CLARE
FRANCIS
„Vrouwen
onderschatten
zichzelf"
CëicWSomant
„In een oorlog is het simpel:
je hebt geluk of je hebt pech"
IE WEERHEYM VEERTIG JAAR NA D-DAY:
„Je wist niet wat je te wachten
drie in de oceaan liggen spartelen
en die wordt nu, na veertig jaar,
nog heel vaak gillend wakker. Dat
zijn echt geen fabeltjes, maar ik
heb er geen last van".
„In Rouen hebben we een tijdje
vastgezeten, maar daarna zijn we
in achtenveertig uur naar Brussel
doorgestoten. Die Duitsers liepen
hard, niet bij te houden. In Brussel
was het één groot feest, maar daar
hadden we geen tijd voor, we
moesten door naar Leuven en
Diest. Dat was een gevaarlijke
streek, maar hoe minder vlaggen je
zag uithangen, des te beter keek je
uit. Dat leerde je snel genoeg. We
waren er in die tussentijd, het was
inmiddels 17 september, natuurlijk
wel een paar kwijtgeraakt. Bij Be
ringen stuitten we op een groep
van die SS-fanatiekelingen van ze
ventien a achttien jaar. Die knullen
gaven zich niet over, die móest je
kapot schieten. Ik zat toen inmid
dels bij de 11e pantserdivisie, want
dat wisselde steeds. De bedoeling
was, dat we in één ruk door zouden
stoten naar Harderwijk, maar door
het mislukken van de slag om Arn
hem is dat niet doorgegaan. Bij
Grave moesten we stoppen".
„Ik weet nog goed, dat ik daar op 6
oktober 1944 met een kameraad
aan het patrouilleren was in de
buurt van Mook en dat we in de
richting van een boerderij liepen.
Met van die granaten aan onze
koppels. Op een paar honderd me
ter van die boerderij zeg ik: kom,
we gaan terug, we moeten worden
afgelost. Twee andere jongens zijn
toen wel naar die boerderij gelo
pen. Zit er een mof in. Die begint
te schieten en daardoor gingen die
granaten aan de koppels af. Tja, als
wij waren doorgelopen, had ik hier
niet meer gezeten. Dat bedoel ik
met geluk en pech. De Brauw, de
man die zo bekend is geworden
door de Brede Maatschappelijke
Discussie, die zat ook in mijn groep
en als het goed is loopt hij nog
steeds met een stukje staal vlak
naast z'n hart. Als dat stukje een
centimeter meer naar links terecht
was gekomen, had-ie nu niet meer
geleefd".
Arie Weerheym bracht nog een
tijdje door in Zeeland en ging toen
weer terug naar Brabant om uitein
delijk via Wageningen in Den
Haag te belanden. Op 10 mei 1945
ging hij met verlof naar Engeland
om zijn vrouw op te halen, die hij
daar had leren kennen en waarmee
hij voor de invasie ook was ge
trouwd. In 1946 besloot sergeant
Weerheym uit het leger te stappen.
„Ik kon als onderofficier naar In
donesië, maar ik vond het wel ge
noeg zo". De dagen tot zijn pensio
nering sleet hij als buschauffeur bij
de HTM. „Ik wilde bij de politie,
maar zo'n dweil van een keurings
arts pakte me op een klein dingetje.
Dat neem ik 'm nog altijd kwalijk.
Wel zo'n rotoorlog meemaken,
maar voor de politie.oen je dan niet
goed genoeg. Bah!".
DICK HOFLAND
ZATERDAG 26 MEI 19ö4
pliceerde constructie voor een de
buut.
„Ik vind het een thriller, maar m'n
uitgever zegt dat het een roman is.
Misschien heeft hij gelijk, want ik
geef m'n karakters meer ruimte
dan normaal is. Mijn held is een
vrouw. Ik zeg met nadruk niet
„heldin", want heldinnen worden
altijd geassocieerd met wonder
mooie jongedames die op hoge hak
ken elegant over alle moeilijkhe
den heen springen tot ze op het
spannendste moment hun enkels
verzwikken. Begrijp je? Alleen
maar aanwezig om de liefde die er
moet opbloeien. Een heleboel vrou
wen vonden dat helemaal niet leuk
van me. Maar ik vind dat soort
boeken verschrikkelijk. Julie Les-
caux, mijn hoofdpersoon, is een ge
wone jonge vrouw. Ik wilde zéér
bewust dat er niets buitengewoons
aan haar was. Ze moet een heleboel
moeilijkheden overwinnen in mijn
boek. Ik vind dat een hoop vrou
wen zichzelf onderschatten. Ze
denken dat ze nooit iets dappers of
iets moeilijks zouden kunnen. Ik
wilde laten zien dat ze dat wél
kunnen. Dat ze tot veel meer in
staat zijn dan ze denken. Dat ze
dapper kunnen zijn, in hun eentje
kunnen zeilen, en dat soort dingen.
Rebel
In oorlogstijd hebben genoeg vrou
wen dat toch bewezen? Dat zeilen
hè, daar hangt voor een hoop men
sen zo'n mysterieus waas omheen.
Onzin. Het is iets dat je eerst moet
leren en datje daarna kunt. Net zo
als wat dan ook".
Julie Lescaux in „Nacht als getui
ge" kiest, als ze merkt dat ze zwan
ger is en de vader van haar kind
andere plannen heeft dan het va
derschap, voor het ongetrouwd
moeder-zijn. Clare Francis is ge
scheiden van haar Franse echtge
noot, ook een zeiler, en leeft alleen
met haar zoontje Thomas. Julie
Lescaux ontsnapt uit Frankrijk in
een zeilboot en weet onerva
ren Engeland te bereiken. On
miskenbare verbindingen tussen
beiden. Of? Clare Francis ontkent
dat heftig: „Er is geen enkele gelij
kenis. Wacht even, ik heb in Julies
zoontje mijn eigen zoon Thomas ge
portretteerd, maar daarmee houdt
het op. Julie is een zachtaardig
vrouw, snel onder de indruk. Ze
doet wat de mensen van haar ver
wachten. Zo ben ik nooit geweest.
Ik was altijd een rebel, wilde de
wereld veranderen. Gauw kwaad.
Dat ben ik nog, maar ik verwerk
het wat stiller dan vroeger. Ik zou
trouwens nooit over mezelf willen
schrijven. Dat heb ik met die twee
boeken over het zeilen al gedaan.
En bovendien heb ik in al die le
zingen die ik door het land heb ge
geven, zo vaak over mezelf gepraat
dat ik daar meer dan genoeg van
heb".
In haar volgende boek laat Clare
Francis de zee ver achter zich
(„Misschien komt die ooit terug,
maar ik wil niet het etiket „zeil-
schrijfster" opgeplakt krijgen") en
duikt ze in de studentenonlusten
van het eind van de jaren zestig,
Clare Francis: „Ik wilde meer dan wat ook een bestaan als schrijfster opbouwen".
begin zeventig. Ze praat voortdu
rend gedecideerd, té gedecideerd
bijna lijkt het, alsof er geen twijfels
bestaan, die althans moedwillig on
der tafel veegt. „Natuurlijk word je
bang voor zo'n tweede boek. Juist
als je eerste zo'n enorm succes is
geweest. Je gaat je afvragen of het
wel wordt wat de mensen van je
verwachten. Maar ik lees erg veel
biografieën en autobiografieën van
schrijvers, en daarin ontdek je wel
dat je zo niet moet denken. Als je
gaat schrijven wat de mensen wil
len, wordt het voorspelbaar, saai,
een formule. Je moet schrijven wat
jezelf denkt dat goed is. Ik ben m'n
boek nu aan het plannen. Dat heb
ik met „Nacht als getuige" ook ge
daan. Alles wat er gebeurt, alle ka
rakters staan al op kaartjes voor ik
begin. Anders zou ik gek worden.
Ik begrijp niet dat er schrijvers be
staan, die al schrijvende iets beden
ken. Hammond Innes is zo iemand.
Ik kan niets aan het toeval overla
ten".
Boef
Door zeilen kwam Clare Francis
aan het begin voor haar roman. „Ik
ontdekte dat de Britse marine in
oorlogstijd Franse vissersboten om
bouwde om het Kanaal over te ste
ken en vliegers uit bezet Europa
naar Engeland te brengen. Ik ging
navragen, hoorde er steeds meer
verhalen over en werd gefasci
neerd. Daar ligt m'n boek, dacht ik.
Te meer omdat nog nooit iemand
er over geschreven had. Ik ben me
gaan verdiepen in het leven in
Frankrijk tijdens oorlogstijd. In
Engeland zijn we altijd geneigd in
zwart-wit over die tijd te denken.
Je had Duitsers aan de ene kant en
het verzet aan de andere. Maar ik
ontdekte dat er in Frankrijk nota
bene communistische stromingen
waren die de Duitsers wilden ge
bruiken om opruiming te houden
in de resten van het gammele
Frankrijk van vóór 1940. En ik
ontdekte de „boef" in m'n verhaal,
een fascinerende figuur, die inder
tijd een aantal vluchtroutes aan de
Duitsers verraden heeft. Achteraf
ben ik verbaasd, dat het me gelukt
is zo'n complex boek in elkaar te
zetten. Wat die technische kant be
treft, wordt m'n tweede boek dan
ook wat gemakkelijker voor me".
Niets romantisch
Schrijven is het Beloofde Land
voor Clare Francis, die er een bal
letopleiding, een studie economie,
een baan in „marketing" en een
zeilcarrière heeft opzitten. „Schrij
ven past bij me. Ik vind het heer
lijk om aan moeilijke opgaven te
beantwoorden. Nieuwe verhalen te
bedenken. Er is niets romantisch
aan schrijven. Het is gewoon een
baan van negen tot vijf. Het werk
zelf aan mijn tekstverwerker is
vervelend, frustrerend. Het maakt
je gek. Maar ik houd ervan keihard
en achter elkaar te werken aan iets
en dan lang vrij te zijn. Dat kan
met schrijven". Schrijven-zelf mag
dan „vervelend" zijn, het lijkt er
toch op dat het solitaire ervan past
bij ex-zeezeilster Francis, die even
eenzaam de golven bedwong. Al
leen aan het roer, alleen op de tik-
stoel. Solitair moet ze blijkbaar zijn.
„Niet waar", zegt ze beslist. „Zeilen
doe ik nog steeds, maar alleen maar
met veel mensen. En schrijven? Ik
wou dat er 's ochtends om negen
uur mensen bij me op de stoep
stonden, die zeiden „Goeiemorgen,
is de thee klaar?" en dan samen
met me gingen zitten schrijven.
Maar helaas zit het zo niet in el
kaar. Ik kan het opbrengen omdat
ik weet dat ik er een stuk vrijheid
mee koop. Dat ik straks inderdaad
eindelijk, na jaren van afspraken,
lezingen en artikelen, met mijn
zoon een maand kan gaan zeilen bij
de Schotse eilanden. Dat ik een
maand lang naar Italië kan. Maar
pas als mijn tweede boek af is. Niet
eerder".
De mooie kanten van het sprookje
kalven steeds meer af. Clare Fran
cis is „gewoon" een dame met een
willetje. „Als ik iets geleerd heb,
dan is het dat je dóór moet gaan. Ik
weet niet waarom ze me als ballet
student hebben aangenomen, want
ik heb geen talent genoeg voor bal
let. Maar wat je daar leert is de
kracht om verder te gaan. Bij een
ballettraining moet je jezelf voort
durend aan het werk zetten. Nie
mand kan het voor je doen. Het
zelfde met zeilen. Als ik tijdens ra
ces de ene dag die boot voorbij zag
gaan, de volgende dag een andere,
dan dacht ik: het gaat niet, ik red
het nooit. Maar als ik dan uiteinde
lijk toch op m'n bestemming aan
kwam, bleek ik 't alles bij elkaar,
dag na dag opgeteld, helemaal niet
zo slecht te hebben gedaan. Dat
soort uithoudingsvermogen heb je
nodig. En ik denk dat vrouwen
daar best goed in zijn".
BERT JANSMA
EVENINGEN Het is
_zijn vrouw hem af en toe
beetje souffleert, anders
het net lijken of Arie
jjrheym, een nuchtere
,0>veninger, niet eens meer
rn dat hij veertig jaar gele-
od even na de invasie, met
Oballieerde troepen in Nor-
_jdië landde. Kort voor de
njenking van veertig jaar
komt Weerheym name-
Dver als een ijskonijn.
tnandië? Als ik die duizenden
en zie op het Amerikaanse
Kof dan krijg ik de pest in,
ttend de pest in. Maar verder,
Is je het hebt overleefd, heb je
el gehad. Wat moet je meer
tin? Zo simpel is het nu een-
in een oorlog: je hebt geluk of
bt pech. Ik heb het er nooit
ijk mee gehad, ik heb er niets
jvpver gehouden. Als ik alles
Bop de televisie zie of ik lees er
®in de krant, dan vind ik dat
issant. Ja, interessant, ik voel
emotie".
d van de verkenningsafdeling
Irene Brigade stak hij, na een
;1 training op Engelse bodem,
oordzee over in het kielzog
"Ie invasietroepen. Wat hij in
srijk aantrof laat zich moeilijk
««rijven, maar het was één gro-
retinhoop, zegt hij. Niets stond
éh overeind. Na 25 jaar is hij er
geweest voor een herden-
Niets herinnerde meer aan de
_j»i en ellende, maar hij tier
's elk plekje, ook al lag het tus-
^•e huizen. Het was één van de
mjge keren dat de rillingen over
hig liepen. „Maar die herden-
n hoeven van mij niet meer",
|ij nu. „Ook bij de dertigjarige
^nking ben ik nog geweest,
het is jachten, jachten en nog
jachten van het ene punt naar
ndere. Je hebt er niets aan".
:eer „viert" hij de invasie en
bi.
Francis (rechts) even voordat zij acht jaar geleden aan haar solo-
over de Atlantische Oceaan begon.
de daarop volgende bevrijding van
West-Europa gewoon thuis. Voor
de gelegenheid heeft Montgomery,
zoals zijn bijnaam luidde, fotoboe
ken opgeduikeld. In de loop van
zijn verhaal, dat wat moeizaam op
gang komt, zondert hij zich nog een
paar keer af om daarna met een
map kaarten en nog wat verslagen
over de troepenbewegingen terug
te keren. Overigens niet dan na
een aantal keren te hebben gezegd,
dat iedereen „ons", de Irene-Briga
de dus, als een blok aan het been
beschouwde. „Het is net of we niet
bestaan hebben, ook nu nog",
sneert hij. „Zelfs toen we Tilburg
binnenkwamen, dat op dat moment
toch werd bevrijd, zeiden de men
sen: o, ben je Hollander; net of ze
teleurgesteld waren".
Hij maakt een lange neus bij de
vraag of hij het weer zou doen.
Verbitterd? Spijt? „Ach nee, zo is
het ook weer niet. Natuurlijk is het
niet voor niets geweest. Alleen, ik
kan niet begrijpen hoe er nu over
die kruisraketten wordt gepraat.
Als ik tegen mensen zeg dat we
voor het uitbreken van de Tweede
Wereldoorlog in Nederland een le
ger hadden dat absoluut niets voor
stelde, geloven ze me niet. Ze gelo
ven me niet! Maar het was echt on
voorstelbaar en als je die tijd hebt
meegemaakt ben je nu toch een
stuk voorzichtiger als het over ont
wapening gaat. Ik wil de wereld
niet volzetten met die dingen, want
het blijft rotzooi, maar een zeker
tegenwicht heb je nodig".
Getorpedeerd
Na de capitulatie van Nederland
werd hij, toen nog leerling-vlieger
bij de luchtmacht, als zoveel mili
tairen richting Engeland gestuurd.
Met de trein belandde hij in Cher
bourg, waar een boot klaar lag om
hem met zijn gezellen over te zet
ten. Ze zaten er net op of ze moes
ten er al weer af, ten faveure van
een stel Engelsen. „Die boot is on
derweg naar Engeland getorpe
deerd", vertelt hij kalmpjes, „en ik
meen zelfs dat niemand het heeft
overleefd".
Op 1 juni 1940, exact op zijn ver
jaardag, voer Arie Weerheym als
nog richting Engeland. In de jaren
tot de invasie op 11 januari 1941
werd officieel de Koninklijke Ne
derlandse Irene Brigade opge--
richt zat hij nu eens hier dan
weer daar; hij zag zo'n beetje het
hele land. „We hebben daar een
•paar jaar in al die noodkazernes ei
genlijk niets zitten doen". Uiteinde
lijk belandde hij in Harwich, waar
ook Scheveningse trawlers in de
haven lagen die dienst deden als
mijnenvegers. Toen was al duide
lijk dat de geallieerden de invasie
voorbereidden en dat de 1205 Ne
derlanders van de Irene Brigade
daar bij zouden zijn. Op 8 augustus,
dus op twee dagen na twee maan
den na D-day, landde hij op de
Normandische kust, als onderdeel
van de Sixth Airborne Division.
„Je wist echt niet wat je te wachten
stond. Het was donker toen we
landden en van de Duitse Luftwaf
fe was geen spoor meer te beken
nen. Veel herinner ik me er niet
meer van, alleen stof en zand. Hier
en daar zag je vaag iets van een
uniform onder het zand, want over
iedereen die gesneuveld was, had
den ze snel een beetje zand gegooid.
De anderen moesten tenslotte ver
der. Tot zo'n tien a twintig kilome
ter landinwaarts hadden we geen
problemen, maar daarna werd je in
de appelboomgaarden dié je daar
hebt flink beschoten. Het knalde
en knorde over je hoofd heen. In
het begin stond je raar te kijken,
maar al snel wist je het wel. Alleen
die mortieren, die hoorde je niet
aankomen, dat was link. Er was ie
mand van wie we alleen het ca
mouflagenetje hebben teruggevon
den nadat zo'n ding was ingeslagen.
Ja, dat zeg ik zo, maar echt, je
raakt eraan gewend. Natuurlijk, ik
ken iemand, die heeft een keer of
Sprookjes kunnen nog altijd. Nog
geen iaar geleden wisten
misschien alleen sportredacties
en zeilgekken wie Clare Francis
is. De vrouw die in '76 in haar
eentje per zeilboot de Atlantische
Oceaan overstak. Ze was een van
de vier vrouwen tussen de 125
deelnemers aan die race. Het
spookte behoorlijk op zee, maar
Clare kwam in 29 dagen (een
record voor een vrouw) en op de
dertiende plaats aan. Tijdens die
race had ze een super 8 camera
met synchroon geluid aan boord
vastgesnoerd om (als eerste) een
logboek-in-beeld van zo'n race te
maken. De BBC vertoonde de
film en hij werd een kleine
sensatie, vooral omdat Clare
Francis onderweg in beeld
uitgeput in huilen uitbarstte.
Ze schreef een boek over de race,
gaf lezingen, kreeg een baan bij
de televisie, maakte een serie in
boek en op film over de zee en
het zeilen. En dat leek dat. Maar
vorig jaar september kwam in
Engeland een andere Clare
Francis op de markt. De
schrijfster van een vuistdik
romandebuut, „Night Sky", dat
haar op de uitgeversveiling het
recordbedrag (voor een debuut)
van 142.000 pond opleverde. Een
Amerikaanse uitgever kocht de
rechten voor de gebonden
uitgave voor 660.000 dollar en de
verkoop van de rechten voor de
Amerikaanse pocketversie
begonnen bij 400.000 dollar te
tellen.
Clare Francis, zeggen ze in
Londen, is „dollar millionairess".
Over die Clare Francis heeft de
uitgeverswereld de mond vol:
van zeilende Assepoester tot
schrijfster-in-bonus. Verslaggever
Bert Jansma ging bij haar op
bezoek in de Londense wijk
Kensington, trof haar huis aan in
een grondige opknapbeurt, Clare
Francis bezig aan een tweede
boek en praatte over hoe
„sprookjesachtig" zo'n sprookje
eigenlijk is.
wen. Dat wilde ik meer dan
wat dan ook".
Wie zich, afgaande op haar zee
verleden, Clare Francis voorstelt
als een pikbroek van een dame, de
stevige tante voor wie geen zeeën
te hoog gaan, moet maar 'ns in de
Londense Argyll Street gaan kij
ken. Clare Francis is een frêle,
blonde jongedame, 37 jaar oud, die
je eerder in een modetijdschrift dan
in een scheepsjournaal verwacht.
En wie het boek dat hier dezer
dagen uitkomt als „Nacht als getui
ge" leest, wordt voor de tweede
keer verrast. Het is een fors neer
gezette thriller die in Duitsland,
België, Frankrijk en Engeland
speelt. Voor en tijdens de Tweede
•Wereldoorlog.
Enkels
Het begint in 1935 met een joodse
wetenschapper die voor de Duitse
Kriegsmarine werkt aan de ont
wikkeling van radar, schakelt over
naar Frankrijk waar een half-psy-
chopatische Marseillaanse soute
neur carrière wil maken in de mis
daad, verplaatst zich naar Engeland
waar het meisje Julie Lescaux
zwanger wordt van een zee-offi
cier, maar de Engelse conventies
ontvlucht en kiest voor een bestaan
ala ongetrouwde moeder bij familie
in het Franse Bretagne. Dan ko
men de diverse romandraden ineen
tijdens oorlogstijd rond de vlucht
route die voor verongelukte vlie
gers wordt opgezet tussen Bretagne
en Engeland. Een redelijk gecom
Arie Weerheym:
stond".
„Mijn uitgever
me een encyclopedie
het zeilen te maken,
ik trok een zuur gezicht,
leek me niks. Aan zeilen
ik al genoeg gedaan. Ik
dat eigenlijk wel een
kwijt", zegt Clare Fran-
„Ik vertelde hem dat ik
roman wilde schrijven. En
trok hij een zuur gezicht.
me met beide han-
beet en zei: „Asjeblieft,
in er niet aan". Hij meen-
't oprecht. Vandaar dat ik
j\ lang nagedacht heb over
I ik wilde en hoe ik 't wil-
En verder m'n mond ge
lden heb. Ik heb er met
nand meer over gepraat,
me teruggetrokken, m'n
jk bij de BBC (program-
s over schrijvers. BJ) laten
eten en een computer-
•itverwerker gekocht, die
drie jaar moest afbetalen.
was een prima stok achter
iJeur, want daardoor móest
wel schrijven. Dat ding
~st betaald worden. Een
rt'me gok natuurlijk. Maar
rt hou ik van. En ik had al
jv het gevoel dat het idee
ik voor het boek in m'n
|d had, best eens een suc-
zou kunnen worden. En
ik dan een bestaan als
jtjijfster zou kunnen opbou