knappend schoot Riks' kaak weer op z'n plaats Englandspiel centraal in „Operatie Poolster" Nieuwe verzetsroman van Willem van der Veer De schrijver Willem van der Veer is bij een groot publiek bekend geworden door zijn zeer uitgebreide, uiterst leesbare verzetsromans. Van der Veer put bij het schrijven ervan uit zijn eigen ervaringen als slachtoffer van het zogenaamde Englandspiel, waarbij enkele tientallen verzetsstrijders, die door ae Engel sen in bezet Nederland werden gedropt, on middellijk in handen van de Duiters vielen. Zijn nieuwste boek, „Operatie Poolster" f 39,50), ligt vanaf deze week in de boek handel. Met medewerking van Uitgeverij Gottmer in Haarlem brengen wij vandaag een passage uit „Operatie Poolster", waaruit duidelijk wordt aan welke gevaren de verzetsstrijders bloot stonden in hun contacten met de „thuisbasis" Londen. Riks keek op zijn horloge; het was bijna kwart voor tien. Op hetzelfde moment begonnen de sirenes weer te loeien, precies als de vorige week. In een eerste schrikreactie bleef Riks even staan en drukte zich tegen de gevel van een grijs kantoorgebouw. Zijn tweede reactie was er een van ongeloof. Hoe kon dit? Het was de tweede maal dat dit hem overkwam op bijna precies de zelfde tijd en plaats. Evenals de vo rige keer was er geen vliegtuig te horen. Vlak voor de brug over de Amstel bleef hij weer even staan en luis terde. Door het dichte mistgordijn kon hij de overkant van de Amstel niet zien. Wel hoorde hij een of meer auto's rijden, maar het was vanaf de plaats waar hij stond moeilijk uit te maken of deze zich bevonden op de Weesperziide of op de Mauritskade. Was dezelfde pant serwagen van de vorige keer erbij? Wat was het verband tussen het luchtalarm en de patrouillerende Duitsers? Hij bleef wachten tot het geluid van de auto's verstomde. Gelukkig waren ze ook ditmaal aan de over kant van de Amstel gebleven. Riks liep snel de brug over en be gaf zich, dicht langs de gevels van de huizen lopend, via de Eerste Boerhaavestraat naar het zenda dres in de Tilanusstraat. Hij trok hard aan de bronzen bélleknop. Bo ven in het trappenhuis hoorde hij de koperen bel klingelen. De deur werd onmiddellijk opengetrokken, alsof de onderwijzer bij het trek- touw had staan wachten. Riks snel de de trap op naar boven. Hij had nog precies vijf minuten om de zender te openen. De onderwijzer wachtte hem op boven aan de trap. Zijn gelaat zag krijtwit. Verschrikt keek hij Riks aan, alsof hij een geest ontwaarde. „Hoe is het mogelijk", bracht hij uit, „het is weer precies als vorige week: luchtalarm en geen vliegtuig te horen. Een kwartier geleden re den er twee Duitse auto's door de straat. Denkt u dat er verband be staat?" Riks haalde de schouders op. „Het is inderdaad wel opmerke lijk", zei hij, nog hijgend van het snelle traplopen, „ik weet werke lijk zelf ook niet wat ik ervan moet denken. Ik ga nu snel naar de zol der, over enkele minuten moet ik in de lucht. Als u het eens een keer wilt meemaken, komt u maar kij ken. Er is wel niet veel te zien, maar het is uw laatste kans. Ik heb al een nieuw zendadres buiten de stad". De onderwijzer knikte zwijgend en begaf zich naar binnen. Verbinding met Londen... Riks ging naar boven en opende het dakraam. Even keek hij aan dachtig naar de grauwe ruïne die bijna geheel verscholen ging in de mist. Hij stak de kaars aan, nam plaats op de veilingkist en zette de koptelefoon op. Nog altijd waren er geen vliegtuigen te horen. Hij scha kelde de zender in en draaide aan de frequentieknop. Gelukkig was er geen storing. De verbinding met Londen kwam vrijwel onmiddellijk tot stand. Riks zat gebogen over het seintoe- stel, het hoofd een tikkeltje schuin, wachtend op de reacties van Lon den. In minder dan twaalf minuten had hij zijn eigen berichten verzon den. Hij voelde zich voldaan. Ei genlijk begon hij nu pas weer goed op dreef te komen na zijn ziekte van enige maanden geleden. Lon den Had zelfs niet eenmaal om her haling gevraagd, terwijl er toch dit maal moeilijke woorden tussen za ten, om maar niet te spreken over dé vele cijfers en leestekens. Londen kwam nog met een belang rijk bericht dat met spoed moest worden doorgegeven aan het lan delijk verzet. Daar zou Leo morgen wel mee in zijn sas zijn, als Henk Oudewaard hem het bericht kwam brengen. Bovendien was het een prachtige afsluiting van zijn zend- periode in de Tilanusstraat. Vreemd eigenlijk, het was tot dus ver het enige adres waar hij tot het einde had kunnen seinen, zonder achter de broek te worden gezeten door de mannen van de peildienst. Misschien waren ze inderdaad zijn spoor bijster, of hadden ze hem op gegeven. Misschien waren ze elders in net land ingezet. Hij zou wel niet de enige marconist zijn die contac ten met Engeland onderhield. Ingespannen luisterde hij naar de morseseinen die de marconist uit Londen hem doorgaf, en hij schreef de letters stuk voor stuk op een blocnote die voor hem op de vei lingkist lag, vlak onder het licht van de kaars. Riks wist uit ervaring met wie hij te doen had. Hij herkende haar al bij de eerste letters aan het ritme. Het was zonder twijfel Donkey. Donkey was de enige vrouwelijke marconist met wie hij contact had; de andere drie waren mannen. De codenaam van alle vier was aan een dier ontleend. Behalve Donkey waren er Giraffe, Camel en Zebra. Donkey was de beste. Zij seinde, nooit een fout en vroeg nooit, om herhaling. In Londen hadden ze wel eens beweerd dat vrouwen be tere marconisten waren dan man nen, omdat ze zich beter konden concentreren. In ieder geval vond Riks dat Donkey het duidelijkst overkwam van alle vier met wie hij contact had. Punten en strepen vloeiden bij haar niet ineen, zoals bij de anderen wel gebeurde, die dan waarschijnlijk probeerden om de berichten er zo snel mogelijk doorheen te jagen. Donkey nam er de tijd voor. Zij bespeelde de sein- sleutel, zoals een musicus zijn in strument, met liefde en verant woordelijkheidsgevoel. Hij probeer de zich wel eens een voorstelling van Donkey te maken. Was zij blond, donker, lang, gezet? Had zij mooie benen? Soms vond hij het jammer dat hij niet kon zenden via radiotelefonie, dan kon je tenmin ste eikaars stem beluisteren. Mis schien kon hij haar na de oorlog nog wel eens ontmoeten, als er ooit een reünie zou plaatsvinden tussen marconisten die aan beide ziiden van de zee elkaar de berichten hadden doorgegeven, waar zoveel van afhing, ook mensenlevens. Bij na alle, zo op het eerste gezicht on begrijpelijke codeletters hadden met mensenlevens te maken, direct of indirect. Lichte tocht De kaarsvlam wankelde even naar links, alsof zij naar het open raam werd getrokken. Riks voelde een lichte tocht in zijn nek, die er even tevoren niet was geweest. Even richtte hij zijn blik op de deur, er voor wakend niet te worden afge leid bij het afluisteren van het mor- sebericht. Was het verbeelding of werd de deur werkelijk van de an dere kant gesloten? Misschien was het de onderwijzer geweest, die even wilde komen kijken. Tenslot te had hij hem uitgenodigd om bo ven te komen. Misschien had de man hem aan de seinsleutel zien zitten en was hij bang geweest om te storen. Doordat hij zijn koptele foon ophad, had hij het openen en sluiten van de deur niet kunnen horen. Alleen de wapperende kaarsvlam en de koude tochtvlaag in zijn nek waren aanwijzingen ge weest, dat de deur zich even had geopend. Buiten begon de sirene weer te loeien: het alles-veilig-sig- naal. Het was een irriterend geluid, dat hem stoorde in zijn concentra tie. Hij moest zich bovenmatig in spannen om Donkey te kunnen volgen. Die verdomde sirene, straks zou hij nog een deel van het bericht moeten Plotseling werd de deur openge worpen. De kaarsvlam wankelde even en woei uit. Drie Duitse SD'ers stormden de zolderkamer binnen, gevolgd door een burger met een jagershoedje. De man had een lichtgrijze regenjas aan, die breed uitstulpte in de heupen, waarschijnlijk om de peilgordel te verbergen, die hij ongetwijfeld om zijn middel droeg. In de mist had den de Duitsers ongezien het huis kunnen besluipen, hoogstwaar schijnlijk via de ruïne aan de ach terkant. De peildienst, was de eerste ge dachte van Riks, ze hebben me ein delijk te pakken. Een van de solda ten schoot vijf kogels door het dak, terwijl hij een dierlijk gebrul uit stootte. De man met de jagershoed trok Riks de koptelefoon van het hoofd, griste onmiddellijk de bloc note van de veilingkist en wierp er een blik op. Een van de soldaten pakte zijn geweer bij de loop en hief de kolf dreigend omhoog om Riks een slag toe te brengen, maar de man met de jagershoed hield hem tegen. IJzig kalm Op een onverklaarbare manier voelde Riks zich opeens ijzig kalm worden. Wat er op het ogenblik ge beurde, liet hem koud, als ze het codeboek maar niet te pakken kre gen. Dat lag voorlopig gelukkig veilig in het huis van Henk Oude waard aan de Lindengracht. Dat adres zou hij nooit prijsgeven, zelfs al zouden ze hem dreigen dood te martelen. Het codeboek was het be langrijkste; het was nog belangrij ker clan een mensenleven. Van avond al zou Henk Oudewaard be grijpen dat hij was gearresteerd en dan onmiddellijk het codeboek in veiligheid brengen bij Leo. Er schoot hem weer een advies te bin nen dat Gilles ooit gegeven had in Londen. „Je moet je nooit laten in timideren door de moffen", had hij gezegd, „als ze tegen je brullen, brul je nog harder terug. Hoe ban ger je bent, hoe harder ze slaan. De moffen hebben alleen maar respect voor moed. Angst bij anderen ver afschuwen zij, om over lafheid maar te zwijgen. Met huilen en jammeren bereik je niets". Oké, dit was dan de proef op de som. Hij was gereed voor de confrontatie. Het oude spel van kat en muis was uit; de moffen hadden voorlopig gewonnen. Opeens kwam nog een vijfde Duit ser binnenstormen. Waarschijnlijk- had hij beneden de huiskamer van de onderwijzer onderzocht. Hij had een pistool in de vuist, dat hij drei gend op Riks richtte, terwijl hij re gelrecht op hem afstevende. Hij zag paars van woede. Zijn brede mond was vertrokken tot een wrede grijns. Er was moordlust in zijn ogen. „Verdammter Schweinhund! Schurke! Berlin bombardieren, Hamburg bombardieren Ken nelijk ging de woedende Duitser ervan uit dat Riks vanuit de zol derkamer in Amsterdam Ameri kaanse en Engelse eskaders bom menwerpers dirigeerde naar de Duitse steden. Zijn stem sloeg over van drift. Riks richtte zijn hoofd op en keek de Duitser recht in de ogen. „Rot terdam bombardieren! Coventry bombardieren! Je krijgt een koekje van eigen deeg, man!", schreeuwde hij de Duitser in het gezicht. Stekende pijn In een flits haalde de Duitser uit met zijn rechtervoet. De zool van zijn grote laars trof Riks recht on der de kin. Een stekende pijn, alsof iemand hem op die plek met een gloeiende dolk had gestoken, vlam de op van zijn kin tot zijn schou ders. De Duitser maakte zich ge reed om hem een tweede trap te verkopen, maar opnieuw was het de man met de jagershoed die hem in bescherming nam. „Terug, Horst, dit is mijn man! Jul lie opdracht is alleen maar om hem te bewaken. Kurt, fouilleer die man". Een lange magere Duitser, met een ver naar voren stekende bovenlip, waaronder een serie grote tanden zichtbaar was, kwam naar voren. „Aufstehn, schnell, HSnde hoch". Hij sprak kort en afgemeten. Ter wijl hij sprak, trok hij zijn bovenlip nog iets op, waardoor zijn grote tanden nog meer blootkwamen, als bij een boze hengst. Met de loop van zijn geweer maakte hij een op waartse beweging om Riks tot meer spoed te manen. De onderofficier met het pistool in de vuist keek hem nog altijd woedend aan. De andere soldaten hielden het geweer op hem gericht. Riks stond langzaam op en stak zijn armen omhoog. De man met het paardegebit liet zich op de hurken zakken. Zijn grote handen gleden snel en soepel langs de broekspij pen van Riks, eerst aan de buiten kant, daarna aan de binnenkant. Riks voélde een ondraaglijke pijn als van een aanhoudende kramp in zijn kaak, op de plaats waar de laars van de Duitser hem had ge raakt. Hij proefde een weeïge smaak in de mond; een dun straal tje bloed liep tussen zijn lippen door en langs zijn kin. Hij kreeg het gevoel dat zijn kaak helemaal scheef stond, waarschijnlijk uit het lid geschopt door de Duitser. „Schoenen en sokken uit", com mandeerde het paardegebit. I^iks ontdeed zich van zijn schoeisel en sokken, die onmiddellijk door de man met het jagershoedje aan een nauwkeurig onderzoek werden onderworpen. De soldaat fouilleerde hem nu op zijn lichaam en haalde het per soonsbewijs uit zijn binnenzak, dat hij aan de man met de jagershoed overhandigde. Deze controleerde ook het persoonsbewijs, terwijl Riks nog altijd met zijn armen om hoog een verdere fouillering onder ging. „Aha, jij bent dus Hein de Jong. Natuurlijk is dat persoonsbewijs vals, maar daar komen we gauw genoeg achter. We hebben ïje al lan ge tijd gezocht. Ditmaal ontkom je ons niet meer. We hebben je heel wat interessante vragen te stellen, vriend. Er zijn een paar heren die je komst met belangstelling tege moet zién". Codeboek Onderzoekend keek hij de half duistere zolderruimte rond. „Waar is je codeboek?" Riks was voorbereid op die vraag. Het was de vraag die hij al een half jaar lang verwachtte en die alleen maar was uitgesteld omdat hij tel kens de dans ontsprong. Hij wist dat het een van de eerste vragen zou zijn die de Duitsers zouden stel len bij zijn arrestatie. De verschrikkelijke pijn in zijn kaak zat hem dwars. Hij had het gevoel dat hij niet meer kon spre ken doordat zijn mond volkomen scheefgetrokken was. Om tijd te winnen maakte hij een gebaar met zijn handen en haalde de schouders op. De Duitser pakte hem bij de schou ders en schudde hem heftig heen en weer. Door de plotselinge bewe ging vlamde de pijn nu door zijn hele lichaam heen. Hij moest moei te doen om het niet uit te schreeu wen van pijn. „Waar is het code boek? Waar is het verborgen?" Riks probeerde iets te zeggen, maar uit zijn scheefvertrokken mond kwamen slechts een paar onver staanbare klanken. De Duitsers ke ken hem verbaasd aan, alsof ze voor het eerst van hun leven een ontwrichte kaak zagen. Riks stond nog altijd met de armen omhoog. Hij zette zijn kin tegen de linker schouder en drukte zo hard hij kon. Hij moest van die verschrikkelijke pijn afkomen. Knappend schoot zijn kaak weer op de plaats. Met zijn mouw veegde hij zich het bloed van de kin. Met enige verwondering hadden de Duitsers toegekeken hoe hij zijn ontwrichte kaak weer had rechtge zet. De man met het pistool in de vuist, kennelijk een jonge onderof ficier van de SD, keek hem nog al tijd aan alsof hij hem wilde ver moorden. Riks sloeg zijn ogen niet neer en keek vijandig terug. „Voor de laatste maal, waar is je codeboek?", vroeg de man met de jagershoed. „Staat u mij toe mijn armen naar beneden te doen? Ik ben tenslotte niet gewapend". De man met het jagershoedje knik te nors. De andere Duitsers stonden in een kring om hem heen, hun wapen op hem gericht. „Nou, krijg ik nog een antwoord op mijn vraag?", vroeg de Duitser bits. „Er bestaat geen codeboek, ik werk zonder", antwoordde Riks. De Duitser werd boos. Hij maakte een driftig gebaar met zijn vuist. „Onmogelijk, iedere marconist heeft een codeboek. Je seinde nooit in klare taal. We hebben al je bood schappen opgevangen, zowel de uitgaande als de inkomende, al maanden lang. Het waren stuk voor stuk codeberichten". „Dat klopt", antwoordde Riks, „dat ontken ik ook niet". Geen angst Het meest verbaasd was hij over het feit dat hij totaal geen angst voelde, nu hij over zijn eerste schrikreactie heen was. Hij had al tijd opgezien tegen het moment dat hij gearresteerd zou worden en nu het moment was aangebroken, leek het alsof hij zich nauwelijks be trokken voelde. Het was waar wat psychologen schreven over front soldaten. Tijdens de gevechtshan delingen was er nauwelijks sprake van angst, wel tijdens de stilte die aan de gevechten voorafging. Dit was voor hem een frontsituatie. Hij jeageerde koel en nuchter, alsof het ging over een verkeersovertre ding. De Duitser werd nog bozer. Kleine rode adertjes zwollen op in zijn nek. „Wat klopt? Je hebt zojuist nog geseind in code, we hebben al les opgenomen tot op het moment dat we hier binnenstormden. Voor de laatste maal, waar is het code- ,boek?" Riks voelde zich steeds kalmer worden. „Ik heb u gezegd dat er geen code boek is. Tijdens de opleiding in Londen was ik een fenomeen, zoals men nooit eerder had gekend, een soort geheugenwonder. De Engel sen hebben verschillende malen proeven genomen omdat ze het zelf ook niet geloofden. Het codeboek waar u naar zoekt, zit hier. Als u fhij vernietigt, vernietigt u tevens het codeboek". Riks wees op zijn slaap. De Duitser keek hem verbaasd aan en schudde het hoofd. „Onmogelijk", zei hij, „onmogelijk, zo iets komt niet voor. Je belazert de boel. We hebben nog nooit een agent gearresteerd die niet met een codeboek werkte en we hebben al heel wat vriendjes van je achter de tralies zitten, dat verzeker ik ie. Het codeboek is de bijbel van alle marconisten". De andere Duitsers stonden drei gend om hem heen met opgeheven wapen en luisterden naar het twist gesprek, gereed om op ieder mo ment in te grijpen. Riks glimlachte. „Dat is mij bekend", antwoordde hij, „maar zoals een goede dominee de bijbel-uit zijn hoofd kan citeren, zo zit het codeboek in mijn kop. aes Waarom test u mij eigenlijk nwfcen' dan kan ik het bewijzen. Laat roliee het laatste bericht dat op de blocnoisa te staat, maar uit het hoofd decodhjk ren". Jen, De Duitser schudde driftig hang hoofd. Jet „Zo iets bestaat niet, zo iets heb Ue nooit eerder gehoord. Je vertelt I^V riekoek om tijd te winnen, zodat iiah mand het codeboek kan vernietferl gen. Het ligt natuurlijk op je slaaporg adres. We hebben al te veel tijjen verspild. In Scheveningen hebbeipve onze mensen uitstekende methodtyolg om iemand aan het praten te krijen gen". jooi Iers foei Ie h Intimidatie ike rh Daar komt de aap al uit de mou*)jnd dacht Riks. Na de eerste opdondejoer komt de eerste bedreiging. Je rein[am ste intimidatie en er zijn nog ge%jsc vijf minuten om. Gilles had gelijfog toen hij zei dat de moffen onmiden dellijk zouden beginnen met grfljie geschut in stelling te brengen on de eerste weerstand zo snel mogAH lijk te breken. De man met het jagershoedje draafcnj de plotseling om naar de jongfcrv agressieve feldwebel die het laat#ro< was binnengestormd. £ve „Waar is de bewoner van wie huis?", vroeg hij op harde tooi^af „Heb je hem afgevoerd?" De Duittu/d ser bloosde tot achter zijn orertwa, „Verschwunden", antwoordde hipn. timide. „Dummkopf!", brulde d|M| man met de jagershoed, terwijl h| met zijn voet op de grond stamptj van drift. „Waar heb jij eigenlijk flilh strepen voor gekregen. Ik heb nog op het hart gedrukt om op brandtrap te letten". „Entschuldigen", mompelde d| feldwebel, terwijl hij de hielen gen elkaar klikte. Stomme kadaverdiscipline, dacty Riks, de knie die zich het hard| drukt op de borst van de minden- buigt zich het diepst voor de me€ifroc dere. Typisch Duits vooral. TocPn was hij blij met de uitlating van dj?nd feldwebel; de onderwijzer had kei#1 nelijk op de een of andere wijzjMs i kans gezien de benen te nemen. |et 1 De man met de jagershoed werd zeer ongeduldig. Driftig stampte hfc1 f op de grond. „Genoeg gepraat'Pnt schreeuwde hij, je zult spoedig ui*aar een ander vaatje tappen. Ernst ejPud Rudy, doe die vent handboeien aajl0r en breng hem met de peilwage^31 naar ae Euterpestraat; daarvarMdi daan wordt hij verder getranspoir-f, teerd naar het Binnenhof in De{^ln Haag. Ik blijf nog even hier om h#j8 1 huis aan een verder onderzoek tp>o< onderwerpen. Denk erom, bij <ïïee| eerste vluchtpoging schiet je raak.f16'1 Hij richtte zich tot Riks en kee(an hem spottend aan. „Het was mj°m een genoegen je eindelijk te onF H moeten, Hein de Jong, of hoe jj°S ook heten mag. Je was een gladd|an vogel, die er telkens weer in slaaf de om te ontsnappen vóór het n#eel dichtklapte, maar ditmaal ben je eflaai voorgoed bij. Ongetwijfeld zulleps we elkaar nog vaker ontmoeten, #eg Scheveningen of elders". 'fel.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1984 | | pagina 16