hebben eb en vloed veel gladgestreken In Normandië I inaie Veertig jaar na D-day ZATERDAG 2 JUNI 1984 J Fruits de mer, het ooft van de |j zee, laat zich in Normandië smaken als vanouds sinds de vissersboten weer vrij spel hebben boven verzonken wrakken. De opvarenden krij- J gen geen wapentuig meer in hun netten zoals in de eerste -jaren na JOUR J, de Franse i code voor D-Day. Glinsterend 'f als paarlemoer liggen de schaal- en schelpdieren op de I plateaus in dozijnen restau- g rants tussen Cherbourg en Ca- lais. Er is aan deze kusten weinig meer te zien van de 500.000 versperringen die de J Duitsers hadden opgeworpen. De vier miljoen mijnen van de c Atlantische Wal zijn gede monteerd of alsnog uit elkaar •i gebarsten, dood en verderf zaaiend onder de opruimings- J ploegen van krijgsgevange- j nen. 1 In zijn woning te Hérouville-Saint- Clair bij Caen vraagt M. Herbert Grimm respect voor deze vergeten slachtoffers. De Duitse tankcom- mandant van weleer, getrouwd met een Fran^aise en zelf ook officieel onderdaan van de republiek, ver telt geen sprookjes. Onder zijn be- j vel heeft zo'n brigade des doods, 3 twintig man sterk, de Normandi- sche stranden van mijnen gezui- 'j verd. Toen dit karwei tot een goed 3 einde was gebracht waren er nog vijf in leven. ïj Verzonken tanks 'J Grimm is een van de miljoenen, P wier herinneringen in 1984 beelden e te zien geven als op ons televisie- r scherm, wanneer dat de flikkeren- 1 de H. van herhaling en sterk ver- traagde opnamen vertoont. Ze wor den elk jaar waziger. De zee geeft veel te raden aan het strand van Calvados. Vissersbootjes dobberen boven de sector in Het Kanaal voor Omaha Beach, waar 27 tanks als ej frivole danseressen ten onder zijn I gegaan, met hoog opbollende petti- u coats. „Char a Jupe" noemden de Fran- sen deze zelfvarende kolossen, tanks met een rok aan. Maar het canvas omhulsel dat hen drijvende moest houden was niet altijd be- a stand tegen de zware deining. Het zal in dit herdenkingsjaar moeite kosten, om deze en andere rampen I op de juiste wijze te interpreteren. Overal aan de invasiestranden heb- II ben eb en vloed alles gladgestre- 1 ken, met uitzondering slechts van Jj een enkel roestig obstakel, dat mag j* blijven getuigen van de teutoonse overmoed. 'T Op Utah Beach, pal achter het nieuwe gedenkteken dat op 6 juni, volgende week woensdag, door president Reagan onthuld zal wor- den, herinneren fleurige parasols aan de valschermen, die in het ach- terland zijn neergedaald. Dorpsjon- gens uit Sainte Marie du Mont be- spieden er de baadsters, terwijl b even verderop nog koortsachtig ge- i werkt wordt aan het nieuwe oor- logsmuseum. De pastoors en aalmoezeniers die in Normandië zoveel dodenmissen ge lezen hebben, zien hun machteloze woorden van troost bewaarheid: het leven gaat verder.' Tussen de 1 9.368 rechtop staande grafstenen van Italiaans marmer op de be graafplaats te Colleville sur Mer J loopt een man, die hier iets te zoe ken heeft. Een van de inscripties op deze zerken eert zijn gesneuvel de broer, een soldaat uit Illinois, USA. Als zovelen droeg hij altijd zijn paternoster om de hals. Gedeelde smart I Dit bidsnoer, keurig opgestuurd naar de nabestaanden, hanteert de I bezoeker als een wichelroede, ge reed om uit te slaan boven het ge zochte graf. Hij heeft zijn vrouw meegenomen naar de plaats des on- heils. Zij was destijds de verloofde van de 21-jarige broer, gedood in het bloedige gevecht op Omaha Beach. „Toen ben ik maar met haar ge trouwd", aldus de man met de ro zenkrans. „Op die manier zullen wij hem nooit vergeten. Gezamen lijke herinneringen, you know, ge deelde smart". De tijd heelt alle wonden, zij het dat een diepe ont- tj roering de Amerikaan overmees- il j tert, als hij hoort van de 33 graven ar] op Colleville, waarin twee broers hi zij aan zij op de dag des oordeels v, wachten. Bij de ingang vraagt een bordje n „Respect and Silence". Een meisje zj gehoorzaamt aan deze zachte wenk, 11 door met een walkman op het st, hoofd rond te lopen in de loggia's dt en de eretuin voor 1.457 vermisten. n| Het ritme van de muziek voor soli- i tairen inspireert haar lichaam. Een J arm zwaait omhoog. Op de treden i ij van een monument, dat er uitziet als een regeringsgebouw in Was- 1 hington, bedwingt zij discreet het Een gedenkteken in de buurt van Caen, geplaatst ter nagedachtenis van twintig Canadese soldaten die daar in krijgsgevangenschap raak ten en het leven lieten. WFm Inwoners van de stad Caen kijken toe hoe een bulldozer de puinhoop in de hoofdstraat opruimt. De foto is genomen in invasie. noch strategische achtergronden van D-Day en wat er op volgde. Zij onderschrijven gemakshalve maar de conclusie „Gott hat das letzte Wort" op het monument van de be graafplaats „La Cambe" tussen Bayeux en Isigne. Voor de toe gangspoort staat een BMW 235 in de duurste uitvoering, met het nummerbord KH-PP-32. Twee zes tigers uit Karlsruhe zijn terugge keerd naar het slagveld, zonder ro zenkrans of vrouw. Wapenbroeder Omdat zij op zoek zijn naar de gra ven van acht kameraden, wacht hun veel speurwerk. In de stemmi ge aula raadplegen zij boek na boek met namen en nummers. „Ik had een wapenbroeder, nu heb ik hem niet meer". Meeuwen krijsen bo ven de graven van 21.600 gesneu velde Duitsers. Een door Franse schoolkinderen geplante conifeer wil van geen vergiffenissymboliek weten en laat voortijdig de citroen gele bladeren vallen. Duitsers, nie mand die in Normandië de weg te-- rug wil volgen, kan om hen heen. Grimm is hier achtergebleven met honderden lotgenoten, soms trouw gebleven aan Beierse hoed en ja- gersjas en verenigd in organisaties die zich strijdbaar opstellen, zij het nu voor de uitkering van hogere pensioenen, enzovoort. Maar méér dan de levende spreken dode of spoorloos verdwenen Duitsers tot de verbeelding. Wie weet waar Werner Pluskat woont? Niemand die „De langste dag" van Cornelius Ryan heeft ge lezen, kan zich onttrekken aan het verlangen op zoek te gaan naar zijn bunker. Miljoenen mensen hebben door de ogen van deze militair de invasievloot zien opdoemen aan de einder, stil en angstaanjagend, als een bovenaards verschijnsel. De majoor dankt zijn rol in dit dra ma uitsluitend aan de manier, waarop deze schrijver hem daar neergezet heeft met zijn verrekij ker, tureluurs en humeurig door het vergeefse spieden over de lege zee. Als Johannes op Patmos ziet hij dan opeens de grote en vreselij ke dag des oordeels aanbreken. Ry- ans boek en de film die in juni als „Le Jour le Plus Long" ver toond zal worden op een gigantisch scherm heeft veel bezoekers ge programmeerd. Ryans aandacht voor het detail heeft naamloze mensen voor altijd een gezicht gegeven en dorpjes ver lost van hun onbeduidendheid. John Steele, eens in de touwen van zijn parachute bungelend aan de kerktoren van Sainte Mère Eglise, dankt aan deze selectie zijn roem, hoewel hij moest berusten in een anti-climax door anno 1969 thuis in zijn bed te Metropolis aan kanker te overlijden. Rommel Werner Pluskat, John Steele en luitenant George Honour, comman dant van de mini-onderzeeër X23 voor Quistreham, vertellen meer over de invasie dan welke poging ook om dit inferno compleet te be schrijven. En Rommel zal altijd naar huis blijven rijden, met naast zich die peau de suède schoenen, maat 38, voor zijn jarige vrouw, op het moment dat er over zijn lot be slist wordt. Naarmate de tijd voortschrijdt zul len ook deze portretten verbleken. Zal men eeuwen later ooit het in vasieschouwspel gadeslaan met de zelfde bevreemding, die wij nu er varen voor een schilderij, waarop de Slag bij Trafalgar is afgebeeld of Napoleons nederlaag bij de Berezi na? Abstracties nemen de plaats in van een werkelijkheid die lang zaam verbleekt, zoals veel schok kende episoden uit de Eerste We reldoorlog reeds vaag en diffuus zijn geworden. Spookbeelden. Nu al is dc geschiedenis bezig correc ties aan te brengen op de exclusivi teit van de grootste operatie uit de krijgsgeschiedenis in 1944. Tragi sche misverstanden, blunders, ver keerde prognoses en andere feilen worden scherper belicht, nu de roes van de overwinning is bekoeld. Er worden vergelijkingen getroffen tussen de 10.000 doden (volgens an dere bronnen waren het er veel minder) van D-Day en het dag rantsoen van de dood aan de Som- me en bij Verdun. Twintigduizend parmantige Britten die zich op één dag lieten neermaaien, keurig in het gelid en op het ritme van de piepende doedelzak, wie kan zich daarbij nog iets voorstellen? De Somme, Verdun, ze worden ge noemd in relatie met de Slag om Normandië, hoewel niemand de zinloosheid van deze slachtingen tussen 1914 en 1918 zal durven ver gelijken met de bevrijding van Eu ropa, waar aan een satanisch regi me een einde moest worden ge maakt. Willems dijbeen Normandië gaat veel verder terug in de geschiedenis om het droeve relaas van eb en vloed in de oor logsmisère te illustreren. In de ka thedraal St. Etienne te Caen ligt de bevelhebber van een klassieke in vasie begraven: Willem de Verove raar. Bij een onlangs gehouden in spectie bleek zijn praalgroeve nog maar één dijbeen te bevatten. Het is ijlings overgebracht naar de ste delijke universiteit en daar blootge steld aan bestralingen en andere onderzoeksmethoden. Op grond daarvan is al vastgesteld, dat deze ridder zonder vrees of blaam niet langer is geweest dan 1.50 meter. Met uitzondering van enkele histo rici en andere geleerden, wordt niemand daar wijzer van. Maar het departement Calvados gaat in dit herdenkingsjaar („de grootste in ternationale toeristische attractie in 1984") garen spinnen uit deze ver binding tussen het nabije en zeer verre verleden. In dezelfde kathedraal hebben dui zenden bewoners van Caen een toevlucht gezocht tijdens de bom bardementen. Weifelend tussen dankbaarheid en verbittering heeft de tot een metropool uitgegroeide stad veertig jaar geworsteld met een trauma. Waren ze wel hard no dig, die genadeloze bombardemen ten en is het aantal slachtoffers be perkt gebleven tot drieduizend? Waren het er meer of minder en lag de stad voor drie kwart in puin of voor vijftig procent? Dr. Serge Goguel, lintje in het knoopsgat en residerend achter zijn bureau in een vorstelijke spreekkamer, kan er geen antwoord op geven, hoewel hij toch nauw betrokken was bij de zorg voor de burgerbevolking en het verzet. En als zo'n eerbied waardige „Stomatologiote Honorai re", enzovoort, het niet weet, wie zal dan de waarheid kunnen ver tellen over het lijden van Caen? Het is of de stad nu pas ontwaakt uit een verdoving. Voor het eerst wordt op een grootscheepse wijze deelgenomen aan de herdenkings feesten, die reeds elke 6e juni de aandacht vroegen. Invasie anno 1066 Willem de Veroveraars dijbeen is een schamel bezit, vergeleken met het erfgoed van zijn vrouw Mathil- de en haar hofdames. Zij hebben een invasie bij elkaar geborduurd die zich op aandoenlijke wijze laat vergelijken met de „Operatie Over lord". In 1984 worden daarom veel meer dan het gemiddelde aantal bezoekers van 500.000 per jaar ver wacht om zich in Bayeux te verga pen aan de wereldberoemde tapis serie. Steek na steek op dit zeventig me ter lange tapijt voert de beschou wers terug naar deze invasie in om gekeerde richting over Het Kanaal in het jaar 1066. In het plaatsje waar de golven nu de .restanten van „Mulberry" bespoelen, werden negen eeuwen geleden houten bootjes gebouwd voor Williams vloot. En in de op zijn bevel verre zen „Abbey des Hommes" wordt deze maand een oecumenische dienst gehouden, ter herdenking van de gevallenen op D-Day 1944. De borduursters van dit middel eeuws stripverhaal („Telle du Con quest", het linnen van de verove ring) wisten met naald en draad ongeveer hetzelfde te bereiken als Cornelis Ryan in zijn kroniek van de invasie door hun liefde voor het detail. Zij hebben een vijandelijke Pluskat op de uitkijk gezet achter een boegbeeld, als een van de 626 personen, die hun universum be volken. Rommelpeau de suède schoentjes voor zijn jarige vrouw. Het zijn doorgaans spichtige, ner veuze mannetjes, in heftige ge moedsbeweging, vergezeld van 190 paarden, 35 honden (soms stijf als een plank meegevoerd in de armen van het baasje) en 500 andere die ren. Steigerend op de golven varen hun bootjes naar de invasiestran den, waar de verdedigers bestookt worden met pijl en boog. Zo schrijdt de beschaving voort. Ook ik Bayeux, waar twee werel den elkaar ontmoeten, zo blijkt uit de Britse begraafplaats met 3.934 gesneuvelden van 1944 en het mo derne museum, gewijd aan de Slag in Normandië. Oude documentaires worden daar vertoond op video, er flitsen lampjes aan en uit en tanks hebben op het voorterrein hun sok kels beklommen. Mathildes meesterwerk zou hier uit de toon vallen. Haar motorisch ge stoorde stripfiguurtjes hebben hun taak overgedragen aan 85 etalage poppen, die doodsbleek en met sta rende ogen hun demonstratie-uni formen dragen, behangen met het daarbij passende wapentuig. Dat deze stramme gipsbeelden toch buigzaam zijn wordt bewezen in het museum te Sainte Mère Eglise, gewijd aan de luchtlandingstroe pen. Zij hebben daar plaats geno men in een echte glider, het pronk stuk van de expositie. Wie dit vliegtuig betreedt ziet hen in het halfduister op hun stoelen zitten, het hoofd schuin op de romp en als parachutisten van vlees en bloed gereed voor de sprong. LEO J. LEEUWIS i Op de grootste begraafplaats in Normandië, La Cambe, liggen 21.600 gesneuvelde Duitsers begraven. danspasje, dat haar even deed op veren. Zij wordt gadegeslagen door een bronzen sculptuur van bijna tien meter hoog, omschreven als „The Spirit of American Youth". Niet ver van dit dynamische tweetal ontstijgt een rots aan de zee: „Poin te du Hoe", het legendarische ade laarsnest op D-Day, bestormd door 225 commando's. Waar monumen ten te kort schieten in zeggings kracht, wordt de realiteit te hulp geroepen. De gruwel der verwoesting moet voor een schokeffect zorgen op deze fel omstreden klip, dertig me ter boven de golven, waar alles ge laten is zoals het was op de avond van de langste dag. Maar struiken met hun toortsen van gele bloemen maken de bomtrechters minder diep en camoufleren in puin ge schoten bunkers. Walsen zijn drif tig in de weer met het plaveien van weggetjes voor hoge bezoekers op 6 juni. Middeleeuws In afwachting daarvan omzwer men schoolkinderen de verbrijzel de kazematten. Het jaartallenboek je voert hen terug naar de middel eeuwen, toen mannen langs tou wen en op ladders muren beklom men, terwijl de vijand kokend pek op hen deed neerdalen of vlam mende, in teer gedrenkte kransen. Maar zo barbaars is er niet gevoch ten op „Pointe du Hoe". De Duit sers verdedigden zich tegen de klimmers met efficiënte machine geweren en genoeg handgranaten, om meer dan de helft van de aan vallers te doen sneuvelen. Een reusachtig betonnen gevaarte pal boven het strand heeft nauwe lijks schade opgelopen en leent zich voor bezichtiging. Wie huiverend terugkeert uit de gewelven, eert de nagedachtenis van deze dappere „Rangers" bij een uit graniet ge houwen piek, scherp als een lans, die zich triomfantelijk verheft bo ven de lege kazemat. „Pointe du Hoe", een speerpunt in het epos van de invasie, is dat de betekenis van dit sobere monu ment? Op steeds meer vragen wordt na veertig jaar een minder duidelijk antwoord gegeven dan voorheen. In zijn kantoor van het „Musée du Débarquement" te Ar- romanches heeft directeur Jean Noël zich omringd met vrijwel alle boeken, die over de invasie zijn ge- "ireven. Hij schat hun aantal op kleine 1.500. In deze nog steeds groeiende bibliotheek ontdekken politici en militairen veel tegen strijdigheden, nu de tijd voor een afstandelijke nabeschouwing is aangebroken. Jean Noël zou daar veel aan toe kunnen voegen, over de politieke strijd, die in Frankrijk vooraf is gegaan aan dit herden kingsjaar en het daarbij behorende ceremonieel. Hij wenst zich daar niet over uit te laten. De machtige Raymond Triboulet, president van het „Comité du Débarquement" heeft veel klippen moeten omzei len tijdens de organisatie, daar is geen twijfel aan. De Gaulle Volgende week woensdag, 's mor gens om elf uur, zal hij in dit mu seum koningin Elizabeth rondlei den. Misschien zal op deze gedenk waardige dag een grote, onverzette lijke generaal zijn schaduw werpen over de invastiestranden. Het is zeer de vraag of de heropvoering van wijlen Charles de Gaulles glo rieuze intrede te Bayeux op 14 juni a.s. aangename herinneringen zal oproepen bij alle staatshoofden. Veertig jaar geleden kwam De Gaulle op genoemde datum in Nor mandië aan, ter plaatse waar nu een monument aan deze debarkatie herinnert. De arrogante proclama tie waarmee hij op D-Day het geal lieerde communiqué doorkruiste en de invasie annexeerde voor de „grandeur" van Frankrijk, ligt ve len nog zwaar op de maag. „Zo hebben wij vijftien eeuwen onze overwinningen bevochten", kraai de de Gallische haan, terwijl het Franse aandeel op D-Day zich be perkte tot de 256 commando's, ge land in Quistreham. Als het even stil is klinkt het ge roezemoes van honderden bezoe kers in de expositiezaal door tot het directiebureau. In het filmzaaltje duren de gevechten eindeloos voort. Het spinrag van de slijtage trilt over het doek, waarop de do cumentaires vertoond worden. El ders wordt een gezwollen commen taar gesproken bij het diorama, waarin Dakota's als vuurvliegen waarneembaar zijn boven de kust. Bijna 400.000 mensen bezoeken jaarlijks dit oorlogsmuseum. Zij la ten hun vingerafdrukken achter op vitrines, waarin een model te zien is van de fameuze, kunstmatige (Mulberry)haven. Een knap stukje huisvlijt. Als in een slootje vol kik kerdril liggen de bruggen en stei gers te deinen op de donkergroene golven. Buiten knaagt de tand des tijds aan de echte Phoenix-caissons en wrakken, die nog hun gesloten formatie vormen voor deze „Win ston Port", de havenpoort waar Eu ropa zoveel aan te danken heeft. Aanschouwelijk onderwijs, binnen en buiten, over een epos „zonder weerga in de geschiedenis". De meeste bezoekers van Norman dië 1984 verdiepen zich in politieke Het monument op Pointe du Hoe, de rots waarom zo verbitterd is ge vochten. Later zou blijken dat de kanonnen die men hier tot zwijgen moest brengen, nog niet waren opgesteld. Een van de vele misverstan den tijdens de invasie.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1984 | | pagina 15