„Ik heb een buitengewoon
talent om me bij dit volk
weinig geliefd te maken"
AMSTERDAM De interes
ses van de literaire omnivoor
Boudewijn Büch hebben in
middels een dergelijke om
vang bereikt, dat ze nog
slechts via roofbouw op elk
etmaal aan hun trekken kun
nen komen. De nachtrust is
door hem rigoureus ingekort
tot vier a vijf uur. In de tijd,
die hij daarmee verovert op
Morpheus, tikt hij eerst zijn
gedachten uit op kwartovellen
om daarna tot aan het och
tendkrieken de inhoud van
vijf tot zes boeken tot zich te
nemen. Per tien minuten ver
slindt hij dan gemiddeld hon
derd pagina's, maar als het
een roman betreft daalt zijn
leestempo aanzienlijk en haalt
hij amper zestig bladzijden. Na
een korte, maar doorgaans
verkwikkende slaap bestijgt
hij vervolgens zijn herenrij
wiel en rept zich naar de re
dactieburelen van dag-, week
en maandbladen, waaraan hij
zich als zwervende midvoor
verbonden heeft.
„Ik lijk net een fondsdokter, die
zijn patiënten bezoekt", ventileert
hij in de achterkamer van zijn Am
sterdamse grachtenappartement,
dat hij voor ruim tweeduizend gul
den per maand heeft gehuurd van
een grootschalige huisjesmelker.
„Dat is de enige manier om mijn
eenmans-toko draaiend te houden.
Overdag organiseer ik mijn zaken,
wordt er vergaderd en doe ik mijn
zegje in allerlei commissies, die mij
vanwege mijn heldere oordeel heb
ben ingehuurd. Daarnaast verricht
ik op bepaalde dagen nog wat
werkzaamheden voor het Amster
damse universiteitsblad Folia Civi-
tatis, waar ik nog steeds een vaste
functie heb".
„Als dat achter de rug is fiets ik
naar huis en zet ik de televisie aan.
Wat ik te zien krijg is me om het
even, want ook in televisie-kijken
ben ik onverzadigbaar. Ik ben ver
slaafd aan James-Bondfilms, maar
kijk met evenveel genoegen naar
de kinderkrant van de Evangeli
sche Omroep. Vooral de mensen,
die dat programma presenteren in
trigeren me in hoge mate. Als ik
zoiets bekijk denk ik: ik zou dol
graag televisiekritieken willen
schrijven. Ik ben er van overtuigd,
dat ik het nog leuk zou doen ook.
Het probleem is alleen, dat Gerrit
Komrij indertijd in de NRC het
gras al voor mijn voeten heeft weg
gemaaid. De wijze v/aarop hij de
hansworsten van ons vaderlands
bestel aan de schandpaal nagelde,
valt helaas nauwelijks meer te
overtreffen".
In de gordijnen
Zonder deze. uitlaatklep voor zijn
benard gemoed blijven er voor
Büch gelukkig nog genoeg metho
den over om zijn landgenoten tegen
de haren in te strijken en ze daarna
in de gordijnen te jagen. Het
VARA-televisieprogramma, waarin
hij over boeken praat, ligt vele kij
kers al geruime tijd zwaar op de
maag. Maar ondanks de onthutsend
schamele waardering, die het tot
nog toe heeft geoogst, is zojuist toch
besloten de tegendraadse, bizarre
aanpak van Büch te honoreren met
extra zendtijd.
„Ik heb ook vernomen, dat er in
Nederland mensen zijn, die moeite
hebben met mijn benadering van
boeken", zegt hij geruststellend,
„maar ik peins er niet over er iets
aan te veranderen. De literaire cri
tici in dit land hebben vrijwel zon
der uitzondering de intentie men
sen het lezen van boeken af te le
ren. En dat lukt ze nog aardig bok.
Over lectuur wordt hier op een
volkomen oninteressante, slaapver
wekkende en cryptische wijze ge
schreven en gepraat. Daar wens ik
niet aan mee te doen. In het rijtje
sigaren paffende heren in onge
makkelijke pakken voel ik me
voorlopig nog niet thuis. Als ik in
de Haagse Post lees, wat het "war
hoofd Jaap Goedegebuure over een
boek te melden heeft, begrijp ik
zelfs niet waar hij het over heeft.
Die man ziet waarachtig kans een
boek nog ingewikkelder te maken
dan de schrijver bedoeld heeft. En
dat kan nooit het uitgangspunt
voor een boekbespreking zijn".
„Wat ik probeer is mensen even
enthousiast te maken voor het le
zen van een boek als ik zelf ben.
En dan praat ik niet over een pil
van Proust of James Joyce. Want
de vrouw, die net voedzame soep
heeft gekookt en met nog natte
handen van de afwas voor haar te
levisietoestel plaats neemt, leest
zulke boeken niet. En mocht ik
zo'n dame zo gek weten te maken,
dat ze er toch aan begint, dan voelt
ze zich na het lezen van twee blad
zijden door mij terecht bedonderd.
Want Joyce en Proust worden al
leen door een handjevol Nederlan
ders gepruimd. En de rest snapt
niet eens, waar ze het over heb
ben".
„Ik pak het daarom duidelijk an
ders aan. Geen moeilijke Franse ci
taten, die ik zelf amper uit mijn
strot krijg. Ook geen verhandeling
over een volslagen onbekende
Duitse poëet. Maar wel aandacht
voor „Help, de dokter verzuipt"
van Toon Kortooms. Dat doe ik dus
in mijn blootje vanuit een badkuip.
Met een bedoeling uiteraard. Want
zo'n presentatie herinneren ze zich
morgen nog glashelder. Daar wordt
op het werk en in de kantoortuin
uitgebreid over gediscussieerd.
„Heb je Büch gisteravond nog ge
zien?". En daar gaat het me om. Ik
spreek ze niet in het Latijn toe,
maar ga ook niet op mijn knieën
smeken of ze asjeblieft willen gaan
lezen. Het is graag of niet. Ik pro
beer alleen aanschouwelijk te ma
ken dat lezen zéér de moeite waard
is".
Rancune
Als schrijver van een almaar uitdij
ende reeks boeken denkt hij daar
bij ook sterk aan zijn eigen porte
monnee. „Ik heb een kleine groep
mensen verzameld, die mijn werk
waanzinnig bewondert" meldt hij
stootvast, „en dat ondanks de ver
nietigende kritieken, waarmee
mijn boeken doorgaans onder vuur
worden genomen. Zulke kritieken
verontrusten me overigens niet in
het minst. Want ik ken mij'n pap
penheimers en hun rancunes. In
Nederland heeft nu vrijwel iedere
schrijver zijn eigen rubriek in
krant of weekblad. En als je niet bij
de heren in de pul valt, is het voor
hen een klein kunstje je met de
grond gelijk te maken. Dat weet ik
toevallig uit eigen ervaring. Nou, ze
gaan hun gang maar. Als ik ieder
een moet gaan haten, die ooit een
boek van mij slecht heeft bespro
ken, houd ik niemand meer over
om tegen te praten".
„Ik verbaas me trouwens steeds
meer over de boze reacties van
mensen. Ik vertoon me zelden of
Maar toch staat er naast de machi
nist een stoker op de loc. Dat vind
ik een ontroerend gezicht".
„In de Engelse warenhuizen en
dan bedoel ik niet Harrods, maar
de echte volkswinkels in de pro
vinciesteden loop je ook nog
steeds over etages vol spullen, die
U;rder alleen, nog in Oost-Duits-
kunt kopen. Ik zag bijvoor
beeld gloednieuwe zand-, zeep- en
sodastellen. Dat soort keukengerei
is bij mijn weten door mijn groot
moeder indertijd al aan de vuilnis
man meegegeven. Ook dat is een
wonderlijke belevenis".
„Zulke ervaringen heb ik beslist
nodig om te kunnen begrijpen, hoe
een schrijver in elkaar zit. Alleen
zijn werk is belangrijk, zeggen de
meesten, het gaat om zijn proza,
zijn poëzie. Natuurlijk is dat be
langrijk. Maar gelukkig zijn er ge
noeg mensen, die zich daarmee be
zig willen houden. Ik vind het be
langrijker te weten in welk huis op
de Westermarkt in Amsterdam Bil-
derdijk gewoond heeft. En op die
gevel moet op korte termijn een ge
denksteen worden gemetseld. Als
het aan mij ligt wordt Nederland
volgehangen met dergelijke pla
quettes en gedenkplaten. Laat an
deren dan maar het Vestdijk-on
derzoek voor hun rekening nemen
en de verzen van Slauerhoff en
Marsman uitvlooien".
Faun
Büch, die tijdens het gesprek gaan
deweg is gaan ogen als een boosaar
dige faun, die vol ongeduld het mo
ment verbeidt, waarop de ander in
de fout zal gaan, heeft inmniddels
de oogst van zijn recente omzwer
vingen, studies en waarnemingen
alweer gebundeld in drie boeken,
die binnenkort zullen verschijnen.
Zijn pelgrimstocht langs beroemde
bibliotheken in vele werelddelen
leverde „Bibliotheken" op, waarin
hij gedetailleerd beschrijft wat zijn
arendsoog heeft geregistreerd in
eerbiedwaardige tempels, die kreu
nen onder doorgaans aangevreten
folianten. Een reis langs een aantal
excentrieke figuren uit de Neder
landse samenleving resulteerde in
een verzamelbundel en zijn kort
stondige terugkeer naar het dorp
van zijn jeugd beschrijft hij hart
verscheurend in „Weerzien met
Wassenaar". Gelet op de inhoud
van dit laatste boek heeft hij de
krappe borst vast nat gemaakt voor
de snijdende commentaren van fa
milieleden, met name van zijn
moeder, die de carrière van haar
eigenzinnige zoon toch al met ge
fronste wenkbrauwen en een be
vreesd gemoed volgt. „Ik heb mijn
jeugdherinneringen lange tijd links
laten liggen", verontschuldigt hij
zich bij voorbaat, „maar ik kan om
wille van een moeder mijn carrière
niet opschorten totdat ik negentig
ben. Het moest er maar eens van
komen".
Veelzijdig
In zijn paspoort wordt als beroep
„dichter" opgegeven. „En dat ben
ik vóór alles", roept hij bezwerend,
„ofschoon het er de laatste tijd nietl
meer zo vaak van komt. Drie ver
zen per jaar is al veel. Dat komt
door die gigantische veelzijdigheid
van me Daarmee breng ik niet al
leen anderen in verwarring maar
ook mezelf. Er wordt vaak geroe
pen, dat je je geen dichter mag noe
men als je je ook met de journalis
tiek bezighoudt. Maar dat zeggen ze
uit pedanterie. Zelf kronkelen ze in
armoe en klagen ze, dat ze niet van
hun pen kunnen leven. Daarom
kunnen ze het niet verkroppen, dat
ik fraaie gedichten schrijf en daar
naast alles doe, wat je op literair
gebied maar kunt verzinnen. Als
het moet ga ik trouwens morgen
met evenveel animo borden wassen
in een restaurant. Mij krijgen ze
echt niet kapot".
„Wat stellen Nederlandse dichters
in het algemeen trouwens voor?
Roland Holst wordt „de prins der
dichters" genoemd. Maar ik ben er
van overtuigd, dat hij zwaar over-
schat wordt en vroeg of laat van
zijn voetstuk dondert. En wat zeg je
van die tang uit het Oosten, Ida
Gerhardt, die maar blijft klagen,
dat ze niet erkend wordt? Terwijl
ze nota bene alle prijzen heeft ge
kregen, die er te vergeven zijn".
„Gerhardt heeft in elk geval nog
een paar mooie verzen gemaakt.
En dat heeft een dame als Elly de
Waard nooit gepresteerd. Als ik
morgen rondbazuin dat ik lesbisch
ben, verkoop ik ook gegarandeerd
vijf maal zoveel bundels als nu.
Elly de Waard? Dat is echt niks.
Shit, anders schrijft ze niet".
Geliefd
Vlak voor het afscheid zegt hij nog: j
„Ik weet, dat er op me geloerd t
wordt. Als ze me morgen ergens op j
kunnen vangen zullen ze het niet
laten. Maar als ze denken, dat ik
terugsla vergissen ze zich. Want
daar ben ik net even te chique
voor. Ik doe het wel met woorden".
„Ik zal ook geen poging onderne- j
men om me alsnog geliefd te ma-J
ken. Ik weet precies wat je daar-|
voor moet doen. Maar ik bepaal lie- j
ver zelf, hoe ik mijn zaken aanpak, j
Voorlopig heb ik alle korte gedin
gen, die tegen mij zijn aangespan
nen, glansrijk gewonnen. Met uit-'
zondering van een klacht, die be-J
handeld werd door de Raad voor
de Journalistiek. Maar wat stelt die'
raad nou helemaal voor? Ik ben:
niet eens aangesloten bij de journa-
listenbond. Ik ben alleen lid vam
het Goethe-gezelsehap".
„Als je overigens mocht denken,
dat iedereen tegen me is, heb je het
mis. Ik ken wel degelijk ook men
sen, die mij helemaal zien zitten.
Laatst kreeg ik nog een brief van
een zestienjarig meisje, die mij een
diepe blos bezorgde. Maar wat moet
je daar nu mee aan? Ik heb niks
aan een zestienjarig meisje. Ik heb
trouwens een stuk tegen Doe Maar
geschreven. Het zit er dus dik in,
dat ik die fan inmiddels kwijt ben".
LEO THURING
P.S.: Büch weet ook alles van de
Eerste Wereldoorlog en van het
verschijnsel Rock 'n Roll, waarover
hij binnenkort een televisieserie
gaat maken. Maar dit terzijde.
nooit in openbare gelegenheden en
heb geen tijd voor feestjes of slemp
partijen, waarbij ik het meubilair
kort en klein sla. En toch word ik
op straat door wildvreemden uitge
scholden en blijken er lieden te
zijn, die mij buitensporig haten. De
meesten van hen hebben niet eens
een boek van me gelezen. Dus daar
kan het niet aan liggen. Nu kan ik
me voorstellen, dat een schrijver of
dichter, over wie ik me in een arti
kel laatdunkend heb uitgelaten,
geen hoge pet van me op heeft.
Maar wat bezielt in vredesnaam
een man in Utrecht, die me een
trap geeft en die ik op dat moment
voor het eerst in mijn leven onder
ogen krijg? Dat intrigeert me zeer.
Daaruit moet ik wel de conclusie
trekken dat ik een buitengewoon
talent bezit om me bij dit volk wei
nig geliefd te maken. Ik blijf dus
rellen naar me toe trekken. Sinds
ik via de media terugmep, loopt het
helemaal de spuigaten uit. Ik moet
er daarom maar aan geloven: ik
ben hard op weg een fenomeen te
worden".
Geheim
Om zich te wapenen tegen onver
hoedse aanvallen van schuimbek
kende vaderlanders heeft Büch
kort geleden een geheim telefoon
nummer gekregen, dat in eerste in
stantie toegang geeft tot een ant
woordapparaat. Uit die zeef selec
teert hij achteraf op zijn dooie ge
mak de verzoeken, die hij een
weerwoord waard acht. „Ik zou na
tuurlijk ook naar het platteland
kunnen vluchten, waar niemand
mij kent", bedenkt hij opeens,
„maar ik vraag me af, of zo'n ver
huizing een duurzame oplossing
biedt. Jeroen Brouwers heeft het
ook gedaan. Die trok zich diep in
de provincie terug, maar de boe-
renbehuizing, waar hij zich in ver
school, blijkt deel uit te maken van
een route, die met grote regelmaat
verkend wordt door deelnemers
aan autorally's. Een van de op
drachten, die ze meekrijgen, is:
„Beschrijf het huis van de bekende
auteur Jeroen Brouwers". Voordat
hij daar kwam wonen lieten de sa
menstellers van dat soort rally's al
leen het huis opsporen van Albert
Mol, die even verderop woont.
Voor die mensen is het dus een uit
komst, dat Brouwers er is komen
wonen".
Daar komt nog bij, dat Büch op het
platteland niks te zoeken heeft. De
ergernis, die de brandstof levert
voor zijn schrijfdrift, vindt hij im
mers alleen in voldoende mate tij
dens zijn zwerftochten te voet of
per fiets door Amsterdam. „Ik
word echt niet boos", zegt hij ver
goelijkend, „ik wind me ook niet
op, maar ik erger me wel de hele
dag. Ik hoef maar om me heen te
kijken en ik zie overal de hopen el
lende hoog opgetast. Wat dat be
treft ben ik dus een echte journa
list. Als er ergens in de stad een op
loop is, versnel ik gelijk de pas en
dring ik me naar voren. Want ik
wil overal met mijn neus bovenop
staan".
„In Parijs ben ik eens hard achter
een brandweerwagen met gillende
sirene aangelopen. Ik wilde per se
weten wat er aan de hand was. Is
dat nou geen schattige reactie? En
als straks de blusboot Jan van der
Heyden langs komt, ben ik gega-
randèerd ook niet meer te houden.
Spijtig voor jou, maar dan is Büch
toch echt vertrokken".
Schimmen
Datzelfde gevaar zit er ook dik in
als hij jacht maakt op de schimmen
van schrijvers, die hem intrigeren.
Dan pakt hij zonder dralen zijn
koffer met schoon ondergoed en
volgt hun grillige sporen dwars
over de aardbol tot aan hun verla
ten graf op een overwoekerde
dodenakker. Ooit heeft zijn vader
hem voorgelezen uit de boeken van
Goethe en hem daarbij voorgehou
den: „Duitsland is een bar slecht
land, mijn jongen. En het Duitse
volk deugt niet. Maar houdt Goe
the in godsnaam in ere. Want hij is
echt de allergrootste".
Dat heelt de zoon zich toen sterk
aangetrokken. Als zestienjarige
ging hij reeds gezwind op zijn fiets
achter de dolende Goethe aan en
verzamelde boeken van en over
deze Germaanse gigant. Tijdens
zijn vele speurtochten langs rom
melmarkten en antiquariaten heeft
hij tot nog toe tienduizend kostbare
drukken achterhaald. En ofschoon
hij daarmee al de grootste Goethe-
bibliotheek van Nederland heeft,
gaat hij onverdroten door. Want
helaas weet hij, dat er ruim één
miljoen publikaties over Goethe
zijn verschenen. En daarvan wil hij
voor zijn dood de helft hebben ge
lezen. Een utopie uiteraard. Maar je
moet er maar van bezeten zijn.
„Ik ben een freak", geeft hij groot
moedig toe, „als ik in iemand geïn
teresseerd ben, rust ik niet, voordat
ik alles over hem weet en met ei
gen ogen heb gezien, waar hij ge
leefd heeft. Ik heb ooit een foto ge
zien van de componist Ravel, die
genomen was op een strandje in
Frankrijk. Omdat die man me in
trigeert, wilde ik ook naar die plek
toe. De fotograaf, die met me mee
was gegaan, werd er compleet gek
van. Wat begrijpelijk was, want je
zult maar opgescheept worden met
een krankzinnige detaillist, die gi
gantische wandelingen maakt en
peilloos hoge toppen beklimt met
als enige bedoeling een korte wijle
te kunnen mediteren bij het graf
van een geliefde schrijver".
Sterspot
„Is er trouwens iets mooiers te be
denken dan reizen, waar je achter
af over mag schrijven? Ik ben drie
maal over de aardbol gesjeesd om
uiteindelijk in Oceanië te belanden,
waar de natuur inderdaad zo fraai
is als op de Sterspot van Bounty.
Dat is een ervaring, waar miljoe
nen alleen van mogen dromen.
Maar ik sta daar wel in mijn spij
kerbroek en kijk mijn ogen uit".
„Omdat ik toch in de buurt was
ben ik nog gauw even overgesto
ken naar de republiek Nauru, die
bestaat uit een eiland met één weg
dwars door een kaal landschap vol
vogelpoep. De president zelf heeft
me rondgereden in zijn Rolls Royce
en vloog daarna met me terug naar
Melbourne, waar hij met de gehele
bevolking van Nauru, zijnde 260
mensen, in een flatgebouw woont.
Die mensen krijgen allemaal een
ton per jaar en voor hun kinderen
ligt er nog eens een miljoen te
wachten. Dat fortuin hebben ze te
danken aan de vogelpoep, die van
het eiland wordt geschept en als
mest een hoop geld opbrengt. Daar
gaan ze net zolang mee door totdat
het eiland, naar schatting in het
jaar 2000, onder het zeeoppervlak
verdwenen is".
„Kort geleden ben ik ook nog even
in Engeland geweest. Het is een
krankzinnig land, dat eigenlijk niet
zou mogen bestaan. Maar ik ben
wel blij, dat het er nog steeds is.
Waar zou ik anders heen moeten
om een trein te zien rijden, die li-
nea recta uit de achttiende eeuw is
komen opstomen? Er zijn in de wij
de omtrek geen kolen te bekennen.
Desnoods met een
fles vol spiritualiën
aan de mond en ver
sierd met passende
symbolen presen
teert Boudewijn
Büch het VARA-tele
visieprogramma.