\Bernarduskoor
150 jaar geleden
van start als trio
De Vreewijkbrug: een typisch
verBrugge|)
v
Beiden/regio
CddAcSotMCWt
WOENSDAG 9 MEI 1984 PAGINA 5
s
JjpAZERSWOUDE
i,(Vijftien vrouwen en tien
gmannen sterk is het koor
wan de rooms-katholieke
werk van de Heilige Ber
nardus uit het Hazers-
ivoudse buurtschap Groe
nendijk. Dat is wel eens
anders geweest. In 1834,
het jaar van oprichting,
konden de Hazerswoude-
fiaren slechts drie man-
s»hen in het „koor" horen
gingen. Dat was in een
ikerkje, toegewijd aan de
[|Heilige Nicolaas, dat zich
bevond op de plaats waar
.zich nu de (niet meer ge
bruikte) begraafplaats be
vindt.
(Petrus Straathof, Johan-
jnes Koot en Nicolaas
kaptein vonden dat de
kerkdiensten maar eens
Wat feestelijker moesten
verlopen.
fin 1839 werd de Groenendijk
teelfstandig. Intussen was daar
Jeen kerk toegewijd aan de
a (Heilige Bernardus gebouwd,
fin dit gebouw, ook wel be
kkend als Scheepjeskerk (een
#|baken voor de schippers op de
Oude Rijn), wordt zondag 13
mei het 150-jarig bestaan van
het zanggezelschap Bernar-
duskoor gevierd. Onder lei
ding van Frans Wesselingh en
met orgelbegeleiding van zijn
broer Jan wordt dan een mis
gezongen van Dirk Koot.
Deze Dirk, een zoon van op
richter Johannes, is ondanks
het feit dat hij op 22-jarige
leeftijd overleed, zeer actief
geweest op muzikaal terrein.
Hij was organist en componist
van vele missen. Een ervan
schreef deze Dirk, alias Theo-
dorus, in het jaar 1852. Deze
mis is de dertiende te horen.
Deze compositie krijgt niet de
oorspronkelijke vertolking.
De orgelpartij is nameli'k in
de loop van de jaren zoek ge
raakt. Koorlid Nico Wesse
lingh (zoon van Bram) toon-
dichtte een nieuwe orgelpartij
en bewerkte het geheel tot
een vierstemmige mis.
Bernardus
Terug naar de beginjaren van
het Bernarduskoor. dat als
zinspreuk „In charitate, pace
et unitate" (In weldadigheid,
vrede en eenheid) heeft. De
oprichters verwelkomden in
1839, toen de parochie van
Bernardus zelfstandig werd,
het vierde koorlid. Dat was
Johannes Bernardus Wesse
lingh, de eerste pastoor, die er
voor zorgde dat het zanggezel
schap officiële erkenning
kreeg.
Zestien jaar na de oprichting
werd nummer negen in het
ledenregister ingeschreven:
Pietje van de Poel. Zij was de
eerste vrouw die Gods lof
zong in de Bernardus-kerk.
Zeventien jaar later was het
gedaan met vrouwen in het
koor. Uit het ledenregister
Het
Bernarduskoor
met zijn
dirigent Frans
Wesselingh.
blijkt dat dat volgens een Pro
vinciaal Concilie van de Bis-
schopen van Nederland niet
meer mocht.
Toen pastoor Wesselingh naar
Kwadendamme was vertrok
ken, werd de Scheepjeskerk
met pastorie in 1856 toever
trouwd aan de Orde der On
geschoeide Karmelieten. De
eerste pastoor was Hubertus
Bosmans. Vijftig jaar lang was
hij niet alleen een zeer gezie
ne zielenherder, maar ook
een enthousiast voorvechter
van de opluistering van de
diensten in „zijn" kerk. Tij
dens zijn pastoraat werd in
1901 het Maarschalkerweer-
dorgel weer in de kerk ge
plaatst.
In 1906 overleed deze priester,
die zich ook enorm had inge
zet voor de bouw van een
rooms-katholieke school in de
Groenendijk. De opening van
deze school heeft hij niet
meer mee mogen maken. In
het gebouw zit nu overigens
een bedrijf dat gespecialiseerd
is in vogelvoeders en -onder
komens.
Historie
Het ledenregister van het
Bernarduskoor bevat de com
pléte geschiedenis. Van op
richter Koot wordt verteld,
dat hij een klein boerderijtje
bestierde in de omgeving van
het oude gebouw van „De
Hoop". In 1871 sloot Pieter
Heemskerk zich aan bij het
koor. In de archieven staat:
„Een kluizenaar, woonachtig
aan Rijndijk 11, die rond 1912
door twee inbrekers werd
overvallen".
In 1881 werd Johannes Ber
nardus Wesselingh lid. In
1885 werd hij directeur en
bleef dat tot 1921. Johannes
Verkley bij het koor aangeslo
ten van 1912 tot 1927, wordt
beschouwd als de eerste pries
ter uit de parochie. Andere
Groenendijkers die via het
Bernarduskoor tot het pries
terschap kwamen: Gerardus
Aloysius Averdieck, die
slechts één jaar lid was, toen
(in 1920) intrad bij de Trappis
ten en op 11 augustus 1944
door de Duitsers wegens ver
zetsactiviteiten werd gefusil
leerd. En dan was er Nico
Wesselingh, koorlid van 1926
tot 1938, en daarna eveneens
Trappist geworden. Nog een
Wesselingh, deze keer Nico,
die Benedictijn in Oosterhout
is, nadat hij van 1947 tot 1950
in de Scheepjeskerk gezongen
had.
De naam Wesselingh loopt als
een rode draad door de koor-
gechiedenis. In januari '85
jaar staat een eeuw lang een
Wesselingh voor het koor als
dirigent. Het begon met Jo
hannes Bernardus, die vanaf
1885 de directie voerde. Een
ander uit de familie Wesse
lingh was Johannes Theodo-
rus, koorlid van 1912 tot 1975
en dirigent van 1921 tot 1970.
Tijdens zijn tijd als dirigent
onderscheiden met de pause
lijke „Pro Ecclesia et Pontifi-
ce"-medaille. Zijn zoon Abra
ham volgde hem voor twee
jaar op, en zijn plaats werd
weer ingenomen door broer
Frans.
Trouw
Opvallend is dat steeds weer
blijkt dat er sprake is van
enorm trouwe leden. Adria-
nus de Jong bijvoorbeeld, de
koorcollectant, was meer dan
zestig jaar van de partij (1913
tot 1974). Of de nummer 88
van de ledenlijst: Theo Ver
kley, in 1930 toegetreden.
Lange tijd voorzitter geweest
en nog altijd trouw lid. Zijn
echtgenote C.J. Verkley-de
Jong, maakte als eerste vrouw
haar opwachting bij het Ber
narduskoor. In '67 werd het
oude besluit vrouwen uit te
bannen opzij geschoven.
Als we over trouw spreken
komen we vanzelf bij organist
Jan Wesselingh. Al sinds 1942
heeft hij zijn plaats achter het
Maarschalkerweerdinstru-
ment. Deze leerling van Al-
bert de Klerk beheert sinds
1975 ook nog eens de finan
ciën van het gezelschap.
De sinds 1980 als voorzitter
optredende Arie de Jong (hij
werd lid in 1957) en organist
Jan Wesselingh, vormen het
huidige bestuur met dirigent
Frans Wesselingh, Annie Ze-
FONS JANSEN
BIJ JARIG KOOR
Het 150-jarig bestaan van het
Bernarduskoor uit de Hazers-
woudse Groenendijk wordt
zondag 13 mei gevierd in de
Scheepjeskerk met een plech
tige viering van de H. Mis.
Daarna is er in Pleyn '68 een
receptie. Daar kan men ken
nis nemen van oude foto's uit
de rijke historie van het zang
gezelschap en is het mogelijk
een door de leden samenge
steld jubileumboek te kopen.
Zaterdag 19 mei vieren de le
den van het koor plus aan
hang feest met een diner en
een gezellig samenzijn in
Pleyn '68, waar cabaretier
Fons Jansen met zijn „La
chende Kerk" zal optreden.
Fons Jansen is getrouwd met
een telg uit het geslacht Ver
kley, dat in de anderhalve
eeuw Bernarduskoor ruim
schoots vertegenwoordigd is
(geweest). Andere evenemen
ten in „150 jaar Bernardus
koor": orgelconcerten door Si
mon Stelling en een concert
aan het begin van 1985. De
componist Herman Strategier
is verzocht een speciale bij
drage te leveren.
venhoven-Groen, Ria Ver
kley - de Hollander en Nico
Wesselingh. Voorzitter en
penningmeester zijn het ero
ver eens, dat juiste de onder
linge goede sfeer bijdraagt
aan de wil om op vocaal ge
bied in de kerk wat te preste
ren. „De stemming is gewel
dig."
Ondanks de kleine bezetting
van vijfentwintig personen
weet het Bernarduskoor op
vele fronten van wanten: of
dat nu repertoire van Mozart,
Haydn, De Klerk of Strate
gier is. De Jong: „Ook diverse
Nederlandse missen. Het
klinkt wellicht wat oneerbie
dig, maar we denken aan het
publiek." Jan Wesselingh:
„We willen echt niet opschep
pen, maar we hebben voor de
Groenendijk in de loop der ja
ren heel wat betekend en we
doen dat nog.
Vreewijkbrug over de
Singel in het ver
van de Kaiser-
is een typisch pro
van zijn tijd: rond de
eling begon het
van beton steeds
toe te nemen, ter-
er toch nog veel met
;ietijzer werd gewerkt,
'oen Johannes Izak
banjer op 1 oktober 1900
jroor 18.400 aannam
iieze brug te maken, aan
vaardde hij de opdracht
bm beide materialen
naast elkaar te gebrui
ken. Het beton is aan het
bog onttrokken, maar het
gietijzer is te zien aan de
bijlers waar de brug op
lust.
Överigens gaan die pijlers
jiiet tot diep in de grond, zoals
edereen wel moet denken,
niaar rusten op enige diepte
wider de waterspiegel op twee
[ware houten constructies, zo
genaamde jukken, die op de
jiodige heipalen staan. Deze
Ichijnen de afgelopen 83 jaar
tonder veel problemen het
tware verkeer aangekund te
liebben. De brug is ook overi-
jens nog vrijwel exact zoals
jiij op 1 maart 1901 is opgele
verd. Wanneer men de bouw
leningen of oude foto's met
le huidige toestand vergelijkt,
het enige opvallende ver-
:hil het ontbreken van de
rier prachtige lantaarns; deze
'aren de visitekaartjes van
e brug. Het verkeer zal wel
geëist hebben dat deze tere
intaarns door hogere en min
er kwetsbare vervangen
/erden. Maar de brug bezit
log wel zijn aardige leunin-
ïen en de vele natuurstenen
[tukken, die moesten komen
lit de groeven van Ecaussines
jin België) of in hoedanigheid
iaarmee vergelijkbaar zijn,
tonder vlekken, zoutgaten of
idere gebreken". Deze fraaie
ug is het waard ook voor de
rerre toekomst bewaard te
lijven.
de „Vaderlandsche Taal, Let
teren en Geschiedenis, bene
vens Welsprekendheid" Jo
hannes Matthias Schrant, was
succesvol. Hij bezat tenslotte
het hele blok tussen de Hugo
de Grootstraat, Witte Singel
en Jan van Goyenkade. Hij
was het ook die Spawijk ver
doopte in Vreewijk. Dit bui
tenverblijf was zeer lang ge
liefd als woonplaats voor
hoogleraren. Een korte onder
breking volgde echter in 1881,
toen de Haagse assuradeur
H.W.J.C. Swaan Vreewijk
kocht. Hij bezat al landerijen
in de omgeving waar nu de
Gerrit Doustraat is en bracht
alles onder in de Bouwmaat
schappij Vreewijk N.V., die
het hele terrein ging verkave
len en de fraaie tuinen liet
wijken voor woningbouw.
Wellicht om zijn bouwperce
len hoger in prijs te maken,
wilde Swaan een betere ver
binding met de stad. In 1883
diende hij een rekest in bij de
Gemeenteraad om een brug
over de Witte Singel voor de
Kaiserstraat te mogen leggen.
De raad had er geen bezwa
ren tegen, maar stelde wel
een groot aantal voorwaar
den. Dit zinde Swaan waar
schijnlijk niet (mogelijk gin
gen de kosten daardoor wat
uit de hand lopen) en hij trok
zijn aanvraag in. Daardoor
verviel ook de reeds verleen
de vergunning. Er werd vol
staan met het in gebruik ne
men van een pontje, waarmee
het toen wellicht nog niet erg
grote aantal bewoners van de
Witte Singel kon worden
overgezet. De gemeente ver
pachtte dit pontje aan een
veerman, die een paar bouw
sels (schuilhokjes) aan beide
oevers had.
Kort nadat Swaan alle aande
len in de Bouwmaatschappij
had verworven, overleed hij
op Vreewijk. Zijn architect
Willem Kok, die de meeste
huizen in Vreewijk heeft ont
worpen, verkocht het heren
huis eerst in 1898. Toen was
het hele terrein al vrijwel vol
gebouwd en het herenhuis
(sedert 1950 bejaardenhuis) de
enige herinnering aan de
vroegere toestand. Wellicht
op de hoek van Witte Singel
en Jan van Goyenkade had
de Bouwmaatschappij een
„Kinderspeeltuin met Melkin-
rigting" geopend. De jeugd
(beneden 15 jaar en met „ge
leiders") moest bij de ingang
10 cents betalen, tegen een be
wijs, „waarop een groot glas
melk, volgens aanwezig mo
del, gedurende het bezoek te
bekomen is". Volgens het op 5
april 1887 vastgestelde regle
ment was de melk goed, zui
ver en vet; de glazen rein. Ar
tikel 11 bepaalde dat „alle
ernstige klagten tegen den
pachter, of wenschen ter ver
betering der inrigting", moes
ten worden gericht tot de Ar
chitect (W. Kok). Hopelijk
werd hier niet de melk met
water verdund, zoals elders in
de stad blijkens een rapport
uit 1900 veelvuldig voor
kwam. Hoe lang de speeltuin
bestaan heeft, is niet bekend.
Fraai
In het begin van de negenti
ger jaren kwam de bebouwing
gereed van de straten met de
fraaie namen Eerste Straat
(nu Bilderdijkstraat). Midden
straat (nu Hugo de Groot
straat), Laatste Straat (nu
Gerrit Doustraat) en Dwars
straat (nu Vreewijkstraat).
Het terrein was toen nog ge
meente Zoeterwoude, maar
werd op 1 augustus 1896 bij
Leiden getrokken. Al op 1 ok
tober van dat jaar lag er een
verzoekschrift van 59 bewo
ners van Vreewijk op de tafel
van de Gemeenteraad om het
pontje gratis te laten zijn. Dat
vonden B W en de Raad
toch wel te ver gaan, al zegde
burgemeester Was toe ernstig
te zullen bekijken of een brug
haalbaar zou zijn.
Nadat op 1 november 1899
door 114 bewoners opnieuw
een verzoekschrift was inge
diend, werden bij de behande
ling van de begroting voor
1900 serieuze plannen toege
zegd. Op 8 juni 1900 zonden B
W de uitgewerkte plannen
aan de Raad, met een begro
ting die zo'n 20.000 - beliep.
Dit geld was er niet, maar
kon worden geleend. In ieder
geval twijfelde geen van de
raadsleden meer aan het nut
van de brug; vooral sedert de
bouw van de laboratoria voor
de Universiteit (waar onder
meer de kwaliteit van melk
onderzocht zou gaan worden)
was een goede verbinding
noodzakelijk. De Doezabrug
(Koepoortsbrug) was op
marktdagen zeer druk. zodat
schoolgaande kinderen vaak
gevaar liepen, en de Neksluis-
brug zeer steil. De Vreewijk-
brug heeft dus in een behoef
te voorzien en voorziet nog
steeds in die behoefte ho
pelijk tot in lengte van dagen
j
Bruggen, we maken er allemaal
gebruik van. Zeker in een water
rijke stad als Leiden zijn het on
misbare schakels in het wegen
net. Veel aandacht is er nooit aan
de Leidse bruggen besteed. De
stilte rond de Leidse bruggen is
met de presentatie van het uitver
kochte maar in herdruk zijnde
Bruggenboek al gedeeltelijk 'ver
stoord'. Het Gemeentearchief aan
de Boisotkade hoopt dit jaar de
tentoonstelling „De Leidse brug
gen" te houden. Als inleiding op
deze expositie verschijnt in deze
krant een serie artikelen over
Leidse bruggen. Het zijn geen
technische verhandelingen, maar
historische verhalen waarin een
Leidse brug als leidraad dient. De
gegevens zijn verzameld door een
werkgroep van historisch geïnte
resseerden, die veel van de ge
schiedenis van de Leidse bruggen
heeft uitgezocht. Samensteller is
de begeleider van de werkgroep,
de heer P. J. M. de Baar van het
Gemeentearchief. Kees van Her
pen tekent voor de eindredactie.
De reprodukties zijn van foto
graaf Wim van Noort. Vandaag
verschijnt het eenendertigste arti
kel in deze serie.
De
Vreewijkbrug
gezien vanaf
de Boisotkade
wellicht in de
zomer van
1901; de
beschadi
gingen aan de
oever van de
Witte Singel
t.b.v. het
pontje zijn nog
niet hersteld.
thoven, met schitterende koe
pels waar de gepruikte heren
en dames in hoepelrokken
hun kopje thee consumeer
den. Soms werden er exoti
sche planten gekweekt, zoals
de (Amerikaanse) aloë, waai
de Aloëlaan zijn naam nog
aan dankt.
Spawijk
Er liep ook een laantje onge
veer waar nu de Hugo de
Grootstraat ligt, het Iepen-
laantje geheten. Aan dat laan
tje stond een tuinhuisje (Spa
wijk genaamd) met een schit
terend uitzicht over de Vliet
en Jan van Goyenkade. Zijn
eigenaar mr. Pieter Marcus,
de stadspensionaris (de be
langrijkste ambtenaar), heeft
zowel het huis als de opper
vlakte van de tuin vergroot.
Zo kreeg hij op 11 maart 1734
vergunning om zijn tuinhuis,
bewoond door zijn tuinman,
geheel in steen te vernieu
wen. De eigenaar sedert 1767,
mr. Hendrik van Buuren, een
stadsbestuurder, kreeg op 8
juni 1775 toestemming een
nieuw gebouwtje neer te zet
ten naar het handschrift op
de bewaard gebleven teke
ning te oordelen ontworpen
door de bekende architect
Andries van Warendorp. Of
schoon daarover verder niets
is gevonden, heeft Van Buur
en waarschijnlijk ook het
hoofdgebouw aanzienlijk la
ten vergroten en verfraaien.
Latere eigenaars van het huis
kochten steeds aangrenzende
tuinen en blekerijen op. Voor
al de eigenaar sedert 1833, de
R.K. priester en hoogleraar in
van de buurt Vreewijk heb
ben er voor moeten vechten.
Het was een strijd die boven
dien niet in korte tijd werd
beslecht. Met de groei van de
wijk gingen de argumenten
echter steeds zwaarder we
gen, totdat de Gemeenteraad
op 14 juni 1900 zonder veel
commentaar met de bouw ac-
coord ging. Die groei van de
stadswijk had een lange histo
rie achter zich. Zoals overal
rond een stad die in oorlogs
tijd verdedigbaar moest zijn,
mochten nergens permanente
bouwwerken dicht onder de
stadswallen worden opgericht.
Uitzonderingen op deze regel
vormden slechts molens (op
de wallen was niet genoeg
plaats voor allemaal), bleke
rijen en lakendrooghuisjes.
Deze konden in tijden van ge
vaar vrij gemakkelijk worden
gesloopt, en als het niet op tijd
lukte werd de tactiek van de
verschroeide aarde toegepast,
zoals enige kloosters buiten de
stadsmuren moesten ervaren
tijdens het beleg door de
Spanjaarden. Toen lukte het
overigens wel om op tijd de
korenmolens aan de oevers
van het Galgewater en elders
te demonteren en binnen de
stadsmuren weer op te bou
wen; slechts twee molens
werden door de Spanjaarden
in brand gestoken.
Na de kaalslag tijdens het be
leg werden de landerijen bui
ten de stadsmuren vrijwel uit
sluitend gebruikt voor tuinde
rijen. Leiden was rond 1600
het belangrijkste tuinbouwge
bied van Holland; het West-
land en de kop van Noord-
Holland stelden toen nog niets
voor. Vooral allerlei koolsoor
ten, wortelen en uien (niet
voor niets de bestanddelen
van hutspot!) gedijden hier
prima. Maar na ongeveer 1630
veranderde het karakter van
de groentetuinen langzamer
hand; door de eigenaars
steeds vaker rijke stedelingen
in plaats van tuinders wer
den ze - veranderd in kleine
lusthoven, speeltuinen ge
naamd. In plaats van groente
werden er nu bloemen en
struiken geplant, opdat de ste
deling zijn vrije tijd in een zo
fraai mogelijke omgeving, ver
van de stinkende grachten,
zou kunnen doorbrengen.
v
Zoals ook nu bij volkstuinders
de neiging bestaat kleine kas
teeltjes voor permanente be
woning te bouwen, wilden
ook de toenmalige bezitters
van speeltuinen liefst zo fraai
mogelijke tuinhuisjes en koe
pels neerzetten. Na dit aan
vankelijk streng verboden te
hebben, ging het stadsbestuur
langzamerhand om; dat stads
bestuur bestond immers uit
sluitend uit speeltuinbezitters.
Men kon een vergunning
krijgen, mits men maar niet al
te groot bouwde en beloofde
het bouwsel op eerste aanzeg
ging te zullen slopen. En na
tuurlijk tegen betaling van
forse leges. Gelukkig is de
nood tijdens het rampjaar
1672 niet groot genoeg ge
weest voor volledige kaalslag,
maar toch sneuvelden er heel
wat tuinhuisjes in dat jaar
om na het afwenden van de
dreiging nóg groter herbouwd
te worden.
Er verschenen ook permanent
bewoonde huizen bij blekerij
en en dergelijke. In de acht
tiende eeuw nam dit alles al
leen nog maar toe. Leiden
werd omzoomd door ware lus-