Jane Greer terug Finale Snoekbaars, een aparte vissoort ZATERDAG 2 JUNI 191 PARIJS Drie Nederlandse ver slaggevers hollen naar het vliegtuig met in hun handen onder meer een zakje bonbons. Dat hebben ze zo juist van Jane Greer gekregen, zes tig jaar oud, terug op het witte doek na vele jaren stilte, en mede lijdend als ze hoort dat de heren van de pers helemaal naar Holland terug moeten. Ze heeft op haar ka mer een greep gedaan uit de mand bonbons die de hoteldirectie haar heeft geoffreerd. Het lijkt of ze een beetje met de belangstelling in haar maag zit en iets goed te maken heeft. Want zó belangrijk is het al lemaal niet, lijkt ze te zeggen. Al bij de binnenkomst van drie volwassen kerels met blocnote en bandrecorder lacht ze wat gege neerd. Jane Greer is een en al nuchterheid. Over de film die lang zaam uit haar leven wegebde: „Ik vond mezelf eigenlijk te oud om nog mee te dingen naar nieuwe rol len. Dat vond ik trouwens al toen ik veertig was. Maar dat is tegen woordig geen leeftijd meer. Kijk wat een vrouw als Jane Fonda op haar veertigste laat zien! Maar die rimpels, nee, ik dacht dat het echt niet meer kon. Ik speel in „Against all odds" samen met Richard Wid- mark. In 1955 had ik al eens een film met hem gedaan, „Run for the sun". Toen we elkaar wéér zagen, zei hij: „Kun je je nog herinneren wat je toen zei? „Ik ben dertig, jij veertig, en we lopen nog door oer wouden te rennen. Waar zijn we eigenlijk mee bezig?". En dat is achtentwintig jaar geleden!". Jane Greer kwam min of meer toe vallig op het witte doek terug. Ze speelde onder meer rollen in de Cagney-film „Man of a 1000 faces" (als de tweede vrouw van Lon Chaney), met Robert Mitchum in „The big steal", en een onsympa thieke grootmoeder in de Harold- Robbinsverfilming „Where love has gone ('64). Ze had vanuit de verte nog wel met film te maken, want haar beide zoons uit haar hu welijk met Edward Lasker (ook bij de film werkzaam) zijn scenario schrijvers. De een verantwoordelijk voor „War games", de ander voor de Clint-Eastwoodfilm „Fire fox". (Aan het begin van haar carrière was ze kort getrouwd met zanger- acteur Rudy Vallee). „Out of the past" was een film van de Frans man Jacques Tourneur, de man van de originele „Cat People" en een exponent van de „film noir". In Sherwood Oaks, Californië, wordt voor filmgekken en film kenners een retrospectief van die „zwarte films" gedraaid. De bio scoopeigenaar belt Jane Greer op. Of ze er misschien bij wil zijn en wat vragen wil beantwoorden. Wat moeten die mensen nou met mij?, denkt ze, daar ben ik trouwens veel te verlegen voor. „Welnee", roepen haar zoons onmiddellijk, „die mensen in de zaal vreten je niet op. Die houden van die films en die vinden het leuk je te zien". Jane Greer: „Dus ik heb het ge daan. Nou, die filmliefhebbers stel den zulke intelligente vragen dat ik ze nauwelijks kon beantwoor den. Maar leuk was 't wel. En bui- Met de film „Against all odds" (muziek van o.a. Phil Collins) maakt de zestig jaar oude actrice Jane Greer haar come-back op het witte doek. Een bijzondere come-back, want die film is (zij het zeer' vrij) gebaseerd op „Out of the past" uit 1947. In die film speelde Jane Greer een mooie, maar uiteindelijk kwaadaardig blijkende jongedame die inzet is van een liefdesdrama. In „Against all odds" speelt ze de moeder van dat meisje. Even kwaadaardig trouwens. Wat dat betreft is er weinig uit dat verleden veranderd. Verslaggever Bert Jansma bezocht Jane Greer tijdens haar verblijf in Parijs voor de Europese première van de film. En vond haar daar even verwonderd over haar „tweede carrière" als indertijd over haar debuut. In 1947 dochter uit „Out of the past", in 1984 moeder in „Against all odds" Jane Greer: „Ik ben nu oud genoeg om oud te zijn" ten wachtte een jongeman op me, die zich voorstelt. Taylor Hackford, die later „An officer and a gentle man" zou maken. Hij was gek van „Out of the past", wilde een eigen film vrij op dat verhaal baseren en vroeg of hij me af en toe mocht bellen om informatie. Dat gebeur de. Maar ik kon 'm niet veel meer vertellen dan dat ik donkere jur ken aan had in sombere scènes en lichte in vrolijke. Maar na een tijd je kreeg ik een scenario in de bus. Of ik 't maar wilde lezen en of ik m'n mening wilde geven over die rol die hij er voor mij in geschre ven had. Ik was opeens helemaal Dragon Lady „Maar „Against all odds" is bepaald geen „re-make" van „Out of the past". In die film sterf ik aan het eind, want ik ben een kwaaie meid die de boel bedondert en mensen begint neer te schieten, die me in de weg staan. In „Against all odds" ben ik als het ware uit m'n graf op gestaan en speel datzelfde soort ka rakter, maar nu veertig jaar ouder. En Rachel Ward is nu mijn doch ter. Maar die is niet zo kwaadaar dig als ik indertijd was. Zij is slachtoffer van haar moeder. Ja, de rollen van slechterikken, de „Dra gon Ladies", hebben me wel ach tervolgd. Omdat ik zwart, dun haar had en een bleke teint. Heldinnen horen blond te zijn, dus ik was vooral in het begin van m'n carriè re steeds de kwaaie pier. Pas later hebben ze m'n haar wat levendiger van kleur gemaakt en kon ik nor malere rollen spelen. Er zijn grote verschillen tussen toen en nu. Voor „Against all odds" hadden we zeeën van tijd, ook al omdat regis seur Taylor Hackford na het succes van „An officer and a gentleman" zo'-n beetje „carte blanche" van de filmmaatschappij had gekregen. Vroeger moest het er in twee we ken op staan. Nu gingen ze naar een Caribisch eiland om een paar scènes te filmen. Vroeger deed je dat tussen de decors in de studio. Enik ben echt niet preuts hoor, maar die liefdesscènes tegen woordig! Ik mis de romantiek een beetje. Het gevoel van elkaar het hof maken, dat elk dier toch in zich heeft. Ik houd van die relaties in een film waarin man en vrouw zich tot elkaar aangetrokken voe len, steeds dichter bij elkaar ko men, maar,nèt niet helemaal. Zoals in Casablanca. Je zit als toeschou wer te popelen dat het gebeurt, en als ze elkaar aan het eind die ene zoen geven, wauw, dan gebéurt er iets. Tegenwoordig geven ze elkaar niet eens eerst een hand". Baby Jeff „Against all odds" is ook in andere zin een onvermoede reünie. Jane Greer: „De hoofdrol wordt gespeeld door Jeff Bridges. Die komt bij z'n moeder thuis, vertelt van de film en z'n moeder zegt: „Met Jane Greer heb je al 'n keer gespeeld". „Welnee", zegt hij, „je vergist je". „Jawel hoor", zegt zij. Hij wordt kwaad: „Dan zou ik 't toch nog wel weten". „Nee", zegt z'n moeder, „dat kan niet want je was toen nog een baby". De vol gende dag komt hij op de set naar me toe en zegt: „We hebben al een keer samen gespeeld". „Nee hoc| -p zeg ik, „dat klopt echt niet". „E dacht ik ook", zegt Jeff Bridgz' '„maar ik was in „The company ^S1 keeps" de baby die jij in je arnry nam om je gezicht achter te verb» gen in een station". De plotselinge belangstelling v<t „films noirs" als „Out of the pat kan Jane Greer alleen maar v< h klaren, door het gevoel voor stijl» jé voor de camera, dat regisseurs q Jacques Tourneur toen hadd» a „Mensen zien er nu veel meer dan er toen mee bedoeld is", z* s' ze. En haalt een voorbeeld aa P „Tijdens het filmen van het ing r wikkelde verhaal, zijn er drie pa| 1; na's van het script weggeraal v Niemand heeft het gemerkt. Pas t c de film kant en klaar is en vo< j- vertoond wordt, zegt iemand: r: zijn die en die scènes vergeten". I was geen mogelijkheid meer c iets over te doen, dus het wordt r gelaten. „Ach" zegt de produci g „als de mensen 't niet begrijp) denken ze toch dat het aan h ligt". Het is hetzelfde met Ra F mond-Chandlerverfilmingen a r „The big sleep". Je hebt steeds b j gevoel dat er iets niet klopt, ma q wat het precies is, weet je niet". Dubbele kin Jane Greer is terug. Maar hoofdr» len? „Nee", ze lacht bijna schucj ter, „dat zie ik echt niet meer a ten. Maar acteren, ja hoor, graa Ik maak me geen zorgen meer o die dubbele kin, om die kring» onder m'n ogen en om die rimpel Ik ben nu oud genoeg om oud zijn. Dat is het voordeel als je a de verkeerde kant van het oud-zi terechtkomt. Ik zal nu met h grootste gemak de moeder vt noem-maar-op-wie kunnen sp len". Ze heeft nog een mooie ane dote in petto over haar ontdekkin „Mijn moeder werkte bij het mini terie van defensie. Het is 1942 enr moet een aantal uniformen voor< WAC, het Women's Army Coq. geshowd worden. Van de drie m dellen komt er een niet opdagë „Neem m'n dochter, Bettyja» Greer, die doet ook modelle werk", £egt m'n moeder. Ik krj een paseend uniform aangemet» en we gaan aan het werk. Voor e< munitiegebouw, als ik me gol herinner. Maar het begint te reg nen. En ik heb van dat dunne ha; dat hangt meteen in van die slie ten onder m'n militaire pet va daan. Ik voel me doodongelukk en stop ze weg onder m'n p „Wacht even", roept de opnamelt der, „héar moet je „close" nemen' Want wat is het geval? Niema& had zich gerealiseerd dat je f dienst je haar zóveel centimeter b( ven je kraag moet hebben. En dl had ik opeens. Dus ik kwam in h| bioscoopjournaal, in Life Magazil en onder de aandacht van een Hc ly wood-producer". Het toevallige begin van een ca rière, die 42 jaar later even toeva lig opnieuw begint. „Against 4 odds". Tegen alle verwachting* in. Best een bonbon waard. BERT JANS) De allerplezierigste roofvis om in de zomer te bejagen is de snoekbaars. Van vandaag af mag dat weer, tot en met 30 juni, met als aas een stripje vis dat niet groter is dan drie cen timeter. Waar en hoe snoekbaars vis sen? „Waar", dat is tegenwoordig veel gemakkelijker te zeggen dan nog maar enkele tientallen jaren gele den. Snoekbaars (denk erom een aparte vissoort en echt geen krui sing tussen snoek en baars) is van oorsprong geen Nederlandse vis maar een Oost-Europeaan. Dr. H. C. Redeke beschrijft in zijn 43 jaar oude boek „De Visschen van Nederland" in fraaie, ouderwetse taal hoe dat met die snoekbaars is gegaan: „De snoekbaars, omstreeks 1885 in den Duitschen Rijn gepoot, maakt eerst sinds het eind der vorige eeuw deel uit van de Nederland- sche fauna: den 16den Januari 1888 werd het eerste inlandsche exem plaar bij Milligen, boven Nijmegen, gevangen. Sindsdien heeft deze kostelijke visch zich aanvankelijk op onze benedenrivieren sterk ver menigvuldigd en zich vandaar al lengs over het geheele land ver breid, komt thans ook in nage noeg alle diepere zoete en zwak- brakke meeren, plassen en kanalen en is sinds korten tijd zeer talrijk in het IJsselmeer". Tja, en 43 jaar later, vandaag, mag men zeggen: snoekbaars zit overal! Allang niet meer alleen op diep en groot water. Ik kan u heel wat pol derweteringen aanwijzen (en u mij ook misschien wel) waar best snoekbaars zit. Misschien minder grote dan bijvoorbeeld op het Sneekermeer of voor Tacozijl bij Lemmer, maar in een poldervaart bij Numansdorp heb ik er toch al verscheidene boven de vier kilo ge vangen. Welke methode past u toe? Dat ligt eraan waar u woont in Ne derland Nee, dat is geen flauw grapje. Er zijn zeer bepaalde regio nale verschillen in de wijze waarop men de snoekbaars bevist. Friezen vissen graag met wat zij noemen een „hoempie-ploempie-dobber", een dobber met een dubbel drijfli- chaam dat vrij veel loodbezwaring nodig heeft maar dat daardoor in staat is, het stukje vis (of als dat mag: de dode spiering) te lateh dansen over de bodem. Uitwerpen, dat stukje vis op de bodem laten zinken, en dan rukjes aan de dob ber geven zodat die danst. Ik heb daar eens een grootmeester mee be zig gezien, Lang Joost Scheffer in Lemmer. Hij had al drie knappe snoekbaarzen geland toen ik nog mijn eerste stootje moest zien. Ik viste als van oorsprong rechtge aarde Hagenaar op de Randstedelij ke manier: een lichte dobber met zeer lange pen, zo uitgelood dat er maar een klein kopje van de dob ber te zien is. Het stukje vis rust stil op de grond, gaat die pen onder, dan doe je nog niks behalve met zéér veel aandacht kijken. Pas als de pen zeer ver is weggelopen, soms zelfs pas als (wanneer u met een werphengel vist, wat haast ie dereen doet) er wat lijn van de spoel is meegenomen, zet u de haak. In Groningen, trouwens ook in Friesland, wordt zeer veel slepend gevist en dat zie je in de Randstad dan weer zowat niet. Het stukje vis wordt gemonteerd op een onder- lijntje van 40 cm, een warteltje en een lichte Arlesey-bomb of gewoon schuifloodje daarvoor, werpen en dat stukje vis zeer traag over de bo dem laten gaan. Wat is de beste manier? De uwe. N^e, gekheid op een stokje: een vis- manier waarin u zelf op grond van ervaring vertrouwen heeft, wint het vaak, voor u. Maar behalve dat is natuurlijk de beste een bepaald water afhankelijk van de „soort" water. En van 't grillige humeur van de snoekbaars. Van de „soort" water. De, naar mijn smaak, absolute grootmeester- snoekbaarsvisser in Nederland, Willem Zandstra uit Sneek, weet precies waar onder de oppervlakte van het Sneekermeer mosselbank jes liggen. Daar aast de snoekbaars gaarneals zij aast, want dat weet je nooit. Als je slepend vist over een mosselbankje heb je met die vismanier veel meer kans dan wanneer je slepend gaat vissen te gen de vaargeul van een groot ka naal aan. Daar zou ik die kalme, stille, Haagse manier prefereren. En voor dat slepend vissen moet je wel heel gevoelige handjes hebben. Die handen van Willem Zandstra, een goedmoedige reus, zijn zeer groot en sterk, maar wél heel ge voelig! En vooral wanneer snoek baars traag bijt, komt het erop aan precies te voelen wat het verschil is tussen het even achter een mossel tje blijven haken van dat stukje vis of de behoedzame aanbeet van een niet grage vis. Als de snoekbaars jaagt, dan gaat het van jetje, het is ongelooflijk dat mee te maken, maar dat gebeurt een mens echt met wekelijks. Ik heb het ooit be leefd dat ze bij wijze van spreken als makrelen joegen. Ik was in een Zuidhollands water aan het baars vangen en ineens klapten er achter mekaar snoekbaarzen, spul van rond de kilo, op mijn lepeltje. Ik was duidelijk in een school honger lijders terechtgekomen. Maar er zijn ook dagen dat snoekbaars niets doet, of alleen vroeg in de ochtend, of alleen in de avondscheme ring... 't Is denk ik, de grilligste vis wat bijten aangaat. Soms zit je leuk te vangen en ineens laten ze het afweten, je snapt niet waarom. Wat voor hengel aanschaffen? Moeilijk te zeggen. Voor slepend vissen is een hengel nodig met heel gevoelige top. Wie met dobber vist heeft een wat stuggere top nodig. h 2-C- yjorje* V)CCJ efot ook Er zijn er vele, van enkele tientjes tot peperduur. Tussen twee haak jes: waar ligt in 's hemelsnaam de grens? Onlangs zag ik een adver tentie waarin vaste carbonhengels van 12 meter lang werden aange boden voor de „introductieprijs" van f 3250,-. Ga je lekker? En ze worden nog verkocht ook, vernam ik! De beste raad is: ga praten met een vertrouwde, vakkundige hen gelsportwinkelier, liefst een die zelf graag op snoekbaars vist. Want be denk wel: ook al komt het op de vissen aan, met verkeerd materiaal is de kans op succes veel geringer. Met name op dagen dat de vis traag Wat dobbers aangaat raad ik u aan te vragen naar de magnifieke pro- dukten die de heer Addy Tan sinds kort vervaardigt. Hij komt uit Tai wan, heeft zich gevestigd in Sneek (adres: Jasker 65) en met naar ik meen zijn vrouw samen maakt hij alles met het handje diverse typen speciale snoekbaarsdobbers die ik ongelooflijk mooi vind. Ze zijn zeer zeer licht, elegant en rea geren perfect. Ja, hij maakt even eens de uiteraard wat zwaardere hoempie-ploempie-dobber, en die is ook van klasse. Mag ik er nog even aan herinneren dat de wettelijke minimum-maat voor snoekbaars 42 cm is? Dat a zeggen: in de Visserijwet staat al ren dat ie 45 cm is, maar al jar verschijnt elke lente een besch king waarbij „voor de duur v, een jaar" dat minimum op 42 wordt gesteld. En mag ik ook r» opmerken dat er veel wateren zl waar de visser niet alles wat vangt mag meenemen? Als u vistj water waar regels gelden, houdt dan svp aan die regels! Ze zijn n zomaar gemaakt, maar dienen j behoud en" verbetering van de vj stand, dus ter bevordering van tl en mijn sport. A. C. W. VAN DER V»

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1984 | | pagina 14