'Ek is een rooinek' na lë fieidócSomant WILBUR SMITH: ZATERDAG 16JUNI1984 t >EN Er hangt een ge- 'r ge stilte in de hal van jndense Dorchester Ho- issen de palmen, aan de »ke tafelmes, zitten dure, ibische gewaden gevatte 1 mijmerend weg te zak- i een privé olieloos tijd- Het is de tijdelijke 1 tee voor de meer gefor- •den dezer aarde, die {een zorgen hoeven te welke bronnen zij van- »ens zullen aanboren om lening te voldoen. Het is iet Londense onderko- - van Wilbur Smith, de frikaanse auteur van een romans vol avonturen, erigens met de jaren een serieuzere onderlaag li. Hoewel veelgelezen - Ie hele wereld, is Smith 1 ian die in de publiciteit low profile" houdt. In- ivs geeft hij zelden. oordeel van schrijven", zegt i kunt je brood verdienen almaar je gezicht op film of Ie te laten zien. Ik kan op open en twintig mensen te- ïen die een boek van me ge- êbben, zonder dat ze me om mdtekening zullen vragen. 3 Moore of Sean Connery zijn, - te verschrikkelijk. En ge- s c in een tijd als deze. Je bent i, ooi voor alle halve garen i bunnies") die er rondlo- t x Smith kan er niet onderuit den zijn gezicht toch even te in. Zijn Britse uitgever - hem te verblijden tijdens «ptie voor boekverkopers in sieke entourage van Saville met zeven vergulde s van de Griekse bosgod tuk voor stuk een miljoen hte pockets symboliserend 0 paperback-serie van die In totaal moeten er van de en boeken die Smith schreef miljoen exemplaren over de I- gedrukt zijn. Drie ervan verfilmd als respectievelijk L „The mercenaries" en at the devil". Elf ervan zijn lerlandse vertaling versche- Met Smith praten betekent Jover twee fenomenen: suc- <Suid-Afrika, het stuk van de dat een grote rol speelt in seste boeken. Over beide is n-nhartig en nuchter. p9n een beetje Afrikaans pra- etiar niet te veel nu. Ek is een ir,:", laat Wilbur Smith weten. 'Engelstalig, een roodnek, zo- lSbieuwkomers uit Groot-Brit- genoemd werden die in onmiddellijk zonver- nekken opdeden. Een op- Afrika. Smith: „Ik ben k ka geboren (Noord-Rhode- der Zuidafrikaans, moeder BJ), ik beschouw me zelf E'kaan. Totaal. Dat is mijn lus vertel ik verhalen over Ik heb door de jaren heen lezen wat er maar over geschreven is en zo een aar- _bliotheek opgebouwd. Mijn r noemt me een verzamelaar „.tteloze feiten, maar je weet ,j.fanneer je die snippers ge- eti kunt. Alsof je druiven aan a-pten bent. Je plukt ze alle- ^Doit ze in je mand. Sommige af, van andere krijg je een 9 wijn. Een hoop van mijn Jn krijg ik van zwarte Afri- f zelf. Geschreven verhalen ze niet, maar wel een rijke )t-mond traditie. Een van ede vrienden is. een Zoeloe- Jiman, Credo Mutwa. Als we mf praten, komt hij vaak met w informatie, die ik later na- gebruik". en twee redo Mutwa inmiddels en hevig meningsverschil i nieuwe stamhoofd Butule- een moeilijk parket ge- r tekende in zijn enige en -boek „Indaba, my children" Singels de geschiedenis, my- en godsdienst van zijn _p. Van hem moet heeft Jetails hebben als de verha- r de Haas Vundla die later als de „Brer Rabbit" in de -Jan de Amerikaanse neger. twee en twee bij elkaar op Qifbt een verhaal" zegt Smith. rhalen zijn een tijdlang ver- in Zuid-Afrika. Po- zegt Smith, „ik ben Oplitiek schrijver". En met „Het ging ze om de gro- en sadisme. De censuur B'fdie tijd nogal streng en ze mijn liefdesscènes niet zo 'en het geweld te erg. Dat n hebben wel meer mensen ai Dat sommige gedeelten zo li<rstig zouden zijn. Dan zeg ik schrijf over Afrika is Afrika een wild en land". boek speelt de ge- ,jdige Afrikaanse actualiteit j^elijk mee. Smith: „Het is jnturenverhaal zoals al mijn boeken. Met een stevige -traad. Maar het gaat hoofd- -l over het Afrika van van- Iver de historie van Afrika al veel geschreven. Vanaf 3iJe blanke „settlers" tot nu. Ernaast de geschiedenis van rte families, van de tijd van Wilbur Smith: zeven vergulde beeldjes, stuk voor stuk een miljoen verkochte pockets symboliserend. den. Maar helaas bestemmen de landen van het noordelijk halfrond meer van hun territorium als reser vaten of nationale parken dan Afrika. In Engeland is dertig pro cent van het land tot natuurgebied verklaard. In Zuid-Afrika maar vijf procent". Vlees-op-hoeven „Het moeilijke is dat Afrika voor namelijk bevolkt wordt door zwar te boeren, die daar verder niet over denken. Ze zien alleen hun kudde van twintig geiten en dat is hun le ven. Ze drinken de melk, eten het vlees. Dat is hun bestaan. En alles, wat hun geiten bedreigt, bedreigt hen. Een leeuw of een luipaard be dreigt de kudde. Die moet dood. Die kudde moet grazen. En die graast de boel dan ook grondig kaal. En er blijft woestijn over. Je moet ze vertellen dat een nationaal park werk kan bieden aan tien van hun zonen, als wild wachters, als bewakers. Dat er land voor hun kuddes afgebakend kan worden. We moeten hun laten zien dat na tuur en wild méér waarde voor ze kunnen hebben. Dat is niet makke lijk. Een gazelle blijft vlees-op-hoe- ven". „Twee dingen zijn belangrijk bij een oplossing. In de eerste plaats opvoeding, maar, en wat ik ga zeg-- gen klinkt misschien gek, ook ja gen. De jager is een van de grootste conservators van Afrika. Als de ko ningen van Europa niet zulke grote jagers waren geweest, had een 'hoop wild al niet eens meer bestaan. Juist door die jacht zijn de nationa le parken ontstaan. Dat waren de jachtgronden voor de vorsten van toen. Een rijke Amerikaan of een rijke Spanjaard betaalt 50.000 dol lar voor een week jagen. Hij schiet misschien twee dieren, een leeuw en een olifant. Stropers schieten er honderden. En van dat geld kan 20.000 dollar terugvloeien naar de mensen die op dat gebied wonen. Die moeten beseffen dat één olifant waardevoller voor ze is dan vijftig geiten." Plassen bloed „Ja, ik heb zelf gejaagd, toen ik nog jong en dom was, zeg maar dertig jaar geleden. Ik was een van de mensen waar ik het net over had. Ik dacht: er is genoeg. Je kunt ja gen wat je wilt, daar komt nooit een einde aan. Ik heb een leeuw geschoten toen ik dertien was. M'n eerste olifant toen ik vijftien was. Maar op m'n twintigste heb ik 't voor het allerlaatst gedaan. Ik jaag nu met de camera: éven spannend en als je 't wild gevangen hebt, laat je geen plassen bloed achter. Ik heb niets tegen mensen die ethisch ver antwoord jagen.11 Maar ik haat de stroper. Ik haat de man die een kudde olifanten uitroeit, en drie honderd dode olifantenlijken zon der tanden in het „veld" laat lig gen. Die haat ik even erg als de terrorist die een bom op een vlieg veld plaatst en vijftig onschuldige mensen opblaast". „Een ander probleem van Afrika is net zoals elders op de wereld de overbevolking. De zwarte Afri kaanse boer heeft een groot gezin. Veel zonen om op het land te hel pen en veel dochters omdat die straks door de bruidegom voor vijf tig stuk vee gekocht worden. Wan neer het land hun dieren niet meer kan voeden, vestigen ze zich elders en ze laten woestijnen achter. Zoals in Noord-Afrika gebeurd is. Onge controleerde begrazing en ongecon troleerde bevolkingsaanwas. Hoe je dat verandert? Wat ik graag zou zien is gelijkheid en gelijke kansen voor de mensen. Een geleide ont wikkeling, geen exploitatie van land en van bronnen. Opvoeding van het volk en het begraven van de oude stamvetes. Daar gaat mijn boek ook over, de bloedvetes van honderden jaren terug die weer op doemen". „Het klinkt misschien ouderwets, maar ik zou graag het bestuur in handen zien van hen die geschikt zijn om te besturen. Goed opgeleide en beschaafde mensen, die geen voordeel willen trekken uit hun nieuw verworven positie. Corruptie is een van de grote kwalen van Afrika. Ik schrijf dan wel avontu renverhalen, maar zulke gevoelens komen er toch doorheen. Ik denk dat 99 procent van de mensen die geciviliseerd genoeg zijn om boe ken te lezen ook geïnteresseerd is in de morele problemen van van daag. Voor hen is die achtergrond, voor hen is mijn mening. Niet dat ik op een zeepkist ga staan preken, maar ik geef iets om over te den ken". Stenen smijten Tot dan hebben we in algemene termen gepraat over zuidelijk Afri ka. Wilbur Smith neemt uit eigener beweging het woord om over het lènd Zuid-Afrika zelf te praten: „Kunnen we 't even over politiek hebben? Ik ben geen politicus, ik neem absoluut geen actief deel aan het politiek leven, maar ik moet zeggen dat de veranderingen in Zuid-Afrika van de laatste zes maanden erg bemoedigend zijn. Veranderingen in wat ik de goede richting noem. En ik geloof dat de Amerikanen, de Britten, de Fran sen en allen die bij de onderhande lingen een rol gespeeld hebben, op timistischer over de toekomst kun nen zijn. In de eerste plaats het re ferendum over de nieuwe grond wet, waarin de gekleurde en de Aziatische Zi^id-Afrikanen een gro ter aandeel ift het bestuur van het land krijgen. Die is door het hele land op een overweldigende ma nier geaccepteerd. Zelfs door de op positie waar ik mij toe reken van de nationale regering. Sinds die tijd heeft de eerste minister Botha, belangrijke pogingen gedaan om tot overeenkomsten te komen met de zwarte staten die Zuid-Afri ka omringen, Angola, Maputu en Zimbabwe. Dat was een ongelooflij ke verlichting van de situatie. We zijn nu op een punt gekomen dat er gepraat en aan de problemen ge werkt kan worden in plaats van dat we stenen naar elkaar smijten. Dat maakt me erg optimistisch". Hoe verder het gesprek vordert, hoe meer krijg je het gevoel dat de nette, wat gereserveerd vriendelij ke Wilbur Smith zich geeft „Ik ben Afrikaan" verklaart hij. „Ik ben een blanke Afrikaan, maar ik ben even Afrikaans als een Zoeloe. Ik heb alleen het voordeel dat ik van Britse afkomst ben. Maar ik zou niet op het noordelijk halfrond kunnen leven. De blanken uit Ke nya, die konden weg. Maar ga je naar het Zuiden, dan vind je blan ke mensen die even Afrikaans zijn als die Zoeloes. Je ziet de afstam melingen van de Boeren toch ook niet naar Holland teruggaan? Ik zou nergens anders kunnen leven. Het klimaat op het noordelijk half rond bevalt me niet, en ik zou de bron voor m'n inspiratie kwijt zijn. Australië is best een mooi land, maar ik zou daar niet dezelfde boe ken met evenveel zelfvertrouwen kunnen schrijven als in Zuid-Afri ka. Afrika is prachtig. Als je moe van Afrika bent, ben je levens moe". „Ik heb vorig jaar „sabbathical year" genomen. Een jaar vrij. Om dat zich onder de waterlijn toch veel ongerechtigheid verzameld had, vermoeidheid uit de loop der jaren. Ik heb een fantastisch jaar gehad. Ik heb dingen gedaan waar we nooit tijd voor hadden. Ik heb de Nijl bezocht, de Vallei der Ko ningen, de Taj Mahal in India, ik heb op zalm gevist in Alaska. Maar aan het eind van dat jaar wilde ik weer schrijven. Ik denk dat ik nog een jaar of tien zal schrijven, maar te veel denk ik er niet over na. Het enige dat je kan gebeuren, is dat je vermoeid raakt. Op je vijfenzestig ste heb je niet zoveel energie meer als op je veertigste. En misschien schrijf ik dan niet één boek in het jaar, maar in de twee jaar, en als ik tachtig ben één boek in de drie jaar. Als je me zou vragen wat ik nog wens, dan zou ik heel diep moeten nadenken, ik kijk om me heen en dan zie ik een prachtige echtgenote die me door dik en dun gesteund heeft, kinderen op wie ik trots ben. een mooi huis, goede vrienden, niet te veel, die me voor de rest van m'n leven gelukkig ma ken en materieel succes. Ik zou met geen koning willen ruilen". BERT JANSMA Lezen Wilbur Smith lijkt zelf te willen benadrukken, waar een hoop colle ga's succesauteurs graag met een boog omheen draaien: Dat hij een „storyverteller" is, een „verteller" zonder althans in zijn werk veel verdere pretenties. Zijn uitge ver noemt hem trots ,,'s werelds avonturenverteller nummer één". Smith lacht er zelf om: „Als ik dat lees, denk ik alleen: wat zullen me neer Ludlum en meneer Frederick Forsyth daarvan zeggen?" „Natuurlijk wil ik graag de ge schiedenis ingaan als een goede avonturenschrijver. Maar tussen schrijvers bestaat geen competitie. Iemand die een boek van Freddie Forsyth koopt en 't leuk vindt, zal daarna nóg een boek kopen. We helpen elkaar. En we interesseren mensen in lezen. Dat vind ik be langrijk. Jonge mensen moeten het genot van lezen leren kennen. Dat kun je niet vervangen door televi sie of film. Die hebben hun eigen genoegens, maar lezen is iets speci aals. Als je leest kun je niet meer eenzaam zijn, of je vervelen". Droog brood Smith inmiddels 51 jaar oud begon zijn loopbaan als accountant. „Ik begon bij de belasting en ik werk nog steeds voor de belasting", laat hij met een voorzichtige poging tot humor weten. Hij wilde al jong journalist worden, maar zijn vader zag daar geen droog brood, laat staan beleg in. Het bekende ver haal: Ga maar eerst een vak leren en dan kijken we verder. Dat vak leerde hij, maar schrijven deed hij ook. Zijn eerste boek werd niet ge accepteerd, zijn tweede wel. Smith: „Je leven is eigenlijk een muur, die je steen voor steen hebt opge bouwd. Maar als één ding mijn le ven bepaald heeft, is het die brief van mijn uitgever dat hij me voor dat boek wilde betalen. Want dat is het beste compliment dat je kunt krijgen. Dat iemand iets van jou mooi vindt is prachtig, maar dat hij er ook nog geld voor wil neertellen is fantastisch. Op dat moment wist ik zeker dat ik schrijver wilde zijn. Dat was het belangrijkste moment in mijn carrière". Maar dat enorme succes? „Als je 't niet verder vertelt zal ik je 't ge heim verklappen. Geluk, je moet geluk hebben. Maar serieus: ik denk dat het belangrijkste is dat je enthousiast bent voor je verhaal. Je kunt een lezer niet bedonderen. Lezen is een intieme relatie tussen een schrijver en een lezer, bijna een kort huwelijk. Als je je lezers beduvelt, een verhaal vertelt waar van je de feiten niet goed kent, ont dekken ze dat onmiddellijk. Je valt door de mand. Succes is voor mij nooit een last geworden. Ik heb het geluk gehad dat mijn eerste boek leuk verkocht werd, maar om te juichen, nee. 't Gaf me net genoeg vertrouwen om door te gaan en net genoeg geld om 't financieel een jaar uit te zingen". „Met elk boek is het succes groter geworden en nu nog steeds komen er nieuwe gebieden voor me bij. Ze schijnen me kortgeleden opeens in Canada ontdekt te hebben. Door die opgaande lijn heb ik nooit de druk van dat succes gevoeld. Ik denk nu: het is zeventien keer ge lukt, de achttiende keer zal het ook wel lukken. Schrijven heeft een heleboel positieve kanten, alleen één negatieve: het kan ontzettend eenzaam zijn. Je gaat naar je werk kamer en je ziet niemand meer. Je leeft compleet in je verbeelding. In een andere baan, in de journalis tiek bijvoorbeeld, zie je nog colle ga's, er wordt gelachen, je telefo neert een hoop en je wordt aange moedigd. Terwijl je zit te schrijven ben je een roepende in de woestijn. Daarom is een van de heerlijkste ervaringen als je brieven krijgt van mensen, gewone mensen, die je boek gekocht hebben of geleend uit de bibliotheek en je schrijven: u de koningen tot en met vandaag. In dit boek vertel ik wat er gebeurt nu de blanke overheersers uit Zim babwe verdwijnen en de machts strijd verder gaat. Niet tussen blank en zwart, maar tussen zwart en zwart onderling. Maar het blijft hoofdzakelijk een avonturenver haal met een speurtocht naar een diamantschat". Woestijn Nogmaals Afrika. In de boeken van Wilbur Smith is voortdurend een bezorgdheid aanwezig om de natuur van zijn land. Smith: „Afri ka zonder z'n natuur, zonder z'n wild zou dood zijn. Afrika zijn voor mij de zwarte stammen, het unieke „wild life". En dan bedoel ik plan ten én dieren. Die speciale gebie den zoals de woestijnen, zoals de Nama, omrand door de zee. Zoiets ongelooflijk rijks. Een van mijn vrienden is professor in de woes tijnecol ogie. Hij heeft me de Nama laten zien. Alleen maar duinen van zand. Je denkt dat er niets kan le ven. Maar er is een miniatuur le ven, aangepast aan die omstandig heden. Eén keer per week draait daar de wind en neemt uit zee mist mee. Die vriend heeft me insecten laten zien, die zich, zodra die wind komt, met hun kop naar beneden in het zand graven. Hun achter kant omhoog, een glasachtig li chaam waarop die mist conden seert. Het water loopt dan via groe ven in hun lichaam naar beneden, naar de kop, en zo drinkt zo'n beest". „In de buurt waar ik woon, bij de Tafelberg, groeien zo'n 20.000 va riëteiten aan planten. Dat is twee maal zoveel als in heel Europa. Maar van die 20.000 zijn er twee duizend in gevaar. Deze laatste twee maanden moeten er twee soorten verdwenen zijn volgens on derzoekers. Dat is mijn grote zorg. Niet dat dat éne dier overleeft, maar dat het hele systeem over leeft. Een hoop dieren zijn gebon den aan speciale gebieden. Die moeten voor ze gereserveerd wor- hebt iets voor me betekend. Dan krijg je eindelijk antwoord".

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1984 | | pagina 17