finale sggf Ook onder het socialisme ploegen de boeren voort Rhesus- antagonisme: de laatste loodjes i ZATERDAG 16 iu| Hongarije, sinds jaar en dag de plezierigste barak in het Oost- europese kamp, is nu een open huis geworden. Oosteuropese toeristen vergapen zich aan de welvaart. Bezoekers uit het Westen merken er vrijwel niets van socialistische onge makken en de Hongaren zelf kunnen vrijelijk het land ver laten voor een vakantie in Oostenrijk of nog verder. Ver slaggever Leo van Vlijmen nam een kijkje in deze Oost europese oase en schreef een serie van vier artikelen. Vori ge week zaterdag publiceer den wij het eerste. Vandaag, in het tweede verhaal, specia le aandacht voor de markt en de coöperatie. Overvloed op de markt van Boedai BOEDAPEST Indien de metro van Boedapest niet bestond zou hij moeten worden uitgevonden. Maar dat is dus al gebeurd; sinds 1896 kan men vele hoeken van de nu door het drukke verkeer soms on begaanbare binnenstad moeiteloos en snel ondergronds bereiken. Lon den en New York slaan wat leeftijd betreft de metro van de Hongaarse hoofdstad met lange neuslengtes, maar op het Europese vasteland is hij de oudste. En één absoluut re cord bezit hij in elk geval: de on waarschijnlijk lage ritprijs van één forint (zeven cent). Zelfs in de me tropolen van het socialistische pa radijs, Moskou en Leningrad, moet je nog vijf kopeken (achttien cent) betalen. Elmunkas tér is een van de eind stations aan de rand van het cen trum. Het enorme plein herbergt behalve een kerk éen van de zes grote markten van Boedapest. Op aanraden van Perczel Laszló, die behalve gids ook een wandelende ideeënbus is, ben ik er nog voor achten 's ochtends, want de twee miljoen inwoners van Boedapest blijken hun levensmiddelen het liefst voor dag en dauw te kopen. De markt is ordelijk, schoon en puilt uit van overvloed: groenten (natuurlijk ook de in heel Oost-Eu ropa onvermijdelijke kool), fruit, vlees, eieren, kaas, alles zo te zien van topkwaliteit. Er is geen ge drang rond de kraampjes en stalle tjes, zoals in Warschau, Moskou of Boekarest. De Hongaarse consu ment voelt zich kennelijk superieur tegenover het rijkelijke aanbod. En de neringdoenden behandelen hun klanten nog als koning. Waar el ders in Oost-Europa kom je dat nog tegen? Een Hongaarse collega had me ech ter op de markt-expeditie voorbe reid: „We hebben inderdaad over vloed, maar let ook eens op de prij zen; die zijn voor sommige artike len erg hoog. Bijvoorbeeld vlees en worst is in ruime mate te koop, zo veel je maar wilt en van dé beste kwaliteit. Maar lang niet iedereen kan het kopen. In Tsjecho-Slowa- kije is er sprake van schaarste en de mensen moeten er vaak lang in de rij staan voor de slagerijen. Maar toch is de vleesconsumptie per hoofd van de bevolking daar hoger dan bij ons, want vlees is bij onze buren beduidend goedkoper". Niettemin ziet geen van de markt- gangers er als een hongerlijder uit en de meesten keren met volle tas sen huiswaarts. Doch een gewaar schuwd man telt voor twee en dan merk je toch een paar kleine gaat jes in de voedselvoorziening; bana nen en citrusvruchten zijn niet te koop en in het rijke assortiment worsten en vleeswaren ontbreekt doorgaans de befaamde Hongaarse salami. En twee gulden voor een kilo aardappelen of ruim drie gul den voor een doosje aardbeien zou ook voor een Nederlandse bijstands trekker die ongeveer het vier voudige van het Hongaarse modale loon ontvangt te begrotelijk zijn. Woningnood Voor de middag heeft Perczel Lós- zló een Lada gehuurd om me naar een landbouwcoöperatie 35 kilome ter ten zuiden van Boedapest te brengen. Onderweg hangt hij een somber verhaal op. Straatschenne- rij, jeugdprostitutie en drughandel zijn goddank, zegt hii, nog niet in het kielzog van de welvaart Honga rije binnengedrongen, maar het drankmisbruik is de afgelopen ja ren ontstellend gestegen, vooral ook bij de jeugd, die om de uit werking te bespoedigen en te ver sterken het biertje, wijntje of slokje barack palinka (abrikozen- brandewijn) graag combineert met het gebruik van kalmerende mid delen. Of hasj dan toch misschien minder gevaarlijk is, weet hij niet. Over de groei van de Hongaarse bevolking is hij ook al erg pessimis tisch. „De stagnatie duurt al tien tallen jaren. Het gemiddelde aantal kinderen per gezin ligt nu op min der dan anderhalf. Er zijn al demo grafen die voorspellen dat, wan neer het zo doorgaat, het Hongaar se volk over een eeuw van de aard bodem verdwenen zal zijn". Teruggang van de bevolking en toch nog woningnood. Hoe kan dat? Perczel Laszló weet het ook niet. „Maar de woningnood is reëel. De privatisering heeft daar niets aan kunnen verhelpen. Momenteel is ruim zestig procent van het wo ningbestand in particulier eigen dom en het regeringsbeleid is er op gericht om steeds meer staatswo- ningen aan particulieren te verko pen. Doch de prijzen zijn exorbitant hoog geworden en de huren in de privé-sector zijn nauwelijks te beta len. Ik denk dat als er een oplos sing gevonden zou worden voor het probleem van de woningnood dat dan alle Hongaren volmaakt tevre den zouden zijn. Een behoorlijke en betaalbare woning voor iedereen, dat is het enige wat ons nog ont breekt". We zijn intussen aange land bij een enorme houten weg wijzer die ons er op attent maakt dat links van de weg de landbouw coöperatie „Petöfi" ligt, een lyri sche naam voor een agrarisch be drijf, want Alexander Petöfi die begin vorige eeuw leefde is een van de grootste schrijvers die het Hongaarse volk heeft voortge bracht. Hij was overigens ook een revolutionair. En maar dat ver telt me nu niemand het verzet tegen het Stalinisme in 1956 ging uit van een groep intellectuelen die zich Petöfi-kring noemden. Hoorn van overvloed Wat omvang betreft kan de Petöfi- coöperatie voorziet jaarlijks 48.000 haar naamgever meten; zij behoort Lajos, zijn vrouw en moeder, leden van de Petöfi-coöperatie, in zeer goede doen en tevreden. tot de tien grootste van Hongarije, heeft vijfduizend arbeiders en bezit zesduizend hectaren grond. De man die dit vertelt zonder enige trots, maar met de zakelijkheid van een harde manager is Fehér Ist- vén, gedoctoreerd agronoom en on dervoorzitter van de coöperatie. Hij is, samen met de achttien andere leden van het coöperatiebestuur, bij geheime stemming voor vijf jaar gekozen. De eigenlijke baas, de voorzitter, is op pad, maar we mo gen een blik in zijn kamer werpen. Het is de enige keer tijdens mijn verblijf in Hongarije dat ik een portret van Lenin te zien krijg; maar daarvoor beslaat het dan ook bijna een halve wand. Uit de cijfertjes waarmee Fehér Ist- van ons overstelpt wordt duidelijk waar de overvloed aan levensmid delen vandaan komt. De Petöfi- coöperatie voorziet jaarlijks 48.000 mensen van melk en 52.000 men sen van vlees. De konijnenfarm heeft een vast bestand van 14.000 fokkonijnen en er is een grote nertsfarm. De coöperatie beschikt over een eigen mengvoederbedrijf, slachterijen en conservenfabrieken. „Ruim tweeduizend mensen van onze coöperatie werken trouwens in de industriële afdelingen", ver telt Fehér Istvén. „We fabriceren alles waarvan we denken dat we er een markt mee kunnen bereiken; dat variëert van meubels tot stroommetings-instrumenten, van haakjes om handdoeken aan op te hangen tot hamerstelen. Als het maar te verkopen is". Vorig jaar heeft de coöperatie twaalf wagons ingemaakte papri ka's en uitjes naar de Verenigde Staten uitgevoerd. Fehér Istvén on derhandelt momenteel met enkele Westeuropese landen over de ex port van nerts. Even schiet me te binnen wat de vorige dag de econoom dr. Csaba Laszló me verteld heeft: „Toen ik nog student was ging zeventig pro cent van onze export naar de socia listische landen en dertig procent naar het Westen. Toen ik aan de universiteit ging doceren was de verhouding al zestig-veertig gewor den en nu is het vijftig-vijftig. Er is geen socialistische economische wet die ons voorschrijft hoe de cijfers moeten liggen. Ik denk dat het straks misschien wel eens twin tig-tachtig zou kunnen worden". Bio-industrie De Petöfi-coöperatie heeft echter nog meer ontdekt. Fehér Istvén: „We helpen andere coöperaties met onze ervaring en kennis: we steu nen ook de kleine producenten door ze bijvoorbeeld mestkonijntjes te leveren, met de kooien erbij, en later kopen we het vlees en de vel len terug. Bovendien verkopen we onze know-how ook aan het bui tenland. In Tsjecho-Slowakije, Egypte en Algerije hebben we bij voorbeeld konijnenfarms gebouwd, de mensen geïnstrueerd hoe ze het moeten aanpakken en het fokmate- riaal geleverd". Overigens blijkt bij een rondgang door de coöperatie wel, dat broer konijn en zuster kip weinig te la chen hebben: ze zijn in hun krappe kooitjes en legbatterijen slachtoffer geworden van de bio-industrie. Doch zelfs de milieugroepen in Hongarije protesteren daar niet te gen. Kunnen we ook een gewoon lid van de coöperatie spreken? Geen probleem. En het verhaal van dr. Csaba Laszló dat de Hongaarse boeren zo rijk zijn blijkt op waarheid te berusten. Stoel van Mitterrand Want Lajos, die met vrouw, zoon en moeder zijn vader is e rig jaar op 91-jarige leeftijd den een fors huis bi blijkt in zeer goede doen. zijn particuliere veestapel zif ossen, twee paarden, zes met biggen en een onoverzi aantal kippen, konijnen, en te de dubbele trots van he een Lada-1500 van pa Lada-1300 van zoonlief. D vindt zich momenteel in de republiek waar hij met de j lijke voetbalclub een vrien pelijke uitwedstrijd speelt. volgende week terugkomt j het bruiloft en zijn huis j door pa gebouwd staat e i honderd meter verderop al j Lajos is nu 24 jaar lid van de ratie. „Ik heb geen dag zieij zuim gehad en ik ben hier^ best tevreden. We werken n, vieren elk acht uur voor dej ratie, ik op het land, mijn vrj( het mengvoederbedrijf, mijjg als chauffeur en miin moedq gaarkeuken waar het eten^ halve huis en hof twee hi grond van de coöperatie, wau mijn veevoer verbouw. In L hen ik twaalf varkens vd5 We mogen niet klagen". 1 Lajos en zijn gezin werken fe samen gemiddeld twaalf uvjp gen regie, naast de acht uu^2 aan de coöperatie spender^, „Petöfi" krijgen zij een looi, als het naar behoren loopt)( stuk winstdeling, en dat la*r bij deze coöperatie wel goed,, „We werken niet alleen, wj den ook flink vakantie", zeg „We zijn in Bulgarije, Turkg, len, de Sovjet-Unie geweest c rig jaar waren we een maai|i in de Bondsrepubliek". Zijni, wordt hierop lyrisch: „We het daar zo goed gehad, als t ningspaar. En de mensen daar hebben leren kenn^ daarna ook hier geweest. Vr dit jaar weer". 1 lijk, en we gaan ook naar dei zegt de vrouw van Lajos, br chend. Helemaal doorsnee lij2 jos me niet, want bij het et|t pannekoeken die rijkelijke spoeld worden door een vool lijke huiswijn vertelt Lajos i de stoel waarop ik nu zit nl zo lang geleden Francois P rand gezeteld heeft. e t Maar toch, dat het de Hongae duidend beter gaat dan de kf den in de broederlanden isr lijk. En ik denk aan wat eeP gaarse collega mij de avond Iff zei: „Het zou voor ons heel tl ter zijn indien het de rest socialistische kamp ook vl wind ging. Nu zijn ze afgun, ons en wij doen er daaronr beter aan niet te hoog van dL te blazen. Behouden wat vf ben bereikt is al moeilijk gef( En hoe zit het met Marx? 0 LEO VAN VL|t transfusie krijgt met rh-positief- bloed. Hij krijgt dan bloed waarin een stof zit, de rhesus-factor, die door zijn afweerapparaat als vreemd wordt ervaren. Het af weerapparaat gaat dan prompt an tistoffen maken om de vreemde binnendringer er uit te gooien. De eerste keer lukt dat niet. Maar bij een tweede transfusie met rh-posi- tief-bloed gaat het mis. Het donor- bloed wordt dan door een overmaat i antistoffen opgewacht en tot de laatste cel vernietigd. Iets derge lijks gebeurt ook bij rhesuskinde- ren. Stel dat een rhesus-negatieve- vrouw en een positieve man een eerste kind verwachten. De kans is dan vrij groot dat het ongeboren kind naar vader aardt en ook rh-positief is. Bij de bevalling kan dan een beetje van het rh-positie- ve-kinderbloed in de bloedsomloop van de moeder komen. Het afweer apparaat van de moeder reageert dan furieus op de vreemde binnen dringer en maakt prompt antistof fen tegen de vreemde rhesusfactor. Tot zover is er uiterlijk niets aan de hand. Via navelstreng Pas bij een volgende zwangerschap van een rhesus-positief-kind kun nen er problemen ontstaan. De moeder heeft ondertussen volop antistoffen gemaakt tegen rhesus- positief-bloed en die komen via moederkoek en navelstreng in de bloedsomloop van het kind. Daar binden ze onmiddellijk de strijd aan met de rode bloedcellen van het kind. Gevolg: bloedarmoede en na de geboorte wordt het kind al maar geler, een levensgevaarlijke situatie. Gelukkig komt rhesus-an- tagonisme veel minder voor dan je op grond van de cijfers (85 procent rh-positieve-vaders, 15 procent rh-negatieve-moeders) zou ver wachten. Toch stierven in 1969 een op de 2.000 pasgeborenen aan dit verschijnsel. In dat jaar vond men het anti-D-gammaglobuline uit, het ei van Columbus. Dit middel moet binnen 48 uur bij de moeder worden ingespoten, tel kens als rh-positief-kinderbloed in het rh-negatieve-bloed van de moeder dreigt te komen. Dus na een bevalling, maar ook bij abortus of miskraam. Anti-D-gammaglobu line is een antistof tegen de rhesus factor. Voordat het afweerapparaat van de moeder de kans krijgt te re ageren op de vreemde binnendrin ger, wordt de binnengedrongen rhesusfaator door het anti-D-gam maglobuline stelselmatig wegge- patst. De moeder wordt aldus niet overgevoelig voor rh-positief-kin derbloed met als gevolg dat het ge vreesde rhesus-antagonisme bij een volgende zwangerschap uitblijft. Geen vat Toch heeft he? wondermiddel (want dat is het) geen vat op een kleine groep vrouwen. Die maken dan toch antistoffen tegen het bloed van het kind en dat maakt de behandeling niet eenvoudig. Men kan proberen om nog tijdens de zwangerschap het bloed van het kind te wisselen zodat het van de moederlijke antistoffen wordt ont daan. Als de antistoffen in te grote overmaat aanwezig zijn, kan men besluiten de bevalling eerder op gang te brengen. Helemaal ideaal zijn dergelijke oplossingen niet. Voorkomen is nog altijd beter dan genezen. Een aantal deskundigen ging in het Nederlands Tijdschrift voor Ge neeskunde na waarom het bij een kleine honderd vrouwen per jaar toch misgaat. De belangrijkste re den is dat er bij een eerdere zwan gerschap te weinig anti-D is inge spoten zodat de overlevende rhe- susfactoren het bloed van de moe der alsnog overgevoelig hebl^ maakt. u Een andere reden zou kunn|( dat bij een eerdere zwangersH ver voor de bevalling, zo rL 28e week, kinderbloed bloedsomloop van de moedei komen. Een spuit anti-D bijl: valling komt dan rijkelijk P Canada geeft men daarom ale 28e week anti-D wat het ai rhesus-kinderen drastisch h^j' ten dalen. !C De schrijvers voelen wel w» die methode, maar ja, de 1° Alles bijeen is de method^ miljoen gulden duurder en,t aanneemt dat ie met dat 0 sterfte kunt halveren, dan voorkomen van een 310.000 gulden. Maar, ze schrijvers, het zou goed zijn dat die kosten weer wo rugverdiend omdat dan min perdure behandelingen nod Misschien schrikt u van di harteloze rekensommen, ee senleven mag immers niet worden uitgedrukt. Toch dat in toenemende mate naamde kosten-baten- waarin de waarde van een leven tot op een cent nau wordt uitgerekend. Over d ■ende fenomeen een volgen meer. Rhesuskinderen, daar hoor je de laatste jaren weinig over. Pak-weg vijftien jaar geleden kon je geen damesblad openslaan of je las wel een boeiende reportage over dit fenomeen. De medische wetenschap mag zich bescheiden op de borst kloppen. Sinds 1969 beschikt ze over een middel, het anti-D-gammaglobuline, waarmee het zogeheten rhesus-antagonisme in de kiem kan worden gesmoord. Het aantal rhesus kinderen nam drastisch af en de sterfte daalde navenant. Is daarmee het rhesus- kind de wereld uit? Nee. Er blijft een be perkte groep vrouwen over (ongeveer 100 zwangeren per jaar) op wie het wonder middel geen vat schijnt te hebben. Waarom? Het daarom is een beetje moeilijk uit te leggen. Voor de oor log „verloren" verloskundigen niet zelden een kind op een toen onbe grijpelijke wijze. Ze „vingen" dan een op het oog tamelijk gezond kind, niets aan de hand dus, dat kort daarop almaar geler werd. Ook dat is niet verontrustend. Heel wat pasgeborenen worden kort na de bevalling een tijdje geel. Maar die enkele kinderen werden al maar geler en navenant zieker tot dat de dood er niet zelden op volg de. Wanneer men het bloed van die kinderen onderzocht, kon men zien dat de rode bloedcellen massaal stuk waren gemaakt. De vrijgeko men bloedkleurstof kleurde dan het kind geel. Er moest „iets" in het bloed zitten dat de rode bloed cellen afbrak. Vrij laat, pas rond 1940, kwam men er achter wat dat „iets" was. Karl Landsteiner ont dekte toen dat 85 procent van de mensen een factor in het bloed heeft die ook in het bloed van rhe- sus-apen zit. Die factor heet dus rhesusfactor en als je die in je bloed hebt ben je rhesus-positief. De rest van de mensen heeft die factor niet en is dus rhesus-negatief. Stel nou dat een rh-negatief-iemand een

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1984 | | pagina 20