Graanschuur van Senegal: droom of werkelijkheid? nail Klimaat voor honingbij vriendelijker geworden Paling en haring zijn lekkerder dan die groene aapjes VOORLICHTING OVER IMKERIJ —"3 werd de wereld voor rst geconfronteerd met jipzalige gevolgen van >nlange droogte in het jebied. Maar alle goede -jingen en alle hulp ten J.Ivindt de Sahel zich tien tjer opnieuw aan de jH an de afgrond: het jaar ias even rampzalig als 'I p als de regen ook dit fblijft, zijn de gevolgen lijks te overzien. _jgever Jos Timmers op uitnodiging van de ieke ;kelingsorganisatie 10 naar twee zwaar :en Westafrikaanse i, Gambia en Senegal, ig de laatste etappe in de woestijn tegemoet. rem t >3 ■X V n [ht< !iebuiS Midden op de dag er> zon schuil achter een grijs- 'n nevel, die het zicht op som- plaatsen tot nog geen 500 me- ^erkt. Zand waaiert over het vormt aan beide zijden weg stuifduinen. In de taxi D" dj (de acht passagiers) voor tige keus. Als we de raam- Jhtdraaien, verandert de auto [ortste tijd in een oven. Maar de raampjes open laten, we levend geroosterd te door een verschroeiende stofstorm: de harmattan, tekaartje van de Sahara, jg naar St. Louis in het noor- Jin Senegal, de laatste etappe ize reis dwars door de Westa- jise landen Gambia en Sene- woestijn tegemoet. Hoewel, De zand- en stofstormen de indruk, dat de woestijn komt. het vertrek uit de hoofdstad ^is het landschap met de kilo- *0 droger en onherbergzamer 'kjlen. Links, rechts, voor en st de wagen steeds weer einde- aiindvlakten. Achter de hori- dit landschap nog dui- 1 kilometers voort. et wel een ijzersterke opti- il^jn, wil je bij het zien van troosteloosheid blij ven geloven in de plannen om dit stuk woestijn om te toveren tot de graanschuur van Senegal. Maar de werkzaamheden om deze „droom" te verwezenlijken, zijn in volle gang. Dank zij vooral veel Frans en Arabisch kapitaal, verrijst zo'n 50 kilometer ten noorden van St. Louis, in de delta van de rivier de Senegal, een enorme stuwdam. De dam is onderdeel van een veel gro ter project (met onder meer een tweede dam in het buurland Mali), bedoeld om de Senegal voortaan te vrijwaren van zout water (dat nu nog vrijelijk de rivier kan binnen stromen), bevaarbaar te maken en voldoende water over te houden voor irrigatie. Een prachtig plan. Op papier dan. Pas als men klaar is zal duidelijk worden, of het project ook in de praktijk voldoet.- En in de Derde Wereld heb je zo langzamerhand voorbeelden te over van grote pres- tige-projecten, die het betrokken land uiteindelijk alleen maar die per in de puree hebben geholpen. Twijfels De weg naar de in aanbouw zijnde stuwdam voert door het meest troosteloze gebied, dat ik ooit heb gezien. Hier groeit echt niets meer en toch wonen er nog mensen. De aarde is gebarsten. Aan de horizon trekt een eenzame kudde kamelen voorbij. Opeens doemt uit de grauwsluier die over het land ligt een uiterst merkwaardig schouwspel op. Mid den in de immense verlatenheid staan grote hijskranen. Cementwa- gens rijden af en aan. De stuwdam van Diama: een soort Oosterschel- dewerken in de Sahara. Een Franse opzichter neemt ons mee langs het indrukwekkende bouwwerk, dat langzaam maar ze ker gestalte krijgt. Nu nog naast de rivier, maar zodra de dam gereed is zullen Nederlandse baggeraars er voor zorgen dat de loop van de ri vier in de richting van de dam wordt omgelegd. Zowel de Franse opzichter als de Nederlandse bag geraars hebben echter hun twijfels over het succes van het project. Want wat wordt Senegal er eigen lijk wijzer van? De voor's en tegen's van zo'n enorm project laten zich niet zo maar tegen elkaar wegstrepen. Deskundigen waren het eens over de noodzaak de rivier onder con trole te brengen. En als de dam eenmaal gereed is, zal bijvoorbeeld de hoofdstad Dakar zijn verzekerd van goed drinkwater. Maar wat zullen de gevolgen zijn voor de mensen die al eeuwenlang langs de rivier wonen? Wat moeten de vis sers als de visstand, zoals voorzien, sterk terugloopt? En welke zeker heid heeft men, dat de geplande ir- rigatiewerken een succes worden en de woestijn inderdaad verande- Vissers langs de Senegal- rlvier. ren in de graanschuur van Sene gal? In de plannen hiervoor spreekt men over een periode van tussen de 40 en 100 jaar. Democratie Uitgezonderd het nog zeer natte zuiden, concentreert het leven in Senegal zich steeds meer om één vraag: is er water? Want zoet water betekent hier leven. Senegal gaat gebukt onder de ti rannie van de aardnoot en het juk van de regendrup, maar een poli tieke dictatuur is het land voorals nog gespaard gebleven. Senegal is nog steeds de enige democratie op het Afrikaanse continent. Er heerst persvrijheid, het land kent geen politieke gevangenen en heeft een oppositie, die zich in het parlement kan en mag weren. De vraag is al leen hoe lang dit systeem bestand blijft tegen de droogte. Een nieuw jaar zonder (voldoende) regen kan in meer dan één opzicht rampzalig zijn. Bij terugkeer in Nederland begint het te regenen. Dagenlang komt het water met bakken uit de he mel. In het journaal meldt Fred Emmer nieuwe neerslag-records: 50 millimeter in twee dagen. In West-Afrika zijn er enorme gebie den, waar men al jaren niet meer zo veel water heeft gezien. JOS TIMMERS lijzijn nuttige en ïtjbare insecten. kjelers bijvoorbeeld raar staan te kijken, ni bijen niet zorgden voor pdzakelijke bestuiving e bloesemende Itbomen. En dan de gg en de was: produkten, 3? bij nijver en een heel ep lang maakt en inelt. Al vele eeuwen' tn kreeg de mens dat in Men, het houden van dus tot de zeer oude JJhten worden gerekend. ■scheen er in 1711 al een jete handleiding, Den tigen Bijenhouder bn. Het boekje gaf over ,,Hoe men met i Profijt de Bijen en en onderhouden sal, de hoedanig men jg en Wasch, op een i en bequame manier sal "tieren, bereyden en it van alles in over de |ij. Het boekje besluit n lofzang op „de aert achten van de Honing en |i". Honing wordt •rezen als zijnde zeer voor „oude Lieden, die ie seer goet voetsel en maer in jonge en natuuren wertse ijk in gal verandert", iwoordig wordt wat irder tegen de ïten van de honing eken, maar een ilijk voedsel is het nog Nederland produceert iet genoeg honing om binnenlandse vraag te in. In het Bijenhuis, het wartier van de iging tot Bevordering Bijenteelt in weet men er WAGENINGEN Ons land telt ongeveer twaalfduizend bijenhou ders (imkers). Helemaal precies is het aantal niet bekend, want ze zijn niet allemaal lid van een vereni ging. In elk geval zijn achtduizend bijenhouders verenigd onder de vlag van de Vereniging tot Bevor dering van de Bijenteelt. Er zijn nog meer verenigingen. Zo hebben de ABTB, de LLTB en de NCB sa men ook nog ruim 3.500 leden. Het hoofdkwartier van de Vereniging is gevestigd in Wageningen en draagt niet zonder reden de naam Bijenhuis. Het secretariaat van de Vereniging en een aantal bedrijfseenheden zijn ondergebracht in dit Bijenhuis. De Vereniging richt zich de laatste ja ren steeds meer op de belangstel lende leek, teneinde het houden van bijen meer bekendheid te ge ven en te bevorderen. Onlangs werd de laatste hand gelegd aan de herinrichting van een permanente tentoonstelling annex een film- en diazaaltje. Tot 25 oktober kan men daar elke woensdag- en donderdag middag terecht. De heer P. C. Schroeder houdt zich in en om het Bijenhuis onder meer bezig met voorlichting over de im kerij. Hij vertelt dat vorig jaar in anderhalve maand ruim tweedui zend belangstellenden naar de ex positie kwamen kijken. Het lijkt dus aardig goed te gaan met de bij enteelt in Nederland. Schroeder: „Nou ja, het gaat beter dan een paar jaar geleden. Die toenemende belangstelling voor de imkerij hangt natuurlijk voor een groot deel samen met de algemene hang naar de natuur, zoals we die nu be leven". Schroeder zegt, dat de bijen een be roerde tijd achter de rug hebben. Er werd onzettend veel met insecti ciden gespoten. Daar leed de ho ningbij geducht onder, want zo'n dodend middel zoekt zijn slachtof fers niet uit. Dat maait al het insec tenleven weg. Toen kreeg men eerst goed in de gaten hoe belang rijk en onmisbaar de bij is bij het hele voortplantingsproces van de verschillende gewassen. Gelukkig is er een andere wind gaan waaien. Bespuitingen gebeuren nu veel meer selectief. Kwekers, tuinders en gemeentelij ke diensten worden voortdurend gewezen op het gevaar van spuiten, als de gewassen in bloei staan. Het klimaat is dus weer heel wat vrien delijker geworden voor de honing bij. Een andere bedreiging voor de bijenstand was de verdwijning van een groot aantal wilde planten uit de weilanden en akkers. Da lande rijen zijn tegenwoordig voorname lijk groen getint, veel gras voor de veehouders, maar weinig bloemen voor de bijen. De bijen moeten het daarom vooral zoeken in de weg bermen, op koolzaadakkers, fruit boomgaarden en heidevelden. „We dringen er bij de plantsoenen diensten van de gemeenten op aan zoveel mogelijk rijk bloeiende heesters in het openbare groen te zetten", vertelt Schroeder. „We hebben de indruk dat dit inderdaad steeds meer gebeurt". Stadstuintjes Het aantal bijenhouders neemt toe, steeds meer mensen willen best een paar kasten in hun achtertuin heb ben, maar mag dat dan ook altijd en overal? Volgens Schroeder is ae aspirant-imker sterk afhankelijk van de plaatselijke politieverorde ningen. Er zijn genoeg gemeenten waar het houden van bijen in de bebouwde kom verboden is. Verder moet men natuurlijk reke ning houden met de buren. Wie zonder overleg met de buren opge wekt een stel bijenkasten in de tuin zet, is zeker van zuur commentaar. De buren vrezen immers dat ze om de haverklap gillend de wijk moe ten nemen, achtervolgd door een ZATERDAG 16 JUNI 1964 JAN DE WITNA 34JAARAFRIKANOG STEEDS ECHTE ROTTERDAMMER Broeder Jan de Wit: „Zolang de wagen loopt, heb geen zin om te stoppen". ST. LOUIS Al meer dan 34 jaar in Afrika, maar in wezen nog steeds een rasechte Rot terdammer. Dat is, in ruwe lij nen, het portret van de 61-ja- rige broeder Jan de Wit, bou wer van alles bij elkaar zo'n 178 huizen, scholen, kerken en gezondheidscentra in het Westafrikaanse Senegal. „Ik ben broeder-werkman. Ik heb van jongst af in de bouw geze ten. Tot pater heb ik het nooit geschopt", verduidelijkt hij met een Rotterdamse tongval, die alle Franse en Afrikaanse invloeden ongeschonden heeft doorstaan. Jan de Wit is een van de duizenden Nederlanders die hun leven in dienst van de missie hebben ge steld. Als jongeman trad hij toe tot de congregatie van de paters van de Heilige Geest. Die keuze deed hem via Zwitserland en Parijs in 1950 in Afrika belanden, in het zui den van het huidige Senegal, waar de Fransen toen nog de baas wa ren. Zeventien jaar later Senegal was inmiddels onafhankelijk verhuisde Jan de Wit vanuit het zuiden van Senegal naar het uiter ste noorden, naar de havenstad St. Louis. We ontmoetten hem daar op het terras van Hotel de la Poste, op het historische He de St. Louis, waar de Fransen in 1659 voor het eerst voet op Westafrikaanse bo dem zetten en dat jarenlang de hoofdstad van Senegal bleef. Sterk verhaal Van achter een glas Pastis kost het Jan de Wit geen enkele moeite herinneringen op te halen uit de tijd dat hij net in Afrika was. „Oh, je wilt een sterk verhaal horen. Hou je vast. Wij waren de pioniers. Bouwden een missiepost voordat de paters kwamen duikt de broeder- werkman in het verleden. We woonden gewoon bij de Afrikanen in huis. Het enige comfort dat ik had was mijn muskietennet. In die tijd hebben we de meest vreemde dingen gegeten, bijvoorbeeld ape- vlees. Er was niets anders. We za ten te ver van de stad om eten te kopen en de mensen hadden wel koeien, maar die werden alleen ge geten bij begrafenissen en bruilof ten. Het lekkerste waren de groene aapjes. Op een gegeven moment hadden we er 120 in de koelkast". Als er geen apen te schieten waren, bestond het menu uit nijlpaarden en krokodillenstaart. „De nijlpaar den werden de blubber ingedreven en door de Afrikanen met grote messen levend in stukken gehakt. Het vlees stonk als de pieten en was eigenlijk niet te eten. Wat wel lekker was: krokodillenstaart. Als we er weer eens een hadden ge vangen, gaven we het vlees aan de zwarten. De huid en de staart hiel den we zelf. Het vlees van die staart was erg flauw, maar als je het goed peperde smaakte het net als vis. Zo hebben we een keer voor gasten een hele schaal opge maakt, met moten krokodillestaart. En heerlijk dat ze die „vis" vonden. We hebben ze maar nooit verteld wat ze in werkelijkheid gegeten hebben Paling Maar vraag je aan Jan de Wit wat hij het allerlekkerst vindt, dan is hij opeens weer de Hollander. „Zoute haring en gerookte paling". En hij zegt dat met een stelligheid, die doet vermoeden dat hij, toen hij vorig jaar op de ambassade in Da kar koninklijk werd onderschei den, het daar geserveerde zeeban ket evenveel, zo niet meer op prijs stelde dan het lintje. In de 34 jaar die hij in Senegal werkt, heeft Jan de Wit meege maakt hoe het land steeds meer in de greep is gekomen van de droog te. „De rotzak, die woestijn, komt steeds dichterbij", zegt hij uit de grond van zijn hart. En met het op rukken van de Sahara verdwijnen steeds meer wilde dieren. „Je had het hier vroeger moeten zien: apen, herten en panters. Op de missiepost hadden we een tijgerkat als waak- dier. Ik voerde hem met uilen, die ik op de zolder van de pastorie ving. Op een keer is dat wilde dier losgebroken, waarna hij alle kippen van de nonnen heeft opgevreten". Met pensioen Over een paar jaar gaat Jan de Wit met pensioen. Maar hij is niet van plan naar Nederland terug te ke ren. „Ik heb hier nog nooit in een ziekenhuis gelegen. Eet een paar pepers en je zweet de koorts er zo uit. Maar als ik eens in de zoveel tijd in Nederland kom, krijg ik elke keer weer een malaria-aanval". „Ophouden met werken? Zolang de wagen loopt heb ik geen zin om te stoppen. Bovendien hebben de mensen je nodig. Vanuit Europa komen geen nieuwe broeders die de zaak over kunnen nemen. Maar om je eerlijk te zeggen: af en toe word ik wel een beetje moe. De mensen zijn van goede wil maar je moet ze alles telkens weer voor doen. Zo heb ik een man leren las sen. Prachtig vond hij dat. Maar toen hij een keer zelfstandig aan het werk moest, kwam er weinig van terecht". Kort voordat hij opstapt „Mor gen om vier uur is het weer dag" diept de broeder-werkman nog een „waar gebeurd verhaal" op. „Vroeger, in het zuiden, kwa men we ergens in het oerwoud opeens een groep mannen tegen. Ze droegen een soort brancard, waar op het in blauwe doeken gewikkel de lijk van een man zat, met in zijn mond een pijp. „Die rookte hij al tijd. Die moet hij meenemen werd ons verteld. De eigenlijke begrafe nis mochten we niet meemaken, maar de volgende dag zijn we toch even bij het graf gaan kijken. Daar zagen we een bamboepijp uit de grond steken. Wat bleek nu: voor het graf werd dichtgegooid had men het lijk de bamboepijp in de mond gegeven. Elke dag wanneer zijn vrienden van het werk thuis kwamen, gooiden ze een scheutje palmwijn in die pijp. Hun vriend mocht dan wel dood zijn, maar moest toch nog een beetje van de geneugten van het leven mee blij ven genieten JOS TIMMERS Bijenhuis- voorlichter P. C. Schroeder inde expositiezaal van het hoofdkwartier van de Vereniging tpt bevordering van de Bijenteelt in Wageningen. z.wei ui siccRiubiige iiisecien Het valt volgens Schroeder alle maal best mee: „In één kast kun nen zo'n tien- tot zestigduizend bij en zitten. Dat lijkt heel wat, maar je moet eens opletten: vlak bij het vlieggat is het een heel gedrang, maar een paar meter verder merk je er niks meer van. Je kunt zelfs de vliegrichting van de bijen zoda nig sturen, dat buren er weinig last van zullen hebben. Je moet natuur lijk nooit in de aanvliegroute van de bijen gaan staan, want dan heb je zo eer steek te pakken. Veel mensen verwarren een bij met een wesp, maar een honingbij is hele maal niet zo agressief. En als je zo af en toe eens een potje honing over de heg aanreikt naar de bu ren, valt het met de klachten best wel mee". Bijen houden als beroep komt in ons land niet meer voor. Alle im kers zijn liefhebbers die puur voor hun genoegen bijen houden. En voor de niet te versmaden honing oogst natuurlijk, want honing is een zeer gewaardeerde delicatesse. Soms zelfs wel wat overgewaar deerd, want echte fanaten dichten de honing eigenschappen toe, die dit nobele natuurprodukt toch echt niet bezit. Schroeder stelt nuchter: „Honing is gezond, maar ook niet meer dan dat. Het is geen medi cijn". Onmisbaar Hij vertelt hoe onmisbaar bijen zijn bij de instandhouding van veel plantesoorten. Alle technische mid delen zijn nog steeds niet in staat het kleine honingbijtje te vervan gen. De augurken teelt bijvoorbeeld staat of valt met bijen. Per jaar gaat voor miljoenen guldens aan augur ken de grens over. Ze zijn een zeer belangrijk exportprodukt. Er is lang gezocht naar een manier om de bij overbodig te maken bij de bestuiving van de augurk, maar het resultaat leek nergens naar. „Die dingen waren niet te eten", aldus Schroeder voldaan. „Zo zie je maar weer hoe enorm groot de bijdrage is, die de bijenhouders leveren aan het voortbestaan van de hele flo ra". Hij laat zien wat er allemaal in de expositiezaal is te bewonderen: er staan bijenkorven in veel soorten en maten, kasten, raten, materiaal waarmee de imker zijn natuursport bedrijft, een observatiekast waarin de bezoekers kunnen zien hoe het bijenleven zich (veilig achter een glazen wand) afspeelt en erg veel documentatiemateriaal in de vorm van korte, verduidelijkende tek sten en foto's. Halverwege de rondleiding stapt een vief heertje de zaal binnen. Hij wordt voorgesteld als de heer R. H. Geskes (81), volgens Schroe der een van de belangrijkste man nen in ons land op het gebied van de koninginneteelt. Vooral het bij enras Carnica heeft voor Geskes geen geheimen. Hij woont in Roden in Drenthe, maar brengt een groot dee! van z'n tijd door op Schier monnikoog. Op dat eiland is het centrum van de koninginneteelt gevestigd. Dat het juist daar ge beurt, zit 'm in de geïsoleerde lig ging. Parasieten als de faraomijt zien geen kans de Waddenzee over te steken en vreemde darren kun nen het ook niet: ze zouden halver wege uitgeput hijgend in de golven van de Waddenzee storten Geskes bevestigt dat de imkerij weer in opmars is. Dat is vooral goed merkbaar aan de gemiddelde leeftijd van de bijenhouder. In de jaren vijftig tot zestig waren de meeste imkers bejaarde mannen. Dat is vandaag de dag heel anders. Er zijn weer volop jeugdige bijen houders. HENK NIEUWENHUIS

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1984 | | pagina 21