'e Sint Jeroensbrug: herinnert poëtisch aan het ontzet Hendrik Kraemer Instituut helpt zonder alleen het geloofzendingswerkers snel op weg naar de derde wereld vendien een grondkennis van de taal van het land, de streek, waar ze gaan wer ken". Eigentijds Ziehier in het kort zo onge veer de hoofdlijnen van de zendingsgerichte cursus. De „instructeurs" weten dat het veel is, maar in feite gaat het hen om twee computerachti ge zaken: informatie en tege lijkertijd verwerking. Zo drukt men zich ook hier uit. De niet aflatende hoeveel heid info wordt geselecteerd en „grondig doorgepraat". Daarna kijken de mensen van het instituut hoe de cur sisten „dat alles emotioneel en vanuit hun geloof bekij ken". Behalve een werk-opleiding biedt het instituut aan de Leidsestraatweg ook andere voorzieningen in de levens sfeer: heel voorname aspec ten zoals crèche en woon ruimte. Immers, de cursisten komen naar Oegstgeest met het hele gezin. Je zou kun nen zeggen: de zendingswer ker met zijn hele legertros als stut en steun. De celibatairen hebben het hier, al eeuwen onder de „rook" van Luther en Calvijn, niet alleen meer voor het zeggen. Dr.Bakker zegt: „Men is hier intern, om dat wij het noodzakelijk vin den dat de levenspartner alle WOENSDAG 13 JUNI 1984 PAGINA 5 voorbereidingen meemaakt. Men vindt bij ons niet de zoe te inval, maar we zorgen dat het eten op tafel staat. Het is niet de bedoeling dat we hier de mensen verwennen, maar wij menen dat beiden zich moeten voorbereiden. Ook de vrouw kan voor vreemde si tuaties komen te staan", zegt de Oegstgeestse docent, die weet waar hij het over heeft; „Daarom is het noodzakelijk, dat ook zij de cursus volgt". En niet alleen in de geest meeleeft. Het Hendrik Kraemer Insti tuut helpt hulpbetoon in goed gefundeerde banen te leiden. Het blijft zending; men wil niet ontrouw zijn aan de uit nodiging van de Heer der kerk. Maar er is zoveel ver anderd in de laatste decen nia. En er zal ongetwijfeld nog meer veranderen. Niette min de wens kan evenwel de vader der gedachte zijn verwacht dr. Bakker niet dat de „zendeling", de uitgezon dene, de missionaris, straks overbodig wordt. „Vroeger, ach, fungeerde hij als leider, bepaler van dingen en hou dingen; vandaag wordt hij meer en meer een assistent, een helper van de autochtone kerkelijke organisatie ter plaatse". Vormingsleiders Europa, de bakermat van christelijke zending die meer dan 1500 jaar geleden de Blij de Boodschap als een Olym pisch vuur begon door te ge ven, heeft het alleenrecht niet meer. De plaatselijke kerken buiten de westerse invloedssfeer werpen nu zelf de kooltjes op het vuur. Dr. Bakker: „Het werk gaat door zolang er mensen zijn. Slechts de vormen kunnen veranderen. Als de kerk groeit in een land, dan kan die kerk zelf beginnen met de opleiding". „Oegstgeest" heeft daar een open oog voor, speelt erop in. In Indonesië vragen ze, bij voorbeeld, geen gemeente- predikanten meer. Die heb ben ze namelijk zelf. Wel vragen ze om vormingslei ders, want die hebben ze niet. Elk jong moet leren lo pen of vliegen. Zo heeft de zendingswerker nog iets weg van een allround gevormde, doch gekluisterde moeder kloek: kennis, „technology" overbrengen. Maar na het voordoen is er alleen nog maar het meedoen. Ook dat zal vervat zijn in Gods raads besluiten die het „al" om spannen. Het klinkt nog maals wat verwaten: een zendingswerker is een ken niswerker. Maar voor de rest doet de „oorspronkelijke be woner" het zelf wel. Hoe dan ook: er valt voor het Instituut nog heel veel te doen. Ook als de stellingen van de ge vels vandaan zijn gehaald. -TON REGIO L onder onze niet-refor- ^Jorisch beschouwende le- K zullen er vele zijn die ^en. dat Oegstgeest voor [testantse kerken en ge- jtschappen met hun zen- Igsdrift een parallelbeeld jtoont met Nijmegen. In de f3! aan de Waal zag de Ka- lieke kerk (destijds, voor in het missionaire vuur ge- TeJcentreerd in allerlei or- j* J en, latere, congregaties jonge mannen en vrou- 'J"p voorbereidden op hun l?4k onder zwarte, bruine, •f3» en gele niet-gedoopten. m de ijver voor Gods Huis [ds minder tot verteren leiding gaf, werd gaande- b de ontwikkelingssamen- Fking in het pakket opge- pMien. Idealisten konden al- ^eij verdergaan met gehoor fafeven aan hun „roeping", ptjjzelfde treffen we aan in - /{stgeest, waar tot 1971 i/djvormde en gereformeerde ken op hun eigen evange- he wijze gehoor gaven I het gebod „Gaat en on wijst alle volkeren". Ook (r werd, onder invloed het tijdsgewricht, inge- mpen en geconcentreerd; 4den activiteiten meer toe- rJïitst op het meer „mens- ■Srdig" bijstaan van niet- ^Jterse stervelingen. Maar „jJbleef een christelijke duit lr5iet zakje, met de inhoud idlrvan »wiJ" -derde we- uit het slop moeten zien ttalen. Over zo'n duit gaat dit verhaal. taal centrum 1971 werden in Oegst- via een rationele ma- vre, de Zendingshoge- •1 van de Ned. Hervorm- gj^erk en het Zendingsse- „^arie van de Gereformeer- kerken in Nederland sa- ngevoegd. Zo ontstond het pdrik Kraemer Instituut, werd ondergebracht in Zendingshuis van de IHerv. kerk aan de Leid- 'fiiraatweg 11. Het is een op- "lingscentrum voor wer- fls in dienst van zending, tfijrelddiakonaat en ontwik- ctfingssamenwerking. En PA erg vitaal centrum ook, cune loop van de volgende Bin. Sinds enkele weken kt het complex in de stei ls voor een fikse, materië- yerbouwing, die de func- van het 65 jaar oude ge- iw bij de tijd moet zien te len. Over een jaar zal het CcidaeSowuxrit verkeer iets gemakkelijker berijdbaar geworden. Overi gens was dat iets niet heel erg veel, blijkens een berichtje uit het Leidsch Dagblad van 10 juni 1891: „Hedenmorgen, om streeks negen uren, kwam een jongen met een wagen, beladen met flesschen bier, van de vrij hooge Vlietbrug afrijden tegen het huis van een schoenmaker aldaar, het geen ten gevolge had dat de natte inhoud op de reeds sterk door den regen besproeide straat terechtkwam. De fles schen en de verschillende soorten bier lagen in wanorde dooreen. Ook de kap van den wagen was deerlijk geha vend". Houten brugdekken durven nu eenmaal wel eens erg glad te worden. De scheepvaart eiste echter een voldoende doorvaarthoogte, zodat een sterke verlaging er niet inzat, maar aan het wegdek kon wel wat gedaan worden. Op 10 april 1899 werd aan H. van Leeuwen te Leiden voor 728 aanbesteed het vervangen van het houten dek door een vloeiijzeren brug met gemet selde rijvoering. De acht ijze ren liggers werden', behalve met ijzerwerk, verbonden door troggewelfjes van eerste soort Rijnboerengrauw in ce ment-specie, waarop beton ge stort moest worden en waar onder gegalvaniseerd gegolfd plaatijzer, dik 2 millimeter, kwam. In totaal moest er 4002 kilo ijzer verwerkt worden. Het wegdek werd gemetseld van eerste soort blauwe juf ferklinkers. De oude leunin gen moesten opnieuw ge bruikt en verder de nodige reparaties uitgevoerd worden. De aldus vernieuwde brug kon weer tegen een stootje. Slechts werden in 1939 de erg vervallen oude slotstukken met de inscripties naar De Lakenhal gebracht en ver vangen door kopieën, ge maakt door de beeldhouwer M. Pietersen. Maar in 1964 vertoonden de brug en de aangrenzende walmuren zul ke scheuren dat er nodig iets gedaan moest worden. Er werd een boogbrug in oude stijl ontworpen, die in plaats van 4 meter breed en 6.07 me ter wijd 6.80 meter breed en 6.40 meter wijd was. De kos ten van de brug werden ge raamd op 253.000 en die van de walmuren op 103.000. Op 18 mei 1965 leidde de ontwer per van de brug, ir. J E. Oele, de gegadigde aannemers rond. Bij de aanbesteding op 28 mei waren er 34 inschrijvingen, waarvan de laagste was het aannemingsbedrijf fa. gebr. Van Hees v/h J.G. van Hees te Utrecht. De bedoeling was dat deze het werk binnen ne gen maanden na de gunning zou opleveren. Omdat meteen ook vernieuwing van riolerin gen uitgevoerd werd, liep dit enigszins uit; op 15 augustus 1965 werd begonnen en eerst in juni 1966 was alles gereed. De officiële openstelling voor het verkeer vond plaats op 9 juni 1966. Sedertdien ligt de St. Jeroensbrug alleen maar zijn werk te doen. RENOVATIEWERK AAN GECONCENTREERD UTTZENDBUREA U" IN OEGSTGEEST inwendige en uitwendige leed geleden zijn, zodat het instituut weer vrijuit, als „uitzendbureau", kan opere ren. De verbouwing is slechts een geringe handicap voor de gebruikers, want de cursus sen gaan door, al zal de oplei ding hier en daar aan de om standigheden worden aange past. Zeer terecht draagt het insti tuut de naam van prof. dr. Hendrik Kraemer. Kraemer was, eerder in deze eeuw, een pleitbezorger van zen ding en oecumene. Geduren de een jarenlang verblijf in het voormalige Ned.Indië be pleitte hij het zelfstandig worden van kerken en vol ken in de archipel. Hij ver diepte zich in de talen en cul turen en het geloof van de mensen waar hij tussen leef de en werkte. Kraemer, zo zeggen zijn bewonderaars en volgelingen, belichaamde het verschil tussen de romantiek en de realiteit van het zen dingswerk. De zendingswerker van van daag, evenwel, heeft iets weg van een goed toegeruste frontstrijder. Laat hij (of zij) dan geen ransel dragen, maar in de koffer zit, behalve de bijbel, een grote hoeveelheid ook andere geestelijke bagage die in Oegstgeest wordt inge pakt. De uit te zenden wer ker krijgt lessen in de voer taal van zijn toekomstig ar beidsgebied; ook lessen in de cultuur en de politieke situa tie zo gevoelig ligt dat. Op het Hendrik Kraemer In stituut gaat men daar niet lichtvaardig langsheen, maar de tijd dringt. Daarom wordt de cursist er met een basisop leiding van vier maanden klaargestoomd voor de toe komst in den vreemde. On der het directoraat van me vrouw J.H.M. Swellengrebel staan docenten pal. Onder hen dr. D.Bakker, rector, en drs. H.Visser, antropoloog. Die weten, voor de drommel, waar het om gaat. Beiden hebben een jarenlange erva ring in het zendingswerk: Bakker werkte op Java en Visser in Afrika. Ze weten waar zendingswerkers voor kunnen komen te staan. De cursisten worden dan ook vrijwel overspoeld door een stroom van informatie, info, die vier maanden aanhoudt. Nu is het niet zo, dat de in Oegstgeest aangetreden cur sisten het allemaal in Keulen zullen horen donderen. Rec tor Bakker: „De mensen die hier komen hebben alle een job, een werkkring, of een eerdere opleiding gehad. Ze zijn dus al een beetje „ge traind". Men krijgt van ons een voorbereidende cursus op de werk- en leefsituatie van het land waar ze naar toe gaan. We brengen hen op de hoogte van de vragen van de kerk en de zending van het land waar ze naar uitgezon den worden. De cursisten worden door ons getraind in het bepalen van een houding; het is allemaal anders dan bij hen „thuis". We geven ze bo Bruggen. we maken er allemaal gebruik van. Zeker in een water rijke stad als Leiden zijn het on misbare schakels in het wegen net. Veel aandacht is er nooit aan de Leidse bruggen besteed. De stilte rond de Leidse bruggen is met de presentatie van het uitver kochte maar in herdruk zijnde Bruggenboek al gedeeltelijk 'ver stoord'. Het Gemeentearchief aan de Boisotkade hoopt dit jaar de tentoonstelling „De Leidse brug gen" te houden. Als inleiding op deze expositie verschijnt in deze krant een serie artikelen over Leidse bruggen. Het zijn geen technische verhandelingen, maar historische verhalen waarin een Leidse brug als leidraad dient. De gegevens zijn verzameld door een werkgroep van historisch geïnte resseerden, die veel van de ge schiedenis van de Leidse bruggen heeft uitgezocht. Samensteller is de begeleider van de werkgroep, de heer P. J. M. de Baar van het Gemeentearchief. Kees van Her pen tekent voor de eindredactie. De reprodukties zijn van foto graaf Wim van Noort. Vandaag verschijnt het zesendertigste arti kel in deze serie. de Geuzenvloot voer toen door de Vliet Leiden binnen en werd bij de St. Jeroens brug verwelkomd door het stadsbestuur. De kostelijke la ding van de schepen werd in de Vliet en het Rapenburg ge lost en hier aten heel wat Lei- denaars zo veel dat hun aan niets meer gewend zijnde ma gen volkomen van streek raakten. Of de brug van het gewicht van de hoogwaardig heidsbekleders als admiraal Louis de Boisot of de mensen menigten geleden heeft, is ui teraard niet bekend, maar al drie jaar later werd hij volle dig vernieuwd. Deze mooie nieuwe stenen brug is - naar het zich laat aanzien - door het stadsperso- neel gebouwd. De twee slot stukken (de natuurstenen blokken die op het hoogste punt van de boog worden ge metseld) werden wel heel rijk bewerkt. Was het gebruikelijk om slotstukken te versieren met een leeuwenkop of iets. vergelijkbaars, hier werd aan de ene kant een heel gedicht ingebeiteld en aan de andere kant een prachtige renaissan- ce-cartouche met het wapen van de stad en het randschrift „Al sliep de leeuw meer dan een eeuw en must in bueien (ver)flaewen, hi es ontwaect en vri gemaect deur zijn gebit en claewen", hetgeen uiter aard sloeg op de van zijn boei en verloste (Hollandse) leeuw die met zijn zwaard de Leidse sleutels verdedigt. Het gedicht op het andere slotstuk luidt: „men was in groot verdriet, want eten wasser niet, en 't vole van hunger schreiden, ten laetst God nedersiet, en zunt deur deze Vliet, broot, spiz en dranc in Leiden". Een- aantal letters is onderstreept en door deze onderstreepte letters achter elkaar te zetten ontstaat het woord „drie Octo ber". Om de beschouwer daarop te wijzen is er nog ge beiteld: „Zuuct en vint hier 't uer, daervan tijt, dagh, maent en jaer". Hieruit valt te concluderen dat ook het jaartal (1574) en het uur van de bevrijding van de Spanjaarden op een of an dere manier achterhaald moe ten kunnen worden. Daar voor zou echter de originele steen (sedert-1939 in De La kenhal opgeborgen) of de in een verbleekt handschrift in de Universiteitsbibliotheek bewaard gebleven oorspron kelijke tekst bestudeerd moe- De St. Jeroensbrug gezien vanaf het Rapenburg bij de Scheepma- kerssteeg. Foto G. van der Mark, 1939. Tijdens het woeden van de rage om overal poppeleunin- gen aan te brengen viel op 5 mei 1663 het besluit om de stenen wangen (borstwerin gen) van de Vlietsbrugge af te breken en in plaats daarvan ijzeren leuningen te stellen, en de wangen zodanig „aan te halen" en te verhogen als maar mogelijk zou zijn. Wat er met dat „aanhalen" be doeld wordt, is niet duidelijk. Er is ook niet gevonden dat dit besluit uitgevoerd is. Op 11 oktober 1663 werd op nieuw besloten dat er ijzeren balien (leuningen) op de Vlietsbrugge gezet zouden worden, en ook hier is geen realisering van het besluit ge vonden. Het blijkt maar weer eens hoe weinig ondubbelzin nig besluiten vaak genotu leerd worden. Voor de Vliets- brug zijn bovendien meerdere kandidaten: ook de Molen- steegbrug, de huidige Vliet brug (het Vlietgat) en zelfs de Schipper Frederiksbrug wer den wel eens zo genoemd. Waarom de overoude en nog niet verklaarde naam St. Je roensbrug uit de gratie ge raakt is, kan niet goed ver klaard worden. Het is zeker r.iet uit een gevoel van anti papisme en afkeer van de Noordwijkse heilige - de St. Jansbrug bijvoorbeeld heeft nooit een andere naam gekre gen, zelfs niet van de felste papenhaters. De brug zal wel kort na 1663 toch zijn ijzeren leuningen ge kregen hebben en trotseerde verder rustig de eeuwen. Eerst in 1860 was er weer ac tiviteit nodig. Op 23 april werd aan Adrianus Verhoog, metselaar, voor 1.730 aanbe steed om de boog weg te bre ken en te vervangen door een plat houten dek. Daartoe moest hij op 23 juni de brug afsluiten en de leuningen los branden en op 25 juni een groot vlot op twee dekschui ten onder de brug varen, waarna de afbraak volgde. Het puin moest hii meteen af voeren en de stukken natuur steen naar de Stadstimmer- werf brengen. Al het slechte muurwerk moest tot op het waterpeil weggebroken wor den, en dat zodanig dat de scheepvaart steeds zou kun nen passeren. Als er een te groot schip aankwam moesten de dekschuiten zelfs vanonder de brug weggevaren worden. Aannemer Verhoog diende op 2 juli te beginnen met het metselen van de nieuwe mu ren, die op de hoeken van zware blauwstenen stukken voorzien moesten worden. De beide „letterstenen" diende hij uit te nemen en een stuk lager (zoals op een verloren gegane tekening aangegeven was) weer inmetselen. Over de opening kwamen leggers van taai eikenhout van 25 bij 30 centimeter, waarover een houten dek gelegd werd. Het hele karwei moest op 31 juli klaar zijn. Glad Door de afplatting van de boog was deze voor het land- Een gezichtsbepalend vriendelijk trio van het Hendrik Kraemer Instituut, Oegstgeest: vanaf links naar rechts dr. Bakker, rector, mevr. Swellengrebel, directrice, en drs. Visser. Nu nog In de steigers, maar volgend jaar weer met een hersteld gelaat. Rechtop gehouden door godsgeloof, idealisme en een beetje avontuurzin. Wat eens de zendeling tout court was, is nu de „werker" in de eerste lijn, met een geestdrift die vooral gericht is op ontwikkelingswerk en „derde wereld". De met deze idealen en opofferingsgezind heid begiftigde mannen en vrouwen treden nu in dienst van zelfstandige kerken en instellingen. Op hun toekom stig arbeidsterrein kunnen zij zich inzetten als predikant voor speciale taken, of als arts, verpleegkundige, land bouwkundige of als techni cus. Voorwaar geen geringe opdrachten. e! onder deze intrigerende pm bekend staande brug epr de Vliet in het Rapen- k-g heeft oude papieren. Al J 26 november 1454 wordt t] genoemd „die nuwe brug- 3» die gemaict is over die l let, gehieten Sinte Jher- j hsbrugge"; er werd toen [j bouwkosten- en onder- Jidsomslag (een „hoefslag") ■litgesteld. Uit de aanduiding 'jeuwe brug" zou opgemaakt hnen worden dat er vroe- geen brug gelegen heeft, jar dat is wel heel erg sim- J geredeneerd. Mogelijk Aft hier zelfs al een brug r?r de Vliet gelegen vóór het j-ein tussen Rapenburg- ^nschuur en Witte Singel- ?^terwoudse singel in 1389 gide stad getrokken werd. an was het Rapenburg itzijde (oneven numme- 3g) een soort dijkje, dat af- "jg langs de Vliet westzijde, h de oostkant van de Vliet een weg, de Zoeterwoud- ireg, die ongeveer bij de neepmakerssteeg de stad jnenkwam. Daar stond toen (eerste) Witte Poort en met J ophaalbrug kon men over □btadssingel, het Rapenburg, Jnen. Die brug, later de hipper Frederiksbrug ge- Hmd, is daar eeuwenlang 'jven liggen, zij het dat hij nfcr verlegd is naar de west- Me van de Vliet in plaats gil de oostzijde waar hij eerst H Dit is altijd een houten Mg gebleven, in tegenstel- jfc tot de Sint Jeroensbrug een van de vroegste ste il bruggen geweest moet 11. De brug die hier al vóór «9 lag of in dat jaar ge- iwd is, zal van hout ge- i ist zijn, maar het is niet jesloten dat de nieuwe i g uit 1454 al van steen i 5. Zo niet, dan zal rond '0 de stenen brug het van i houten voorgangers ge- nnen hebben. it zet te stenen brug heeft daar &gen tot kort na het beleg, erigens speelde hij nog een ine rol bij het ontzet op idagmorgen 3 oktober 1574: ten worden. Dit soort crypti sche en erg kunstmatige ver zen met diepere bedoelingen is een typisch produkt uit de tijd van de renaissance. De Leidse stadssecretaris Jan van Hout is een van de bekendste dichters uit die periode, en ie mand die zijn handschrift en schrijfstijl goed kent ziet er meteen een vrucht van zijn pen in. Zodra men het woord je zuuct leest waar normaliter zoect zou moeten staan, is twijfel haast niet mogelijk - Van Hout gebruikte deze merkwaardige schrijfwijze maar al te vaak. Een toe schrijving van de gedichten aan de bekende Leidse oud heidminnaar en herbergier in „De Wissel" Cornelis van Aecken, zoals sommige histo rici gesuggereerd hebben, is dan ook niet houdbaar. Inspectie Met de fonkelnieuwe brug is het verklaarbaar dat bij de in spectie van april 1578 de on derzoekers oordeelden dat de toestand van „de nieuwe Vlietbrugge - uyttermaten guet" was. En die toestand bleef erg lang uitermate goed. Zo zag tekenaar Jacob Timmermans de Sint Jeroensbrug vanuit zijn woonkamer aan de Vliet, ca. 1800.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1984 | | pagina 5