Lieve goede maag van me, soms kan ik je haten Bits epos over het leven in universitaire kringen F raai uitgevoerde reprodukties van Anton Pieck in betaalbare cassette Nederlandstalige griezelverhalen in verzamelbundels» BOEKEN EcidóeSoinant VRIJDAG 8 JUNI 1984 PAGINA Als een slotakkoordje spreekt een van de belangrijkste per sonages uit „Ernesto'de nieu we roman van Marijke Höwe- ler, aan het eind van het ver haal (happy end, alles goed af gelopen, hoe kan het?) de vol gende zin uit „Van geluk ge sproken. We hebben ook wat nieuws: Rosa's boek wordt uit gegeven, dus bij ons schijnt de zon, niet waar Ernesto?Niet alleen worden hier op een wat grappige manier de drie titels genoemd van de trilogie, die met deze zin wordt besloten ook wordt op spottende wijze de manier aangegeven waarop Marijke Höweler langzamer hand zichzelf in een van haar romanfiguren (Rosa) is gaan verstoppen, waarmee ze haar werkwijze bij het schrijven van deze boeken kon ironise ren. Na „Van geluk gesproken", dat een grote verrassing was toen het bijna twee jaar gele den verscheen, en na „Bij ons schijnt de zon" (aanmerkelijk minder ontvangen door de kritiek) is er nu de voltooiing van deze ironische trilogie van de hand van een daarvoor zo goed als totaal onbekende, die in een grijsverleden ooit eens een roman gepubliceerd scheen te hebben. Marijke Hö weler heeft met dit derde deel „Ernesto" voor een prachtige afsluiting gezorgd, zo sterk dat de gevoelens van teleurstelling die bij het verschijnen van het tweede deel ontstonden, hele maal worden weggevaagd. De drie boeken zijn een heel knap geheel. Hoewel in geen van de drie delen iemand hoofdpersoon is, concentreert het verhaal zich' hier voor een belangrijk deel rond Ernest, het kind dat het gevolg was van de vakantie- relatie tussen Leo de Zeeuw (werkzaam als docent aan de Amerikaanse universiteit) en het zielige meisje Martje, zoals in het eerste deel van de serie verhaald werd. Deze Ernest, de lezer herinnert het zich, werd opgevoed door Thomas (Leo's vader) en zijn Italiaanse levensgezellin, in Italië. Leo de Zeeuw, de losbollige man, die steeds verstrikt raakt in de f>roblemen van universiteit en even, zagen we in het tweede boek vooral als zoon van een oude mevrouw, die alleen stond, en door een tweetal op lichters danig in moeilijkhe den werd gebracht. Intussen was de lezer getuige van de nieuwe relatie die Leo opdeed, met de universiteits-collega Rosa, die in dit nieuwe boek als romanschrijfster begint In dit derde deel verblijft Er- nest in Amsterdam, waar hij medicijnen studeert. Er spelen zich allerlei gebeurtenissen af, op vele niveau's. Zo is er de grote passie die Er- nest opvat voor een docente, de internationaal beroemde professora Louise de Winter, die hij mag vergezellen naar een wetenschappelijk congres in Rome. Intussen heeft de ex- echtgenoót van Leo's zuster (Ernests tante) ziin onduidelij ke homo-erotiscne gevoelens op hinderlijke wijze op hem gericht. Deze heer, Hugo, ge raakt door zijn stuurloos emo tionele leven en door zijn drankzucht, in grote proble men, waar de hospita van Er- nest en ook de werkster van Leo en Rosa de verschrikkelij ke gevolgen van ondervinden. Uit deze kleine opsomming van enkele situaties en ge beurtenissen blijkt de bizarre kleinschaligheid van Marijke Höwelers topografie en we reldbeeld. Hoewel het om Am sterdam gaat, lijkt het Stap horst: op een of andere ge heimzinnige manier heeft alles met alles en iedereen met ie dereen te maken. Hugo's se cretaresse Wil, die graag meer kontakt met haar baas heeft, woont recht tegenover de wo ning van Hugo's voormalige echtgenote, zodat zij door de verhalen over wat zij daar waarneemt (een nieuwe le vensgezel!) de voortdurende aandacht van haar chef kan vasthouden. Louise de Winter, Ernests grote liefde, blijkt een kennelijk zeer subtiele band met zijn grootvader (de in Ita lië wonende Thomas) te heb ben gehad in een ver verle den. Iedereen heeft op noodlottige wijze met iedereen te maken. Dat gaat veel verder dan zich hierboven laat beschrijven. Het is een van de leukste din gen van dit boek, van de drie boeken in hun onderlinge sa menhang als een wetmatig heid, die nauwelijks met het leven zelf te maken heeft, maar in dit wereldje van Ma rijke Höwelers romans steeds harder en overheersender wordt. Dat is bijzonder doel treffend, in dit opzicht blijkt Marijke Höweler een meester in het „rondschrijven" van een intrige, een plot. Beteke nisloze details blijken achteraf van grote betekenis, op geesti ge en ironische manier wordt de lezer ook wel eens even op het verkeerde been gezet, wat dan toch weer mooi terecht komt. De figuur Rosa (in het eerste boek nog een wat flodderig type) is uitgegroeid tot een iro nisch zelfportret van de schrijfster zelf. Rosa's roman, die aan het eind van het derde deel gereed is en gepubliceerd zal gaan worden, geeft een beeld van haar onmiddellijke omgeving, waarbij ze nogal eens mensen op de tenen gaat staan. Regelmatig leest ze haar man, Leo, voor uit haar nieu we bedenksels die ook over hem gaan. Hoe hij (onder een andere naam) daarin dingen beleeft, bevalt hem niet. De grote hoeveelheid van per sonages, de zeer uiteenlopende en vele gebeurtenissen die in de trilogie voorkomen, geven het geheel het karakter van een bits epos. Het heeft meer afstand, meer oog voor de werkelijkheid en voor onge rieflijke situaties die zich in het leven zo vaak voordoen, maar toch is het een soort Peyton Place van het Amster damse universitaire milieu. Dat er plannen zijn om dit iro nische vervolgverhaal te ver filmen, ligt voor de hand. Er zit echter veeleer een langdu rig tv-feuilleton in, dan een speelfilm, al hou je in beide gevallen je hart vast voor de vele subtiliteiten die het ver haal heeft. Overigens: nu dit „Ernesto" er is, blijkt de plaats van het tweede deel veel beter dan een jaar geleden, toen het uitkwam. De teleurstelling die veroorzaakt werd door „Bij ons schijnt de zon" moet het gevolg zijn geweest van het moment van uitbrengen: Een jaar na het eerste succes, zon der dat het briljante vervolg er was, moest dat tweede deel wel een beetje tussen wal en schip vallen. Nu de reeks vol tooid is, blijkt de waarde van dat boek groter dan aanvanke lijk gedacht. JAN VERSTAPPEN Marijke Höweler „Ernesto". Uitgave De Arbeiderspers. Prijs 24,50. De uitgeverij G.F. Callenbach b.v. in Nijkerk heeft voor lief hebbers van Anton Pieck iets bijzonder fraais op de markt gebracht: 36 reprodukties van tekeningen die samen met een wissellijst in een aantrekkelij ke cassette zijn ondergebracht. De bedoeling zal duidelijk zijn: men kan in de wissellijst tel kens een andere tekening op hangen. De reprodukties en de wissellijst meten 30 centimeter in het vierkant. Deze uitgave, „Anton Pieck - tekeningen" getiteld, kost tot 1 augustus 1984 ƒ75,- en na die datum ƒ95,-. Het is met het werk van An ton Pieck als met goede wijn: het behoeft geen krans. De kwaliteit van de tekeningen staat buiten kijf. Het gaat hier bijna uitsluitend om reproduk ties van boekillustraties. Op een apart vel staan alle teke ningen met titel en de boeken waaruit ze afkomstig zijn met het jaar waarin het betreffen de boek werd uitgegeven ver meld. Jammer is, dat bij voorbeeld op de achterkant van de platen de titel niet in kleine lettertjes is vermeld. De volgorde van de platen in de doos correspondeert netjes met die van de titels op het overzicht, maar na veel gebla der kan de boel in de war ra ken. De meeste platen zijn ge makkelijk te herleiden en in een aantal gevallen heeft de tekenaar de titel er zelf al op gezet, maar bij sommige teke ningen kan twijfel ontstaan. Het betreft hier overigens niet de bekende Calvé- en aanver wante tekeningen al is dat genre wel vertegenwoordigd, maar minder populair werk. De cassette bevat voorname lijk stadsgezichten, stillevens en landschapjes. Alle tekenin- fen ademen natuurlijk wel die eel bijzondere en onnavolg bare Pieck-sfeer. Het meest recente boek, waaruit tekenin gen zijn gereproduceerd, da teert van 1960. Wat betreft de kwaliteit van de reprodukties: die is uitste kend. De 12 kleurplaten zijn op wit, glanzend papier ge drukt, de 24 zwartwitrepro- dukties op mat, crèmekleurig papier. De wissellijst is helaas niet voorzien van ontspiegeld glas. En dat is jammer, want nang je zo'n tekening aan een muur waarop veel (kunst)licht valt, dan zie je op zijn Hol lands gezegd geen moer. De prijs van de uitgave lijkt aan de hoge kant. Maar goed beschouwd is die toch alleszins redelijk. Reprodukties zijn al tijd duur, meestal zelfs veel duurder. Nu bezit men voor 75 gulden 36 reprodukties plus een wissellijst. Wanneer we de Deze Anton Pieck-uitgaveij: lijst volledig buiten beschou- door de prijs ook bereikba wing laten, kost één plaat on- voor de gewone man' f~ geveer twee gulden. En dat is, vrouw, bij wie deze kunslr zeker gelet op de kwaliteit van naar zo geliefd is. JLEO HENlI. de reprodukties, spotgoedkoop. Illustratie op de omslag van „Ernesto" Hebben Nederlandstalige au teurs genoeg kwaliteiten in huis om zich te kunnen meten met de grote horror- en fanta- syschrijvers aan de andere kant van de Atlantische Oceaan? Tot voor kort werd verondersteld van niet. Sinds een paar jaar echter, begint er meer waardering te ontstaan voor wat op dit gebied door Nederlandse en Belgische schrijvers wordt gedaan. Een van de beste voorbeelden hiervan is de Belgische grie zelschrijver Eddy Bertin, die aan het eind van de vijftiger, begin zestiger jaren de Neder landse uitgeverijen plat liep met zijn geschriften en naar verluidt in het bezit is van de omvangrijkste collectie afwij zingen ter wereld. Bertin richtte zijn blik daarom op Amerika en verzamelde ook daar een indrukwekkende hoeveelheid „rejection slips", alvorens zijn korte verhalen hun weg vonden in de talrijke horror- en fantasy-tijdschrif- ten. Inmiddels, zo'n kwart eeuw later, moet het in het Engels geschreven werk van Bertin vertaald worden in het Nederlands, omdat zijn verha len onderdeel vormen van bundels met onder meer schrijvers als Stephen King, Ray Bradbury en Robert Bloch. Uitgeverij Loeb, die in zijn fonds een ruime plaats heeft ingeruimd voor dergelijke au teurs, heeft nu een verzamel bundel uitgebracht van Ber- tins opmerkelijkste verhalen. Bertins werk maakt een ui terst gedegen indruk. Korte verhalen met goede plots, meestal verrassend, ondanks de vaak terugkerende thema's van vampiers en uit hun graf opgestane verkeers- en moordslachtoffers. Uit „De griezeligste verhalen van Eddy Bertin" wordt ook dui delijk waaróm zijn werk, al of niet onder een van zijn vele pseudoniemen, in Amerika de waardering krijgt die hier maar niet wilde komen. Mis schien brengt dit boek daar verandering in. Onder hetzelfde thema valt ook het door Sijthoff uitgege ven „Uit den Boze", allemaal korte griezelverhalen van Ne derlandstalige, „literaire" au teurs als Tim Krabbé, Edgar Cairo en Jan Siebelink. Min der gedegen dan het werk van Bertin, die van griezelen dan ook zijn specialiteit heeft ge maakt, maar toch met soms opmerkelijk spannende uit schieters. Bovendien worden er paden betreden die in de traditionele griezelsector zel den of nooit betreden worden. De horror- en fantasylitera- tuur vanuit Amerika is heel „westers" gericht. In Uit den Boze geven met name Edgar Cairo en Marion Bloem aan, dat er ook nog een andere wij ze van griezelen bestaat dan de traditionele zombies, weer wolven en vampiers. De „stille kracht" van Indonesië (Bloem) en de magie van de Surinaam se bosgebieden (Cairo) tonen andere, onvermoede, griezelas pecten, die verfrissend wer ken. Datzelfde geldt voor het verhaal van Marcus Heeresma, die het laat afspelen op een vuilstortplaats in Zuid-Ameri- ka. In het kader van door Neder landers geschreven, soms grie zelige verhalen past verder het door Loeb uitgegeven „Won derlijke, maar waargebeurde verhalen", samengesteld door W.H.M. van der Hout. Helaas blijken de verhalen in de meeste gevallen minder won derlijk dan de titel doet ver moeden. Bovendien wordt de schrijfstijl van Van der Hout gekenmerkt door een tamelijk oubollige taalgebruik, dat ten onrechte op de achterflap ife wordt gekenschetst als „am sant". Het is een bloemlezi van soms opvallende gebeur] nissen bij lustmoordefe scheepsrampen en oplichten praktijken. „WondernjK", e< de zin van ongelooflijk en Is vennatuurlijk, zijn die gebete tenissen echter slechts zeldea! KOOS VAN WBo 1 Eddy Bertin: De griezeligijl verhalen van Eddy Bertn samengesteld door EÏe Lankaster. Uitgeverij Lol 1 Amsterdam. Winkelpitk ƒ29,50. Edgar Cairo, Marcus Heen- ma, Marion Bloem e.a.: den Boze, griezelverhal [I Uitgeverij Sijthoff, Amsi dam. Winkelprijs 24,50. W.H.M. van der Hout: W<, derlijke maar waargebeui verhalen. Uitgeverij Lo Amsterdam. Winkelpr.' ƒ29,50. EETVERSLAVING: JE KUNT ER HEEL GOED VANAF KOMEN „Eetverslaving betekent voort durend problemen hebben met voedsel en de omvang van je lijf. Je ongelukkig voelen met je lichaam, of je nu dik, slank of dun bent; of je nu veel eet of juist weinig". Dat schrijft maatschappelijk werkster Lola Verkuil, mede-oprichtster van de Stichting Eetverslaving en gespecialiseerd in vrouwen werk, in haar onlangs versche nen handleiding om de obses sie, die eetverslavig heet, te lijf te gaan. Wanhoop niet, is haar uiteindelijke boodschap. „Je kurtt er prima vanaf komen. Zo gauw je in de gaten krijgt waar jij nu eigenlijk behoefte aan hebt en wat jij nu eigenlijk voelt, kan het heel goed zijn dat je het voortdurend denken aan en bezig zijn met eten los laat", houdt zij het legertje eet verslaafden voor. Want dat re latief gezien erg veel vrouwen geobsedeerd zijn door voedsel „proppen maar, zoveel je kunt of juist angstvallig elk voedsel weigeren" staat volgens Lola als een paal bo ven water. „Als ik ergens een lezing over eetverslaving hou, zit de zaal altijd bomvol. Bo vendien hoeft er maar iets over gepubliceerd te worden, of er komt een lawine van I brieven op ons af". Lola Verkuil gaf haar boek over „Eetverslaving" als on dertitel mee: „Een handleiding voor vrouwen". Vanwaar die beperking, want zijn er dan geen mannen, die koel- en provisiekast plunderen? „Ik was vanuit mijn eigen ervarin gen bezig met eten en mijn li chaam. Die ervaringen wilde ik doorgeven aan mijn sekse genoten. Natuurlijk zijn er ook eetverslaafde mannen veel en veel minder dan vrouwen overigens maar de proble men van waaruit mannen gaan „eten" liggen heel an ders. Als je gaat kijken naar het moment, waarop vrouwen eetverslaafd worden, dan heeft dat vaak te maken met de positie, die ze in de maat schappij hebben. Vrouwen worden in eerste instantie be oordeeld op hun uiterlijk; mannen op wat ze presteren. Vrouwen zijn ook in 99 van de 100 gevallen verantwoordelijk voor de zorg in het gezin; daarin moet iedereen goed te eten krijgen. Bij vrouwen ligt er dus een veel directere rela tie met voedsel en lichaam", vind Lola. Obsessie Over het startpunt van de ob sessie: „Je zit op een gegeven moment met problemen, die maken dat je je rot voelt en waar je niet mee om kunt gaan. Daar kun je dan ver schillend op reageren. Sommi ge mensen krijgen barstende koppijn: anderen gaan aan de drugs of de alcohol en weer anderen slaan aan het (vr)e- ten. Eten is een vorm van ge zelligheid. Als je een gast wilt laten zien dat hij of zij welkom is, bak je iets lekkers. Op het moment, dat eten dat soort ge voelens oproept, van gezellig heid, liefde en aandacht, kun je al snel in het omgekeerde verzeilen. Omdat je je rot voelt grijp je naar eten, waarmee je hoopt die koestering, dat ge zellige te krijgen. Voor je het weet zit je in de vicieuze cirkel van vreetbuien, walging en vreetbuien". Fragment uit het dagboek van Eline, een eetverslaafde die in Lola's boek aan het woord Lola Verkuil: „Eigen oplossingen zijn 't meest effectief". komt: „Als ik mijn huisarts zou vertellen wat ik zojuist ge geten heb, zou hij me met gro te ogen aankijken. En niet al leen hij, maar ieder „normaal" mens zou me óf niet geloven, óf voor gek verklaren. Als ik er niet zelf bij geweest was, hield ik het ook niet voor mo gelijk Laat eens kijken, even de balans opmaken van deze keer: ik begon met een kop koffie, daarna een stuk of tien grote brokken speculaas, een half pakje chocoladeboter, twee rauwe tartaartjes, twee huzarenslaatjes, anderhalf ons leverkaas, een paar lepels to maten-groentesoep en een hal ve liter magere yoghurt met aardbeien. En ik zit nog niet eens tot de nok toe vol. Ik ben mijn maag weer aardig aan het oprekken. Een paar weken te rug kon ik nog maar de helft van de hoeveelheid van van daag aan Lieve, goede maag van me, soms kan ik je hartgrondig haten. En niet al leen jij, maar mét jou het hele lijf dat aan mij behoort en waar ik geen vrede mee heb". Zelfhulpgroepen In de zelfhulpgroepen, die her en der aan de slag zijn gegaan, wordt geprobeerd de oor sprong van de obsessie op te sporen, maaghonger (de gewo ne „trek") en hoofdhonger (alle behoefte aan eten die niet ontstaat uit puur lichamelijke behoefte) uit elkaar te houden en eigen oplossingen te zoeken om de eetverslaving tegen te gaan. „Vooral eigen oplossin gen, want die zijn veel effec tiever dan wanneer iémand je steeds maar goede raad geeft benadrukt Lola. „Actief luiste ren is beter dan adviseren". De laatste jaren is er bij de medische wetenschap meer begrip gekomen voor eetver slaafden, vindt ze. „Je wordt nu niet meer zo vaak door art sen met een kluitje in het riet gestuurd, in de trant van „Denk eraan mevrouw: elk pondje gaat door het mondje. Hier hebt u weer een nieuwe kuur en ga er maar fijn mee aan de slag". Op het moment dat je eetverslaafd bent, kun je daar onmogelijk mee uit de voeten. Maar vandaag de dag zie je, dat een heleboel artsen om informatie vragen; hun pa tiënten het advies geven naar een zelfhulpgroep te gaan of extra gesprekken met hen aanknopen om meer van de achtergronden aan de weet te komen en daaraan te gaan werken". „Een e'rg belangrijke ontwik keling, want eetverslaving is niet zonder gevaren. Wie niets meer eet, loopt goede kans dood te gaan. Wie na zijn vreetbuien de vinger in de keel steekt of met alle mogelij ke laxeermiddelen het voedsel kwijt probeert te raken, speelt met zijn gezondheid. Ik ben geen arts, maar wat ik wél weet is, dat braken slecht is voor de slokdarm en funest voor je tanden en je keel, al leen al om het gevaar van in fecties. Bovendien verhoogt het gebruik van dit soort mid delen alleen maar je nare ge voel. Het is echt een wan hoopsdaad, waaraan je kunt zien in wat voor paniektoes tand iemand op zo'n moment verkeert. Want (vr)eten geeft nooit de bevrediging, die het lijkt te geven. Het is een zoet houder, net als bij kinderen die als ze gevallen zijn, een snoepje op hun knie krijgen. Het is veel fijner om troosten de armen om je heen te krij gen. Op het moment dat je in de gaten krijgt, dat je met eten allerlei koesterende gevoelens compenseert, kun je de stap nemen om de genegenheid die je zoekt op andere manieren te vinden. Al is het zeker niet ge makkelijk, om iets wat je door de jaren heen hebt „opge bouwd" in een andere richting te buigen. Maar te doen valt het zeker. Laat niemand wan hopen, want dat is zonde van de energie". Eetverslaving. Verslaafd zijn aan (veel) eten. Precies het zelfde? „In geen geval", vindt Lola. „Bij eetverslaving ga ik ervan uit, datje niet eet omdat ie het lekker vindt. Je hebt al leen maar een enorme drang om te eten; het geeft niet wat. Bourgondische typen, die eten omdat ze het lekker vinden, zijn niet eetverslaafd. Ze kun nen dan wel dik worden, maar daar voelen ze zich waar schijnlijk prima onder. Al moet er toch een rood lichtje gaan branden - bij mensen, die vaak erg grote porties naar binnen slaan. Zodra het niet meer om de smaak gaat, maar om de hoeveelheid, kan er iets fout zitten". Het gevaar zit erin, dat door alle publiciteit rond eetversla ving alle dikke vrouwen van die obsessie „verdacht" wor den. „Inderdaad en dat is heel vervelend. Dikke vrouwen krijgen al heel vaak te horen: het wordt tijd dat je aan de slanke lijn doet. Nu er meer bekend is over eetverslaving gaat iedereen hen ook nog eens nawijzen: jij bent zeker eetverslaafd. Laat die mensen toch met rust. Laat ze zelf uit zoeken en bepalen hoe ze wil len zijn". Trevira-jurken Dik zijn en modieus gekleed gaan zijn twee begrippen, die met elkaar in tegenspraak lij ken. Lola Verkuil: „Dat komt vooral doordat je boven maat 42 gedwongen wordt trevira- jurken te dragen met een af schuwelijk streepje of bloeme tje. Daar kun je je toch nooit prettig in voelen. Er zijn wel winkels gespecialiseerd in gro te maten, maar vaak betekent het dat ze trevira-jurken in het rek hebben hangen tot maat 60. En kun je ergens an dere, echt leuke jurken of bloesjes krijgen, dan betaal je je blauw. Prijzen als tweehon derd gulden voor een bloesje en driehonderd gulden voor een doorknoopjurk zijn geen uitzondering. Je kleren zelf maken is vaak het enige dat erop zit. Kortom: een gat in de markt, waar een beetje onder nemend iemand prima op in kan spelen". FRANS VAN DEN BRINK Het boek van Lola Verkuil over eetverslaving kan men bestellen door 23,50 over te maken op giro 350 00 97 t.n.v. A. Verkuil, Amster dam. Sommige boekhandels hebben het boek inmiddels in voorraad. Isolement ondergang voof „Kleine Lord"? in boek Noorse auteur j. Met de Skandinavische rel probeert uitgeverij Agathoii enkele jaren wat meer belaj stelling te wekken voor i grote auteurs uit die lanl met hun, voor buitenland zo charmante, taal doen. L, han Borgen (1902-1979) j een van Noorwegens groot auteurs. In de reeks is nu f- Kleine Lord verkrijgbaar, I indrukwekkende relaas een klein, enigszins verwj; moedersjongetje, dat er t groot plezier in heeft zicht gemeen mogelijk te gedrag Hij minacht zijn leeftijdsgei ten, zijn moeder, zijn ken sen, maar houdt dat vei, zingwekkend goed voor i verborgen. En als er dan sadistisch spoortje doorkcj denken de mensen die het merken altijd dat het aan ligt, en niet aan die aardj vroegwijze Wilfred. Probl< voor de vaderloze jonger echter dat hij zichzelf met houding isoleert, een isolerr dat hij eigenlijk niet aanl; Hij wordt steeds wereldvre1 der, sluit zich af en observ j slechts vanuit zijn eiger bouwde ivoren torentje. fred wordt ziek, geestesz Johan Borgen heeft op i wijze de diepere gedacl van de doodongelukkige 1 fred geschilderd. Een jon die de steun ontbeert van mand die hem aankan. Ad tie en bewondering, ve komt zijn omgeving niet. betekent Wilfreds onderga KOOS VAN W Johan Borgen: Kleine L Uitgeverij Agathon, We Winkelprijs ƒ34,50.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1984 | | pagina 16