nooit meer zonder. Onze Friese correspondent Albert Schootstra, een „skütsjesverdwaasde", zoals hij zichzelf noemt, probeert uit te leggen waarom. ..Zover mijn herinnering gaat ben ik al een geweldige liefhebber van het skütsjesilen geweest. Het gekke daarbij is, dat het mij niet eens zo veel kan schelen welke schipper een bepaalde wedstrijd wint. Het gaat mij meer om de totale sfeer van het gebeuren. Deze sfeer wordt zeker niet alleen bepaald door de wedstrijden. Het gebeuren om de wedstrijden heen, in de kantlijn dus, zoals men tegenwoordig zegt, spreekt mij eigenlijk nog meer aan. Die totale sfeer rond het skütsjege- beuren kan in feite niet worden uitgesproken, maar ik zal het toch proberen. Eigenlijk zouden we bij deze woorden een muziekje moeten kunnen draaien en dan natuurlijk een muziekje, zoals dat bij de sküts- jewedstrijden zo vaak wordt ge speeld. Het „Skütsjesilen is myn nocht" natuurlijk, of „Koe ik mar efkes dyn antlit wer sjen", zoals deze liederen onverbrekelijk horen bij de wedstrijd op de Veenhoop. Maar goed. dat lukt op papier niet en daar zal ik mij maar bij neerleg gen, al'maakt het mijn taak om de sfeer onder woorden te brengen wel moeilijker". ..Toen ik nog een klein jochie was, had mijn vader een zeilschouw. Soms hees hij voor mij het ziel en zodoende terwijl de boot na tuurlijk goed vast lag kon ik uren lang bezig zijn met mijn spel „skütsjesilen". Toen ik wat ouder was. ging ik op de fiets naar de wedstrijden bij ons in de buurt. In tussen knipte ik alles uit de krant, wat maar in de verte met het „si- len" te maken had en ik ging zelfs zo ver, dat ik naar analogie van het spel „paardenwedren" in onze spel- lendoos een „skütsjespel" maakte, dat ik dan met mijzelf speelde. Averij, protesten, alles had ik in dit spel ingevoerd. Er deden slechts zes skütsjes mee, omdat de pionnen slechts in zes kleuren waren uitge voerd. Enfin, dat mocht de pret niet drukken en het uitrekenen van mijn „algemeen klassement" maakte de zaak alleen nog maar spannender. Ik herinner mij nog, dat één van mijn zusjes opzettelijk het bord omgooide, toén de wed strijd in „Sneek" de beslissing moest brengen, omdat Grouw en Philips vrijwel gelijk stonden. Ter wijl het schip van Philips (waar voor ik de groene pion had gereser veerd) i/i gewonnen positie lag (Grouvv was „omgeslagen", zoiets dus als de put bij het ganzenbord)', eindigde het spel in tranen, hoewel ik tóen, de eerlijkheid gebiedt het te zeggen, al tien jaar was". Sankjes „In later jaren ben ik wel een beet je wijzer geworden, maar niet eens zo erg veel. Natuurlijk, het sküts jespel is allang in de vuilnisemmer verdwenen, maar op een lange winteravond vind ik het nog steeds prachtig om met als achter grondmuziek Fryske sankjes, waar bij het lied over het skütsjesilen en het „antlit" favoriet zijn te lezen in de onovertroffen werken, die Lieuwe Pietersen en Hans Bakker over deze sport hebben geschreven. Het op het oóg wat droge geschrift van Gosse Blom. Utslaggen fan 150 jier skütsjesilen yn Fryslan, bestu deer ik met dezelfde precisie als een theoloog de Schrift". „Als ik in mijn boot in de omge ving van Eernewoude vaar, speur ik steeds aan de horizon naar iets, dat op de mast van een skütsje zou kunnen duiden. Het klinkt op schepperig, maar aan het topje van de mast kan ik meestal wel zien, of ik met een „echt" skütsje te maken heb of niet. Als ik een mastwortel ontwaar, of een te lange wimpel, of een touwtje waarmee een lamp in de betreffende mast kan worden gehesen, dan weet ik al dat het al lemaal niet ,,echt" is. Het blijkt dan een zeeschouw te zijn, of een tot jacht omgebouwd tjalkje, of en dat is pas helemaal erg wel een skütsje, maar dan uitgerust met al lerhande toestanden als redding gordels, bakstagen en een gropt an^ ker. Voor mij zijn alleen de SKS- skütsjes echt, aangevuld met enkele schepen uit de IFKS-vloot, zoals de „Ut 'e striid" van Gerrit Roösjen, de „Jonge Jasper" van Theo Fer- werda en de „Jonge Jan" van de gebroeders Meeter". „Zodra de skütsjes uit hun winter slaap komen, begint voor mij het seizoen al. Terwijl ik deze woorden schrijf besef ik trouwens, dat dit niet helemaal juist is, want ook bij tien graden vorst kan ik nog genie ten van het skütsje van Siete Mee ter in de Leeuwarder Emmakade. Als ik in het voorjaar het eerste, oefenende skütsje ontwaar, gaat er iéts door mij heen, dat het beste on der de noemer „ontroering" is te vangen, 's Winters is het skütsjesi len natuurlijk een prachtig item om over te praten en ik verkeer in de gelukkige omstandigheid, dat ik één van de schippers goed ken, die smakelijk over zijn sport kan ver tellen". Geheugen „Het is trouwens opvallend, met welk een uitzonderlijk geheugen de skütsjeschippers zijn gezegend. De gemiddelde skütsjesiler kan nog best vertellen, waarom hij in pak weg 1967 in Eernewoude niet won en ook nog, dat de beslissende slag in feite in de derde ronde in het Siegersdiep viel". „Diezelfde skütsjesilers vergelijken een skütsje vaak met een vrouw. Ze hebben het dan over nukken en zo en over het feit, dat een skütsje zo (eigen)zinnig is. Ikzelf zou nog wel wat verder willen gaan. In die zin namelijk, dat ik echt verliefd op een skütsje kan zijn. Nog heel goed herinner ik mij, dat het Leeu warder skütsje „Nieuwe Zorg" in de-binnenstad voor de Leeuwarder bevolking te pronk lag, omdat het toen (in 1979) het eerste jaar was, dat de Leeuwarder stichting dit schip in de vaart bracht, 's Avonds reed ik heimelijk enkele keren langs het schip. Niet omdat ik in die buurt wat te zoeken had, maar gewoon „om het even te zien". „De mooiste dag van het skütsjesi len is voor mij de vrijdag, vóór het spektakel op zaterdag in Grouw of ficieel losbarst, 's Middags om een uur of twee begeef ik mij dan per boot naar het Pikmeér, om te zien hoe de veertien skütsjes daar aan komen. Een niet-skütsje-gelovige zal dat niet begrijpen, maar de sfeer van de grote vrachtschepen, die de skütsjes naar het wedstrijd water slepen, spreekt mij buitenge woon aan. Als de skütsjes en hun volgschepen zijn afgemeerd, begin nen al snel enkele schippers een oefenrondje te maken-. Intussen is er de spanning wat het nieuwe sei zoen weer zal brengen. Wat. vraag ik mij dan af, zou voor mij de waarde van het skütsjesilen zijn, als de volgvloot er niet bij zou horen? Ik heb het sterke vermoeden dat ik dan naar het skütsjesiolen zou kij ken op dezelfde manier, waarop ik nu de voetbalwedstrijd Frankrijk- België bekijk. Gewpon leuk, maar ook niet 'veel meer". Ondernemers „Nee, het skütsjesilen is een schip- perssport en laat dat alsjeblieft zo blijven. Daar liggen de vrachtsche pen weer, die naar Duitsland en overal toe varen, maar die dan, op die bewuste vrijdag, naar het Pik meer opstomen. Omdat hun „baas" zonodig veertien dagen moet varen op een ander schip, dat al lang uit de tijd is, dat geen motor heeft, maar dat de opvarenden wel de ge- legenheid geeft om helemaal schip per te zijn. Neem nou de „Bonafi de" van Jeen Zwage, de „Warber" van zijn broer Lammert, de Orion" van Albert Visser. Deze schippers zijn ondernemers en hun schip is hun bedrijf. Toch nemen ze een paar weken vrij, waarbij dit bedrijf komt stil te liggen (figuur lijk gesproken) en slechts dient om de ondernemer in staat te stellen zich aan een al lang achterhaald bedrijf te wijden. Het zou hetzelfde zijn als een grote boer zich veertien dagen per jaar nog eens zou terug trekken op een '„komelkersspults- je", waar hij nog met de hand móet melken, met de zeis moet maaien en met een paard het land moet be werken. Wonderlijk, maar het is voor mij de jus van van het sküts- jesgpbeuren". „En dan krijg je ook nog uitspra ken als (vorig jaar gehoord uit de mond van een belangstellende me vrouw): „Die Teake Visser kan ook niet zeilen, dat is toch niet zo'n bes te schipper". Nou mevrouw, die Te ake Visser kan uitmuntend zeilen, hij is op een skütsje geboren en zijn vader was ook al een bekend wed strijdzeiler. En hij is schipper van zijn vak. Hij heeft een prachtig bin nenschip, de „Corry", een Dort- munder. maar dat zal u niets zeg gen en met dat schip vaart hij veel gemakkelijker naar West-Dui.ts- land dan u naar de jachthaven van Wartena". „Als dan het seizoen goed en wel begonnen is, eisen de wedstrijden natuurlijk mijn belangstelling vol ledig op, maar wat is er na de wed strijden ook veel te genieten. Let er bijvoorbeeld eens óp, hoe Meindert de Groot zijn skütsje naast het volgschip kan afmeren. ,Je staat met hét zweet in de handen, zo'n vaart heeft het skütsje nog, als het al vrijwel op de plaats van bestem ming is aangeland. Maar het komt altijd góed. Iemand van de wal zal dat hooit leren". Rillingen „Mensen van de wal zullen veel meer dingen in het skütsjefeest nooit onder de knie krijgen. De manier, waarop Rienk Zwaga drie jaar geleden met het Langweerder skütsje. na door de finish gegaan te zijn, vlak langs het propvolle terras van hotel Princenhof in Eernewou de „veegde". Een klaterend applaus ■werd zijn deel en mij liepen de ril lingen over de rug. Hier zijn échte schippers aan het werk. Dat laatste kun je ook zo mooi zien bij het af meren van de'schepen. Als er, zeg maar. vier schepen naast elkaar voor de wal liggen, zou een buiten staander een amateur-schipper dus zeggen: „Met het skütsje moet morgen gezeild worden, dus laten we dat maar aan de buiten kant leggen". Een skütsjeschipper redeneert zo niet. Die legt het skütsje rustig "binnenin". De vol gende dag wordt het skütsje dan zo kalm tussen de andere schepen uit gewerkt, dat je het amper merkt. Bij een amateur zou eên derg manoeuvre een heisa van jev geven, bij een skütsjesiler Trouwens, zie een schipper ee een schouwtje stappen. Bij ie: van de wal begint het schee] schommelen, maar bij een schipper blijft het roerloos o; water liggen". „En dan de start op de Ve»n1 Als de skütsjes de Wijde Ee i men wordt het Frysk Folkslii gehore gebracht. Bestaat er prachtigers, met de geur va viskraam op de achtergrond jurybootje nerveus door het schietend en de bemanning v; politieboot, die nog eens duii maakt, dat de doorgaande vaa te gestremd is? Of de schept het wijde water bij Lemmer, op de skütsjesdag de sfeer v; oude Zuiderzee nog hangt?". „Onbegrijpelijk is voor mij mensen weggaan voordat het ste schip door de finish is ge Het laatste schip, dat. als lvt bele schot voor het einde vz wedstrijd heeft geklonken, al tra „straf" ook nog eens do< dan losgekomen zwerm van zierjachtjes moet laveren, w, bemanning vlekkeloos doet. E weggaan, nota bene". „Ach. wie het wint is niet z langrijk. Als we maar mooie strijden zien, als we maar c sluis kunnen staan als de volg pen daar langs komen, als volkslied maar weer wordi speeld en als de Fryske sa maar weer ten gehore worde bracht. Als het. kortom, maar zoveel mogelijk in de buurt v, oude. vertrouwde sfeer koml de schippers met de logge scl weer manoeuvreren of het jachtjes zijn, terwijl op de Wf „antlit" weer klinkt". ALBERT SCHOOTS Op zeelt vissen heb ik geleerd van de oude heer Grondel. Die is al jaren dood. Hij is ove rigens 96 geworden. Elk jaar als ik hem feliciteerde zei hij: „Tja, jochie, ik heb het pensi oenfonds weer voor een jaar bij de staart gehadWant hij was ambtenaar geweest, ten departemente van onder wijs. Een dunne, taaie man, die al een leuk eindje in de tachtig was toen hij nog rustig een paar kilometer langs poldervaarten liep op de oud- Haarleveense manier: een koperen wurmenbak aan een leren riem voor zijn buik, in die bak dikke dauwpieren, feller krinkelende mestpiertjes, en als het even kon ook een paar strepelingen, een soort gestreepte worm, volgens zijn opvatting de beste, maar moeilijk te pakken. In de rechterhand had hij een bamboehengel (ik praat van dertig jaar of zo terug), daaraan een snoer van groene Japanse zijde, of soms van silk, spul dat sterk ge noeg was om een nijlpaardje uit het water te sleuren. - En dan maar stappen door de polder, op leren laarzen. Toegegeven: water was toen nog water en geen mengsel van fenol, colibacteriën en drijfmest. Je hoef de als je Hagenaar was en dat was hij ten zeerste! desnoods niet verder dan Stompwijk of Zoe- terwoude om leuk vis te vangen in de polders. Zelfs in Voorschoten kon je nog leuk vangen. Zeker zeelt. Nu niet meer? Jawel, er zijn mooie wateren ge noeg, en dit is de tijd van het jaar om het weer eens met kans van succes in polderwateren op zeelt te proberen. Op de manier van de oude heer Grondel zullen niet ve len het meer doen, uren stappend door de polder, hoewel dat nog al tijd de beste manier is. Niet meer met de zware bamboestok, maar met een slanke, lichte vaste stok, getuigd met 18-00, desnoods als er veel kroos ligt 22-00, een Blue Aberdeen als haak, een Rot- terdammertje als dobber. En dan maar langs de poldervaart lopen. Niet te dicht erlangs, maar zo ver mogelijk er vandaan. En op fulpen voeten wat ik u bidden mag: laat de grond toch vooral niet trillen! Er moet een windje staan, en als het wezen mag: in uw rug, er mo gen kroosplekken in de wetering liggen, daar houdt zeelt zich graag onder op. Er mogen plompeblaren drijven, altemet fraai voor de vis. Dit is nog altijd, vind ik, de genoe glijkste manier om zeelt te vangen. Zet de dobber zo dat de worm een handbreedte boven de bodem kronkelt. En nou is het kunstje dit: de dobber moet een paar meter voor die kroosdam gedeponeerd worden en dan moet de wind er voor zorgen dat de dikke pier kalmpjes naar de kroosdam drijft. En als er dan zeelt zit: éven wag gelt de dobber en dan flats! Wegwezen. Schuin onder de kroos dam zeilt-ie naar omlaag. Tikken en Nee, niks te lichten, dat kost u al tijd de vis. Zeelt, doktertje, dat is een beste vechter. En een zeelt van een pond is al zeer veel mans. Ze worden groter, hoor; „in zeldzame gevallen", zo meldt de Zoetwater- vissengids van Muus en Dahlström, „langer dan 50 centimeter, twee ki logram. Enkele oude opgaven uit Zuidoost-Europa vermelden een maximum lengte van 70 centime ter, 8 kilogram". U mag het er rus tig op houden dat een zeelt van een kilo een zeer fraaie knoepert is. Overigens zijn er polderweteringen (ik ken er een, bij het dorp Noor den in Zuid-Holland) waar zeelt van een kilo verheugend-algemeen is. Natuurlijk is het geen noodzaak zeelt te vangen op de manier die de oude heer Grondel toepaste en die ik hierboven beschreef. In Ierland wordt (vooral door Britten die er speciaal voor overkomen, menig een jaar op jaar) in bepaalde meren speciaal op zeelt gevist op de wijze waarop hier de karper wordt be laagd: roerloos aas, urenlang zitten. Maar de actieve manier van de heer Grondel is bijzonder sportief, goed voor het lichaam des mans, goed voor een beginnend (of al lang niet meer beginnend) buikje, en rijk aan verrasssende moge lijkheden. Want natuurlijk pak je. vissend op deze manier, van tijd tot tijd achter een kroosdammetje ook best eens een knappe baars mee. of Er moet een windje staan, en als het wezen mag: in uw rug. een rooie rijer, of zelfs een kroes karper, en u zult de eerste niet zijn wie het overkomt dat zich plotse ling met grof geweld een snoekje op die fikse worm werpt, of zelfs een snoek. Ik ken iemand die spe- caal voor de gevallen dat er een zware vis op die worm springt nooit met een vaste stok zijn pol derwandeling maakt, maar altijd toch de werphengel neemt, een lange slanke, alleen maar vanwege het feit dat daar een molentje op staat zodat ie direct na de aanbeet van een zeer uit de kluiten gewas sen vis dat beest door de slip kan laten gaan. Jawel, jawel, dat is waar. maar het vissen met de vaste stok op deze wijze heeft toch wel een heel aparte bekoring, je contact met de vis met name is bijzonder direct. Zul je er een verspelen, ook erg! Deze manier van poldervissen is er echt een voor de zomer. En met name voor de zomernam gen en -avonden. U behoeft ei veel voor mee te sjouwen: eei tasje met wat reserve-lijnen, h« dobbers en knijploodjes, uw mendoös ,(die met een riem mee ze om de buik kunnen wc gehangen, zijn nog altijd ideaa een schepnet natuurlijk. En maar stappen. Mag ik u wel warm aanraden alleen, en eigenlijk zelfs niet v in het midden van de weterii vissen? Ik ben er in de loop vz jaren steeds sterker van over geraakt dat de meeste henge over het algemeen te ver u kant bezig zijn. Jajaja, zélfs oc lieden die het speciaal op karpt brasem gemunt hebben. Ik steeds meer onder de kant vi en ik geef u de verzekering da aan mijn vangsten bepaald «gee breuk doet. Laatst heb ik in brede polderwetering in de E sche Waard, waar ik al vele vis maar altijd de brasem iii midden belaagde, op een dieptt 2,5 meter, nu eens een voerple twee meter uit de kant geze viste er op goed een meter die meneertje het was bingo. Voor de zeelt geldt idem dito zelfde: als u de zomeravondwa ling maakt zoals ik die hierb heb aangeraden, probeer dan hoekjes en gaatjes, ook nabi kant. En geef de vis éven tijd, I we zeggen: toch wel een mini voor elk stekkie. A. C. W. VAN DER ,De schippers manoeuvreren mei de logge schepen ol hel luxe jachtjes zijn'

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1984 | | pagina 16