Wild zonder poten
voor Derde Wereld
Lente in
tiet water
ZATERDAG 14 APRIL 1984
1ST „Wild zonder po-
noemden de Fransen,
;erbekken als ze zijn,
ger de eetbare paddestoe-
die ze vonden in bos of
En van al deze zwam-
achtten ze de champig-
het smakelijkst. „Door
typische aroma onmisbaar
de fijne keuken", dic-
e de meesterkok en gas-
|oom Brillat Savarin in zijn
|daardwerk „De fysiologie
de smaak" uit 1825. Van-
e de schaarste tevens voer
rijkaards niet voor
gemene volk van de ge-
ipte pot. Maar als het aan
leer Chr. van Zon ligt, zal
J edele gewas binnen af-
ibare tijd op het karige
iu van hongerende landen
ie Derde Wereld prijken.
riste? doel is complete kwekerijen
scheban exporteren die even goed-
e op produceren als ging het om
sdo levlees", spiegelt hij voor. „Dat
ijke Imet name heel belangrijk zijn
sntkxrAzië waar de mensen bijna
uratewitend rijst eten. Champignons
>t«n |en een welkome aanvulling
inninhen vormen op dat veel te een-
ge dieet. Het is een hardnekkig
-erstand te denken dat padde-
weinig voedingswaarde
rond ben. Inderdaad bevatten ze erg
ech) water waardoor de calorische
jmgefrde gering is. Maar eiwitten zit-
uin, fr evenveel in als in melk en ze
:n liefst veertig procent meer
xalen dan die witte motor, ter-
iok de hoeveelheid vitaminen,
van de B-groep, aanzienlijk
ze te telen heb je maar wei
ruimte nodig. Het kan op de
itste, schraalste grond,
midden in de Sahel. Zo zou
Jerde Wereld op een leuke ma-
r h 1 aan een 6roente geholpen
s nen worden die veel meer voe-
iwaarde heeft dan een hele-
rnoojJ andere groenten",
optc
iklaar
ieer Van Zon staat aan het
van Veciap Holland en Veci-
dat zal inmiddels duidelijk
exporteert geen champig-
maar complete champignon--
erijen. Alles erop, eraan en
ider. Turn-key heet dat in de
ationale vaktaal. Panklaar,
len wij zeggen. De opdrachtge-
hóeft slechts de sleutel om te
lien en hij kan aan 'de slag.
k Zij de toepassing van de mo-
iste technieken en teeltmetho
Champignons
zouden een
welkome aan
vulling kun
nen vormen
op het veel te
eenzijdige
dieet in de
Derde-
Wereldlanden.
Het telen van
champignons
kan op de
slechtste,
schaarste
grond, des
noods midden
in de Sahel.
Chr. van Zon: „In de nabije toekomst zullen we voor tientallen miljoenen exporteren".
den kunnen de kwekerijen van
Van Zon bovendien op elke wille
keurige plaats ter wereld worden
neergezet. Ze zijn volslagen onge
voelig voor welk buitenklimaat
dan ook. Voorbij de tijd dat de
champignonteelt beperkt moest
blijven tot de schemerige krochten
van de kalkgrotten rond Parijs of
de mergelgroeven onder de Sint-
Pietersberg. De kwekerijen nieuwe
stijl kunnen evengoed in de toen
dra staan als in de woestijn; de
zwammen zullen even voorspoedig
gedijen op een Zuidzee-eiland als
op de Noordpool. Het Nederlandse
bedrijfsleven zit toch te springen
om innovatie? Welnu, de sleutel-
klare kwekerijen van Van Zon zijn
er een schoolvoorbeeld van.
„Vorig jaar toen we daadwerkelijk
begonnen te draaien", rekent hij
voor, „haalden we met de export
van kwekerijen een omzet van bij
na drieëntwintig miljoen. Dit jaar
denken we tussen de vijfenzestig
en tachtig miljoen uit te komen.
Dat is dus een groei van tweehon
derd vijftig tot driehonderd pro
cent".
Zo mag minister Van Aardenne het
horen. Te meer omdat aan die we
lige ontwikkeling een eigenschap
ten grondslag ligt die bij het vader
landse bedrijfsleven nog wel eens
lijkt te sluimeren vindingrijk
heid. Gewoon het koppie erbij. Van
Zon was actief als in- en exportad
viseur. Toevallig kwam hij te wo
nen in Horst, op de voormalige
Noordlimburgse Peel die het cen
trum van de Nederlandse champig
nonteelt geworden is: En even toe
vallig bereikte hem ongeveer ge
lijktijdig een aanvraag uit China.
Of hij kans zag een champignon
kwekerij te leveren?
Bundeling
„Die kans zag ik dus niet. Het
kwam mooi uit dat ik net hier
woonde, maar hoe ik ook mijn licht
opstak, er bleek geen enkel bedrijf
te bestaan dat zo'n sleutelklaar pro
ject kon ontwikkelen en uitvoeren.
Toen heb ik gedacht: laat ik een
combinatie bij elkaar zien te krij
gen die dat wel kan. En dat is ge
lukt. Ik heb een mini-consortium
bij elkaar gekregen van een bedrijf
dat gespecialiseerd is in bouw- en
projectontwikkeling en dat dus het
civiele gedeelte voor zijn rekening
kon nemen, een bedrijf dat gericht
is op de constructie van klimaatin
stallaties, en een bedrijf dat de hele
behandelingsapparatuur denk
aan sorteermachines, verpakkings
machines in zijn pakket heeft.
Dank zij die bundeling van know
how en ervaring is het ons gelukt
miljoenenorders binnen te slepen".
De eerste kwam meteen al: van de
gigantische Campbell Soup Compa
ny, een begrip voor de eigentijdse
huisvrouw of huisman. Die firma
wilde in het zuiden van de Vere
nigde Staten een markt scheppen
voor verse champignons, maar
kweken kon men ze daar niet van
wege het subtropische klimaat en
over grote afstanden vervoeren la
ten verse champignons zich ook be
zwaarlijk. Van Zon: „Die Chinese
order was uiteindelijk niet doorge
gaan en daarom besloten we ons als
Veciap (Verkoop en Export Combi
natie) te presenteren op de grote
internationale champignon-vak
beurs, die toen net in Australië
werd gehouden. Zo kwam het eer
ste contact met Campbell tot
stand".
De eerste miljoenen werden in de
wacht gesleept. „Een mammoet
kwekerij", zegt Van Zon verlek
kerd. „Helemaal gemechaniseerd,
geautomatiseerd en door een com
puter gestuurd. Vijftienduizend
vierhonderd vierkante meter. Dat
zegt wel wat als u weet dat de ge
middelde champignonkwekerij in
Nederland duizend vierkante me
ter beslaat. Een order van zeven
tien miljoen. Alles hier ontworpen
en gebouwd. Tweehonderd veertig
mensen hebben er acht maanden
aan gewerkt en toen is die comple
te kwekerij in honderd acht contai
ners bij elkaar vijfduizend vijf
honderd kubieke meter per
schip naar Amerika gegaan, Waar
we hem bij Dublin in de staat
Georgia in elkaar hebben gezet.
Vier maanden geleden is hij opge
start. De bedoeling was, dat hij op
den duur ongeveer zes miljoen
pond champignons zou gaan produ
ceren, maar hij levert nu al meer
op. Hij produceert in de opstartfase
al evenveel champignons als de
beste kwekerij waarover Campbell
tot nu toe beschikte. Dus hebben ze
bij Campbell gezegd: jullie methode
is zo uniek dat we in het vervolg
voor jullie systeem kiezen. Het be
tekent dat we in de nabije toekomst
voor tientallen miljoenen naar
Amerika zullen exporteren".
Intussen hebben ook de toonaange
vende champignonkwekers Kuhn
Champignon AG uit Zwitserland
een sleutelklare kwekerij bij Van
Zon besteld, die in Horst de kassa
voor veertien miljoen gulden doet
rinkelen. In Engeland is een inno
vatie-project gestart van twee mil
joen. Uit China zal binnenkort een
order van 26 miljoen aan komen
fladderen. Heeft Van Zon vanuit
deze comfortabele fauteuil een les
waarmee het hele Nederlandse be
drijfsleven zijn voordeel kan doen?
Wat is de formule?
„Als ik niet toevallig in Horst was
gaan wonen, zou dit nooit gebeurd
zijn", begint hij te bekennen. „De
mensen hier zijn enorm inventief.
Als ze in Oost-Groningen of in
Twente of in een andere streek die
economisch achterblijft zeggen: het
komt omdat we in zo'n uithoek lig
gen, dan zeg ik: uithoeken bestaan
bij de huidige infrastructuur en
communicatiemiddelen niet meer.
Noord-Limburg is ook een uithoek,
maar ik blijf me verbazen over
deze regio".
Hij telt op zijn vingers moeiteloos
vijf bedrijven in Horst en omge
ving af die dwars tegen de crisis in
groeien als kool, die internationaal
een schallende partij meeblazen en
die „dus een geweldige bijdrage le
veren aan ons hele exportgebeu-
ren". Zegt dan: „Hier heerst nog de
oude agrarische mentaliteit, de ge
zonde boereninstelling. Hier zijn
we in de Peel waarover Marie Koe
nen en Anton Coolen hun streekro
mans vol doffe armoede schreven.
Een regio waar de mensen tot na
de Tweede Wereldoorlog toe ver
schrikkelijk hebben moeten knok
ken voor hun armzalig bestaantje.
Die vechtersmentaliteit is er nog
steeds. De bereidheid om te werken
en niet te mekkeren. Dat zie ik
hier veel meer dan op andere
plaatsen in Nederland".
Maar er is nog iets anders. „Het
hele economische gebeuren wordt
steeds meer een macro-gebeuren",
filosofeert Van Zon in de koeste
ring van zijn succeszonnetje. „Be
drijven zijn niet meer in staat op
hun eentje een succesformule te
ontwikkelen. Wil je slagen, dan zul
je krachten, kennis en ervaring
dienen te bundelen. De problemen
worden steeds immenser, de eisen
steeds hoger. Individueel kun je het
allemaal niet meer behappen en
beheren. Je moet dus tot homogene
samenwerkingsverbanden zien te
komen. Zoals wij hier hebben ge
daan. Maar ik geef toe dat het niet
zo simpel is. Het blijft moeilijk een
combinatie bij elkaar te krijgen van
technisch, zakelijk, vindingrijk en
innoverend talent. En dan is het
nog ontzettend belangrijk dat de
deelnemers aan zo'n combinatie be
reid zijn zich te onderwerpen aan
bepaalde gedragscodes en afspra
ken de kunst verstaan om het
eigen belang ondergeschikt te ma
ken aan het gezamenlijk belang".
Ingedut
Zo luidt de les van Horst, want
daar lijkt de formule wonderwel te
werken. Wie volgt?, daagt Van Zon
het ingedutte volksdeel uit. Onder
tussen broedt hij zelf op nieuwe
ideeën. Naast zijn champignonkwe
kerijen zou hij iedere gegadigde ter
wereld al een complete, sleutelkla
re witlofkwekerij kunnen leveren.
„Maar eigenlijk ben ik van plan
als de tijd er rijp voor is iets in
pluimvee te gaan doen. We hebben
al een dierenarts in de arm geno
men, die over onderzoekservaring
beschikt. Het moet iets unieks wor
den. De export van complete, sleu
telklare bio-industrieën, die volko
men onafhankelijk van externe
omstandigheden, in alle klimaten
en op alle plaatsen ter wereld vlees
of eieren kunnen produceren.
Dank zij de champignons hebben
we de benodigde kennis daarvoor
in huis. Het ligt op de plank. We
kunnen het er zo afhalen".
Het vooruitzicht zal actiegroepen
als „Lekker Dier" een gruwel zijn,
maar voor Van Zon telt slechts de
specialiteit die de Nederlandse
agrariër gedwongen door de ge
ringe schaal van zijn land ont
wikkeld heeft in het ontfutselen
van een zo groot mogelijke op
brengst aan een zo klein mogelijk
stukje grond. Want niet alleen die
opbrengst laat zich lucratief expor
teren, heeft hij ontdekt, maar ook
de specialiteit zelf. De champignons
vormen een aardig voorbeeld. Ne
derlandse kwekerijen leveren 15
tot 18 kilo per vierkante meter op
tegen die in het buitenland slechts
12 tot 14 kilo. Daarom wil het bui
tenland sleutelklare Nederlandse
kwekerijen. En als het met padde
stoelen kan, redeneert Van Zon,
waarom dan niet met kippen?
PIET SNOEREN
Heel het voorjaar te mogen
doorvissen op blankvoorn,
bliek en brasem mensen
wat een zaligheid! De avonden
wordèn alweer zo lekker lang,
en zelfs soms zoel, wat wil je
meer? Meer vis? Jawel.
Even bedenken dat het vissen in
een periode die tot nu toe gesloten
was, misschien ook andere eisen
stelt aan materiaal, aas en visstek.
In elk geval geldt dat voor onze
meest algemene zoetwatervis, en
bovendien een van de populairste
hengelvissen: de blankvoorn.
In de wintermaanden bevist men
blankvoorn op diep water. Maar als
volgens de kalender de lente is be
gonnen, krijgen ook de blank
voorns het voorjaar in derlui kop
pie, ze verlaten de diepe wateren
en trekken de poldervaarten in
waar zij in flap en ruigte, tegen de
rietkragen en tussen de bodembe
groeiing hun kille liefdesspel beoe
fenen. Aan het eind van dat festijn
zetten de wijfjes eieren af, zo'n
300.000 per dame en daar storten de
mannetjes hun homyocht over
heen.
Tussen die bedrijven door willen ze
alevel ook eten nu en dan. Als u de
stekken weet te vinden waar de
blankvoorn heen trekt om te paai
en (en dat is zo moeilijk niet, het is
een kwestie van aandachtig wande
len langs niet te diepe wateren)
dan kunt u ze belagen. Nogmaals:
niet meer, zoals in de winter, op
diepe plekken, maar lekker ondiep,
soms op niet meer dan een centi
meter of tachtig.
Een vaste stok, een doodgewoon
simmetje, een paar waterdichte
laarzen om door de polder te stap
pen. Aas en voer. Wat voor aas en
voer? Ach, dat pluimpje brood, de
broodvlok, of het deegje dat de
blankvoorn in de winter tot zich
neemt wordt ook in de lente niet
versmaad, maar ze zijn nu feller op
de made en vooral op kleine, rode
mestpiertjes. En wat voor voer?
Laat ik eens een stem uit het verle
den aan het woord laten hierover.
In een boekje dat honderd jaar ge
leden is verschenen, „De liefhebber
van het hengelen", naar de Hoog
duitsche uitgave van Baron von
Ehrenkreutz, lees ik:
om als grondaas een weinig
bruin geroosterd havermeel te ne
men, en dit met stroop tot kogeltjes
te kneden. Dit is een sterk wer
kend middel om den blankvoorn
bij een te lokken. Men behoeft
slechts van tijd tot tijd een kogeltje,
ter grootte eener kers, in het water
te werpen. Dit kogeltje lost zich
langzamerhand op, en lokt de vis-
schen. Aan den hengel gebruikt
men daarna een deeg van witte
broodkruim, dat met een weinig
stroop en honig vermengd is. Dit
aas werkt het best in de herfst
maanden. In de voorjaarsmaanden
is geen aas doelmatiger dan kleine
roode wurmen. Des avonds wan
neer het, na eene zachte regenbui,
zoel weer is, hapt hij zoowel aan de
oppervlakte als iets lager naar de
huisvlieg".
Maar er zit nog meer in deze hon
derd jaar oude grote trukendoos:
„Regenwurmen in honig met een
weinig saffraan gelegd, en daarna
aan den haak geslagen, zijn eene
lekkernij voor den blankvoorn.
Evenzoo erwten geheel week ge
kookt en met een der reukwerken
bestreken. Verder: Eene hand vol
van de schoonste en grootste tarwe
korrels late men in melk koken,
totdat zij geheel week geworden
zijn; en terwijl zij nog op een klein
vuurtje blijven staan, werpe men er
een weinig honig of saffraan bij".
Probeer die oude wijsheden maar
weer eens toe te passen
U moet de blankvoorn niet stijf te
gen het grondje bevissen. Het beste
is, zo uit te loden, dat het aas om te
beginnen een handbreed boven de
•bodem zweeft. Hebt u na een kwar
tiertje nog geen liefhebber voor uw
aasje kunnen bespeuren, zet dan
het dobbertje een handbreed lager.
Als er dan na een kwartiertje nog
niet gebeld is, dan wéér een hand
breed lager. Ik heb ze in polderwe
teringen wel eens een meter boven
de grond pas gevonden, en niet te
weinig. Geef de moed niet te gauw
op, het is geen aangenomen werk.
Enals u gaat vangen gaat u
vaak veel vangen, want de blank
voorn is, zoals gezegd, een scholen-
vis en als u, met mate, blijft bijvoe
ren is de kans groot dat u ze op de
voerplek houdt.
Ik laat dat u ook nog even weten
met de honderd jaar oude woorden
van die Hoogduitsche Baron:
„Deze visch, die zeer vruchtbaar is,
heeft zijn rijtijd in Mei. (Bij ons al
in april, v.d.V.). Alsdan (gewoonlijk
in de middaguren, omdat hij dan
minder aan de vervolging der roof-
visschen is blootgesteld) zwemt
eerst eene schare mannetjesdan
eene afdeeling wijfjes en vervol
gens weder een troep mannetjes de
rivier op. Iedere afdeeling zwemt
afzonderlijk, en de voorwerpen in
elk derzelve houden zich digt bij
elkander. Komen zij in dier voege
in eene kleine gracht, die met een
meer, een vijver of eene rivier ge
meenschap heeft, en die toevoer
van versch water ontvangt, dan
kan men in één slag een geheel net
voj van deze visschen bekomen".
Nou, een geheel net vol is ook weer
niet de bedoeling! Maar eerlijk is
waar: ik heb het, zij het niet al te
vaak, inderdaad beleefd dat er in
één visdag op een jubilante stek
meer dan honderd blankvoorns
werden buitgemaakt. Evenwel en
nochtans: dat was niet in de lente
want toen mocht het nog niet. We
zullen het moéten afwachten.
De Hoogduitsche Baron merkte
hierboven, na een eeuw aange
haald, al op dat een blankvoorn
ook graag naar vliegen hapt. Men
sen die met de vliegenhengel de
polder in trekken zullen, denk ik,
op windstille lentedagen leuke
sport kunnen beleven want inder
daad jaagt ook de blank voorn, net
als rietvoorn en forel, graag achter
insecten. Maar zoals gezegd: erva
ring heeft in eigen land niemand
die zich altijd netjes aan de wet
heeft gehouden (en dat doen we al
lemaal, nietwaar?) ooit opgedaan
met het vissen in april en mei. In
een land als Ierland, waar voor het
vissen op witvis nooit een gesloten
tijd is geweest, worden echter in
april en mei vaak magnifieke
vangsten gemaakt in ondiep water,
zowel met de vaste stok als met de
vliegenhengel. Dus waarom hier
niet?
Mocht u nu niet precies weten hoe
blankvoorns (of andere zoetwater
vissen) er uit zien, dan heb ik een
tip voor u: de Organisatie ter Ver
betering van de Binnenvisserij
(OVB) heeft dezer dagen een prima
boekje uitgegeven: „De Nederland
se zoetwatervissen". Een weggeef-
prijsje, te weten een knaak, een
formaatje dat in de jaszak past, en
in dat korte bestek werkelijk uit
stekende afbeeldingen (in kleur) en
beschrijvingen van al onze zoetwa
tervissen. Graag aanbevolen.
A. C. V/. VAN DER VET